Terug naar GENEZING
johannchristophblumhardt.gif

GELOOF EN GEZONDHEID - KRING IN BETHELKERK 2003 - 2004


De enige functie van de kerk is het geloof in de duivel levend te houden. Het alert houden

voor het kwaad als zelfstandige grootheid is onvoorstelbaar belangrijk.

,,Leszek Kolakowski 


De dienst der bevrijding


                                                                                                                                  

 

                                                                                                                                            drs Rob van Essen


De dienst der genezing kan niet los gedacht worden van de dienst der bevrijding. In Marcus zendt Jezus zijn discipelen uit met de opdracht ́om te prediken en om macht te hebben boze geesten uit te drijveń (3,14).Bij de uitzending van de twaalf in Lucas horen we: ́Hij gaf hun macht en gezag over alle boze geesten en om ziekten te genezen. En Hij zond hen uit om het Koninkrijk Gods te verkondigen en genezingen te doeń (9,1-2).

Velen beschouwen dit onderdeel van Jezuś bediening als een primitief restant van een voorbij wereldbeeld. De duivel, engelen en demonen spelen nog nauwelijks een rol van betekenis in het geloof van Westerse christenen. De ́Verlichtinǵ van de 18e en 19e eeuw maakte korte metten met een dualistisch wereldbeeld. Conybeare schreef in 1897: ́Nowadays belief in demons has gone owing to free inquiry, a scientific attitude, modern science and scepticism of the last 150 years. They rid the world of a burden which dogmatic theology and Christian rites and even N.T. itself, has done nothing to alleviate and much to aggravate during seventeen centuries. The superstitious way of regarding the N.T. as a book not to be impugned must have checked the growth of a more intelligent and humane treatment of lunaticś. Footnote In de wereldkerk en in veel geloofsgemeenschappen van allochtone christenen in ons land ervaart men de werking van ́boze machteń echter nog wel degelijk als een realiteit.


In het Anglicaanse rapport ́A time to heaĺ wordt vermeld dat de bisschop van Exeter, dr Robert Mortimer, in 1965 een commissie instelde om een onderzoek te doen naar exorcisme. Deze commissie bestond uit theologen en psychiaters en men kwam tot de aanbeveling dat in elk diocees iemand aangesteld moest worden die de dienst der bevrijding als opdracht had. Later kwamen daar nog de richtlijnen bij dat dit in samenwerking met medici moest gebeuren, in een context van gebed en sacrament en een minimum aan publiciteit. Footnote


De Schrift over de/het boze

Het geloof aan demonen vind je overal in de oudheid, bij Assyriers en Babyloniers, Perzen, Arabieren en Egyptenaren. Ze veroorzaken ziekte en vooral waanzin. Ze bewegen zich door de lucht en huizen in woestijnen, graven, ruïnes of ook wel in dieren. Een demon kan bij een mens binnen dringen via het eten of drinken of de ademhaling. Demonen werden gezien als lagere goddelijke wezens of als de zielen van gestorvenen.

In het Oude Testament wordt over ́Azazeĺ gesproken (Lev. 16,7), een woestijndemon en in Jesaja 13,21 is sprake van de ́seiriḿ (harige wezens) die in woestijnen en graven wonen. In Deut. 32,17 en Ps. 106,37 horen we over de ́schediḿ die, naar men vermoed van Babylonische oorsprong waren. Alleen in Jesaja 34,14 wordt ́lilith́ genoemd (volgens latere overlevering de eerste vrouw van Adam). Waarschijnlijk van oorsprong een Babylonische stormdemon, die bij de Joden tot een nachtspook werd dat in de woestijn woont. Het woord zou afgeleid kunnen zijn van het Hebreeuwse woord ́lailah́ (nacht). De ́bloedzuigeŕ (aloekah) in Spreuken 30,15 zien sommigen ook als een demon. De Arabieren kennen hem als ́Blutengeĺ Footnote .

De figuur van ́satań (tegenstander) komt pas betrekkelijk laat ter sprake in het Oude Testament. In het boek Job is hij een aanklager die toegang heeft tot de hemelse hofhouding. In Zacharia 3,2 is hij niet langer neutraal, maar wordt door God scherp bestraft. In de intertestamentaire periode is hij de regelrechte opponent van God geworden en ziet men hem als een gevallen engel. In diezelfde periode is er het Perzisch dualisme: de eeuwige strijd tussen goed en kwaad.

In mijn E-mail groep schreef ds Piet van Veldhuizen in een discussie: ́Ooit heb ik 'satan' door de Schriften heen bestudeerd. In heel het OT is hij een functionaris in dienst van de Eeuwige, een rotzak op Gods loonlijst. Hij haalt op valse wijze de negatieve waarheid naar boven: mensen door de mand laten vallen is zijn werk, en elk hof heeft nu eenmaal zo'n ambtenaar. Pas in de visioenen van Zacharia zal hij uit de hemelse rechtszaal worden weggescholden. In het NT is hij bij de verzoeking van Jezus weer helemaal in functie, maar verder zien we hem alleen nog een paar keer als ontslagen ambtenaar, als een bliksem uit de hemel gevallen, rondgaande als een briesende leeuw maar zonder spreekrecht bij God.́ (26 jan. 2004).

In het Nieuwe Testament is satan de grote opponent van Jezus. Jezus is gekomen om de werken van de duivel te verbreken (1 Joh. 3,8). Jezuś bediening beging volgens de synoptici met de verzoeking in de woestijn door de satan. In het Johannes evangelie wordt de duivel op enkele centrale plaatsen genoemd (8,44; 13,27) maar vinden we - in tegenstelling tot de synoptici - geen verslagen van exorcismen. In de brieven van Paulus is de werkelijkheid van kosmische, demonische machten de achtergrond van het heilswerk van Jezus Christus (Coloss. 2,14; Ef. 6,10 ev).


