Gewervelde dieren |
|
Alle gewervelde dieren zijn opgebouwd uit een kop, romp en ledematen. De verschillende soorten, zoals vissen, vogels, paarden en walvissen leven ieder op een andere manier en hebben zich aan hun eigen levensomstandigheden aangepast. Vooral de staart en de hals kunnen zeer verschillend zijn. De ademhaling van de
gewervelde dieren gebeurt door middel van kieuwen of longen. Bij de
kieuwademhaling komt de zuurstof via water in het bloed. Bij de
longademhaling wordt de lucht vrij ingeademd. Door verfijningen hebben de
verschillende soorten hun longcapaciteit vergroot.
|
Er
zijn meer dan 50.000
soorten gewervelde dieren op aarde, op het land, in de zeeën, in zoet
water en in de lucht. Ze
verschillen in vorm en
grootte , maar hebben allemaal een gemeenschappelijke basisstructuur. Daarboven
zit het ruggenmerg, daaronder de lichaamsholte met de organen voor
de bloedsomloop, de ademhaling, de spijsvertering, de voortplanting
enzovoort. Terwijl
bij de vissen aan beide zijden van het lichaam twee spierstrengen van de
kop naar de staart lopen, vind je bij de op het land levende gewervelde
dieren een complexer spierstelsel aan. Met dit spierstelsel kunnen de
ledematen verschillende bewegingen uitvoeren. Ook
bij de amfibieën vindt uitwendige bevruchting plaats. Bij reptielen,
vogels en zoogdieren, dus bij de echte, op het land levende gewervelde
dieren, moet het mannelijke zaad in het vrouwelijke lichaam terechtkomen Vissen
en amfibieën, die honderden of duizenden eitjes afzetten, ontwikkelen
zich in het water van ei tot volgroeid dier. Bij reptielen en vogels vindt
die ontwikkeling plaats binnenin een eierschaal, die alle noodzakelijke
voedingsstoffen bevat. Deze
schaal vormt tevens een bescherming voor het jonge dier. Bij enkele
soorten ontwikkelt het jong zich binnenin het ei nog voor ze worden
gelegd. Bij deze soorten worden de jongen levend geboren. Zoogdieren brengen levende jongen ter wereld. Ook bij hen zijn er enkele soorten die eieren leggen (eierleggende zoogdieren). De jongen ontwikkelen zich echter altijd in de beschermde omgeving van het vrouwelijke lichaam. Amfibieën,
reptielen en vissen zijn wat lichaamstemperatuur betreft afhankelijk van
de buitentemperatuur. Ze worden daarom koudbloedige dieren genoemd.
Zoogdieren en vogels hebben een isolerende lichaamsbedekking (vet, vel,
veren). Zij zijn warmbloedig.
|