VLOEISTOFFEN (2)
Voordelen vloeibare toedieningsvormen:
Nadelen vloeibare toedieningsvormen:
In vloeistoffen deel 1 is gesproken over het vergroten van de oplossnelheid door verwarmen, verhitten, roeren, etc.
Er zijn ook een aantal mogelijkheden om de oplosbaarheid te vergroten, te weten:
1. Bij vervanging van basen / zuren door zouten moeten gelijkwaardige hoeveelheden berekend worden met behulp van de molecuulmassa.
Voorbeeld: R/ codeine 600 mg
m.f.l.a. mixtura 100 ml
Codeine is nagenoeg onoplosbaar, in tegenstelling tot codeinehydrochloride. Om een heldere oplossing te verkrijgen wordt i.p.v. codeine codeinehydrochloride gebruikt. We moeten echter dus omrekenen hoeveel codeinehydrochloride overeenkomt met 600 mg codeine.
Om dit te kunnen berekenen hebben we de molecuulmassa van beide stoffen nodig. Deze kan opgezocht worden in de martindale of merckindex.
De Molecuulmassa (Mr) van codeine is: 317
De Molecuulmassa (Mr) van codeinehydrochloride is: 371,5
317 gram codeine komt overeen met 371,5 gram codeinehydrochloride
Dit is hetzelfde als 317 mg codeine = 371,5 mg codeineHCl.
600 mg codeine komt dus overeen met 600/317 x 371,5 = 703 mg codeine HCl.
2. Oplosbaarheid vergroten door chemische omzettingen.
Door chemische omzettingen vorm je beter oplosbare producten. Dit is het geval bij bijvoorbeeld Mixtura Ferrosi Gluconatis FNA: ijzergluconaatdrank.
Het voorschrift ziet er als volgt uit:
R/ Ferrosi sulfas 4
Calcii gluconas 6,5
Acid. Citricum monohydricum 0,3
Methylis parahydroxybenzoas 0,05
Sir. Simplex 50 ml
Aqua ad 100 ml
Ijzergluconaat wordt in deze oplossing als volgt gevormd:
FeSO4 + Ca-gluconaat Fe-gluconaat + CaSO4 (wit, onoplosbaar)
Ferrosulfaat en calciumgluconaat reageren in gelijke verhouding met elkaar, dus 1 mol reageert met 1 mol calciumgluconaat.
1 mol = Mr (in grammen)
1 mol ijzersulfaat + 1 mol calciumgluconaat levert dus: 1 mol ijzergluconaat + 1 mol calciumsulfaat.
Mr
FeSO4 = 278
Mr
Calciumgluconaat = 313
Mr ijzergluconaat
= 446
Mr calciumsulfaat = 145
Anders gezegd betekent dit:
278 mg ijzersulfaat + 313 mg calciumgluconaat levert : 446 mg ijzergluconaat + 145 mg CaSO4.
Als je na bereiding het calciumsulfaat affiltreert houd je dus een oplossing over met daarin de werkzame stof ijzergluconaat.
De oplosbaarheid van calciumgluconaat in water bedraagt 1:30. In kokend water bedraagt de oplosbaarheid 1:4. Derhalve wordt de oplossing heet gefiltreerd, zodat het calciumgluconaat in oplossing blijft en er dus voldoende ijzergluconaat gevormd kan worden.
Een tweede voorbeeld van chemische omzetting is het volgende preparaat:
R/ Magnesii subcarbonas levis 15
Ac. Citricum monohydricum 25
Sir. Simplex 30
Spiritus citri 1,25
Aqua purificata ad 300 ml
Hier vindt het volgende plaats:
2 citroenzuur + MgCO3 -------à Mg-citraat + H2O + CO2(g)
uit 2 mol citroenzuur ontstaat 1 mol magnesiumcitraat.
Deze drank mag niet op voorraad worden gehouden, omdat het een oververzadigde oplossing is. Als de drank niet binnen 24 uur wordt gebruikt, moet deze geconserveerd worden met methylparabeen, omdat anders mogelijk schimmelvorming optreedt.
Algemene regels voor het bereiden van oplossingen:
Suspensies: vloeibare toedieningsvorm waarin de vaste stof is gesuspendeerd in het constituens.