Exorcisme in de vroege kerk

De kerkhistoricus von Harnack schrijft dat exorcisme van demonen een belangrijk missionair en verkondigend wapen was in de eerste eeuwen. De hele wereld en de atmosfeer die ons omgeeft was vergeven van demonen. Alles in het leven - niet alleen de aanbidding van afgoden - werd door hen beheerst. Footnote Ten tijde van Justinus waren er in elke gemeente één of meerdere exorcisten, die later een eigen stand vormden, naast de lectores en subdiakenen. Footnote

Vroege doopliturgieën laten zien dat catechumenen van boze geesten bevrijd werden, alvorens zij de doop ondergingen. Athanasius leerde dat de mens tot begeerte vervalt en het zinnelijke tot zijn afgoden maakt als hij zich van God afkeert. Maar Christus heeft de demonen overwonnen. Het kruisteken verjaagt hen. Footnote Arnobius zei dat er tussen God en de mensen leugengeesten staan, valse goden, die speculeren op de lichtgelovigheid der mensen ten aanzien van de orakels en de magie. Christuś godheid kon deze demonen uitdrijven en ook de christenen kunnen het. Footnote In het ́Onze Vadeŕ leerde de gemeente om bevrijding van de boze bidden: ́verlos ons van de bozé!


Jezus is overwinnaar!

Het was de Duitse predikant J.C. Blumhardt (1805-28-2-1880) die door zijn pastoraat aan Gottliebin Dittus een strijd tegen de demonen moest voeren. Hij werd in 1838 predikant in Möttlingen (Zwarte Woud in Duitsland), een dorp waar velen zich met magische praktijken bezig hielden. In het huis van Gottliebin waren occulte verschijnselen (klopgeesten) en door vreemde stemmen daartoe aangezet deed de jonge vrouw enkele zelfmoordpogingen. Tijdens een van haar trancetoestanden riep Blumhardt uit: ́Bid, Jezus help mij! We hebben lang genoeg gezien wat de duivel doet, nu willen we zien wat Jezus kan doeń. Dit vormt een keerpunt, al duurt het nog twee jaar voor Gottliebin genezen is. Deze jaren durende strijd eindigde met de schreeuw ́Jesus ist Siegeŕ! Footnote

In Möttlingen volgde na Gottliebins bevrijding een geestelijke doorbraak (boetebeweging) en ook uit de wijde omgeving komen mensen bij Blumhardt genezing en bevrijding zoeken. In 1852 begint hij een pastoraal centrum in Bad Boll, waar tussen de 100 en 150 mensen konden verblijven en velen werden door zijn voorbede genezen. In het Liedboek der Kerken staan twee liederen van zijn hand (136, 297-2).

De theoloog Karl Barth noemt Blumhardt een ́theoloog van de hooṕ. Heel het leven van Blumhardt wordt gekenmerkt door zijn vurige verwachting van het Koninkrijk van God. Vóór het aanbreken van het Rijk verwacht hij echter een heilstijd, een bijzondere uitstorting van de Geest. ́De gaven en krachten uit de apostolische tijd moeten weer terugkomen en ik geloof dat de Heiland er op wacht, dat wij er weer om gaan biddeń.

Barth noemt vier aandachtsvelden die belangrijk zijn in het pastoraat van Blumhardt:

a. De eenheid van lichaam en ziel. Geen ziekelijke gebiologeerdheid op de ziel, maar aandacht voor heel de mens.

b. De reële macht van de verzoening. ́Het werd Blumhardt duidelijk dat ziekte alles te maken heeft met zonde, en dat de verkondiging van de vergeving der zonde en het verlenen van vrijspraak genezend werkté. Footnote

c. De betekenis van de tegenwoordigheid van de heilige Geest. Hij verwacht, voor de wederkomst van Christus, een nieuwe uitstorting van de Geest.

d. De realiteit van de christelijke hoop. Voor Blumhardt is ́de hoop der zaligheid́ (1 Thess. 5,12) niet de hemelse zaligheid, maar de verlossing van de zuchtende schepping uit plagen en nood, jammer en ellende. Footnote


Het is wel belangrijk te signaleren dat de hoop en het geloof in het wonder bij Blumhardt niet tot gevolg hebben dat er eigenlijk geen ziekte meer ́maǵ zijn. Zeker, de werkelijkheid van Pasen breekt door in deze tijd, maar tegelijk voltrekt zich Jezuś lijdensgeschiedenis in deze wereld. De zieke beleeft de solidariteit in het lijden met ́der kranke Heiland́. Footnote De opstanding is een signaal van het komende Rijk.


De Charismatische beweging

Het was ds W.C. van Dam die in ons land expliciet aandacht vroeg voor de bevrijding van demonische machten. Hij promoveerde in 1977 op een proefschrift over ́Stanger en Buchman, twee modellen van strijdbare zielszorǵ. Hij bepleitte - met K. Kraan - pneumatherapie, een vorm van charismatische zielszorg, die speciaal heling beoogt. ́Pneumatherapie stelt de Heilige Geest present in de geest van de mens, waardoor het Godsrijk kan doorbreken in de confident, in alle aspecten van zijn leven en zijn relaties, en zo de nieuwe schepping openbaar kan wordeń (1977,180). Onderdeel van de pneumatherapie is ook het exorcisme. ́Waar via een trauma of een zonde, speciaal via het in de Schrift verboden contact met het occultisme, machten uit het rijk der duisternis konden binnendringen, bindt de zielzorger de strijd met hen aan en beveelt deze boze geesten in de Naam, d.i. de volmacht van Jezus, om uit te gaań (:183).

Samen met Kraan stond van Dam aan de wieg van de CWN en hebben ze geprobeerd de pneumatherapie verder te ontwikkelen. Hieruit is de ́theologencursus voor charismatisch pastoraat́ ontstaan, parallel aan een soortgelijke cursus voor gemeenteleden. In het pastoraat legde van Dam een steeds groter accent op ́demonische wortelś van ziekten en klachten, waardoor hij een wat eenzame positie ging innemen.

