DE PORCELAINE
De Porcelaine is één van de oudste Franse rassen afkomstig uit de Franche-Comté. De naam Porcelaine dateert uit de 19e eeuw. In die tijd werd het ras ook wel Chien de Comté genoemd of francomtois In 1844 werd ze officieel geklasseerd als briquet, race de Porcelaine dit de Luneville, naar de bekende meute van de gendarmerie van Luneville. Het is voldoende om de Porcelaine te zien om te begrijpen dat het een waardig troonopvolger is van een vergane glorie. Alles in hem straalt zijn afkomst uit. In zijn voorouders zijn de illustere Chiens Blanc du Roi terug te vinden die op hun beurt afstammen van de witte Sint-Hubertus honden en Baude, de hond van Anne de Beaujean, dochter van Lodewijk XI.
Herkomst
Over de vraag waar de naam vandaan komt bestaat geen eensluidend antwoord. De een maakt een vergelijking met de term “porcelain” in hippische kringen: paarden met een bepaalde kleur. Een ander stelt dat de naam afkomstig is van de vergelijking van de vacht met porselein, zowel qua glans als qua fragiel uiterlijk. De bijzondere plaatsing van de oranje vlekken op de witte vacht vergroot het transparante effect. Ook over de herkomst bestaan verschillende theorieën. De één zegt Zwitserland, de ander Frankrijk, weer anderen hebben het over Frans-Zwitsers.
Zwitserland?
Voor 1845 staat er niets op papier over de Porcelaine. Markies de Foudras spreekt in ‘Les Gentilhommes Chasseurs’ over een meute van 60 honden die door Graaf de Choiseul meegenomen is uit Zwitserland. Volgens Graaf de Marolles is dat klinkklare onzin, omdat Zwitserland in die tijd geen meutes kende voor de hazenjacht. De aanschaf van een meute behoorde volgens hem dus tot de onmogelijkheden.
Frankrijk?
Komen de honden uit Zwitserland, zoals Markies de Foudras schrijft of is het een zuiver Frans ras? In de Franche-Comté stonden de honden bekend als Chiens de Luneville. Vlak voor de Franse Revolutie had de gendarmerie van Luneville een meute met een goede reputatie voor de hazenjacht. In 1784 verdween het garnizoen en kwam de meute in handen van de abdij van Cluny en later die van Luxeuil. In ‘Chiens de grande en de petite venerie’ schrijft Paul Daubigné, dat het ras de revolutie niet overleeft had als de Abt van Luxeuil niet een koppel aan zijn grootvader cadeau had gegeven. De vader van Daubigné gaf de honden weg aan de heer de Rosne die op zijn beurt weer een koppel cadeau gaf aan Paul Daubigné.
Revolutie
Tijdens de Franse Revolutie zijn veel honden uit de Franche-Comté overgebracht naar Zwitserland om ze te redden van hun ondergang. Na de Revolutie zijn zij of hun nakomelingen teruggekeerd naar Frankrijk. De nakomelingen waren vaak afkomstig van kruisingen van Franse honden met Zwitserse briquets. De Franse Raad van Beheer stelt dat de Porcelaine een Frans ras is. Of zoals Graaf de Marolles het stelt: de pure Porcelaine vormt twee lijnen van briquets waarvan de voorouders de witte Sint Hubertushonden uit de Lorraine zijn.
In zijn ‘Venerie comtemporaine’ vertelt De Foudras over de meute van Marey-Gassende, met wie hij in de periode 1830-1850 veelvuldig contact had. De meute bestond uit kleine gracieuze honden met een wit-oranje of driekleurige vacht die afkomstig waren uit een van de Zwitserse kantons langs de Franse grens. De honden hadden een mooi keelgeluid, waren spoorvast en snel. Ze gehoorzaamden ook goed.
Standaard
Rond 1880 werden de eerste hondententoonstellingen georganiseerd. Bij de lopende honden werd een onderscheid gemaakt naar karakter. In 1881 verschenen de eerste Zwitserse lopende honden ter keuring. Op deze show in Zurich erkende men dat de voorgenomen klassering bij de lopende honden niet mogelijk was. Er werd een onderscheid gemaakt in schofthoogte en zo ontstonden twee groepen: de grote en de kleine lopende honden. Al snel bleek dit niet te werken, omdat er in een ring honden verschenen met diverse vachtkleuren, diverse vachtsoorten en allemaal anders qua bouw. Een jaar na de tentoonstelling in Zurich, op die van Aarbourg, werd er een provisorische standaard opgesteld van de tentoongestelde honden. Alleen zo was het mogelijk de grote groep honden te keuren. De honden met een witte en geel-oranje vacht kwamen als eerste. Zij werden gewone Chiens de Suisse genoemd en al snel onderverdeeld in Chiens de Franche-Comté en Chiens Suisses. De tweede groep bestond uit roodachtige honden afkomstig uit het oriëntaalse deel van Zwitserland. Deze honden werden Chiens de Thurgovie genoemd en kwamen vooral voor in Voralberg en Tirol. De derde groep bestond uit de Lucernois, de honden afkomstig uit het kanton Luzern.
Volgzaam
Voor lopende honden is het een erg volgzaam ras. Door zijn intelligentie en zachtaardigheid is hij gemakkelijk onder appel te krijgen. Er is veel belangstelling voor het ras bij hazenjagers.
Het is een uitmuntende spoorzoeker met een luid dat de jagers onder het geweer heeft weten te verleiden Daarnaast mag hij ook een specialist genoemd worden voor de reeënjacht waardoor een kleine équipage veel gemakt van het ras kan hebben. In Zuid-Frankrijk wordt er met de Porcelaine gejaagd op wild zwijn. Hij jaagt vooral in moeilijk en bergachtige streken.. De Porcelaine groepeert zich zeer goed wat het mogelijk maakt met een grote groep te jagen.
Wederopbouw
De Tweede Wereldoorlog bracht een grote klap toe aan het ras, dat gered werd door een kleine groep fokkers. In de jaren 1950-1970 hebben enkele fokkers kruisingen gemaakt met de Harrier en de Billy: de honden werden te zwaar, vooral in het hoofd, verloren luid en spoorzekerheid. Deze lijnen zijn niet behouden en bestaan tegenwoordig ook niet meer.
Met het oprichten van de rasclub in 1971 werd de wederopbouw van het ras definitief gestart.
Het intensieve werk van de fokkers werpt zijn vruchten af. Op de nationale d’élèvage van de Club du Porcelaine in 1972 waren slechts 16 honden ingeschreven. Tegenwoordig zijn dat er gelukkig veel meer. Ieder jaar worden ongeveer 500 pups geboren. De thans gefokte honden benaderen zoveel mogelijk de standaard. Deze standaard is bij de Franse rassen de enige die in 100 jaar niet aangepast is. En dat wil wat zeggen over de kwaliteit van het ras.
Dit magnifieke ras neemt zijn plaats in te midden van andere rassen van zijn categorie. Tijdens de wederopbouw van het ras heeft de club zich vooral beziggehouden met het vergroten van het aantal honden. Bij de confirmatie waren de keurmeesters misschien wat soepeler, maar op tentoonstellingen allerminst. Een aantal kenmerkende punten van de Porcelaine zijn behouden gebleven, een zachte en intelligente uitdrukking, een peervormig hoofd, donkere ogen en neus en fijne kurketrekkervormige oren die in een punt eindigen. De oranje vlekken mogen nooit een mantel vormen. Door de kleine foutjes te corrigeren, blijft het ras zich verbeteren.