Stenobothrus lineatus - zoemertje
Voorkomen: NL, B.
Europa en Siberië.
Adult: Relatief grote, bolle kop; halskielen een
weinig ingeknepen; vleugels breder dan de achterdij.
Sommige exemplaren vertonen paarse kleuren op delen van het lichaam.
Man: Vleugels donker; mediaanveld van de vleugels
sterk verbreed, met tralievormige dwarsaders.
Vrouw: achterlijf dik, vleugels bereiken vaak de
achterlijfspunt niet; kleppen
van de legboor getand.
Lijkt op: S. stigmaticus
en S. nigromaculatus
hebben smallere vleugels. In Zuidoost Europa komt S. rubicundulus
voor, die ook brede vleugels heeft en geheel donkere achtervleugels
heeft.
geluid:
Habitat: droge graslanden, kalkgraslanden, grazige
delen van heide.
In Nederland vooral op Utrechtse Heuvelrug en Veluwe.
Volwassen en zingend: juni-oktober.
eilegkleppen van Stenobothrus-vrouw met de voor het
genus unieke tanden.
Stenobothrus stigmaticus - schavertje
Voorkomen: NL, B.
Europa en Siberië.
Adult: kleine soort met relatief grote, bolle kop;
halskielen duidelijk ingeknepen, voorvleugels even breed of smaller dan
de achterdij.
Geeft vaak een streperige indruk door
de lichte lengtestrepen op borststuk en vleugels, bij de vrouwtjes is
dit het duidelijkst.
Man: mediaanveld verbreed met tralievormige
dwarsaders; antennen donker, naar de basis lichter wordend; achterlijf
vaak rood op de punt.
Vrouw: vleugels reiken net (niet) tot
achterlijfstop; mediaanveldnauwelijks verbreed; kleppen van de legboor getand.
Lijkt op: S. nigromaculatus,
daar hebben de mannetjes witte antennen en de vrouwtjes korte vleugels.
Mannetjes kunnen met O.
haemorrhoidalis verwisseld worden, die echter scherp
ingeknikte halskielen heeft en een niet regematig dooraderd mediaalveld.
geluid:
Habitat: grazige delen van drage heide,
heigraslanden. In Nederland vooral op de zandgronden van het midden en
noorden van het land.
Volwassen en zingend: juni - september.
Stenobothrus nigromaculatus - brommer
Voorkomen: niet in NL, B. Dichtstbijzijnde
voorkomen in Midden-Duitsland (Hessen). Pontomediterraan.
Adult: kop bol en groot; vleugels: middenveld
verbreed en
tralievormig
dooraderd,
dit veld duidelijk langer dan de helft van de voorvleugel; voorvleugels
smaller (hoogstens even breed)
dan de hoogte van de achterdij.
Man: antennen opvallend wit, aan de top iets
gekruld en iets verdikt; tasters wit; punt achterlijf rood aangelopen;
achterknie zwart.
Vrouw: fors dier met grote kop en kleine, zeer
smalle vleugels
die lang niet de
top van het achterlijf halen.
Lijkt op:
mannetjes doen denken aan Myrmeleotettix
maculatus, die de
lichte antennen op dezelfde manier houdt, maar die soort is bonter
getekend, de halskielen zijn veel hoekiger geknikt en de antennen
zijn donkerder, in ieder geval met verdonkerde top.
Habitat: warme graslanden, vaak op
'warmte-eilanden'. Kan tot op 1400-1500 meter hoogte gevonden worden.
Geluid: een snorrend geluid dat uit 3-4 delen van
elk een seconde bestaat met tussen elk deel een pauze die langer duurt
dan het snorrende geluid. Elk snorrend deel neemt in volume
toe.
Volwassen:
juni-september.
Aan de noordrand van het Kroatische Velebit Nationale Park, rond Dom Zavizan en de Botanische Tuin op ongeveer 1500 meter hoogte, was S. rubicundulus in 2004 zeer algemeen in het korte gras en de dwergstruikjes. In 2005 trof ik de soort op meerdere plekken aan, van 900m hoogte tot 20m boven zeeniveau.
Omocestes viridulus - wekkertje
Voorkomen: NL, B.
Europa en Siberië.
