|
Ik weet eigenlijk niet waar ik moet beginnen ... er is zoveel gebeurd in zo'n korte tijd.
Ik herinner me het nog als de dag van gisteren, die dinsdagochtend, dat je naar school ging. Dat dit de laatste keer was dat ik je levend zou zien kon ik die ochtend niet vermoeden.
Als ik het van tevoren had geweten, dan had ik je niet naar school laten gaan. Die ochtend kwam je vrolijk en fris gewassen, met heel veel verhalen naar beneden.
Vannacht had het gevroren en je vroeg of het glad was. Na je ontbijt deed jij je jas aan en ging je samen met je grote broer naar school. "Dag mam, tot straks" riep je nog. Toen ik jullie in de tuin
nazwaaide, zag ik je rugzak op de stoel liggen. Die heb ik je nog gauw nagebracht en met de woorden "veel plezier, kijk goed uit en tot straks" namen we afscheid.
Toen ook je vader naar zijn werk
was vertrokken, ben ik me gaan bezig houden met de dagelijkse dingen. Ik moest de bedden verschonen en ook even naar de markt omdat je dringend nieuwe sokken nodig had. Vandaag moest ik werken, dus na de
wandeling met de hond had ik het eten zover klaar gemaakt zodat papa het straks alleen nog maar de oven aan moest zetten. Het was tegen drieën toen ik me ging omkleden voor het werk; thee zette en op de bank nog
wat t.v. heb gekeken. Jij zou immers om half vier thuis komen en we hadden dan nog even tijd om gezellig te kletsen over wat jij al zo had meegemaakt die dag. Om half vier echter, ging de telefoon en ik dacht
dat jij het was met de mededeling dat je bij een vriend was en dus later naar huis zou komen. Maar jij was het niet. Het was een mevrouw die vroeg: "Bent u de moeder van Jeroen?, Jeroen heeft een ongeluk
gehad met een vrachtauto en wilt u zo snel mogelijk komen". Ik vroeg wat jou mankeerde maar zij gaf daar geen antwoord op. Ik belde naar mijn werk met de mededeling dat Jeroen een ongeluk had gehad en dat
ik daar naar toe moest; ik wist niet of ik nog zou komen, maar zodra ik wat wist zou ik het ze laten weten. Daarna heb ik mijn man gebeld om te vertellen dat Jeroen een ongeluk heeft gehad en dat ik verder ook
niet wist wat er aan de hand was. Als ik meer wist zou ik hem terug bellen. Ik heb toen mijn schoenen aangedaan, de autosleutels gepakt en ben naar de onheilsplek gereden. In de auto bedacht ik van alles wat
er aan de hand kon zijn; een gebroken been, een flinke hersenschudding; eigenlijk dacht ik dat het wel mee zou vallen. Dat hij wel eens dood kon zijn kwam niet bij me op en daar had ik ook geen moment aan gedacht.
Op mijn gemak reed ik de straat in, in de verte zag ik allemaal zwaailichten en de schrik sloeg me om het hart: "wat een toestanden " dacht ik nog.
Ik parkeerde mijn auto en rende naar de plek waar het gebeurd was. Toen ik bij Jeroen stond schrok ik van het beeld wat ik zag, mijn jongen lag helemaal in de kreukels en uit zijn oren, ogen en mond stoomde zijn
bloed zomaar de straat op. 'Jeroen, Jeroen riep ik hier is mama'. Agenten en ambulance personeel zaten over hem heen gebogen, zijn lippen waren blauw en in een flits ging het door me heen 'mijn God, niet mijn
zoon; dat kan en mag niet.' Een politieagent stond op en vroeg: 'mevrouw wie bent u?'. 'Ik ben zijn moeder, iemand heeft mij gebeld en ik ben zo snel als ik kon gekomen' zei ik. De agent nam mij bij de arm
en zei 'Mevrouw komt u even mee naar mijn collega, zij zal u wat vragen willen stellen, en zal u uitleggen wat er gebeurd is'.
