Merel
Klasse: Aves (vogels) |
|
Kenmerken | Lijsterachtige vogel. Mannetje is zwart en heeft een oranje snavel, vrouwtje donkerbruin van boven en rossig bruin van onderen met bruine snavel. |
Biotoop |
Voorheen een bosvogel, leeft nu ook in en bij bewoonde gebieden, overal waar bomen en struiken zijn. |
Verspreidingsgebied |
In heel Europa, behalve in de poolgebieden en Siberië |
Maten, gewicht en leeftijd | 25 cm groot, 100 gram zwaar. |
Voortplanting | In het voorjaar, legt 4 - 5 eieren, na 4 weken verlaten de jongen het nest. |
Leefgewoonte |
De meesten blijven het hele jaar (standvogel), zingen in de schemering luid vanaf een hoge plaats. |
Voedsel | Wormen en insekten, vruchten, bessen en zaden, maar ook larven, spinnen en slakjes. |
Het gaat goed met de merel.
Sinds 1980 zijn er steeds meer merels in Nederland. Men schat dat er nu zo'n 3
miljoen zijn. Daarmee zijn er voor het eerst meer merels dan huismussen! Zo'n
150 jaar geleden was de merel nog een 'schuwe bosvogel', maar toen begon de
soort zich meer en meer aan te passen aan de mens en zijn omgeving.
Overdag scharrelen ze rond om eten te zoeken (fourageren), maar 's
morgens vroeg en in de avond kun je het prachtige gezang van de merel
beluisteren.'t Liefst zitten ze daarbij boven in een boom, of op de punt van een
dak. Merels beginnen in februari te zingen en dat kan tot in augustus doorgaan.
Bekend is de schetterende alarmroep waardoor ook andere vogels merken dat er
iets aan de hand is. Meestal sluipt er een kat rond of is een roofvogel in de
buurt.
In het voorjaar zijn merels zeer actief, de mannetjes kunnen erg agressief
achter elkaar aan jagen.
|
|
links het vrouwtje, rechts het mannetje |
merelnest |
Aan één nest niet genoeg
Het nest wordt meestal een of twee meter boven de grond in een struik gebouwd, maar bevindt zich soms ook in een boom of op de grond. Het is een komvormig bouwsel van gras, bladeren en wortels, verstevigd met modder en bekleed met droog gras Het wordt meestal alleen door het wijfje gebouwd. Er worden 3 tot 5 eieren gelegd, die blauwgroen zijn met roodbruine en grijze vlekjes. De broedtijd begint meestal in maart en komt in april goed op gang. Het einde van de broedtijd is meestal in juli, na twee of drie broedsels. De eieren worden twee weken door het wijfje bebroed en daarna worden de jongen nog twee weken gevoerd, ook als ze al het nest hebben verlaten.
|
|
jongen |
jonge merels, die nog gevoerd worden |