Staand en lopend want uitgewerkt:

Bij de eerste opmeting in 1943 is sprake van "un mat". Het schip wordt verder aangeduid als een motorschip dus dit zal geen zeilmast geweest zijn. Ook al omdat het schip geen diepe kiel had.
Eind jaren 70 zijn er twee masten op geplaatst. Nog zonder stengen maar wel met het typische verspreide want.

Normaliter zit de voorste stag gelijk met de mast en de andere er achter. Bij dit schip staat het want even ver naar voren als naar achter. Dit is erg ongewoon en de reden is mij niet duidelijk. Of het moet zijn dat er geen "zeilwerk" in de romp zit, geen extra verstevigingen ter plaatse van de mast. De krachten worden zo wel beter verspreid.

Begin jaren 80 wordt het zeiloppervlak sterk vergroot. Er worden 2 topzeilen aan 2 stengen toegevoegd en de boegspriet wordt flink verlengd. Ik neem aan dat dit gedaan is omdat het schip met het kleine tuig niet vooruit te branden was. Hier moet de vorige eigenaar nog uitsluitsel over geven.