Binnen de CWN kwam al in het begin van de 80er jaren van de vorige eeuw een discussie op gang over de praktijk van het exorcisme . Footnote Verhoef schrijft: ́Demonen schijnen cultuurgevoelig te zijn. In Engeland spookt het meer dan in Nederland (letterlijk). De Anglo-Amerikaanse wereld heeft sneller last van hysterisch-religieuze explosieś (1981,33). Dit relativerende geluid werd hem niet door iedereen in dank afgenomen. Later poneert Martin Parmentier, van 1992 tot 2000 bijzonder hoogleraar aan de Vrije Universiteit voor de theologie van de charismatische vernieuwing, dat de duivel en de demonen geen persoonlijkheid hebben, maar eerder ́geestelijke virusseń zijn (BCT, 20:33-43). Zijn afwijzen van een biblicistische benadering betekent niet dat hij geen plaats ziet voor de dienst der bevrijding. In een interview zei hij: ́Met exorcisme als zodanig heb ik geen moeite. Maar er zijn twee ontwikkelingen. Door de ontwikkeling van de ́innerlijke genezinǵ is exorcisme so wie so al minder geworden. Wat men vroeger exorceerde, blijkt nu veel vaker een plaats te hebben in een proces van innerlijke genezing. Ten tweede is daar het wereldbeeld van al die persoonlijke geesten. Voor sommige mensen werkt dat, zowel in Afrika als in West-Europa. Ik heb de indruk dat mensen in de drugsscene vaker de ervaring hebben door persoonlijke machten bezeten te zijn, dan mensen in een rustig burgermansbestaan als het mijne. Zelf heb ik ook geen reden om in persoonlijke duivels te geloven. Maar wat ik kan doen is de ervaring die anderen mij aanreiken serieus nemen. Theologisch voel ik er niet voor de machten te personifiëren. Maar als iemand met een persoonlijke beleving bij mij komt, moet ik het uiterst serieus nemen en daar op een passende manier mee omgaan. Zelfs als ik niet exact weet wat er precies gebeurt, ben ik best bereid en in staat om bij iemand een persoonlijke duivel uit te drijven. Waarom niet?́ Footnote

In de gesprekken tussen de CWN en het Gereformeerde deputaatschap bleek men aan gereformeerde kant erg huiverig voor de dienst der bevrijding. In de brochure de kerk als helende gemeenschap gaat men niet in op de dienst der bevrijding. In 1992 publiceren de Gereformeerde deputaten voor het contact met de CWN een rapport over het exorcisme. Footnote

Hierin worden de duivel en het kwade die voortdurend de relaties tussen God en mens en mens en natuur perverteren, als realiteiten gezien. Maar men acht het niet juist te spreken van een bewuste persoonlijke macht. De benadering van de deputaten riep binnen de CWN wel tegenspraak op. ́Nu is dan het exorcisme uit de Gereformeerde Kerken uitgedreveń, schreef iemand.


Mensen en machten

De opdracht (onreine) machten uit drijven wordt in pentecostale en charismatische kring serieus genomen. Maar in een artikel over feministische theologie zegt Elisabeth Moltmann dat zelfs in "de ekklesia van vrouwen, de tegencultuur van het patriarchaat", wonden worden geheeld die door verkrachting, door geweld, ziekte, incest geslagen zijn. "Hier wordt rouwen mogelijk gemaakt, worden verborgen energiestromen gestimuleerd en wordt door de groep genezing toegezegd. ...Een oude, maar opnieuw geopenbaarde weg tot de Geest zijn genezingen en zelfs exorcismen" Footnote . Helaas gaat ze er niet inhoudelijk op in wat hier onder exorcisme verstaan moet worden.

In zijn klassieker De stad van de mens (1965) bepleitte Cox "een nieuw exorcisme", namelijk het uitdrijven van "collectieve neurosen". Dat bestaat daarin dat mensen "teruggeroepen worden van hun betovering door andere werelden -astrologisch, metafysische of religieuze". Hij noemt dat "sociaal exorcisme" en zit zo toch meer in de buurt van Marx dan van Freud (ibid.: 177). Daarin is zijn boek een typisch tijdsdocument.

Zoals we in de vorige paragraaf signaleerden is er binnen de charismatische beweging geen consensus over de identiteit van de machten en hun bestrijding. Het is duidelijk dat de strijd

tegen de boze (machten) veel aandacht krijgt in het Nieuwe Testament En ook de gemeente

wordt opgeroepen in de Naam van Jezus weerstand te bieden aan de 'diabolos': de

uitéénwerper. Het is hier niet de plaats ook maar te trachten' das Nichtige' theologisch in kaart

te brengen (ware dat al mogelijk).

Vanuit mijn pastorale ervaring meen ik dat de beleving van mensen, die menen slachtoffer te

 zijn van 'externe krachten' en 'machten', uiterst serieus genomen moet worden. Omdat wij

ons hier op het grensgebied van psychiatrie en pastoraat bevinden, moet hier wel grote

pastorale zorgvuldigheid betracht worden, want op dit terrein worden licht ongelukken

gemaakt. Naar mijn ervaring kan een zorgvuldige pastorale begeleiding er in de meeste

gevallen voor zorgen dat 'exorcisme', - de geesten gebieden uit de gaan -zoals die in

Pentecostale en Charismatische kring wel wordt toegepast, niet nodig is. Dat is ook de

ervaring van Maddocks (: 130) en een conclusie van het rapport uit de zeventiger jaren over

Exorcisme door de toenmalige bisschop van Exeter (cf. Walker,89).Toch mogen wij de ervaringen van Blumhardt en bijvoorbeeld de ervaringen die in de

Anglicaanse kerk worden opgedaan, niet simpelweg terzijde schuiven. John Richards was

negen jaar lang secretaris van de 'Bishop of Exeter Study Group on Exorcism' en schreef een

studie over dit onderwerp. Footnote

Daarom pleit ik ervoor de Schrift op dit punt goed te beluisteren en in gesprek te blijven met

hen die op dit terrein ervaring(en) hebben opgedaan.

