Bever

 

 

   Klasse:  Mammalia (zoogdieren)
   Orde:    Rodentia (knaagdieren)
   Familie: Castoridae (bevers)
   Geslacht en soort: Castor fiber (Europese bever)  
                               C.Canadensis (Amerikaanse bever)

 

Kenmerken Groot knaagdier, gedrongen van bouw met donkere vacht. Hij heeft een stompe neus, kleine oren, en 5 tenen aan elke voet. De voorpoten zijn voorzien van sterke klauwen om mee te graven en het voedsel vast te houden. De achterpoten hebben zwemvliezen met twee gespleten klauwen om de vacht mee te poetsen en die van waterafstotende olie te voorzien. De staart is plat en dient als roer en steun en soms voor de voortbeweging. Als een bever onder water duikt, worden neusgaten en oren gesloten met kleppen. Hij kan 15 minuten onder water blijven.
Biotoop Bevers komen voor in het overgangsgebied tussen land en water zoals moerassen, langs beken, rivieren en meren. De aanwezigheid van bossen op de oevers is een vereiste. Er is geen voorkeur voor stromend of stilstaand water, maar een waterdiepte van minimaal 50 cm is een vereiste.
Verspreidingsgebied Grote delen van Europa, Noord-Amerika en Canada.
Lengte en gewicht Kopromplengte 70-100 cm, staartlengte 25-35 cm, gewicht 15-35 kg.
Paartijd Januari - maart, draagtijd 100 - 120 dagen.
Aantal jongen 2 tot 8.
Leefgewoonte Zijn vooral 's nachts actief. Overdag brengen ze de tijd voornamelijk slapend door op legers, in holen of in burchten.
Leeftijd 9-15 jaar.
Voedsel Bestaat voornamelijk uit bast van houtige gewassen en wortelstokken. Van de boomsoorten worden voornamelijk de zachte soorten gekozen zoals populier, wilg en abeel. In het zomerseizoen wordt dit menu aangevuld met kruidachtige land- en waterplanten.  

 

Gewoonten

Bevers leven in los kolonieverband, bestaande uit een ouderpaar met jongen, tot maximaal 12 individuen. De ouders blijven hun hele leven bij elkaar. Hun nest bestaat soms uit een hol in de oever met de ingang onder water, of uit een verblijf gebouwd in een 'bevervijver", die wordt gemaakt door een gedeelte van een riviertje af te dammen. Zo`n beverhut wordt opgetrokken uit takken en modder, dikwijls gesteund door een groepje jonge bomen. De ingangen zijn onder water en leiden naar een boven het niveau van het water liggende woonkamer, die via een luchtkoker in verbinding staat met de buitenlucht. Voor de bouw van de hoofddam en de kleinere dammetjes worden jonge bomen doorgeknaagd en naar het water gesleept. De beverhut is een kegelvormige hoop takken en twijgen van 60 - 200 cm lang, opgevuld en dichtgemaakt met modder en stenen. Er zijn een of meer vluchtgangen, die van de kamer naar uitgangen onder water leiden.

Levenscyclus

Na de paring in januari of februari is de draagtijd 100 - 120 dagen. In april, mei of begin juni worden 2 tot 8 jongen geboren. De jongen hebben een zachte vacht, hun ogen zijn open, ze wegen ca 450 gram en zijn 37 cm lang, de staart inbegrepen. Na een maand kunnen ze vast voedsel eten, maar het zogen gaat door tot ze zes weken oud zijn. de jongen blijven 2 jaar bij hun ouders en worden seksueel volwassen in hun derde jaar.

Vijanden

Zoals alle andere knaagdieren worden ook bevers belaagd door alle roofdieren die even groot of groter zijn dan zijzelf. In dit geval zijn dat veelvraten, lynxen, prairiewolven, poema`s en beren. Het alarmsignaal van de bever wordt geproduceerd door met de brede platte staart zo hard op het water te slaan dat het geluid wel kilometers ver te horen is.

beverdam

 

Achteruitgang, winstbejag en bescherming

Bevers waren eens zeer algemeen in Zwitserland, zoals blijkt uit plaatsnamen als Biberach, Bibersee, Biberstein en Bibermukle. In Nederland doet de naam Beverwijk nog herinneren aan de aanwezigheid van de bever. Vroeger kwam hij in een groot deel van Nederland voor, maar door biotoopvernietiging en de jacht is hij in 1826 uitgestorven.Hun uitroeiing was gedeeltelijk te wijten aan hun waardevolle vacht, maar het ging toch voornamelijk om het kliervocht dat ze gebruiken om hun territorium af te bakenen. Dit secreet, bekend als castoreum of bevergeil werd in de 16e en 17e eeuw beschouwd als een geneesmiddel voor alle kwalen. De huiden van de bever werden veel meer gewaardeerd dan die van bijv, marters, wolven of otters. Met de komst van de eerste kolonisten in Amerika werd de bever gezien als een waardevolle bron van zowel vlees als huiden. In ongeveer 150 jaar was de bever uitgeroeid in de oostelijke kuststreken van de V.S. en elders ernstig gedecimeerd. In de V.S. zijn vanaf 1866 hoe langer hoe meer pogingen gedaan de bever te beschermen, zowel door particulieren als door de overheid. Men realiseerde zich dat het werk van de bevers waardevol is voor het op peil houden van het binnenwater en het in stand houden van forelhoudende watertjes.

 

 

In 1988 is men begonnen met het uitzetten van bevers in Nederland en het lijkt erop dat de bever langzamerhand een vaste plek in onze fauna heeft heroverd.