Slakken
Slakken zijn weekdieren. Er bestaan meer dan 100.000 soorten die vooral in zee
voorkomen. Vele soorten leven ook in zoet water of op het land, in de woestijn
of op de steppe zijn ze zelden te vinden.
In tijden van droogte trekken slakken zich meestal in hun huisje terug of ze
zoeken een vochtige plaats op.
Men onderscheidt land- en waterslakken. Landslakken ademen door middel van
longen. Daarom worden ze ook wel longslakken genoemd. Ze komen echter ook in het
water voor. Waterslakken hebben soortgelijke ademhalingsorganen als vissen en
heten daarom ook kieuwslakken.
Tot de longslakken behoren de wijngaardslak, de tuinslak en de boomslak. Zij
dragen hun huisje op de rug.
Bij naaktslakken zoals de akkerslak en de wegslak is het huisje bijna geheel
verdwenen; ze hebben alleen nog maar een kalkplaatje in de mantel.
Tot de kieuwslakken behoren de levendbarende moerasslak en de wulk, die ook in
onze Noordzee voorkomt.
De porseleinslakken die in de warme zeeën voorkomen, vooral op koraalriffen,
behoren eveneens tot de kieuwslakken. Net als bij de longslakken zijn er bij de
kieuwslakken ook soorten met een huisje en soorten zonder een huisje.