Huidpreparaten

 

Dermatica: toedieningsvormen op de huid.

 

Zalven zijn unguenta

 

Lipofiele zalven zijn vette zalven.

 

Opgebouwd uit vette basis en geneesmiddel(en).

 

Vette basis bestaat uit:

 

vaste vetten

halfvaste vetten

vloeibare vetten

 

halfvast en vloeibaar kunnen met elkaar gemengd worden.

Bij verwerking van vaste vetten altijd smelten en roeren tot bekoelen.

 

Geneesmiddelen die oplossen in de lipofiele zalfbasis; altijd oplossen

Menthol lost op in vaseline 1:5. Kamfer (1:3), fenol, thymol en lidocaine lossen op in olie.

 

Mengen met de zalfbasis: vloeistoffen of halfvaste geneesmiddelen.

 

Stoffen die niet oplossen worden gedispergeerd = afgewreven met de zalfbasis.

Bij verwerking van meerdere werkzame stoffen, altijd eerst de vaste stoffen mengen volgens de poedermengregels en dan het poedermengsel afwrijven.

 

Adeps Lanae: wolvet.

Wolvet kan tot 25% water opnemen, omdat het een natuurlijke emulgator bevat.

Bijvoorbeeld: Adeps lanae          15 gram

                     water                   5 gram

 

Vaseline album en flavum zijn halfvaste vetten die dat niet kunnen.

 

Het FNA kent een aantal basiszalven:

basis pro unguentum aquosum : basis voor waterhoudende zalf.

Basis voor cetomacrogolzalf: basis pro unguentum cetomacrogolis.

Basis voor lanettezalf: basis pro unguentum lanette.

 

Hieruit wordt bereid: unguentum aquosum, unguentum cetomacrogolis en unguentum lanette.

 

Bereiding kan zowel plaatsvinden vanuit de basis, als vanuit de individuele bestanddelen.

 

Verwar de bases voor zalven NOOIT met de cremes.

 

Speciale zalf: Ung. hypromellosi 20% = hypromellose zalf.

Deze zalf wordt gebruikt op het mondslijmvlies: bijzonder goede hechting in vochtig milieu.

 

R/ Hypromellose 4000 mPa.s     20g

    Vaselinum album                  80 g

 

 

het bereiden van cremes:

 

Crème is een smeerbare toedieningsvorm, bestaande uit een waterfase en een vetfase. Water en vet mengen hier m.b.v. een emulgator.

 

Er zijn twee soorten crèmes: W/O en O/W crèmes.

Welke crème we maken hangt o.a. af van de emulgator.

 

 

W/O betekent: water in olie, waarbij olie dus de continue fase is en water de disperse fase.

O/W betekent: olie in water, waarbij water de continue fase en olie de disperse fase. Hier maken we gebruik van een O/W-emulgator.

 

W/O-crème is te verdunnen met olie/vet: dit wordt ook wel een vetcrème genoemd.

 

O/W-crèmes bevatten als hoofdfase water, en zijn dus erg aan bederf onderhevig. Daarom voegen we vaak conserveermiddelen toe.

Meestal is dit: sorbinezuur.

 

Als stabilisatoren worden gebruikt: Cetiol V en/of Sorbitol 70%.

 

 

O/W-emulgatoren zijn :

 

W/O-emulgatoren zijn :

 

Namen van crèmes worden afgeleid van de emulgator die aanwezig is:

 

Bereidingsaspecten:

waterfase verwarmen tot 70oC en oliefase verwarmen op waterbad tot dezelfde temperatuur.

Vervolgens waterfase bij oliefase gooien en roeren tot bekoelen. Let op evt. luchtinslag.

Altijd tarra noteren, want er verdampt water en dit moet achteraf toegevoegd worden.

 

Sorbinezuur mag onder verwarmen worden opgelost, mits afgesloten.

 

Verwerken van werkzame stoffen in een O/W-crème:

 

Stoffen die met de basiscrème gemengd worden:

DMSO

solutio chlorhexidine digluconatis 20% = Hibitane®.

teerpreparaten.

 

Stoffen, die we afwrijven met de crème:

 


Basiscrèmes van het FNA:

 

Cetomacrogolcreme is onverenigbaar met fenolische OH-groepen, zoals salicylzuur en resorcinol.

 

Cremor lanette I is iets minder vast dan cremor lanette II. Bij cr.lanette II is iets meer emulgator gebruikt en iets minder cetiol V. (altijd aan de vetfase toevoegen)

 

Cremor lanette I bevat natriumlaurylsulfaat, en is onverenigbaar met kationogene stoffen, zoals:

 

 

 

Gels

 

Gels zijn eigenlijk hydrofiele zalven. Deze zalven zijn makkelijk met water afwasbaar.

De hoofdfase is water, waarbij “dikmakende”stoffen zijn toegevoegd zodat halfvaste of zelf vaste preparaten worden verkregen.

De gelvormers, of viscositeitsverhogende stoffen, die gebruikt worden, zijn meestal:

 

 

Veel gebruikte conserveermiddelen:

 

Daarnaast worden veelal humectantia toegevoegd om uitdroging tegen te gaan :

 

Meest gebruikte is:

Carbomeerwatergel 1%.

Onverenigbaar met:

 

Vaak bevat carbomeergel Natriumedetaat, ter verhoging van de lichtstabiliteit.

 

Bovengenoemde gelvormers zijn zgn. synthetische slijmstoffen.

We hebben in de apotheek ook nog een aantal natuurlijke slijmstoffen.

 

Deze zijn:

Acaciae gummi ( Arabische gom): gebruikt in orale slijmen (mucilago). Altijd ineens mengen met 1,5x het gewicht aan water. Vervolgens verdunnen. (Altijd in een stenen mortier)

 

 

Tragacanth:meestal gebruikt bij de bereiding van suspensies. Tragacanth ineens mengen met 20-voudige gewicht aan water. Het mengsel 1 uur laten zwellen. Als tevens glycerol of stroop is voorgeschreven, dan de tragacanth mengen met de stroop of glycerol en vervolgens in een keer verdunnen met water.

 

Pulvis gummosis: samengesteld gompoeder. Voor bereiding van suspensies.  Sterk microbiologisch verontreinigd, dus liever niet toepassen.

 

Pulvis gummosis altijd mengen met 7x het gewicht aan water. Bij suspensies: 2% van het totale gewicht aan pg.

 

 

terug naar homepage