Kraakbeenvissen
Kraakbeenvissen zijn gewervelde dieren die in het water leven. Hun naam danken
ze aan het feit dat hun skelet uit een geleiachtige, elastische kraakbeenmassa
bestaat. Het kraakbeen bevat stukjes kalk die volgens een bepaald patroon zijn
gerangschikt. Het wordt bedekt door een dunne laag been.
Kraakbeenvissen hebben nog enkele bijzondere kenmerken: hun lichamen zijn of
naakt of met minieme schubben bedekt. Deze worden, net als de tanden, het hele
leven lang door nieuwe vervangen.
De vinnen van de kraakbeenvissen worden ondersteund door kraakbeenstralen. De
buikvinnen zijn bij de mannetjes veranderd in paringsorganen.
Achter de kop bevinden zich vijf tot zeven paren kieuwspleten. Hierdoor komt het
water in de kieuwzakjes. Soms zijn deze kieuwzakjes met elkaar verbonden en
komen ze aan de buitenzijde uit in één enkele spleet.
Het gespierde buishart en de spiraalvormige darmplooi die het
spijsverteringsvermogen vergroot vormen een aanwijzing van het feit dat deze
vissen al erg lang bestaan.
Men onderscheidt tegenwoordig ongeveer 600 soorten kraakbeenvissen. Deze worden
onderverdeeld in twee onderklassen (de plaatkieuwigen en de chimeren). Tot de
ene klasse behoren de haaien en de roggen, tot de andere klasse de draakvissen
of zeekatten.
Kraakbeenvissen bestaan al meer dan 400 miljoen jaar. Het uiterlijk van de
haaien is gedurende deze periode bijna niet veranderd. De roggen, die pas 200
miljoen later ontstonden, hebben zich met hun afgeplatte vorm aan een leven op
de bodem van de zee aangepast.