Bethelkerk, den Haag-Loosduinen. 22 juni
2005
Dankwoord in de dienst van
gedachtenis en
dankbaarheid voor het leven van Betsie van
Essen-Zondag
12 december 1943 – 18 juni
2005. Gehuwd
met Rob van Essen: 19 juni 1968.
(English
further down)
GA MET
ONS
Er zijn
geen woorden voor....
Hoe vaak
heb ik dat deze dagen niet gehoord en gelezen op talloze lieve kaarten en
brieven en e-mails. Mijn verlegen, sterke, bescheiden, doortastende, nimmer
veroordelende lieve Betsie, stierf op zaterdagmorgen in mijn armen.
Verpletterend
is het en ik weet niet of de pijn nog wel weggaat. Misschien wil ik dat nu ook
nog wel helemaal niet. Want die bepaalt mij bij een uniek kind van God, die
mijn levend beslissend heeft bepaald. ‘Als met eigen hand’ heeft God ons bij elkaar
gebracht in 1965. Een zeventienjarige Amsterdammer, in Brabant verdwaald, en
een twintigjarig provinciaals meisje dat het ouderlijk
huis ontvluchtte om te kunnen ontdekken wie ze zelf was. Toen ik voor haar op
zondag bij de poort van het Vondelpark een ijsje kocht, wist ze daar geen raad
mee. Geld uitgeven op zondag? Ik, vrolijk evangelisch bekeerd, begreep haar aarzeling niet. Ze heeft het
aangenomen en, zo zei ze altijd, sindsdien is het bergafwaarts met haar gegaan.
Een
linkse jongen was ik, demonstrerend in Paasmarsen
voor de vrede, plakkend voor de PSP. Betsie zag het aan, deed aan sommige
dingen gedecideerd niet mee en andere probeerde ze even uit. Zingen en getuigen
op straat, in het Vondelpark en het Frederiksplein.
Maar ze ontdekte dat het niet haar cup of tea was.
Wat heb
ik haar voor de voeten gelopen met mijn sterke overtuigingen en principes. Door
mij stapte ze weer in de traditie van de geheelonthouding van haar ouders,
stopte ze met roken en ging een bijbelschool opleiding volgen. Ze moest veertig
worden om zich aan mijn dominantie te ontworstelen. Ze hield niet van
demonstratieve woorden en daden. Er zijn voor een ander, meeleven met een
depressieve buurvrouw, eindeloze gesprekken aan de telefoon met mensen die
steun bij haar zochten.
Ze vond
het aanvankelijk maar niks dat haar Rob van verpleger een soort dominee werd.
Ze wilde geen klassieke domineesvrouw zijn. Ze werd dat ook niet. Ze was in haar element bij het opstarten van een maaltijd voor de
buurt in Amsterdam-Oost, zat in de bibliotheek van
het asielzoekerscentrum in Utrecht, gaf Nederlandse taalles aan een jonge
Turkse vrouw, ging werken in het Hospice, trok de Theeschenkerij
voor de buurt mee vlot.
Ze was
de trotse en zorgende moeder van onze
kinderen, beschermend maar niet verstikkend, , mijn
secretaresse, mijn vurige minnares, de therapeut die mij uit mijn depressies
wegriep. Een vrouw met duizend hobby’s:
in onze arme tijd naaide ze de kleding voor het hele gezin, ze kon goed
fotograferen, quilten, aquarelleren, tuinieren. Op haar vijf
en veertigste leerde ze nog schaatsen en probeerde ze zich op een surfplank
staande te houden, terwijl ik - drie jaar jonger - vol bewondering toekeek en
mij daar te oud voor voelde.
Zij
haalde info bij de universiteit en zei: ‘Waarom ga je je doctoraal niet halen? Je kunt het.’
Betsie
was de orde in mijn chaos, met haar nuchtere Groningse genen bracht ze me weer
op de grond terug als ik begon te zweven.