Het is opvallend hoezeer de strijd tegen de daimonia (boze geesten, NBG) en de pneumati akathartoo (onreine geest, NBG) centraal staat in het evangelie van Marcus. De hoofdstukken 1 t/m 8 spelen zich af rond de zee (Lucas spreekt over 'meer'), het gebied van de chaos. In hoofdstuk I is de woestijn of eenzame plaats het sleutelwoord (érèmoo of erèmon topon) -zie 1:3, 12, 13,35,45. Marcus situeert het 'begin' ('Archè) van het evangelie van Jezus Christus in het doodsgebied. Een bevrijdingswoord/Scheppingswoord temidden van de "tohoewabohoe" is aphesis : loslating, vergeving. Aphesis is een kernwoord bij Lucas om Jezus' handelen te typeren. (Lucas 4: 18 -loslating en vrijheid) Het evangelie van Marcus zet ermee in en eindigt er haast mee, zie Marc. 1:4, 15:37. Jezus brengt licht in de duisternis. De onreinheid is in de cultische wetgeving symbool voor het afgesneden zijn uit de gemeenschap. De mens 'in' (1:23) een onreine geest is slaaf, speelbal. Jezus komt op de Sabbat, de bevrijdingsdag, in de synagoge. De cultus alleen is niet genoeg om te bevrijden. Daar moet dan ook het woord van bevrijding klinken. Het woord "met gezag" (1:27) horen wij opnieuw als de discipelen Jezus vol angst verwijten maken (4:38). "Zwijg stil" -letterlijk: wees gemuilkorfd klinkt het dan tot de 'zee'. Als een scheppingswoord 'in den beginne', zo wordt de chaos terug gewezen. Ook in 9;25 horen we hoe Hij een 'onreine geest' bestraft. Hij treedt op met gezag!

Deze exegetische bevindingen sterken mij in de overtuiging dat het meest wezenlijk exorcisme waartoe de volgelingen van Jezus geroepen zijn, daarin bestaat dat mensen bondgenoten vinden in hun eenzame strijd. Bondgenoten die de duisternis niet vrezen, maar die spreken en handelen vanuit de overtuiging dat aan het kruis "de machten openlijk tentoongesteld, ontwapend en verslagen zijn" (Koloss. 2: 15). Kortom, een biddende, vierende en gastvrije gemeente, die uit de vergeving der zonden leeft. Een gemeente waarvan de woorden en daden een wereld van licht oproepen. "The love of power is the way ofthe devil, and it is strong, triumphant, but transient. We can only defeat it with the power of love. Love is meek and lowly, but it is erverlasting.́ Footnote

 

Het kwaad buiten ons?

Zowel in de theologie als de psychologie is er discussie over de vraag of het kwaad deel van onszelf is of dat het van ́buiteń komt. Door de ontwikkeling van de menswetenschappen en de medische wetenschap kunnen allerlei verschijnselen, die vroeger aan ́demoneń werden toegeschreven nu teruggebracht worden tot psychiatrische en medische verschijnselen. Toch is het de vraag of wij in het taalveld van de empirische wetenschap heel de werkelijkheid in zicht krijgen.

C.S. Lewis schreef: Volgens mij kan een eeuw die getuige is geweest van Auschwitz en Hiroshima en de Goelag het zich niet veroorloven lacherig te doen over de smerige werkelijkheid van diabolische krachten die in staat blijken mensen mee te slepen in hun krachtveld. Ik geloof echter ook, dat we moeten beseffen welke destructieve krachten er in onze psyches werkzaam zijn zonder de pretentie dat we daar veel van weten, en, bovenal, zonder ze te localiseren in de mensen waarmee we het oneens zijn... Wat mij hindert bij de deskundigen die tegenwoordig verschillende duivelen catalogiseren en in kaart brengen, en die er zeker van zijn dat ze werken in hun tegenstander, is dat zij een heel belangrijke religieuze kwestie triviaal en belachelijk doen schijnen. Footnote

In de psychiatrie kent men ́endogené (van binnen uit) en ́exogené (van buiten af) komende factoren voor mentale stoornissen. In de anti-psychiatrie van de zeventig van de vorige eeuw, werd alle nadruk gelegd op de ́ziek makendé samenleving. In de huidige psychiatrie is de aandacht weer helemaal verschoven naar biologische, in de patiënt aanwezige oorzaken. Een depressie is ́makkelijḱ met pillen te genezen. Waarom veel tijd geïnvesteerd in psychotherapie? Nog niet zo lang geleden werden zwervers en daklozen als slachtoffers gezien, nu is er de neiging hen als criminelen te benaderen en louter repressief op te treden. Daarmee dient de vraag zich aan welke ́machteń onze samenleving regeren. Is het de ́mammoń die winkeliers een pleidooi doet houden voor het opsluiten van winkeldieven in kooien. Welke ́geest regeert onze samenleving?

 

De bisschoppen wijzen erop dat er het gevaar is dat wij het kwaad alleen in persoonlijke categorieen zien en het kwaad van onderdrukking negeren dat door onrechtvaardige sociale structuren wordt veroorzaakt. Ook wijzen ze erop dat klachten over ́bezetenheid́ te maken kunnen hebben met gebruik van geestverruimende middelen of hypnotische suggestie. Hier moet goed onderscheiden worden. Ook klopgeestverschijnselen kunnen volgens hen een psychologische oorzaak hebben, doordat mensen beelden of energieën op een plek projecteren. Gebed voor zón persoon en het zegenen van die plaats - en soms het vieren van de eucharistie - kan dan voldoende zijn. Footnote Toch kan het fenomeen van bezetenheid en aanvechting door de boze niet eenvoudig met medische of psychologische termen weg verklaard worden, zegt het rapport. De christen heeft een strijd met de duivel, de wereld en het vlees, zo heet het klassiek. Door zelfonderzoek, lezing van de Schrift, vasten en bidden en de sacramenten bieden we weerstand aan de boze (Lucas 4,13). In de dienst der bevrijding moet er gewaakt worden tegen manipulatie en geestelijk, psychologisch en lichamelijk misbruik. Volgens het rapport mag alleen in laatste instantie tot de dienst der bevrijding worden overgegaan. Er moet intensieve counseling aan vooraf gegaan zijn en de betrokken pastor moet onder supervisie werken en nauw samenwerken met artsen en andere professionals. Samenvattend zegt men: ́De kerk moet de soevereiniteit van God proclameren en Christuś overwinning over de demonische machten en ook een visie op het demonische vermijden, die ons blind kan maken voor andere kwaden in deze wereld.́ Footnote

 

Demonen, eruit in Jezuś naam!