Eisen die we stellen aan suspensies:
Voor het bereiden van suspensies kunnen we gebruik maken van natuurlijke en synthetische slijmstoffen. Deze maken de oplossing viskeuzer, zodat deeltjes niet direct weer uitzakken.
Natuurlijke slijmstoffen zijn:
a. pulvis gummosis ( gompoeder, een mengsel van
arabische gom en tragacanth en water in de verhouding 1:1:1)
De totale benodigde hoeveelheid in een
drank is normaal 2% van het totale volume
Bereiding: de hoeveelheid pulvis gummosis in 1 keer mengen met 7x het gewicht
aan water. Vervolgens verder verdunnen. Het te suspenderen geneesmiddel kan
vooraf gemengd worden met de pulvis gummosis.
b. tragacanth: deze stof zwelt langzaam op. Ook hier wordt 2% van de totale hoeveelheid aan tragacanth gebruikt. 100 ml suspensie bevat dus 2 gram tragacanth.
Bereiding: Tragacanth in eens mengen met 20 x het gewicht aan water. Het mengsel ongeveer 1 uur laten opzwellen onder af en toe roeren.
Wanneer glycerol of stroop is voorgeschreven, dan wordt de tragacanth hier mee afgewreven, waarna meteen met het water verdund kan worden. Dit gebeurd bij bijvoorbeeld de suspensio tetracyclini FNA.
c. Acaciae gummi (Arabische gom).
Bereiding: Arabische gom wordt in een keer gemengd met 1,5 x zijn gewicht aan water, bij voorkeur in een stenen mortier. Vervolgens verdunnen met rest van het water.
Nadelen van natuurlijke slijmstoffen:
Synthetische slijmstoffen zijn:
a. Methylcellulose:
deze stof lost langzaam op in koud water en is onoplosbaar in warm water.
verwerking: Dispergeren (m.b.v.
rotorstatotmenger) in 10 delen warm water en daarna afkoelen en laten oplossen. OF:
Disergeren in stroop of glycerol, dan oplossen in koud water.
Methylcellulose kan gemengd worden met alcohol.
Deze stof vinden we bijvoorbeeld in het preparaat suspensio Kalii Bitartras FNA.
Samenstelling:
R/ Kali hydrogenotartras 18,8
Ac. Sorbicum 0,2
Alcohol 96% 3,3
Methylcellulose 15 mPa.s 2,5 15 mPa.s = aanduiding viscositeit.
Sir. Simplex 25
Tinct.aurantii corticis 1
Aqua purificata 63,9
b. Carboxymethylcellulosum =
Carboxymethylcellulosum natricum = CMC-Na.
CMC-Na is oplosbaar in koud en warm water en mengbaar met alcohol. Er zijn 3 soorten CMC, te weten:
Laagvisceus
Middelvisceus
Hoogvisceus.
CMC-Na is een anion-actieve stof, dus niet mengbaar met kationen (positief geladen stoffen), zoals chloorhexidinedigluconaat, salicylzuur en sorbinezuur.
Bereiding: overgieten met 10 delen heet water, daarna verdunnen met warm water.
Deze stof vinden we o.a. in:
- mucilago carboxymethylcellulosum 5% FNA
- suspensio sulfafurazolum FNA
- suspensio chloramphenicoli FNA
c. Carbomerum. Er zijn twee soorten carbomeer, te weten Carbomerum 934P en Carbomerum 940. Carbomerum 934P is geschikt voor orale preparaten.
Bereiding: carbomeer suspenderen in water in mortier of met behulp van mixer. Daarna langzaam een base toevoegen (trometamol) zodat de viscositeit sterk toeneemt. De viscositeit is maximaal bij pH 5-7. Soms wordt ook natriumhydroxide (NaOH of natronloog) gebruikt om de pH te verhogen.
We vinden deze stof terug in o.a. mucilage carbomeri 1% FNA en mucilago benzoylperoxidi 5% of 10% FNA. Deze laatste bereiding wordt veel gebruikt en voorgeschreven bij patiënten met acné.
Zie voor de bereidingen met synthetische slijmstoffen ook het commentaar op de KOMBI PLUS.
Er zijn ook suspensies die gebruikt worden voor uitwendige toepassingen. Aan deze suspensies, die ook wel schudmengsels of schudmixturen of lotio heten, worden geen slijmstoffen toegevoegd. Wel worden er soms natuurlijke verdikkingsmiddelen gebruikt, zoals veegum, bentoniet en siliciumoxide.
