Slot in linkerschelp met lepelvormig uitsteeksel, in rechterschelp met een brede, haaks op slot staande verdieping (waar lepelvormig uitsteeksel in past). Rand van schelp gewelfd, zodat de twee schelphelften van elkaar wijken.
Slot zonder lepelvormig uitsteeksel of haaks staande, brede verdieping, met tanden of richels of vrijwel glad. Schelprand niet gewelfd, zodat helften goed op elkaar passen.