Bladluis
Stam: Insecta
(insekten) |
|
Kenmerken | Insekt met zuigsnuit, ovaalvormig, kleur varieert van bleek geelgroen tot groen, en soms rood. |
Biotoop |
Leeft op planten, vooral de jonge delen. |
Verspreidingsgebied |
Hele wereld, behalve poolgebieden |
Maten | Halve mm tot 7 mm. |
Voortplanting | Binnen hele jaar door, buiten ook behalve in de winter, geslachtelijk en ongeslachtelijke voortplanting |
Leefgewoonte |
Zuigt plantensappen, overwintert door middel van wintereieren. |
Voedsel | Planten |
Ze komen in grote grote groepen voor op vooral jonge delen van planten. Hun
enige natuurlijke vijand is het lieveheersbeestje.
Aan hun eigen verdediging doen ze weinig. Dat wordt overgelaten aan hun
gastheren, de mieren.
Hun mondapparaat is uitgerust met een snavel (rostrum), waarmee ze kunnen
prikken en zuigen. De onderlip is langer dan de bovenlip. In de onderlip zit
een gleuf, waarin steekborstels zitten. Met deze steekborstels kunnen weefsels,
zelfs zeer harde, worden doorboord. Elk van de twee kaken heeft een holte, die
niet met elkaar verbonden zijn. Het ene kanaal dient om lymfe uit de weefsels te
zuigen en als adempomp. Het andere kanaal om speeksel in het weefsel te brengen.
De snavelinsecten zijn eierleggend, eierlevendbarend of levendbarend.
![]() |
|
|
gevleugelde bladluis |
||
|
||
mier melkt en beschermt bladluis |
bladluis op Fuchsia |
geboorte bladluis |
Ze zijn met velen
Bladluizen hebben een jaarcyclus. Buiten
overwinteren ze als eieren op planten. In het voorjaar worden daaruit
ongevleugelde stammoeders geboren, die zonder bevruchting levende luisjes baren,
sommige met, andere zonder vleugels. De gevleugelde luizen vliegen naar allerlei
planten, zoals geraniums, fuchsia's, aardappels - de meest uiteenlopende
gewassen van allerlei plantenfamilies. Daar gaat het baren van kleine luisjes
steeds door. Gevleugelde luizen trekken weer naar andere planten, net zo lang
tot het weer koud wordt en er ineens ook mannelijke luizen worden geboren. Deze
bevruchten de laatste generatie vrouwtjes, die leggen weer wintereieren op een
winterwaardplant (een boom of struik) waar ze weer wachten op het voorjaar.
Maar als planten 's winters worden binnengehaald, zoals fuchsia's en geraniums,
blijft de cyclus van steeds weer ongeslachtelijk luisjes baren eindeloos
doorgaan.
De jongen verwisselen enkele keren van gedaante, ze gaan er anders uitzien. In
het eerste stadium vinden 2 à 3 verwisselingen plaats. Hierna komen ze in het
nymfestadium met nog eens 3 tot 7 verwisselingen.
Als volwassen luis doen ze niets anders dan eten en zich vermenigvuldigen. Voor
hun eigen verdediging kunnen ze een soort was uitscheiden, dat via de twee
buizen aan het achterlijf naar buiten komt. Dit verlamt tijdelijk de aanvaller.
Sommige luizen smaken zo vies dat de larve van een lieveheersbeestje ervan gaat
overgeven als hij er een probeert op te eten.
|
verschillende gedaantes van de bladluis |
Gebruikt als melkkoeien
Bladluizen kunnen planten erg beschadigen. Dit komt omdat ze met
velen zijn en zo snel de plant kunnen "leegzuigen".
Je kunt dat zien aan:
- bladeren worden glimmend en plakkerig
- plante verwelken
- er zijn verkleuringen of vervormingen te zien aan de bladeren
Een plant kan hierdoor zelfs afsterven.
Binnen hebben bladluizen vrij spel, maar buiten
worden ze door een aantal natuurlijke vijanden binnen de perken gehouden.
Lieveheersbeestjes, maar ook zweef- en gaasvliegenlarven, eten bladluizen.
Mieren gebruiken luizen als 'koeien'; ze zuigen de zoete
uitwerpselen van de luis op. Die uitscheiding wordt honingdauw genoemd.
Dit is een glibberige en plakkerige suikerafscheiding. Blijft deze suikerafscheiding
(honingdauw) op de bladeren liggen, dan gaan er schimmels op groeien. De
bladeren gaan hierdoor een zwarte, roetachtige kleur krijgen. Dit heet roetdauw.
Mieren
prikkelen bladluizen door ze over het achterlijf te strelen. Omdat ze de
uitscheiding door de suiker zo lekker vinden, verdedigen ze hun
bladluizenkolonie tegen ongewenste indringers van dezelfde soort. Soms ook
worden bladluizen door de mieren van hun vleugels beroofd en meegenomen in de
mierenhoop om daar een kolonie bladluizen te stichten. Ook
brengen mieren soms bladluizen op bepaalde
planten om van ze te kunnen profiteren.