Veldmuis

   

 


   Klasse:  Mammalia (zoogdieren)
   Orde:  Rodentia (knaagdieren)
   Familie:  Muridae (echte muizen)
   Geslacht en soort: Microtus agrestis (veldmuis); 
   Mus musculus (huismuis), e.a.
   

 

 

 

 

Kenmerken Knaagdier, met geel tot grijsbruine vacht; buikzijde is lichter gekleurd; pels is zacht en kortharig.
Biotoop Leeft in velden, akkers, bermen, langs bosranden, slootkanten en spoordijken.
Verspreidingsgebied Noord Europa tot centraal Azië.
Leeftijd 4 tot 24 maanden.
Maten en gewicht Lengte: 7,5 tot 10 cm, zonder staart. Met staart 10,5 tot 14,5 cm. Gewicht 40 tot 70 gram. 
Voortplanting Van het voorjaar tot de herfst. Na een draagtijd van ongeveer 20 dagen werpt het wijfje 5 - 6 jongen. Ze worden naakt, roze en blind geboren. Na 7 - 11 dagen gaan de ogen open.De jongen zijn na een maand geslachtsrijp.
Leefgewoonte Vooral `s nachts actief. `s Winters hamsteren ze granen en bonen. 
Voedsel Allerlei zaden waaronder veel granen, ze eten vruchten, knollen en wortels, bladeren en schors.

Ondergronds wonen

De veldmuis leeft aan de bosrand, in tuinen en op de velden. Hij graaft meestal een hol om in te wonen op een diepte van ongeveer 50 cm. Van hieruit lopen lange gangen met meerdere uitgangen naar de aardoppervlakte. In kort gras zijn de looppaden van de veldmuis meestal duidelijk te herkennen. Vaak vindt men daar ook de kleine, donkergroene keuteltjes. Veldmuizen leggen hun looppaden ook in de sneeuw aan. Als de sneeuwlaag te dik is, dan lopen de paden altijd onder de sneeuw. Pas aangelegde gangen van de veldmuis herken je aan de hoopjes verse, losse aarde voor de ingangen. 's Winters kun je ze ook vinden in kelders en voorraadkamers.Veldmuizen zitten gewoonlijk alleen in hun hol en hebben ook territoria die tegen soortgenoten worden verdedigd. Wanneer het nodig is, kunnen ze op een klein plekje in kolonieverband te leven.

De veldmuis eet het liefst graankorrels, hij sleept ze ook naar zijn hol om een voorraad aan te leggen. Verder eet hij wormen, vruchten en zelfs boomschors. Muizen houden geen winterslaap. Ze voeden zich ’s winters met in de zomer verzamelde voorraden. Hier gaan ze heel zuinig mee om.

De jongen worden geboren in een dicht nest dat van fijne grashalmen is gemaakt. Ze groeien langzamer dan de jongen van de huismuis. Hun geelbruine vel krijgen ze pas als ze 1,5 jaar oud zijn.

Ontelbare vijanden

De veldmuis vermenigvuldigt zich nog sterker dan de huismuis. Muizenplagen ontstaan niet gauw, omdat ze veel vijanden hebben en de mens hun leefgebied zodanig bewerkt dat er veel doodgaan (maaien en spuiten). Hermelijnen, wezels, vossen, roofvogels, mollen, meeuwen, kraaien en reigers zijn vijanden van de veldmuis. De wezel is voor de veldmuis een zeer gevaarlijk roofdier, omdat deze hem tot in zijn hol kan volgen.
Omdat
de veldmuis het belangrijkste voedsel is voor diverse roofvogels, uilensoorten en ook de wezel en de blauwe reiger, zijn die dieren elk jaar opnieuw afhankelijk van de hoeveelheid muizen, die er zijn. Dit betekent: minder muizen dan ook minder roofvogels, uilen, wezels en reigers.

Schedel veldmuis