Isophya kraussi - Duits propje
Voorkomen: niet in NL, B. Duitsland,
Hongarije, Polen, Oostenrijk, Slowakije, Tjechië.
Adult: diklijvige, bleekgroene sprinkhaan met
fijne donkere punctering; vleugels zeer kort maar bij man en vrouw
duidelijk achter het halsschild uitstekend; sprieten ongeveer
anderhalf maal de lichaamslengte.
Man: voorvleugels: stridulatieader bleek, lengte
voorvleugels korter dan borststuklengte; cerci recht, punt naar binnen
gebogen.
Vrouw: legboor getand, 9-11mm lang en aan boven- en
onderzijde gelijkmatig gebogen; vleugels klein en zeer smal, het
uitstekende deel rechthoekig, meer dan 2x zo breed als lang.
geluid: Een lange reeks van sjirpen die klinken als
'ggii - ggii - ggii-toem ggii-toem ...' (Kočárek
P. 2005: Rovnokřídlý hmyz (Orthoptera)
České republiky) van
elk ongeveer een kwart
seconde die ongeveer twee maal per seconde herhaald wordt bij 20-25
graden celsius.
Lijkt op: Leptophyes
en Barbitistes hebben antennen
die minstens twee maal de lichaamslengte zijn en Leptophyes
heeft een ongetande legboor. Bij Poecilimon zijn de
vrouwtjes ongevleugeld.
Er zijn meer Isophya-soorten,
die zeer moeilijk te scheiden zijn (deels komt het op het tellen van
stridulatietandjes op de voorvleugel neer). In Duitsland komt alleen I. kraussi voor.
Vooral ten oosten en zuidoosten van
Duitsland treden veel nieuwe soorten op. In Duitsland komt
vooral I.
kraussi voor. Een aantal andere soorten zijn (Heller et
al. 2004 pdf link 0.5Mb, Ingrisch, 1991):
Leptophyes punctatissima - struiksprinkhaan
Voorkomen: NL, B.
Adult: bleekgroen, dicht zwart bestippeld;
halsschild zonder verlengd, iets opgewipte achterzijde (contra L.
albovittata en L. boscii).
Man: achterlijf niet zo dik; cerci in topderde
gebogen; vleugels vrijwel geheel vrijliggend.
Vrouw: achterlijf dik, zwak gekromde, brede legboor
veel langer dan pronotum.
geluid: onhoorbare reeks sb-tonen.
Habitat: overal op struiken, tot in achtertuinen aan
toe.
Volwassen en zingend: juli-oktober.
Leptophyes punctatissima, mannetje.
Leptophyes albovittata
Voorkomen: niet in NL, B. Midden-Europa.
Adult: groen met rode tot roodbruine punten;
halsschild lang, zijkant aan de onderzijde wit gezoomd; twee witte
strepen langs borststuk en achterlijf.
Man: cerci recht, met op top een naar binnen gebogen
punt; vleugels roodbruin, ten hoogste met bruine stip.
Vrouw: achterlijf dik, legboor zeer breed, evenlang
als pronotum.
geluid: onhoorbare reeks sb-tonen.
Habitat: bosranden en droge graslanden met struiken;
sterk warmteminnend.
Volwassen en zingend: juli-september.
Volwassen vrouwtje, massaal aangetroffen rond Pécs
(Hongarije).
Net niet volwassen mannetje, die alle kenmerken al vertoond.
Leptophyes boscii
Voorkomen: niet in NL, B. Midden-Europa,
Balkan.
Adult: groen met zwarte punten;
één witte en zwarte streep langs lichaam;
halsschild lang: metanotum evenlang als pronotum.
Man: vleugels voor helft bedekt, met zwarte ader en
stip; cerci recht met punt naar binnen gebogen.
Vrouw: legboor breed, net langer dan halsschild;
vleugels met zwarte stip.
geluid: onhoorbare reeks sb-tonen.
Habitat: Bosranden, kruidenvegetaties: vaak op
stevige en hoge kruiden.
Volwassen en zingend:
Man (Hongarije, 2003, M. van Veen)
Vrouw (Zagradski Vrh, Kroatie, 2004, M. van Veen).
Meconema meridionale - zuidelijke boomsprinkhaan
Voorkomen: NL, B.
Adult: lichtgroen met gele streep op bovenkant;
vleugels altijd kort.
Lijkt op: Leptophyes, Barbitistes
en Isophya maar achterlijf en borststuk met gele
streep op rug.
geluid: onhoorbaar trommelen.
Habitat: in Nederland in stedelijke omgeving (op
muren van flats !!)
Volwassen en zingend: augustus-oktober.
Metrioptera bicolor -
Voorkomen: B, niet in NL.
Adult: vleugels halflang; achterlijf en borststuk
lichtgroen, zijkant dij met gezaagde, zwarte
streep.
Man: vleugels tot halverwege achterlijf; cerci met
tand vrijwel aan de top.
Vrouw: vleugels tot eenderde achterlijf; legboor
donker.
geluid:
Habitat: droge graslanden, kalkgraslanden.
Volwassen en zingend: juli-september.
Poecilimon ampliatus
In de bergen nabij Crikvenica (in de buurt van de Visevica) vond ik
deze soort, die ik met Bellman als P. ampliatus kon
determineren. Onder de vleugels (op de foto niet te zien) zit een
zwarte knobbel die kenmerkend is. Verder is het hoekige halsschild, dat
op de hoeken zwart is aangelopen kenmerkend. Het exemplaar zat op een
grote open plek midden in het bos, met een grazige vegetatie.
Polysarcus denticauda - diklijfsprinkhaan
Voorkomen: Niet in NL, B. Bergen van
Europa.
Adult: zeer grote soort, vleugels zeer kort.
Man: achterlijftop: de subgenitale plaats is lang en
tussen de cerci naar boven gekromd.
Vrouw: legboor iets langer dan helft achterlijf,
licht naar boven gekromd en aan de top met tandjes.
geluid:
Habitat: graslanden en heide in bergen.
Volwassen en zingend: juli-september.
Anonconotus alpinus
Voorkomen: niet in NL, B. Alpen.
Adult: Vleugels zeer kort, wit; lijf groen tot
(paars-)bruin, poten vaak paars aangelopen; achterknieën
zwart; cerci zonder tand, de punt naar binnen gebogen.
Lijkt op: recent zijn meerdere Anonconotus-soorten
beschreven. Lijkt ook op Eupholidoptera, maar daar
voorvleugels donker en geen paars aangelopen poten.
Geluid: het geluid is nauwelijks hoorbaar door de
hoge frequentie, duurt ongeveer een seconde.
Habitat: Alpenweiden.
Last updated 27.02.2011