Europese wilde kat
Klasse: Mammalia
(zoogdieren)
|
|
Kenmerken | De wilde kat lijkt op de cyperse huiskat, maar is groter, zwaarder en gedrongener, heeft een forsere, bredere kop, langere poten, zwarte of grijze strepen over het lichaam, 'n dikke pluimstaart met 3 tot 5 zwarte ringen en een ronde, zwarte eindpunt. Vacht is vaak geelgrijs, ofschoon er veel variatie is. |
Biotoop |
Hij komt voor in afgelegen streken in middelgebergten en hoogveengebieden, in gevarieerde droge bossen, in heidevelden en langs de randen van agrarische gebieden. |
Verspreidingsgebied |
Leeft nog in verspreide populaties op het Iberisch schiereiland, Italië, de Balkan, Noord-Frankrijk, Zuid-België tot het westen van Duitsland. In Oost-Europa is de wilde kat nog algemeen. In Schotland komt een verwante ondersoort voor (Felis silvestris grampia). |
Maten en leeftijd | Lengte: 60 - 85 cm; staartlengte: 25 - 35 cm; gewicht: 4 - 7 kg; leeftijd: hoogstens 12 jaar. |
Voortplanting |
Na een draagtijd van ongeveer 65 dagen komen in mei 3 à 6 jongen ter wereld. Ze zijn bij de geboorte blind en naakt.Na 10 maanden zijn ze volgroeid. |
Leefgewoonte |
Is voornamelijk een nacht- en schemeringsdier, leeft solitair (alleen) en soms in paren. Bespringt en besluipt zijn prooi vanuit een hinderlaag. |
Voedsel | Konijnen, jonge hazen, kleine knaagdieren en vogels, maar ook kikkers, hagedissen en insekten. |
De wilde kat leeft op zeer eenzame en ontoegankelijke bergruggen of beboste
plaatsen. Overdag verbergt hij zich tusen de rotsen. `s Nachts onderneemt hij
verre strooptochten op zoek naar prooidieren. Hij jaagt alleen of in paren
vooral in de avond en vlak voor zonsopgang. Het woongebied is 60 - 70 ha groot,
dat door de kater verdedigd wordt. Ze zijn meestal trouw aan één partner, maar
brengen veel tijd alleen door. Een wilde kat krabt niet alleen aan een boom om
zijn nagels te scherpen, maar markeert tevens zijn territorium met geurstoffen
uit klieren aan de voet en door te sproeien (urineren).
In de herfst vormen wilde katten een vetlaag als reservebrandstof om de vaak
strenge koude van hun woongebied te doorstaan. In de winter en in de
voortplantimgstijd komt het mannetje ver buiten zijn eigen gebied op zoek naar
voedsel of een partner.
|
|
Katers ongewenst bij geboorte
Onder normale omstandigheden werpt het vrouwtje één nest per jaar. Soms twee, de paring gebeurt dan in maart en eind mei. De draagtijd duurt ongeveer 65 dagen. Het wijfje maakt een nest in een afgelegen rotsspleet of holle boom. In mei en augustus worden 4 tot 5 jongen geboren, ver weg van de kater die zijn eigen kroost zou opeten. Ze zijn bij de geboorte blind en naakt en na 9 dagen gaan de ogen open. Na 4 of 5 weken verlaten ze het hol. Ze zijn bijzonder speels. Als ze ongeveer 10 weken oud zijn leert de moeder hen jagen. Ze krijgen moedermelk tot ze 4 maanden oud zijn. De jongen zijn op een leeftijd van circa vijf maanden onafhankelijk en verlaten dan hun moeder. Bij tien maanden zijn ze volgroeid.
Wilde kat en huiskat Wilde katten zijn niet te temmen en dus niet als huisdier te houden. Ze kunnen wel kruisen met huiskatten (Felis sylvestris catus). Men vermoedt dat het tabby-gen ("cypers"-gen) van onze huiskat afkomstig is van de Europsese wilde kat. De Europese wilde kat is echter niet de voorouder van onze huiskat. Huiskatten stammen niet af van Felis sylvestris sylvestris, maar van een andere wilde kat: Felis sylvestris lybica. Met zijn gelijkmatige bruine kleur is de Abbesyn de huiskat die nog het meest op deze wilde voorouder lijkt. |
|