![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
||||||
Een ontdekkingsreis door de wondere wereld van de hommel.....
Ik heb
deze pagina gemaakt met het doel u een kijkje te laten nemen in de
wereld van de wat kleinere wezentjes om ons heen en u te laten inzien
dat dat ook hele nuttige en interessante diertjes zijn. Alle plaatjes, behalve die bij de levenscyclus (die komen van de internetsite van de projectgroep Ethologie en Socio-Oecologie van de Universiteit van Utrecht) zijn wel van mijn hand. Klik hier om te reageren (kijk ook eens op onze beesies-site ). In de lente en vroege zomer
bevolkt de hommel in grote getalen het luchtruim, al deze hommels zijn
uit een paar koninginnen ontstaan, om precies te zijn
brengt iedere koningin één kolonie voort. De eerste koningin
komt al in maart te voorschijn, wanneer de temperatuur net boven de 100C
uitkomt komt de koningin uit haar winterslaapplaats en vliegt rond op
zoek naar een geschikte plaats voor haar nest, dit is meestal een al
bestaande holte (de meest favoriete plaatsen verschillen per soort, meer
hierover kun je vinden onder het kopje "soorten" ). Wanneer ze
die eenmaal heeft gevonden begint het echte werk. Ten eerste moet ze het
nest bevoorraden, dus vliegt ze af en aan met nectar en stuifmeel. Van
het stuifmeel kneedt ze balletjes waarop ze bekers van was maakt waarin ze
ongeveer 10 bevruchte eitjes per beker legt. De nectar verzamelt ze in
voorraadpotten van was. De volgende 5 dagen vult ze met het warm houden
van de eibekers en het aanvullen van de honingvoorraad. De warmte die
nodig is produceert ze m.b.v. haar vliegspieren, wanneer ze ze vaak
genoeg samentrekt ontstaat er genoeg warmte.
Ondertussen hoeft de koningin zich niet meer buiten het nest te
wagen en kan ze haar tijd volledig besteden aan het warm houden van het
broed en voeren van de larven. Wanneer het tweede broed zich verpopt
vult de koningin dagelijks 1-3 bekers met bevruchte eitjes. Op deze
manier groeit de kolonie na ongeveer 3 weken ontwikkelingsduur met meer
dan 10 werksters per dag. Wanneer de kolonie groot genoeg is (ongeveer 80 werksters)
gaat de koningin onbevruchte eitjes leggen waaruit na 25 dagen
ontwikkelingsduur mannetjes ontstaan. 3 Dagen nadat ze uit hun poppen
zijn gekomen verlaten ze het nest voorgoed. Eenmaal buiten zetten ze
vliegbanen uit door het afgeven van geraniumachtige geursporen op
takjes, bloemen en stenen. Zo'n vliegbaan is een grillige gesloten kring
van enkele tientallen meters doorsnede. De hoogte van de geurplekjes tot
de grond (kruidhoogte, struikhoogte enz.) verschilt per soort, hierdoor
kunnen er meerdere soorten in 1 gebied actief zijn en omdat ze allemaal
dezelfde kant op vliegen komen ze elkaar zelden tegen. De geurtjes
worden geproduceerd door klieren in de kop, het zijn mengsels van zoet
geurende oliën die zelfs door de mens geroken kunnen worden en ook hier
geldt weer dat iedere soort z'n eigen specifieke geur heeft. Na het
maken van zijn vliegbaan zijn de enige bezigheden die een mannetje heeft
het onderhouden van zijn baan, zich te goed doen aan nectar, zich
koesteren in de zon en langs zijn baan vliegen op zoek naar een jonge
koningin. 's Nachts schuilt hij onder bladeren van struiken. In deze
tijd van het jaar, ongeveer eind juni zijn er zeer veel bloemen bezet
door de mannetjeshommels, hierdoor vallen ze op bij de mensen en omdat
mannetjes geen angel hebben denken ze dat hommels niet steken, maar het
tegendeel is waar (zie verder onder het kopje "lichaam"). Ondertussen is het tijd dat er nieuwe koninginnen geproduceerd
moeten worden. Om dit te kunnen bewerkstelligen moet er verandering
plaatsvinden in de feromoonproductie bij de koningin. Feromoon bestaat
uit geurstoffen die o.a. zorgen dat er geen koninginnen geproduceerd
kunnen worden en dat werksters geen eitjes kunnen leggen. Wanneer deze
verandering plaatsvindt
ontstaan er koninginnelarven die meer (géén ander of beter) voedsel
krijgen waardoor ze uitgroeien tot volwassen koninginnen. Er is nog een
gevolg van deze verandering, de werksters gaan namelijk ook eitjes
leggen en dit levert nogal wat wrijving op tussen de werksters en de
koningin. De koningin is hierdoor namelijk haar monopoliepositie kwijt,
ze is niet meer de enige die nakomelingen kan leveren en dat zint haar
niet. Ze rooft dan ook de eitjes van de werksters en de werksters roven
haar eitjes weer, hierdoor komt er weinig tot geen nieuw broed meer bij.
