Gedrag
& reproductie
Vogelbekdieren zijn solitair levende dieren die
alleen bij elkaar komen om te paren. Ze zijn vooral ’s nachts actief,
dan zoeken ze voedsel onder water en overdag slapen ze in hun holen.
Vogelbekdieren lijken geen winterslaap te houden, maar observaties in het
wild en in gevangenschap geven aan dat sommige individuele dieren een
korte periode hebben waarin ze “gevoelloos” zijn en nergens op
reageren. Ze verlagen hun lichaamstemperatuur en blijven inactief voor
hooguit zes dagen. Er is bijna niets bekend over het nut van dit gedrag,
behalve dat het in de winter optreedt.
Het vogelbekdier is een warmbloedig dier dat eieren legt en uitbroedt. Wanneer de inwendige bevruchting onder water plaats heeft gevonden blijven de eieren nog ongeveer een halve maand in de buik van het vrouwtje om zich te ontwikkelen. |
|
Een eitje van een vogelbekdier |
Hierna legt het vrouwtje één tot drie eieren eind winter of in de lente. De eieren zijn 1,5 tot 1,8 cm lang en hebben een dunne leerachtige schaal, net als bij slangen en hagedissen. Het vrouwtje houdt de eieren tegen haar buik m.b.v. haar gekrulde staart en broedt ze zo uit in 10 of 11 dagen terwijl ze rust in haar nest. Het mannetje heeft geen rol in het uitbroeden van de eieren of het grootbrengen van de jongen planten.
|
Wanneer de jongen uit het ei komen worden ze eerst drie maanden gezoogd in het nest en pas dan kunnen ze voor het eerst het water in gaan. Het vrouwtje heeft geen tepels, ze heeft alleen twee melklieren en een opening waaruit de melk langs de haren druppelt. De jongen slurpen de melk van de haren op. Na 3 maanden hebben de jongen een vacht en hebben ze hun ogen open. Wanneer de jongen het water in kunnen zijn ze al bijna net zo groot als hun moeder. Na 5 maanden worden de jongen uit het nest geweerd en moeten ze voor zichzelf gaan zorgen. Na twee jaar zijn de jongen in staat zelf te paren en zich voort te planten.