Horizontaal
1. Lenie noemde de zieke zeehond Sara.
2. De arme man had kind noch kraai.
3. Ik stond erbij en keek er naar.
4. Van die muziek kon mij alleen het intro bekoren
5. Ze hadden een ander hun divan laten bekleden.
6. Dat zure drankje leek precies kwast
7. Volgens Frans Hals had Malle Babbe dorst
8. Je kunt een koude washand krijgen om af te koelen.
9. De soldaat schrok niet, hij had aan het front ergere dingen gezien.
10. Het afdak was gemaakt van lariks douglas hout.
11. Een misplaatste grap maakte die kerel woest.
12. Ik heb die jas minstens honderd keer gedragen
13. De joyride eindigde toen ze op een hekwerk botsten.
14. In Rijnwoude betoogde men ooit tegen de voorgenomen gemeentefusie
15. Toen zij op de knop drukte hoorde ze i.p.v. de huisbel stilte.