Met dit boek zette wijlen ds W. van Dam (1926-31 juli 1994) de zaak van bezetenheid en bevrijding weer op de kerkelijke kaart in de jaren zeventig van de vorige eeuw. In een artikel over zijn theologie in Soteria (Juni 1997) ben ik op de vraag in gegaan wat we onder ́bezetenheid́ dienen te verstaan.

 

Het is Wim van Dam geweest die aandacht gevraagd heeft voor ‘bezetenheid’ en de ‘dienst der bevrijding’. Daar was in het theologische klimaat van de 70er en 80er jaren moed voor nodig, want het leverde je direct de kwalificatie ́middeleeuwer’ op. Van Dam moge in de theologische wereld een uitzondering zijn, in de cultuur van die tijd blijkt hij een seismograaf voor de groeiende belangstelling voor het occulte. Er gaat een golf van irrationaliteit Footnote door de Westerse wereld, die zijn weerslag vindt in satanistische culten, herleving van heksengeloof en films als ‘Who stole Rosemary’s Baby’ en ‘The Exorcist’ Footnote naar het boek van Blatty. Bij vertoning van deze laatste film - die in Amerika velen in de war maakte - werden in Nederland op verscheidene plaatsen pastorale teams opgezet om mensen te helpen. Zelf was ik betrokken bij zo’n team in Amsterdam, dat later werd omgezet in een evangelische pastorale hulplijn. Nederlanders bleken een stuk nuchterder en er bleek hoegenaamd geen nazorg nodig voor bezoekers van de film.

In het proefschrift van Wim van Dam - (Stanger en Buchman, twee modellen van strijdbare zielzorg, Kok, Kampen, 1977) - wordt eigenlijk geen poging gedaan exegetisch en hermeneutisch te verduidelijken wat onder ‘bezetenheid’ verstaan moet worden. Waar hij Stangers (velen zien hem als opvolger van Blumhardt) bediening beschrijft, hoef je dat ook niet te verwachten. Om te weten wat het verschil is tussen ziekte en bezetenheid beschikte Stanger volgens van Dam over het charisma van ‘de onderscheiding der geesten’ (77:52). Hier ligt een geweldig gevaar van subjectiviteit, want wat kunnen er geen brokken gemaakt worden als mensen ten onrechte het etiket ‘bezeten’ krijgen opgedrukt. Hoe komt het dat de realiteit van satan en de boze geesten buiten de horizont van Buchman (stichter Oxford beweging), die toch ook een intensieve omgang met de Schrift kende, lag? Die vraag wordt door van Dam niet gesteld. Waar van Dam enerzijds stelt dat de Schrift een duidelijk onderscheid maakt tussen bezetenheid en ziekte Footnote , lezen we elders over het exorceren van ‘ziekmakende faktoren’. Waar er, als die eenmaal verwijderd zijn, nog ziekte aanwezig blijft, zal de zielszorger met de zieke bidden om genezing (77:183). Hier lopen ziekte en bezetenheid in elkaar over, zoals er omgekeerd, als ziektesymptomen niet wijken voor een gewone behandeling, er een demonische oorzaak gezocht moet worden volgens van Dam Footnote .

In de paragraaf waarin hij over ‘bevrijding van demonie’ schrijft (77:146) poneert hij: ́De protestantse Christenheid heeft tegenover de bijbelse gegevens over boze geesten, bezetenheid en exorcisme meestal onverschillig of op zijn minst ambivalent gestaan”. Helaas geeft van Dam hier zelf geen inzicht hoe de ‘bijbelse gegevens’ verstaan moeten worden. Hij geeft toe dat een fundamentalistische Schriftopvatting, ́het staat er, dus is het zó (77:146) even ongenuanceerd is als het willekeurig schrappen van Schriftgegevens. Duidelijkheid over de tussenweg tussen fundamentalisme en willekeurig schrappen geeft hij helaas niet. Hij beroept zich op de herontdekking in de laatste tien jaren van exorcistische zielszorg en zegt dan: ́Wat in de Bijbel over de Boze en zijn trawanten wordt geleerd, ligt vlak bij het centrum van het evangelié (77:148). Daarop zou ik willen reageren met: zeker, Jezus kwam om de werken van de Boze te vernietigen, dat is de spits van de boodschap. Is het dat wat van Dam bedoeld, of wil hij dat de pastor de hele ‘mythologische’ voorstellingswereld overneemt waarin het spreken over de duivel en zijn gevallen engelen tot ons komt?

Parmentier wees er al op dat er binnen de evangelisch-charismatische beweging een verschuiving valt te constateren als het gaat om de toepassing van exorcisme. ́Wat men vroeger excorceerde, blijkt nu veel vaker een plaats te hebben in het proces van innerlijke genezinǵ Footnote . Waar vroeger ‘geesten van haat’ werden uitgedreven, wordt nu gebeden voor ‘genezing der herinneringen’. Is die praktijk ook een vorm van ‘dienst der bevrijding’, of neemt deze vorm van pastoraat de ‘tegenstander’ onvoldoende serieus?