Dit is dan ook het begin van het einde, de mannetjes zijn uitgevlogen en
de jonge koninginnen zullen al snel volgen. De jonge
koninginnen komen na een ontwikkelingsduur van 30 dagen
uit hun poppen en blijven dan nog 5 dagen in het nest om hun vetlichaam
te ontwikkelen dat ze nodig hebben om de winterslaap te overleven. Ze
hebben verder geen taken binnen de kolonie. Wanneer ze eenmaal het nest
verlaten hebben is de kans groot dat ze een vliegbaan doorkruisen,
aangetrokken door de geur volgen ze de baan tot ze een mannetje
tegenkomen. Hier volgt een paring op, deze vindt plaats op de grond en
duurt 15-30 minuten. Hierna gaat het mannetje op zoek naar een volgende
koningin, hij leeft dan nog een paar weken en dan is zijn tijd om. De
jonge koningin paart 1 keer en daarna gaat ze op zoek naar een
winterplaats, deze vindt ze meestal op vochtige plekjes, onder bomen,
struiken of composthopen. We zijn nu aanbeland in juli en nu is het einde echt in zicht, het nest raakt leger, de werkster sterven van ouderdom en de oude kale koningin blijft alleen achter in een half vergaand nest waarna al snel ook voor haar de dood volgt.
Hommels zijn
insecten en dus hebben ze ook de algemeen kenmerken van insecten. Ten
eerste is hun lichaam opgebouwd uit drie delen: de kop, de thorax
(middenlijf) en het achterlijf. De meeste energie die een hommel opneemt
gaat naar haar thorax omdat zich daar de vliegspieren bevinden die
uiteraard flink veel energie verbruiken.
Het duidelijkste
kenmerk dat de hommel onderscheidt van de andere insecten is haar dikke
vachtje, dit houdt haar warm in koude dagen. Hierdoor kan een hommel
tijdens koude dagen wél fourageren en bloemen bestuiven en een
honingbij niet. Dit is een van de redenen waarom de mens
hommels steeds meer gebruikt voor het bestuiven van bloemen in
bijvoorbeeld de fruitteelt in koudere klimaten (zie verder onder het
kopje “mens & hommel”). Een andere aanpassing van het haar is
dat het ongeveer dezelfde structuur als vogelveren heeft waardoor meer
stuifmeel aan de haartjes blijft hangen. Het eigenlijke bestuiven gaat
als volgt: wanneer de hommel vliegt bouwt ze een elektrostatische lading
op en omdat de stempel van een bloem geaard is, springen de
stuifmeelkorrels van de stempel over op de hommel wanneer die dicht
genoeg nadert. Als de hommel dan helemaal bedekt is met stuifmeel en ze De hommel gebruikt zoals je eerder kon lezen ook zelf stuifmeel.
