Tri-Ambla (Nederlands kampioenschap offroad triathlon)
Ameland, 17 september 2005
vrijdag 16 september – Ik heb mijn Principia MSLe mountainbike van de muur gehaald om hem raceklaar te maken. Was vergeten dat er iets kraakte in het trapstel toen ik hem dit voorjaar opborg. Ik ben een paar uur bezig met het demonteren, schoonmaken en weer monteren van het trapstel. Daarna de rest nalopen. Ik erger me nog steeds aan de werking van de XT remmen met geïntegreerd schakelmechanisme.
Tenslotte de vraag waar alles om draait: ‘Welke banden?’ Het worden de Racing Ralphs. Ik ken het parcours. Vorig jaar met strandbanden ging ik hard onderuit op een duinpad. Miegelen Wildgrippers waren misschien nog beter, maar die heb ik niet.
Ondertussen heb ik tijd genoeg om vast te stellen dat er een groot verschil bestaat tussen denken en doen. Sinds ik ‘Zen and the Art of motorcycle maintenance’ las ongeveer 20 jaar gelden, ben ik er van overtuigd dat de scheiding tussen object en subject soms beter niet gemaakt kan worden. In dit geval, bijvoorbeeld, is er dus geen fiets en een triathleet Koops; ze zijn één. Merkwaardig dat ik het probleem met het trapstel niet eerder heb opgelost.
zaterdag 17 september, 06:15 uur – Daar rijden we met twee auto’s richting Holwerd. Mijn fiets past vanwege externe trapaslagers niet op het rek van Joop Schwalbach en de fietsen van hem en Trijnie Roozendaal-Rep en zijn dochter Robin passen niet allemaal in mijn auto. Waarachtig een prima start van deze dag. Ik geloof ook dat ik me moe voel. Het is inderdaad vroeg.
07:45 – Holwerd. Best aardig weer. Een beetje koude wind, maar zon.
09:50 – Ik krijg startnummer 2 uitgedeeld. Ik had liever een minder nummer. 48 bijvoorbeeld. Zo voel ik me. Dan een uurtje alles in orde brengen in het Parc Fermé en vooral wachten. Ik eet een banaan en muesli reep.
10:50 – Inzwemmen is geen lolletje. Als dit water 18 graden is … het is stéén en stéén, werkelijk steenkoud. Nog kouder dan vorig jaar. Het enige voordeel is dat er nu geen golven zijn. Hoewel eigenlijk was dat nog wel leuk. Ik ben blij dat ik een extra, dikke badmuts heb meegenomen.
11:00 – De start. Koud, maar ik zwem meteen goed. Ik heb me voorgenomen om door te zwemmen. Mij tactiek is om achter iemand aan te zwemmen die te passeren en zo voort en zo verder. Klinkt als racen en dat doe ik meestal niet. Het blijft koud. Ik heb het gevoel dat ik goed zwem. Ik vecht kleine duels uit met mensen naast me. Alleen weet ik niet of zij dat ook zo ervaren.
11:34 – Kennelijk heb ik toch niet zo goed gezwommen, want er zijn al erg veel fietsen weg. Mijn wissel is gewoon slecht. Ik krijg mijn fietsshirt niet aan en vervolgens mijn rechter schoen niet. Mijn voeten zijn gevoelloos. De stemming zit er niet goed in. Dan roept er ook nog iemand ‘Hé, nummertje twee’. Leuk. Ik baal van de verloren tijd.
Normaal fiets ik aardig, maar nu is geen trap raak. En zo blijft het. En nog erger. Na een kilometer of drie roept iemand achter me dat ik mijn band verlies. Gelukkig had ik er twee bij me en de band die nu op het bospad ligt is oud. Ik fiets door.
Mijn fiets schakelt vanzelf naar een kleiner voorblad. Ik schakel weer op. De fiets schakelt weer terug. Ik weer op. Het gaat een tijdje goed. Dan is er een herhaling van zetten. Ik besluit het anders op te lossen en schakel achter zwaarder en laat het voor kleiner. Eigenlijk een prima oplossing, maar ik heb er een slecht gevoel over. Ook al omdat ik word ingehaald, terwijl ik normaal anderen inhaal met fietsen. Ik besluit dat mijn eigenzinnige voorderailleur een teken is. En aangezien wij één zijn, is dit een veeg teken.
Wil je een emblema, neem dan nu een foto van mij. Het motto is: ‘Fiets en Koops. Daar gaan er twee die één zijn, en vandaag niet op zijn best.’