In de discussie met de visie van Thurneysen, die de demonen ontmythologiseerde maar wel de macht erkende van bv. de mammon en de atoomenergie (77:162), vraagt van Dam: ́Waarom zou er na Christus geen echte bezetenheid meer bestaan, als Jezus toch zijn discipelen beveelt, op dit punt zijn werk voor te zetteń (77:165). Ook hier zou ik willen vragen, wat is dan ‘echte bezetenheid’ volgens van Dam. Want het is duidelijk dat Thurneysen bepaald niet licht denkt over de tegenkrachten van zonde en demonie. Is ‘bezetenheid’ door de ‘mammon’ minder echt dan bezetenheid door een ‘drankduivel’?

 

Wat staat er eigenlijk in de bijbel?

In “Demonen eruit, in Jezus’ Naam” behandelt van Dam in het eerste hoofdstuk heel kort de verschillende voorstellingen die er in de voor-christelijke tijd waren over demonie. Over de mythologische wezens als Leviathan (Jes. 27:1 en Ps. 74:14) en de Rahab (Ps. 87,4 en 89:11) oppert van Dam dat die wellicht een demonische achtergrond hebben. Mijns inziens is dat wel erg ver gezocht. In Jesaja 51:9-10 wordt de uittocht uit Egypte in mythologische taal beschreven. Rahab (́bruiseń) is één van de zeemonsters die volgens de mythe door Tiamat gebaard is. Tiamat is in de Babylonische godenwereld de personificatie van de oeroceaan, de chaosmacht. We herkennen de stam van dit woord terug in het Hebreeuwse ́tehôḿ, dat met vloed of diepte vertaald wordt. In Israël is dat niet langer een godheid, maar wel klinkt er de dreiging van de chaosmacht in door (Gen. 1:2).

Rahab staat in de Schrift bijna altijd voor Egypte. Voor de Jood was Egypte het monster dat getracht had hen te vernietigen. Volgens de mythe versloeg Mardoek Tiamat door haar in een net te vangen. Als Ezechiël (in Babylonië) een klaaglied over Egypte aanheft, dan herkennen we in deze dichterlijke taal de mythe. Zie hoofdstuk 32:1-3. Egypte, het zeemonster, wordt door God met een vangnet gevangen! Zoals er over historische machten in mythologische taal gesproken wordt (ook wij kennen dat: tijdens de oorlog noemde men Hitler wel ́het Beest uit de afgrond́), zo spreekt de Schrift mijns inziens ook over de ‘externe negatieve krachten’ (K.J. Kraan) in de taal van de mythe. Een evangelical als Andrew Walker schrijft: ́Naar mijn mening is de onsystematische en ietwat terloopse wijze waarop de duivel behandeld wordt in de Schrift een signaal aan ons om niet te proberen meer te weten. We moeten er tenminste notie van nemen dat waar de Schrift ons volledig de Christus openbaart, de canon alleen in mythologische taal over de duivel spreekt, vaak in onzekere passages die verder niet uitgelegd worden, vaak met de duidelijke waarschuwing de duivel geen voet te geven (Ef. 4:27)́ (93:97). Ik kan mij helemaal vinden in de opmerking van S. Visser, dat het gebruik van mythologische taal niet wil zeggen dat de schrijver daarmee een mythe wilde benoemen. ́Hij kan mythologische taal ook analogisch of metaforisch gebruiken om in het taalveld van zijn tijd te verwijzen naar een bestaande persoonlijke geestelijke entiteit́ (92:27).

Van Dam echter neemt het heilshistorische en mythologische spreken van de Schrift onvoldoende serieus en transformeert allerlei gebeurtenissen tot meta-historie.

 ́De bijbel weet van twee bovennatuurlijke werkelijkhedeń Footnote , schrijft hij. In ́geloof in wondereń heb ik al de vraag gesteld hoezeer de categorie ‘bovennatuurlijk’ past bij het bijbelse wereldbeeld. Is het onderscheid natuur-bovennatuur geen gevolg van het moderne wetenschappelijke wereldbeeld, dat volgens K.J. Kraan derhalve een “toevallig net over de werkelijkheid”, ook ́een historische cultuur-macht is, die probeert de gedaante der wereld een bepaalde gestalte te geven en die daarbij machtige successen bereikt́ Footnote . Sprekend over epilepsie, die in de oude kerk voor bezetenheid werd gehouden (73:56), zegt van Dam dat epilepsie met een E.E.G. (Elektro Encephalogram) vastgesteld kan worden . ́Daarmee lijkt duidelijk bewezen dat epilepsie een natuurlijke ziekte iś (73:58). Is van Dam hier slachtoffer van het moderne, wetenschappelijke wereldbeeld. Het is namelijk de vraag of er in het bijbelse wereldbeeld ‘natuurlijke’ ziekten bestaan.

Als Paulus over de ‘boze geesten in de hemelse gewesten’ schrijft (Ef. 6:12), schrijft van Dam: ́Met de ‘hemelse gewesten’ is hier de laagste luchtstreek, die zich om de aarde bevindt, bedoeld. Daar heeft de boze zijn actiecentruḿ (93:33). Volgens de noot die erbij staat ontleent hij deze informatie aan het Theologische Woordenboek bij het Nieuwe Testament. Dat TWNT vertelt ons echter hoe men zich de wereld in Paulus’ dagen voorstelde. Maar welk evangelisch christen gelooft nu nog dat de ‘lagere luchtstreken’ met demonen bezwangerd zijn? Meen van Dam dat we aan dat wereldbeeld gebonden zijn?

Het valt mij op hoe defensief van Dam zich opstelt tegen de vertaalslag die in de hermeneutiek met zich meebrengt. Hij doet het voorkomen alsof het er alleen maar om gaat alles aan te passen en uit te zuiveren wat niet met onze filosofie, psychologie, sociologie en onze tijdgeest overeenstemt. ́Zo wordt het bijbelse goud vervalst, of het nu gaat om de persoon van Jezus, zijn kruis en opstanding, de bijbelse visie op homosexualiteit, het werk van satan en zijn demonen of om al deze punten tegelijḱ (85:104). Ik val Wim van Dam van harte bij in zijn zorg dat de theologie voortdurend het gevaar loopt ‘horig’ te worden aan rationalistische en onbijbelse vooronderstellingen. Tegelijk betekent een serieus nemen van ‘bijbelse gegevens’ mijns inziens dat we bijvoorbeeld serieus nemen dat de vier evangelisten over bevrijding van zonde, ziekte en demonie op eigen wijze getuigenis afleggen.