Deze stuifmeel verzamelt ze door het
stuifmeel dat aan de haartjes op haar achterpootjes blijft hangen in een
soort mandjes te stoppen die aan haar achterpootjes zitten, alleen de
koninginnen en werksters hebben zulke mandjes. Je
kunt dit ook met het blote oog zien, je ziet dan kleine geel/oranje
bolletjes aan hun achterpootjes hangen.
Veel
mensen denken dat hommels niet kunnen steken, omdat de meeste hommels
die ze zien, mannetjes, geen angels hebben, maar de werksters en
koninginnen kunnen wel degelijk steken! Hommels kunnen zelfs meer dan één keer
steken. Ze zullen het alleen niet zo snel doen,
alleen als ze zich écht bedreigd voelen. Het schijnt wel zo te zijn dat
er in Amerika een hommelsoort is gevonden die een stuk agressiever is
dan die in Europa. Het is
dus het beste om hommels ten allen tijde met respect te behandelen en ze
rustig hun gang te laten
gaan. Er
zijn wereldwijd zo’n 300 soorten hommels ontdekt, in Engeland alleen
al (waar ze zeer geïnteresseerd zijn in de entomologie = insectenleer)
zijn er 25 beschreven, 16 soorten Bombus en 9 soorten koekoekshommels.
Ze komen vooral voor in de Noordelijke temperatuur regio’s, ze komen
veel noordelijker dan bijen. Er zijn zelfs kolonies gevonden in Noord
Canada. In sommige zuidelijke landen zoals Zuid-Amerika en Nieuw Zeeland
zijn ze door de mens geïntroduceerd (zie onder het kopje “mens &
hommel”). Ik zal hier de 5 bekendste en meest voorkomende in Europa
bespreken. Ik heb van iedere soort een tekeningetje gemaakt waardoor
vooral de kleurverschillen duidelijk worden. Natuurlijk zijn er ook
verschillen in grootte en vorm, wanneer
dat van toepassing is heb ik dat erbij gezet.
1.
Bombus terrestris. Op veel plaatsen in Europa de meest
voorkomende hommelsoort, ook
wel aardhommel genoemd. Een
grote hommel, 22 mm, die voorkomt in heel Europa. De koningin komt eind
maart uit haar winterslaapplaats, dit maakt haar tot de eerst
uitvliegende soort. Ze bouwt haar nest ongeveer 1 meter diep in de grond
in gangen van muizen of mollen. Ze bekleedt het met materiaal zoals mos.
Wanneer de kolonie op z’n grootst is kan het wel zo’n 500 hommels
tellen.
2. Bombus hortorum. Ook wel tuinhommel genoemd.
Deze
hommelsoort is zeer moeilijk te onderscheiden van de bombus terrestris,
een duidelijk verschil is de lichtgele onderzijde en de lange kop. (hier
niet te zien) Ze is te vinden in heel Europa en dan vooral in bosranden
en struikgewas, zowel op vlakten als in berggebieden.
Doordat ze zo’n lange kop heeft kan ze aan nectar komen op
plaatsen die voor andere hommelsoorten niet te bereiken zijn. Haar nest
bouwt ze in de grond of op andere plaatsen waar de regen niet bij kan.
Wanneer de kolonie op z’n grootst is, bij deze soort is dat pas in de
herfst, kan het zo’n 400 hommels tellen. Dit is dus een vrij late
hommel, de mannetjes zie je ook pas in augustus.
3. Bombus pratorum. Ofwel weidehommel.
Van
deze soort worden de koninginnen 16 – 21 mm lang terwijl de mannetjes
11 – 16 mm lang worden. Ook deze soort is verspreid over heel Europa
en komt dan met name voor in struikgewas, tuinen en open bossen. Ze komt
zelfs in de Alpen voor en wel tot op een hoogte van 2500m. Dit is ook
weer een vroeg uitvliegende soort, de koningin komt vanaf maart uit haar
winterslaap en bouwt haar nest bijvoorbeeld in holen in de grond,
takkenbossen, vogelnesten of holle bomen. De werksters vliegen van juni
tot september.
