|
Terug in Oegstgeest, gezeten aan het sterfbed van zijn vader, probeert Jan in zijn herinnering te achterhalen wat er allemaal gebeurd is waardoor zijn leven door melancholie en somberheid overschaduwd wordt. Zijn fantasie als kind, aangewakkerd door het wrede calvinisme uit de jaren dertig waarmee het gezin werd geterroriseerd door een heerszuchtige vader, die zich in zijn wanhoop aan het ware geloof had vastgeklampt. Zijn liefde voor zijn oudere broer Peter, die voortijdig aan z'n einde kwam, waardoor zijn houvast hem ontnomen werd. Zijn eenzaamheid in een wrede wereld waarin armoede, uitzichtloosheid en een wrekende god de enige perspectieven lijken te zijn. Door een opeenstapeling van voor hem veelbetekenende, meer of minder bizarre gebeurtenissen en anecdotes uit de jaren dertig en veertig op te roepen, probeert Jan de legpuzzel van zijn verleden compleet te krijgen. Ongetwijfeld is de dood van zijn vader het laatste ontbrekende stukje.
|