Wat betekent het voor onze bezinning dat excorcisme in het evangelie van Johannes geheel en al afwezig is? Van Dam gaat daar niet op in (73:10). Is het niet erg kort door de bocht om bij de geschiedenis over de geesten die in de zwijnen varen (Marc. 5:13, Matth. 8:32, Luc. 8:33) te schrijven: ́Anderen houden het verhaal van de zwijnen voor onhistorisch, dus uit de duim gezogeń (73:47). Van Dam verzet zich er sterk tegen de suggestie dat onze bewustzijnsstructuur geen demonen meer waar neemt (73:51). Uiteraard is onze beleving van de werkelijkheid niet normatief, maar niet ontkend kan worden dat onze werkelijkheidsbeleving een andere is dan die van voor de Verlichting. En gelukkig maar, want anders zouden er nog steeds miljoenen vrouwen als heks terecht gesteld worden (73:13).

In Soteria Footnote schreef Wim van Dam een artikel over de strijd tegen de overheden en machten. Op grond van een enkel Schriftwoord (Luc. 11:14) zegt hij: ́Nu is het duidelijk, dat Jezus weet heeft van een hiërarchie in het rijk der duisterniś. En dat wordt dan onderbouwd met ervaringen uit de eigen, exorcistische praktijk. ́Ik ben een generaaĺ, zei er een trots. Dit is exegese op grond van ́inside informatioń, zoals Andrew Walker Footnote dat noemt. De geschriften van van Dam wemelen daarvan. Op allerlei plaatsen worden demonen sprekend ingevoerd om zijn visie op bezetenheid en bevrijding te bevestigen. Een enkel voorbeeld: ́Vaak heb ik de vijand horen zeggen: ‘Ze mag geen Avondmaal vieren’ (73:20). Of: ́Prof Rodewijk hoorde van een van Magda’s demonen, dat ze buiten bezetenheid geen ziekten konden veroorzaken, maar wel mensen onrust konden bezorgen en zo op het verloop van hun ziekte een ongunstige invloed konden uitoefeneneń (73:42). En ́Uit Magda zei Satan zelf: ́Wat bij bezetenheid tegen ons werkt, is ootmoed tegen trots, reinheid tegen onkuisheid, vergeving tegen toorń (73:89). ́Theologische uitspraken van demonen hebben alleen waarde als ze overeenstemmen met het getuigenis van de Heilige Schrift́ (73:120), schrijft van Dam. Nou, het interesseert mij werkelijk niets wat er ‘aan de andere kant’ gepiept en gemompeld wordt.

Wie ‘Demonen eruit’ serieus neemt, slaat de schrik om het hart. Volgens Walker zitten we met zo’n visie op de werkelijkheid in een ́paranoïde universuḿ Footnote . Er is werkelijk geen terrein waar demonen niet werkzaam zijn en hun kans afwachten. De Schriftgegevens die van Dam aanvoert om bijvoorbeeld te poneren dat homofilie een vorm van bezetenheid/gebondenheid is, zijn totaal afwezig! Hij spreekt over een ‘vermoeden dat psychisch trauma en demonié samen kunnen gaan (73:41), maar zo is de homosexuele naaste dan toch gestigmatiseerd. Ook in ‘Mensen worden bevrijd’ beschrijft van Dam een casus van bevrijding van homosexualiteit. Nadat de demon is verdreven, moeten er ook nog wat andere zonden opgeruimd worden: roken, vloeken, kritisch tegenover de kerk en christenen in het algemeen en de dominee in het bijzonder (85:14). Met alle respect, maar als dit rijtje ‘zonden’ iets moet zeggen over de nood van de betrokkene, dan kan ik mij niet voorstellen dat Jezus daar ‘de vinger Gods’ tegen gekeerd zou hebben. In hetzelfde boek wordt ook transsexualiteit aan een demon toegeschreven (85:12). Los van de vraag hoe deze ingewikkelde problematiek gewaardeerd wordt, vragen we opnieuw: waar is de fundering in de Schrift?

In zijn artikel over de strijd tegen de overheden en machten brengt van Dam ook de ‘territorial spirits’ (streekgeesten) (93:29) ter sprake. Hij noemt Deut. 32:8 en Ps. 82 en het boek Daniel. Schriftwoorden die door anderen naar voren worden gebracht - ́men wijst graag op teksten als...́ schrijft hij - om te ondersteunen dat er geesten zijn die in streken, landen of steden mensen in gebondenheid houden. Hij weegt die teksten niet, maar laat in zijn artikel een groot aantal getuigenissen volgen over de geestelijke strijd tegen de duisternis in allerlei steden. Walker (93:92) schrijft bovengenoemde ontwikkelingen toe aan leringen van Pinksterevangelisten als William Branham, A.A. Allen en Derek Prince (93:90), die met hun visie op de duivel en zijn krachten - onbewust - een paranoïde universum hebben helpen creëren. ́Niet alleen christenen worden gedemoniseerd, maar hele sociale groepen. Andere wereldgodsdiensten zijn niet alleen maar verkeerd of dwalend, of zoals C.S. Lewis dat zag, onvervuld: het zijn duivelse handlangers. En homosexuelen moet men niet zien als mensen die hun eigen voorkeur volgen, die ziek zijn of gewoon ouderwets zondigen: nee, ze zijn gevangenen van een demonische verslavinǵ (Walker, 92). Het is tegen deze ́demoniserinǵ van de anders/denkende/geaarde mens dat het Anglicaanse rapport ook wil waarschuwen.