4. Bombus lapidarius. Ook wel steenhommel genoemd. Van
deze soort zijn de koninginnen zeer groot, 24 – 27 mm terwijl de
mannetjes aanzienlijk kleiner zijn, namelijk 14 – 18 mm. Ze komen in
Europa voor tot aan de poolcirkel en in de Alpen tot op een hoogte van
2000m. Ze zijn verspreid over de meest uiteenlopende biotopen. De
koningin komt ongeveer tegelijk met de bombus hortorum uit haar
winterslaapplaats. Ze bouwt haar nest in steenhopen, muren en gebouwen.
Het nest telt zo’n 300 hommels.
5. Bombus agrorum. Ofwel akkerhommel. De koninginnen worden 18 – 22 mm, de mannetjes 13 – 18 mm. Deze hommelsoort komt in verschillende kleurvariaties voor, hoe kouder de habitat des te donkerder het dier. Ze komen in grote getale voor in heel Europa. Hoewel hun naam doet denken dat ze alleen bij akkers voorkomen, komen ze ook veelvuldig voor in hooilanden, parken, tuinen, bij bosranden, op droge en vochtige plaatsen. In bergstreken tot boven de boomgrens. De koningin vliegt uit vanaf half april. Ze bouwt haar nest bij voorkeur in hoopjes droog mos, gras of verrotte bladeren. Het nest is relatief klein en telt (slechts) 100 – 200 hommels. 6. Psythirus
rupestris, of Koekoekshommel.
De
koningin gedraagt zich net als de koekoeksvogel, ze lokaliseert een
nest, dringt naar binnen, doodt de koningin en legt haar eitjes die dan
verzorgd worden door de werksters in het nest. Of ze sluipt
‘ongemerkt’ het nest binnen, verstopt zich een tijdje totdat ze de
geur van het nest heeft aangenomen en legt dan haar eitjes. Welke
methode ze ook gebruikt, het is het begin van het einde voor het nest,
want de koekoekslarven consumeren alleen en geven niets. Het zijn
namelijk altijd mannetjes of koninginnen. Ze hebben meestal hetzelfde
kleurpatroon als de oorspronkelijke bewoners van het nest. Verder zijn
ze heel anders, ze hebben geen mandjes aan hun achterpoten, ze scheiden
geen wax uit, er zijn dus ook geen zwakke plekken tussen de thorax en
het abdomen, ze hebben minder haar, een kortere tong en een harder
lichaam. Soms loopt het wel eens op een gevecht uit tussen een werkster
of de koningin en een koekoekshommel, de koekoekshommel zal dan in de
meeste gevallen winnen, ook omdat het voor haar tegenstanders onmogelijk
is hun angel in haar lichaam te drijven en ze verder weinig zwakke
plekken heeft die haar tegenstanders juist wel hebben.