Ik wilde helemaal niet naar zijn collega, ik wilde bij mijn zoon zijn, hij had me nodig. Als een onwillig kind liet ik me wegvoeren. Het enige dat ik kon uit brengen was 'Jeroen, en waar is zijn vader'. De
agente vroeg me het telefoonnummer van je vader en belde hem op, volgens een collega was hij al onderweg en kon hij er ieder moment zijn. Nog steeds probeerde ik met alle geweld bij Jeroen te komen, maar de
agente hield mij tegen; 'blijft u nu maar hier' zei ze 'u staat alleen maar in de weg'. 'Kom, dan gaan we in de bus zitten' zei ze, maar ik wilde niet 'nee, ik wacht op zijn vader en wil naar Jeroen'.
De tijd die we er stonden leken wel uren; en maar wachten. Plots zag ik de auto van een collega van mijn man en riep: 'daar is zijn vader'. Snel stapte hij uit de auto en wilde naar Jeroen. Ook hij mocht er
niet bij en een agent kwam met de mededeling: 'mevrouw en meneer, het spijt me om het u te moeten zeggen, maar we hebben helaas niets meer voor uw zoon kunnen doen; hij is helaas overleden'.
Het enige wat ik op dat moment nog kon schreeuwen was: 'néé! dat kan niet'. Volledig verslagen en verdoofd ben ik toen op de grond gezakt met mijn handen voor mijn ogen en kon niet bevatten wat ons was overkomen;
niet wij, niet mijn zoon. Een agente en mijn man hebben me van de straat afgehaald en vertelde dat het beter was om naar huis te gaan en de familie op de hoogte te brengen. Ik gaf de agente mijn autosleutels
met de vraag of zij er voor kon zorgen dat mijn auto thuis werd gebracht. Samen met mijn man en zijn collega zijn we naar huis gegaan. In de auto heb ik verslagen het eerste nummer dat in me opkwam, het
telefoonnummer van mijn neef, gebeld. Toen hij de telefoon op nam zei ik:' Hallo met Annita, Jeroen is dood'. Zonder verder nog vragen te stellen zei hij: 'ik kom eraan'.
Thuis kwam langzaam het besef
wat er gebeurd was, maar ik kon het niet aanvaarden. Steeds maar staarde ik naar de poort en dacht dat hij zo wel lachend thuis zou komen en zou zeggen: 'Wat een grap hè mam'. Mijn man belde ondertussen een
vriendin of die langs wilde komen; hij wist ook niet wat hij verder moest. We waren beide uit het veld geslagen. We wisten niet hoe het nu verder moest. Toen even later de vriendin arriveerde ging het allemaal
heel snel en als een soort roes gaat dan alles aan je voorbij. Zij belde de uitvaartverzorger en voor ik er erg in had zat mijn huis vol met mensen.
De agenten hadden mijn andere zoon van school gehaald en zat verdoofd tegenover mij. Ik wist niet wat ik tegen hem moest zeggen; ook kon ik mijn armen niet om hem heen slaan om te troosten. Ook ik was volledig
verdoofd. De agenten vertelden ons dat we naar het ziekenhuis moesten om Jeroen te identificeren, anders mocht zijn lichaam niet vrijgegeven worden. Ik begreep niet we Jeroen moesten identificeren: het was toch
onze zoon?!
De uitvaartverzorger vroeg ons of Jeroen thuis of in het mortuarium opgebaard moest worden. Mijn man en ik vonden het beter om hem in het mortuarium op te baren; wij konden het niet verdragen dat
hij thuis zou liggen in zijn eigen bed.
Het was ongeveer zes uur toen we naar het ziekenhuis reden. Daar werden we opgevangen door een verpleegster en de agenten die 's middags bij ons waren. We werden
naar de kelder van het ziekenhuis gebracht en daar moesten we wachten tot ze ons zouden halen. Het wachten leek wel uren te duren maar uiteindelijk mochten we de kamer in.
Daar lag Jeroen op een tafel: vreemd, koud en levenloos. Mijn andere zoon kon het niet aanzien en liep direct de kamer weer uit; mijn man en ik namen elkaar in de armen en huilden. Een agent begeleidde ons de
kamer uit en vertelde dat we naar huis moesten gaan; de uitvaartverzorger zou er voor zorgen dat Jeroen zo spoedig mogelijk naar het mortuarium gebracht zou worden.