 

De heersende machten

De theoloog Walter Wink, hoogleraar in New York, schreef een indrukwekkende trilogie over ́de heersende machteń. Footnote Hij zegt dat we de werkelijkheid van de machten niet in zicht krijgen als we ze tegen de lucht projecteren. Ze zijn niet ́buiteń of ́boveń , maar van binnen. Het is de onzichtbare spiritualiteit die een volk bezielt, fundeert en richting geeft. De wereld is, althans tot op zekere hoogte, de manier waarop wij naar de wereld kijken. Als wij denken dat de wereld godloos en zielloos is, wordt ze dat ook voor ons. Footnote

Wink, die betrokken was bij de strijd om burgerrechten in de VS en in Zuid Afrika en Latijns Amerika geweldloosheid uitdroeg, ziet de ́machteń enerzijds als instituties, in de fabrieken, de medische centra en de landbouwindustrie. Niet alleen in grote instituties manifesteren ze zich, maar ook in gezinnen, kerken, de verkennerij en programmás voor bejaarden. Footnote Maar deze structuren hebben ook een geestelijke binnenkant. Hij spreekt over de ́spiritualiteit́ van een instituut. De machten zijn tegelijk goed en slecht en daardoor worden we bevrijd van de bekoring degenen die kwaad doen te demoniseren, schrijft hij. ́We kunnen onze vijanden, ons volk onze kerk of onze school liefhebben, niet blindelings, maar kritisch, door ze telkens weer terug te roepen tot de door henzelf beleden hoogste idealen en wezenlijke identiteit́. Footnote

Onze samenleving is bezeten, christenen evenzeer als anderen. We worden bezeten door geweld, sex, geld en drugs. We moeten collectieve vormen van exorcisme vinden die even effectief zijn als eenmaal de doop was als ́afzwering van de duivel en al zijn werkeń (dat zijn de heersende machten). Footnote

 

De visie van Wink is mede beïnvloed door ́Christus en de machteń van prof. H. Berkhof. Mij trof dat Wink een belangrijke plaats geeft aan het gebed. Dat geldt zowel in de strijd tegen de ́collectievé machten, als ook voor de bevrijding van de individuele gelovige. Parmentier schrijft daarover: ́In Unmaskinǵ, in het hoofdstuk over demonen, spreekt Wink uitvoerig over exorcisme en niet alleen in negatieve zin. Allereerst maakt hij een heel waardevol onderscheid dat MacNutt niet noemt. Hij onderscheidt externe persoonlijke bezetenheid (outer personal posession) van collectieve bezetenheid (collective posession) en innerlijke persoonlijke demonen (the inner personal Demonic). Alleen de eerste categorie komt overeen met de bezetenheid die MacNutt beschrijft. De tweede categorie omvat allerlei vormen van massapsychose, zoals de wapenwedloop of het racisme. Bij demonstraties hiertegen beveelt Wink overigens ook exorcistisch taalgebruik aan. De derde categorie betreft geen demonen die men in Jezuś naam moet wegsturen, maar demonen die men in Gods naam maar beter kan omhelzen. Het gaat hier om ongeïntegreerde aspecten van het zelf die niet vreemd zijn aan de persoonlijkheid, maar er helemaal bijhoren. In het streven naar heelheid moeten deze aspecten - deze ́schaduẃ- juist eigen worden gemaakt, omhelst, liefgehad en getransformeerd. Deze ́innerlijke demoneń zijn niet verkeerd, maar weggedrukt in het onderbewuste en verwond door verwerping. Een exorcisme zou hier precies de verkeerde handeling zijn, omdat onverwerkte gevoelens hierdoor compleet worden gedemoniseerd. Dat is in het verleden helaas maar al te vaak in Jezuś naam geschied: ́Christenen hebben nooit goed raad geweten met de innerlijke duisternis van de verlosteń, aldus Wink.

Het is duidelijk dat het voor de geestelijke gezondheid van mensen van levensbelang is dat onderscheiden wordt of innerlijke genezing moet plaatsvinden of bevrijding van een uitwendige macht. Dat onderscheid is lang niet altijd even gemakkelijk te maken, wellicht niet in het minst vanwege de moralistische neiging van sommige christenen, die gevoelens eenvoudig te verdelen in ́goed́ en ́slecht́. Het lijkt mij dat we op dit punt de onderscheiding van de psychiater nodig hebben.́ Footnote

devil.jpg

 

 

Literatuur:

Angl. Bisschoppen; A time to heal, Church House Publishing, 2000

Beek, A.v.d; Wonderen en wonderverhalen, Callenbach, Nijkerk, 1991

Dam WC v. ; Demonen, eruit in Jezuś naam! Kok, Kampen, 1973

Dam WC v; Okkultisme en christelijk geloof, Voorhoeve, Den Haag, 1978

Dam WC v; Mensen worden bevrijd, Kok, Kampen, 1985

Geerlings, H.J.; De antieke daemonologie en Augustinuś geschrift de divinatione Daemonum, Uitg. Excelsior, ́s-Gravenhage, 1953

Kraan K.J.; Genezing en Bevrijding, Kok, Kampen, 1983

Kraan K.J.; Genezing en Bevrijding, Kok, Kampen, 1986

Parmentier M; Heil maakt heel, de bediening der genezing, Meinema, Zoetermeer, 1997

Schreuder, J.C. ; De overwinningsgedachte bij Johann Christoph Blumhardt, Kok, Kampen, 1957

Verhoef, W; Bulletin voor Charismatische Theologie,́Exorcisme, het in kaart brengen van een probleeḿ. nr. 7.

 1981

Visser, S; De gemeente en de machten, doctoraal scriptie Universiteit Utrecht, 1992

Walker, A; Charismatic Renewal, uitg. CS Lewis Centre, SPCK, London, 1993

Wilma ; Blumhardt en het tegenwoordige Mottlingen, uitg. U.M. Holland, Amsterdam, z.j.

Wink, W; De heersende machten, Meinema, Zoetermeer, 1999