Kikkers en padden (staartloze amfibieën)

Kikkers en padden vormen met 2600 soorten een reusachtige orde van de amfibieën. Ze hebben allemaal een typische kikkervorm.

Op een plomp lichaam zit een grote kop met sterk uitpuilende ogen. De iets kortere voorpoten hebben vier tenen, de lange krachtige achterpoten hebben vijf tenen. De tenen zijn vaak door zwemvliezen met elkaar verbonden. Wanneer de dieren volwassen zijn, hebben ze geen staart.

De meeste kikkers en padden leven op het land. Hun eitjes, die ze in een gelei-achtige massa onderbrengen, leggen ze in snoeren of klonten in het water.

Hieruit komen de larven (kikkervisjes) tevoorschijn. De larven hebben een staart en ademen via kieuwen. Ze voeden zich met waterplanten. Na enige tijd beginnen ze zich geleidelijk in een kikker (of pad) te veranderen. Ze krijgen achter- en voorpoten, de bek wordt breder en de staart verschrompelt. In plaats van de kieuwen vormen zich longen en er ontstaat een dier, dat op het land kan leven.

Tot de kikkers en padden behoren onder andere de groene kikker, de gewone pad, de vroedmeesterpad, de stierkikker.

Vroeger noemde men bepaalde families staartloze amfibieën padden en werden andere soorten kikkers genoemd. Tegenwoordig heeft men hier geen eenduidige classificaties voor.