Vogels |
duiven
eenden gierzwaluwen hoenderachtigen loopvogels |
meeuwen
moerasvogels papagaaien pinguins |
roeipotigen
roeken roofvogels spechtachtigen |
steltvogels
stormvogels
uilen zangvogels |
![]()
|
Vogels
zijn gewervelde dieren. Er bestaan ongeveer 10.000 soorten en ze komen
overal op aarde voor. Niet alle vogels kunnen vliegen, maar ze hebben
allemaal veren en dit is uniek
in de dierenwereld. Alle
vogels hebben vier ledematen. Ze bewegen zich voort op de achterpoten, de
voorpoten zijn in
vleugels veranderd. Ze ademen door longen en hebben een constante
lichaamstemperatuur. Vogels
planten zich voort door eieren te leggen. Ze leggen de eieren in nesten,
die zich afhankelijk van de soort in bomen, in holen of op de grond
bevinden. Door het bebroeden van de eieren ontwikkelen zich kuikens. Al
naar gelang de soort kruipen de jongen naakt en blind of met veren bedekt
en volledig ontwikkelt uit het ei. Afhankelijk van het soort vogel
kunnen de grootte en de vorm van de eieren zeer verschillend zijn. De
oudste ons bekende vogel is de archaeopteryx. Zijn versteende resten
werden in 1861 in Solnhofen gevonden. Hij wordt beschouwd als een
overgangsvorm tussen reptielen en vogels. Onderzoekers
zijn het er tegenwoordig grotendeels over eens dat onze vogels zich hebben
ontwikkeld uit kleine, vleesetende dinosauriërs. Hun skelet lijkt veel op
dat van de oudste vogel. Beide hadden lange, slanke looppoten,
vogelachtige voeten en klauwen aan de vingers. Beide hadden een lange,
benige staart en scherpe, spitse tanden. Maar
er was een beslissend verschil: de archaeopteryx had een verenkleed
waardoor hij kon zweefvliegen. Men
beweert dat ze zich in de loop van miljoenen jaren uit zeevogels hebben
ontwikkeld. Deze zagen er net
zo uit als onze kraanvogels en futen. Ook de struisvogel en de emoe
bestaan al zeer lang. De
tegenwoordige vogels, die kunnen vliegen, hebben een korte, compacte romp
en een sterk gewelfde schedel. Het aantal van de zeer beweeglijke
halswervels schommelt tussen de 9 en 24. Aansluitend volgen dan 6-10 romp-
en 7-17 lendenwervels. Deze zijn gedeeltelijk met elkaar vergroeid. Het
aantal staartwervels schommelt tussen 8 en 10. De beenderen van vogels
zijn zeer licht, enkele zijn hol van binnen. Dat verklaart ook waarom de
dieren zo weinig wegen. Vogels
zijn gehuld in een verenkleed. Dit bestaat uit slagveren, dekveren en
donsveren. Lichaamsveren bedekken het lichaam, de daaronder liggende
donsveren hebben een isolerende werking. De slagveren zitten in de staart
en de vleugels. Omdat veren slijten, worden ze regelmatig vervangen. Dit
gebeurt tijdens de zogenaamde rui. De
meeste vogels kunnen vliegen. Daarbij worden hun vleugels op en neer
bewogen door sterke spieren. Aan de bovenkant vertonen de uitgespreide
vleugels een sterke welving, aan de onderkant zijn ze vlak. Wanneer de
lucht snel over de bovenkant stroomt ontstaat er een zog. Aan de
onderkant, waar de lucht langzamer stroomt,
ontstaat er een opwaartse luchtstroom. Door dit proces kan de
zwevende vogel opstijgen De staartveren worden als stuur gebruikt tijdens
het vliegen. Afhankelijk
van het voedsel, dat uit vruchten, insecten of vissen kan bestaan,
verschilt de vorm van de tandeloze vogelsnavel. Behalve voor het voedsel
wordt de snavel ook gebruikt bij het bouwen van nesten en bij het
verzorgen van het verenkleed. Ze kunnen er ook
vijanden en rivalen mee verdrijven. In
bijna alle gebieden leven vele vogelsoorten samen. Er is meestal geen
sprake van concurrentie omdat hun voedsel en nestbouw verschillen Veel
vogels blijven in een bepaald gebied in een vast territorium. Andere
zwerven en zoeken altijd weer een nieuwe omgeving en nieuwe broedplaatsen
op. Veel vogels vertrekken in de winter naar warmere gebieden. Sommige
vogels zijn aan de aanwezigheid van de mensen gewend en zij leven dan ook
in de nabijheid van mensen,
er zijn echter ook soorten die bewoonde gebieden mijden. |