Zevenendertig
jaar zouden we getrouwd zijn afgelopen zondag. In die jaren zijn zoveel vriendschappen
gevormd, zoveel mensen bij ons over de vloer geweest. Leervicarissen,
buitenlandse gasten, opgewonden evangelisten, vluchtelingen en zwervers. Betsie
wist iedereen het gevoel te geven dat ze welkom en waardevol waren. Daarom
zitten de meeste mensen ook hier vandaag. Ik wil jullie bedanken voor alle
lieve woorden over Betsie gesproken en geschreven. Wandelvriendinnnen,
quiltvriendinnen, vrijwilligers in AZC en Hospice,
schilderlerares - bedankt dat jullie Betsie de
kans gaven meer te zijn dan ‘de vrouw van de dominee’. Iemand zei
tegen me: ‘Uw vrouw straalde geluk uit’.
Het is
waar. Het was een geluk dat zich gaandeweg verdiepte. Wat waren wij domweg
gelukkig in de Goudenregenstraat. Voor Betsie kan het geluk niet op: zij mag
Jezus zien. Maar wij die achterblijven, de kinderen en kleinkinderen in het
bijzonder, wij staan toch wel erg in de kou. Op een kaart in Betsie haar bijbel
liet zij een gebed dat mijn verwarring verwoordt: Ook als onze nacht geen ster
meer kent, ga dan met ons en blijf ons bij!
Wees ons
een anker in de storm van vragen. Wees sterker dan al onze angst en vrezen.’
Rob van Essen
Bethelchurch – The Hague- Loosduinen
June 22, 2005
Words of thank in the service
of remembrance and thankfulness for the life of Betsy van Essen-Zondag.
Go with us
‘No words can tell…’
So many times I heard and read these words in
countless cards and letters and
E-mails. My shy, strong, modest, energetic, non denunciatory Betsy,
died in my arms on Saterday-morning. It is crushing
and I don’t know if the pain will ever leave me. Perhaps I don’t want it to go.
For this pain reminds me of a unique child of God, who played a decisive part
in my life. ‘As with his own hand’ God brought us together in 1965. A seventeen year old
A leftwing boy I was, demonstrating in Easter marches for peace (in
How much was I under her feet with my strong convictions and principles.
Because of me she re-entered the tradition of teetotaling
of her parents, she quit smoking and followed a bible
school training. She had to become fourty to unwrestle from my dominance. She did not like demonstrative
words and acts. Just being there for someone else,
having attention for a neighbour in a depression, long conversations at the
phone with people who sought her support.
At first she did not like it at all that her Rob, the nurse, became some
kind of a pastor. She did not want to be a typical pastor’s wife. She was not!
She could be herself when a meal was started for the neighbourhood in
Amsterdam, in the library of the refugee-centre in Utrecht, gave Dutch language
lessons to young Turkish women, worked as a co-worker in a hospice, helped to
initiate a Teagarden for the parish.
She was the proud and caring mother of our children, protecting but not
suffocating, my secretary, my fervent lover, the therapist who called me out of
my depressions. A woman with a thousand hobby’s, in our poor times she sewed
the cloths for the whole family; she loved photography, quilting, water
painting, and gardening. When she was forty-five she learned skating and tried
to stay upright on a surfboard, while I, three years
younger, watched her with admiration and felt much too old for all that.
She asked for information at the university and asked me: why don’t you
study for your masters degree, you can do it!
Betsy was order in my chaos, with her down-to-earth Groninger
genes she pulled me back to earth again when I seemed to forget the daily
reality. Last Sunday we should have celebrated our 37th year of
marriage. In these years so many friendships have been made, so many people
have been guests in our home. Theological students with their
term of probation, foreign guests, excited evangelists, refugees and tramps.
Betsy mastered the art of giving every person the feeling that he/she was
welcome and of great value. That’s the reason so many of you are in this
service today. I want to thank you for all the sweet words spoken and written
about Betsy. Walking-partners, quiltfriends,
co-workers in the refugee-centre and the hospice, teacher in painting, thank
you all for giving Betsy the possibility to be more than ‘the pastor’s wife’.
Someone told me these days: ‘Your wife radiated happiness’. And that is
true. It was a happiness that deepened through the years. How simply happy we
were in the Goudenregenstraat. Betsy is more happy than ever now: she may see Jesus.
But we who stay behind, the children and particularly the grandchildren,
we feel the bitter cold of death. On a card in her bible I found a prayer in
which my confusion is stated:
‘Even if in our night every single star is gone, go with us and stay
with us!
Be an anchor to us in the storm of questions. Be stronger than all our
agony and fears.’
Rob van Essen