Adult: halskielen met een ronde bocht ingeknepen,
het voorste deel voor de knik met paralelle kielen, kort (ong. 25%
halsschildlengte), achterste deel uitwijkend; vleugels: geen
'Chorthippus-lobje' (precostaalveld niet verbreed); tasters onder kop
geheel wit, niet contrasterend met lichte onderzijde kop.
Man: variabel: lichte vormen groen met zwarte
achtervleugels, donkere vormen alleen van boven groen, aan de
zijkant donker. Sommige exemplaren meer bruin dan groen.
Achterdij vaak oranje aangelopen.
Vrouw: lichter dan mannetjes, voorvleugels vaak met
lichte lengtestreep, vleugels reiken vrijwel tot achterlijfstop.
geluid:
Habitat: graslanden, wegbermen, heiden.
Volwassen en zingend: juni - oktober.
Omocestes rufipes - negertje
Voorkomen: NL, B.
Europa en Siberië.
Adult: halskielen met een ronde bocht
ingeknepen, het voorste deel voor de
knik met paralelle kielen, kort (ong. 25% halsschildlengte), achterste
deel uitwijkend;
vleugels: geen
'Chorthippus-lobje' (precostaalveld niet verbreed); tasters onder kop
met segmenten die aan basis zwart, op top wit zijn (alleen topsegment
geheel wit), tasters sterk
contrasterend met zwarte onderzijde
kop; onderzijde lichaam lichtgroen tot geel.
Man: zeer donker, bovenzijde vaak lichtbruin (zelden
groen); achterlijftop vaak helrood.
Typische exemplaren zwart met rood achterlijf en rode achterschenen.
Vrouw: bovenzijde groen, zijkant donker; vleugels
vaak zonder lichte lengtestreep, wel zwartwit gevlekt in mediaancel.
geluid:
Habitat: droge, grazige plekken van heide,
heischrale graslanden.
Volwassen en zingend: juli - oktober.
Myrmeleotettix maculatus - knopsprietje
Voorkomen: NL, B.
Europa en Siberië.
Adult: kleine soort, bont getekend met sterk
contrasterende lichte
en
donkere delen, ietwat getijgerd; halskielen scherp hoekig ingeknepen,
in de knik zelfs zijn de kielen vaak niet wit getekend;
kop relatief groot en bol, evenlang als het halsschild.
Man: antennen knopvormig verdikt, bolle kop, klein
halsschild.
Vrouw: antennen slechts iets verdikt; vleugel:
mediaanveld zwart-wit gevlekt.
Lijkt op:
mannetjes kunnen met S.
nigromaculatus verward worden, maar
daar de halskielen rond ingeknepen en ook top antennen wit.
Vrouwtjes kunnen met O.
haemorrhoidalis verward worden, maar daar
halskielen rond ingeknikt en naad over rug halsschild op of over het
midden in plaats van voor het midden als bij M. maculatus (neem
grootste lengte bij meting).
geluid:
Habitat: droge heide, begroeid stuifzand.
Volwassen en zingend: juni-oktober.
Stauroderus scalaris
Voorkomen: niet in NL, B. Vooral in
bergen, Europa en Siberië.
Adult:
vleugels: mediaanveld sterk verbreed, bij man ook costaalveld;
achterpoot oranje aangelopen; wit vleugelstigma niet uitgesproken
aanwezig of zelfs afwezig.
Man: onmiskenbaar: in de vleugels costaalveld en
mediaanveld sterk verbreed, mediaanveld tralievormig dooraderd,
achtervleugels sterk gezwart; klappert met de vleugels in vlucht.
Vrouw: mediaanveld verbreed, tralievormig dooraderd.
Lijkt op:
Kan wat betreft kleur en grootte met O.viridulus verward
worden, maar die heeft geen verbreed mediaanveld in de vleugel;
vrouwtjes kunnen met Stenobothrus
lineatus
verward worden, maar vleugel lichtbruin, alleen op top donkerder en
lichte vleugelstreep mist. Ten opzichte van Chorthippus-vrouwtjes
is de mediaalcel verbreed.
geluid: een 10-30 seconde lange strofe bestaand uit
een herhalend schggg-schggg-schgg-... .
Habitat: vochtige, wat opgeschoten gras- en
kruidvegetaties in bergen.
Volwassen en zingend: juli tot september.
Man en vrouw (Zagradski Vrh, Kroatie, 2004, M. van Veen).
Last updated 27.02.2011