Ariégeois - foto: Alice van Kempen
De lopende hond uit de Ariège is voortgekomen uit een kruising van een Gascon of Saintongeois met een briquet uit de Ariège. In de Zuidwesten van Frankrijk kwamen twee zuivere rassen voor: de Bleu de Gascogne en de Saintongeois. Hun kruisingsprodukt, de Gascon-Saintongeois, is eveneens een zuiver ras te noemen. Een kruising van de Gascon-Saintongeois met een "streekhond" uit de Ariège leverde de Ariégeois op, die echter door het bloed van "de streekhond" geen zuiver ras genoemd werd maar een halfbloed.
Deze halfbloed, die in eerste instantie "chien coupé" werd genoemd, onderscheidde zich vanaf het begin door buitengewone kwaliteiten op jachtgebied (hazen) en wel dusdanig dat de jagers uit de Ariège die hun meutes wilden perfectioneren, langzaam, door een intelligente selectie de typische eigenschappen van dit nieuwe ras wisten vast te leggen.
De Ariégeois heeft alle eigenschappen zo zuiver mogelijk bewaard met een lagere schofthoogte en veel lichtere bouw.
De witte vacht met zwarte moucheture (= vlekkenpatroon) en lichte brandaftekening op het hoofd, toont duidelijk de invloed van de Saintongeois of Gascon.
Gedistingeerd en licht in zijn uiterlijk met een droog hoofd, een duidelijk occiput (= jachtknobbel), fijn gedraaid laag aangezet oor, fijne staart en hazevoet, geeft hij soms de indruk van schrale ledematen en lange lendenen.
Voor de jacht zijn de kwaliteiten van beide voorouders verenigd: van de chien d'ordre heeft hij de fijne neus, het keelgeluid, van de briquet de intelligentie, de activiteit en de vastbeslotenheid.
In 1907 besloten een aantal hondenliefhebbers de Club Gaston Phoebus op te richten, met als doel de Braque d'Ariège en de Chien Courant d'Ariège te bewaren. De club beschouwde de Ariégeois als een Petit Gascon-Saintongeois en gebruikte de standaard van de Gascon als uitgangspunt voor de standaard van de Ariégeois. Enkele punten werden gewijzigd, de overigen bleven onveranderd.
Foto: Alice van Kempen