Eenmaal thuis gekomen waren mijn neef, mijn
ouders, mijn zus, mijn broer en ook nog een andere vriendin inmiddels gearriveerd. De collega van mijn man was bij ons thuis gebleven en had ze opgevangen.
We vielen elkaar huilend in de armen en vroegen ons af waarom?
De uitvaartverzorger vroeg of we even het een en ander konden regelen. We gingen aan de tafel zitten en regelden zijn kist. Ook kwam de vraag
begraven of cremeren. Daar hadden we nog nooit over gesproken. Ook bloemen, kaarten, bidprentjes en welke kleren hij aan moest werd allemaal besproken; het was allemaal heel onwerkelijk, net een boze droom.
Jeroen zou worden begraven. Zijn kist moest wit zijn, de bloemen werden rozen in de vorm van een hart. Zijn kaartjes waren wit met een zwarte roos op de voorkant. Zo werden ook het bidprentje en zijn kleding
uitgezocht.
Toen alles geregeld was ging de uitvaartverzorger naar huis. Wij bleven achter met een vreemd en onwerkelijk gevoel en nog steeds met het idee dat het niet waar was. Hoe we die avond
verder zijn doorgekomen weet ik niet. Wel weet ik dat mijn familie weer naar huis ging en alleen mijn moeder bleef achter om ons bij te staan in deze moeilijke tijd. Voor mijn andere zoon kwamen die avond heel
veel vrienden en samen zijn ze naar boven gegaan om hem bij te staan.
Ook weet ik dat we laat naar bed zijn gegaan en dat mijn man hartverscheurend heeft zitten huilen. Ik had hem nog nooit zo zien huilen en
wist ook niet wat ik doen moest; ik voelde me onwezenlijk en verward.
Die nacht heb ik niet veel geslapen steeds spookte het beeld van die dag door me heen. 's Nachts ben ik dan ook naar beneden gegaan en
ben gaan schrijven. Het ene na het andere gedicht gleed zo mijn pen uit.
De volgende ochtend kwam al vroeg bezoek, de enveloppen van de rouwkaarten moesten worden geschreven en ook belden we nog een
aantal mensen. Ik wilde op de plek waar het ongeluk gebeurd was bloemen leggen, maar het kwam er de hele dag niet van. Het was een komen en gaan van mensen die met ons meeleefden en het vreselijk vonden wat er
gebeurd was. De pastoor kwam en samen zochten we teksten uit die voorgelezen zouden worden tijdens de begrafenis; ook moesten we nadenken over welke muziek er gedraaid moest worden. Zijn meester van school was
er ook en hij vertelde dat het overlijden van Jeroen op school was ingeslagen als een bom en dat les geven haast onmogelijk was.
Hoe we rest van de week zijn doorgekomen is een zwarte bladzijde; weinig slaap,
haast niet eten en veel bezoek, kaarten en bloemen. Wel weet ik nog dat we muziek hebben uit gezocht voor zijn begrafenis en de we de tekst hebben geschreven voor het bidprentje. Iedere avond gingen we
naar het rouwcentrum om Jeroen te bezoeken en zagen dat zijn 'kamertje' vol stond met bloemen.
Op de dag voor Jeroens begrafenis zijn we naar zijn school geweest om te gaan kijken naar de gedenktafel die ze
voor hem hadden gemaakt. Ook hebben we die dag met zijn klasgenootjes gesproken. Hoe we dat allemaal voor elkaar kregen in die tijd is me nog steeds een raadsel, maar ik denk dat je in die tijd meer kracht hebt dan
je zelf voor mogelijk houdt.
Zaterdag, de dag van Jeroens begrafenis, herinner ik me als de dag van gisteren nog. Die ochtend stond ik in de douche en realiseerde me dat zijn begrafenis niet een droef
gebeuren mocht zijn maar eigenlijk meer een 'feest': Jeroen was een feestbeest, een 'feest' voor zijn afscheid. Jeroen was altijd vrolijk en hij zou zeker niet gewild hebben dat zijn afscheid een trieste
bedoening zou zijn. Mijn ouders waren bij ons en samen zouden we naar het uitvaartcentrum gaan om Jeroen voor de laatste keer te zien, voordat de kist dicht ging.
In zijn kist lagen briefjes, rozen en knuffels van kinderen die voor hem dierbaar waren.