Omdat ze geen eigen nest hoeft te bouwen komt ze pas later uit
haar winterslaapplaats, pas in de late lente of vroege zomer. Dan zijn
de andere hommelsoorten ook al een heel eind op dreef met hun
ontwikkeling die de koekoek goed kan gebruiken. Verder zijn er nog de wat minder bekende (en is er dus ook minder
informatie over te vinden) Bombus lucorum, ofwel veldhommel
en de Bombus hypnorum ofwel boomhommel. Zoals al eerder is gezegd werken de hommels en de bloemen samen, deze
samenwerking kan zo intens zijn dat bepaalde bloemsoorten helemaal zijn
aangewezen op bepaalde hommels om te worden bevrucht. Wanneer de
koninginnen uitkomen doen die zich tegoed aan bijvoorbeeld botanische
heide, vroeg bloeiende wilgen, hazelaars, sleutelbloemen en vroeg
bloeiende fruitbomen. In de zomer komen ze o.a. af op de meeste bloemen
in tuinen zoals geraniums, rozen, bloemen van bramen, aardbeien en
frambozen en vele kruiden. Late bloemen waar hommels op af komen zijn
lavendel, kamperfoelie en verder de meeste kruiden die je ook in de
keuken gebruikt. Natuurlijk hebben hommels ook vijanden, deze zijn voor alle soorten
zo’n beetje hetzelfde hoewel de ene hommel
In
de 19e eeuw begonnen kolonisten in Nieuw Zeeland op grote
schaal met het houden van schapen en vee. Ze dachten dat ze een
voedselparadijs hadden ontdekt: het klimaat was precies goed voor
grasland en malse rode klaver, het juiste voedsel voor de dieren. Er was
alleen één probleem, de oorspronkelijke bijen hebben een te korte tong
om de klaver te kunnen onderzoeken op nectar en zijn dus geen goede
bestuivers voor dit gewas. Honingbijen zijn ook geen goede bestuivers.
Hierdoor moest Nieuw Zeeland jarenlang grote hoeveelheden klaverzaad
importeren. Rond 1880 kwam iemand op het slimme idee om 4 soorten
hommels vanuit Zuid Engeland te introduceren, deze hebben een tong die wél
lang genoeg is om de nectar uit de klavers te halen. Zo werd Nieuw
Zeeland een éxporteur van klaverzaad en een grootschalige producent van
lamsvlees, rundvlees en zuivelproducten. Deze goedkope producten waren
zeer belangrijk voor de wederopbouw van Engeland na de oorlog. Allemaal
dankzij de hommel! Hommels worden tegenwoordig op veel meer plaatsen gebruikt voor de
bestuiving. Het gebruik van hommels boven bijvoorbeeld honingbijen heeft
een aantal voordelen. Ze werken in een hoog tempo, ze zijn vanwege hun
grootte in staat relatief zware lasten te dragen, en door hun grootte
kunnen ze beter in contact komen met de meeldraden en stampers. Ze
stellen bovendien relatief weinig eisen aan de omstandigheden waarin ze
worden gehouden. Ze voelen zich meer op hun gemak in kleine ruimtes
(kassen) dan honingbijen, ze zijn nog actief bij lage temperaturen en
lichtintensiteit en laten zich niet weerhouden door sterke wind en
regen. Bovendien
communiceren hommels niet met elkaar (zie “levenscyclus”) wanneer
een hommel een betere bloem buiten de kas heeft gevonden kan ze dat niet
aan haar nestgenoten vertellen en die zullen dus gewoon in de kas
blijven werken. Nog een voordeel is het feit dat ze sneller van boom tot
boom vliegen, ze blijven niet lang bij een bepaalde boom hangen. Dit is
vooral handig in de fruitteelt, vanwege de noodzakelijke
kruisbestuiving. Op internet
staan sites die nog veel
verder ingaan op het houden van hommels, er wordt uitgelegd welke
planten je kunt gebruiken en hoe je een nestkast kunt bouwen. Ik ga hier
verder niet op in omdat ik het vooral over de hommel in de vrije natuur
wil hebben. Meer informatie is te vinden op: http://ourworld.compuserve.com/homepages/henkmerts/hommels.htm
Zo
ziet u maar, met wat kleine aanpassinkjes kunt u hommels heel gelukkig
maken! Interessante
wetenswaardigheden
Wanneer de hommel op een bloem zit en zich bedreigt voelt zal ze één van haar middelste poten optillen. Als het koud is zal ze zich zelfs op de grond laten vallen om u te vermijden, ze heeft dan niet genoeg warmte opgebouwd om weg te kunnen vliegen. Het schijnt ook zo te zijn dat hommels niet van mensenadem houden, dus als u een hommel van dichtbij wilt bekijken, zorg dan dat u niet op haar ademt.
|