Kleine rupsendoder
De kleine rupsendoder is beroemd geworden door de bijzondere zorg voor het
broedsel. Deze wesp komt vooral voor in heidelandschappen en behoort tot de
graafwespen. In tegenstelling tot de statenvormende wespen, bijen en mieren
leven deze insecten alleen.
Tegen de broedtijd legt het vrouwtje maximaal 5 cm lange, schuin naar beneden
lopende gang aan. Deze leidt naar een broedholletje. Dit sluit ze eerst af met
kleine steentjes zodat eventuele indringers niet naar binnen kunnen. Nu gaat ze
op zoek naar een geschikte prooi als voorraad voor haar kroost.
Wanneer ze een rups heeft ontdekt dan verlamt ze hem volledig door hem meerdere
malen in het bewegingscentrum te steken. Dan sleept en trekt ze de rups het
broedholletje in. Ze legt een ei op de rupsen nadat ze het nest nog een keer
geïnspecteerd heeft en sluit ze het opnieuw af. In de omgeving worden alle
sporen uitgewist zodat niemand het nest kan vinden.
Na enkele dagen (afhankelijk van de temperatuur) opent de wesp het hol om het te
controleren. Als de larve inmiddels is uitgekomen brengt ze hem vers voedsel.
Dit proces herhaalt zich na enige tijd nogmaals. Nu wordt er gelijk een grote
levende voorraad gebracht.
Het nest blijft vanaf nu afgesloten. De larve is volgroeid en verandert in een
pop. Dit proces geschiedt niet slechts met één ei. Een kleine rupsendoder
verzorgt tegelijkertijd wel 9 van dergelijke broedplaatsen. Ze controleert ze
instinctief en ze voorziet de larven van voedsel.
Meestal duurt het tot de volgende zomer voordat de wespen zich uit hun
poppenomhulsel hebben bevrijd en het nest verlaten.