In de kerk was het heel druk er waren zeker zo'n 500 mensen naar zijn uitvaart gekomen. Dat maakte een enorme indruk.
Zijn vrienden brachten zijn kist de kerk in en vrienden van mijn andere zoon staken de kaarsen aan. Tijdens zijn uitvaart werden verhalen verteld door zijn meester van de lagere school en door vrienden. De
muziek was van Jamiro Quai dat was zijn lieveling muziek, ook werd het nummer van Puff Daddy "I'll be missing you" gedraaid. Verder waren er nog nummers van 'The rose" , "Somewhere over the
rainbow" en het nummer "Korrels zand". Nadat de viering was afgelopen kreeg Jeroen een groot applaus in de kerk voor wie hij was en wat hij allemaal gedaan had. Het leek wel het afscheid van een
beroemdheid.
In een stille tocht zijn we naar de begraafplaats gelopen waar we echt afscheid hebben genomen met twaalf rozen op zijn kist, voor ieder jaar dat hij geleefd had, één roos.
Daarna werd het gedicht van de roos voorgelezen.
Al met al was het een indrukwekkende uitvaart. Na de uitvaart zijn we met de genodigden koffie met gebak gaan eten waarna we van iedereen persoonlijk afscheid
hebben genomen en hen bedankten voor hun steun in deze moeilijke tijd. Mijn andere zoon kreeg van zijn vrienden een grote beer; als hij het dan eens moeilijk had kon hij naar de beer kijken en aan zijn vrienden
denken en weten dat ze er altijd voor hem zouden zijn.
Eenmaal thuis val je in een zwart gat en dan pas begint eigenlijk het rouwproces, want dan pas realiseer je dat het allemaal echt is en dat Jeroen nooit
meer thuis komt. Geen feestdag waar hij nog bij is, vakanties zonder hem, geen vierde bord meer op tafel, Allemaal dingen die zo gewoon waren worden nu anders.
Een maand na zijn overlijden zijn we
een grafsteen gaan uitzoeken. Deze moest heel anders zijn dan alle andere stenen. De grafsteen is van groen graniet gemaakt met glas ervoor, waarop het gedicht van 'Een roos' gegraveerd is. Uit de steen ontspringt een roos. Een roos zal altijd het symbool van Jeroen zijn.
Voor mij is en was hij de roos in de knop die nooit heeft mogen bloeien.
Nu, een paar jaar later kunnen we er beter mee omgaan en heeft het verdriet en zijn gemis "een plaatsje" in ons hart gekregen.
Wel vragen wij ons nog steeds af hoe Jeroen er nu zou uitzien of wat zou hij nu doen? Had hij nog steeds zoveel vrienden? Dit zijn allemaal vragen waar we nooit een antwoord op zullen krijgen.
Ook
al zal de tijd alle wonden helen, deze wond heelt nooit en er zal altijd een korstje op zitten, wat er zo nu en dan af valt.
Het verhaal in zijn bidprentje:
Woorden schieten te kort en tranen
vloeien ten over om het verdriet en onrecht wat ons is aangedaan. Het is onbeschrijfelijk om te zeggen wat wij nu voelen en wij vragen ons af:'Hoe het nu verder moet gaan. Zonder jouw lach en zonder jouw grapjes en
het kijken naar dingen waar jij zo van hield? . Jeroen was nog zo jong en hij had nog een heel leven voor zich. Een leven met veel vrienden, en een leven met veel gezelligheid en liefde om hem heen.
Jeroen hield van het leven, van iedere bloem en van elk dier. Jeroen wou later bruggen ontwerpen en laten bouwen, maar dan niet van die wiebelende zoals in Rotterdam. Bruggen van staal en beton zal Jeroen nooit
meer bouwen. Door het verdriet van zijn
dood heeft hij ons dichter bij elkaar gebracht en bruggen tussen mensen gebouwd. Laat het overlijden van Jeroen voor eenieder van ons niet zinloos zijn maar ons doen beseffen dat de liefde voor elkaar belangrijker is dan alle andere zaken in de wereld. De stilte bewaart mijn laatste wens: wees lief voor elkaar.
Dag liefje, slaap zacht. mama
|