Een voorbeeld van zo’n suspensie is lotio alba FNA.
Als een uitwendige suspensie gemaakt wordt met gebruik van een olie of vet dan spreken we van een linimentum of smeeersel. Een voorbeeld daarvan is linimentum benzylbenzoaat FNA. Dit is een geneesmiddel dat gebruikt wordt voor de behandeling van schurft.
EMULSIES
Zoals bekend zijn emulsies vloeibare toedieningsvormen, waarbij een oliefase en een waterfase met elkaar gemengd zijn m.b.v. een emulgator. De gebruikte emulgator bepaalt het type emulsie dat wordt verkregen, een O/W-emulsie of een W/O-emulsie.
Emulgatoren kunnen worden onderverdeeld in de volgende soorten:
A. Ionogeen: 1. kation-actief (+-geladen), bijvoorbeeld cetrimoniumbromide (O/W-emulgator)
2. anion-actief (- geladen), bijvoorbeeld Natriumlaurylsulfaat (O/W-emulgator)
Let bij dit type emulgator op eventuele onverenigbaarheden
B. niet-ionogeen: 1. Polysorbaten (Tweens) O/W-emulgatoren
2. Sorbitanderivaten (SPANS), W/O-emulgatoren
3. Wolvet (adeps lanae), W/O-emulgator
4. alcohol
cetylicus et stearylicus, W/O-emulgator
Emulsies worden doorgaans dermaal toegepast. Bij orale emulsies worden meestal geen emulgatoren toegevoegd, maar slechts viscositeitsverhogende stoffen. Deze stoffen stabiliseren dan de emulsie. Voorbeelden van deze viscositeitsverhogende stoffen zijn:
Een voorbeeld van een dergelijke emulsie voor oraal gebruik is emulsum paraffinum liquidum (ex-FNA):
Paraffinum liquidum 515
Acidum benzoicum 1
Acidum
citricum 1
Methylcellulosum
15 mPa.s 10
Saccharoidum
natricum 50
mg
Menthae
pip.aetheroleum 6
gtt
Aqua ad 927
(= 1000 ml)
Los benzoezuur, citroenzuur en natriumsacharoide op in kokend water onder afdekken. Strooi vervolgens de methylcellulose uit over deze hete oplossing. Voeg vervolgens koud water toe waardoor de methylcellulose oplost.
Voeg aan deze oplossing geleidelijk de paraffine toe met behulp van de rotor-statormenger.
Voeg als laatse de pepermuntolie toe en schud krachtig.
De stabiliteit van emulsies wordt in het algemeen verstoord door:
Als een van bovenstaande stoffen dient te worden toegevoegd, dan altijd in zo verdund mogelijke vorm.
Een speciale vorm van emulsie is het solubilisaat. Dit is een heldere emulsie door toevoeging van grote hoeveelheden oppervlakte-actieve stoffen, zoals polysorbaten of Natriumzepen.
Door de hoge concentratie oppervlakte-actieve stoffen vormen deze zgn. micellen. Dit zijn als het ware pakketjes van oppervlakte-actieve stoffen, waarin de te verwerken vloeistof (meestal olie-achtig) zijn verpakt.
Een voorbeeld van een dergelijke bereiding zijn de waterige vitaminedruppels uit het FNA.
De bereiding van deze solubilisaten luistert heel nauw. Gebruikte mortieren moeten volledig schoon en droog zijn. De wand van de plastic mortier moet ook zorgvuldig ingesmeerd worden met het voorgeschreven polysorbaat.
Voorbeeld: Guttae vitamini AD aquosum 9000/3000 IE/ml FNA
Cholecalciferolum densatum oleosum 2 miljoen IE/g 150 mg
Vitaminum A palmitatum densatum oleosum 1 miljoen IE/g 900 mg
Acidum citricum monohydricum 160 mg
Anisi aetheroleum 8 gtt
Kalii sorbatum 200 mg
Polysorbatum 80 4
Sirupus simplex 60
Aqua purificata ad 115 (= 100 ml)
Voor de bereiding: zie FNA
Algemene regels voor het bereiden van solubilisaten :