Het strand is een soort asfaltweg. Tijd om een gel naar binnen te werken. Dat lijkt te helpen, want ik loop langzaam in op iemand voor me. Net als ik bijna kan aanpikken, word ik ingehaald door iemand met een echt goed tempo. Hij haalt ook de man vlak voor me in en samen rijden ze langzaam van me weg. 5 meter. Normaal moet ik moeiteloos kunnen aanklampen. Vandaag niet. 10 meter. Ik vraag me af hoe ik in Almere heb kunnen finishen. 25 meter en ik ben alleen. Zo moet het maar blijven. Ik stel vast dat mijn voeten nog steeds gevoelloos zijn.
Opeens doemt de aansporing ‘Hup met de geit’ op in mijn hoofd. Die is nog van mijn oma. Maar waar komt het juist nu vandaan? Het verlangen naar vervlogen onverzettelijkheid? Ik heb hier geen tijd voor. ‘Trap door Koops.’ ‘Hup met de geit.’ Koops trapt niet door, tenminste niet echt.
De duinen rechts zijn van grote, haast on-Nederlandse schoonheid. Dat is zeker. Wie hier niet is geweest en triathlon doet, heeft iets gemist. ‘Wie hier triathlon doet met jouw moraal is stom bezig, Koops’. Ik rij iemand voorbij die nog slechter fiets dan ik. Hij is me wel 20 kilometer voor gebleven,
Bijna bij het PF, lukt het dan nog even om vaart te maken. Inderdaad wind mee. Ik haal nummer 4 en nummer 5 in. Tot mijn verbazing rijd ik ze uit het wiel. ‘Geniaal bezig Koops. Was er maar achter blijven hangen. Over een paar minuten is het wisselen.’ Zonde van de energie
wissel fietsen/lopen – Er zit toch weer gevoel in mijn voeten. Ik drink een half flesje Extran. Uit Almere nog. Wie weet helpt het. Je weet het niet. Ik weet het wel. Het helpt niet. Mijn wissel is dramatisch. Nummer 4 en 5 zijn al een paar honderd meter voor me als ik het PF uitloop, terwijl ze ruim achter me binnenkwamen om te wisselen. Vervolgens stel ik vast dat ik mijn wielershirt nog over mijn snelpak aan heb. Vergeten uit te doen.
Na 2 kilometer heb ik nummer 5 te pakken. Dit is natuurlijk een totaal verkeerde manier van racen. Wie is nummer 5 eigenlijk? Ik heb niks met die man. De enige man met wie ik wil racen is Joop, maar vandaag ben ik kansloos.
Ik loop vierkant. Omdat ik vergeten heb om mijn fietstijd te klokken, weet ik niet hoe lang ik loop. Het kan er allemaal nog wel bij en waarschijnlijk is het maar goed ook. Met ‘Het parcours is geweldig’, probeer ik mijn humeur af te leiden. Ik neem me voor met een hoge cadans en afgevlakte pas te gaan lopen. Adviesje van Peter Boon. Dan is dit allemaal nog ergens goed voor.
Weinig geïnspireerd loop ik de 10 kilometer uit. Ik probeer het wel, maar het zit er gewoon niet in. Soms gaat het even goed, maar de focus verdwijnt snel. Ik probeer zo veel mogelijk te genieten en de omgeving is inderdaad zonder weerga.
De finish. 2:47:39. De speaker brengt het wat mij betreft met het juiste gevoel voor verhouding. ‘En daar is nummer twee, Aaldrik Koops uit Zaandam, een vroege inschrijver’. Ik ging, overmoedig door het succes van Almere, in het geheim voor een tijd onder de 2:30, maar nu geeft de speaker mijn belangrijkste wapenfeit precies weer. Joop blijkt in 2:40:55 gefinisht. Ook geen wereldtijd. Met een sluw lachje wijst hij me er op dat hij onze onderlinge stand heeft recht getrokken.
Extran drinkend wachten we op Trijnie. Ze wordt kampioen wordt bij de dames vanaf 55 jaar.
zondag 18 september – Met Toon Pullens en mijn broer Hein loop ik de dam-tot-damloop. Het is geweldig weer en ik loop eigenlijk te lanterfanten met die twee in mijn kielzog. Het bevalt me prima. Na de finish, of eigenlijk al tijdens het lopen, is het me wel duidelijk. Dit was het seizoen 2004 –2005. Niks strandrace Hoek van Holland – Den Helder. Niks Sankt Wendel Radmarathon. Rustig aan voorlopig even.
In het VIP-dorp van de dam-tot-damloop kom ik Joop en Trijnie tegen. Joop wil naar de ironman in Zurich. Wel aanlokkelijk natuurlijk, maar nog ver weg. Trijnie wil de marathon van Amsterdam lopen. Ik wil nog een biertje.
’s Avonds schrijf ik me in voor de halve marathon van Egmond en Egmond-Pier-Egmond en de Beach duathlon in Noordwijk.