Fuut


  

   Klasse: Aves (vogels)
   Orde:  Podicipediformes (fuutachtigen)
   Familie: Podicipedidae (futen)
   Geslacht en soort: Podiceps cristatus (fuut)

 

Kenmerken Slanke watervogel, met ver naar achteren geplaatste zwempoten zonder zwemvliezen, heeft een lange hals, de bovenzijde is grijsbruin met in de zomer een kraag van roodbruine en zwarteveren rond de kop, de onderzijde is wit.
Biotoop Grote plassen en meren met veel oeverplanten, maar ook in sloten, vaarten en kanalen. Vooral in stilstaande wateren.
Verspreidingsgebied Europa, delen van Azië, Amerika, Afrika, Australië en Nieuw Zeeland.
Maten en leeftijd Tot 45 cm groot.
Voortplanting In maart en april worden 4 witte eieren gelegd., die na 3 à 4 weken uitkomen. Na 10 weken zijn de jongen zelfstandig.
Leefgewoonte De fuut is een broedvogel en wintergast: leeft in en op het water.
Voedsel Waterdieren, zoals vissen, waterinsekten, larven en kikkertjes. Soms eten ze ook wel wat planten.

De fuut valt op vanwege het kleurige verenkleed, de jongen-met-zebrastrepen, de prachtige baltsrituelen of andere interessante gedragingen. Futen leven in  zoete wateren en dan vooral in de lage delen van Nederland, al komen ze ook buiten dit gebied regelmatig voor.
Net als aalscholvers kunnen ze de veren samendrukken waardoor hun drijfvermogen verandert. Ze zwemmen dan half onderwater voorbij.
Futen vliegen niet graag. Ze moeten veel moeite doen om in de lucht te komen. Bij gevaar duiken ze onder. Ze kunnen wel 3 minuten onder water blijven.
Ze leven in paren en komen niet buiten hun territorium.

Pinguïndans
Het baltsgedrag van futen is erg bijzonder: beide vogels zwemmen met gestrekte hals naar elkaar toe en rijzen met de borsten tegen elkaar op uit het water. Zo lijken ze wel wat op 2 pinguïns, die een dansje doen. De vogels schudden hierbij met de kop en bieden elkaar plantenmateriaal aan. De vogels bouwen vervolgens samen een drijvend nest van planten, meestal op een goed verborgen plaats. Hoewel de jonge vogels al meteen uitstekend kunnen zwemmen, liften de kuikens vaak mee op de rug van één van de ouders, waarbij de jongen ook tijdens het duiken gewoon blijven zitten.

Drijvend nest

Het nest bestaat uit een eenvoudige hoop waterplanten en ligt verankerd. Af en toe drijft het los.Wanneer een ouder het nest verlaat, worden de eieren afgedekt met wat fijn plantaardig materiaal. De ouders broeden om de beurt. De witte of blauwgroene eieren komen na drie à vier weken uit. De jongen zijn opvallend gestreept. De eerste weken worden de jongen op de rug van de ouders meegedragen. Ze worden zo beschermd tegen snoeken en reigers. Na 10 weken zijn ze zelfstandig. Na de rui is het winterkleed van een halfwassen fuut gelijk aan dat van de oudervogel.