Trombose

    Bron:


Trombose en longembolie
Het stromen van bloed is een levensvoorwaarde. Maar ook het stollen ervan is onmisbaar om teveel bloedverlies bij een wond te voorkomen. Hierbij spelen bloedplaatjes en stollings- eiwitten een belangrijke rol. Deze zogenaamde stollingsfactoren zijn onderdeel van een stollingssysteem. Daarnaast heeft het lichaam een antistollingssyteem. Dit zorgt ervoor dat de stolling in de hand wordt gehouden door stolsels op te lossen of stollingsfactoren af te breken.
Bloedstolling zorgt ervoor dat een wond snel dicht, zodat deze niet blijft bloeden. Bloedstolsels kunnen ook in een bloedvat ontstaan, zonder dat er een wond is. Het gehele proces van bloedstolling en antistolling bestaat uit reacties van enzymen op andere stoffen. In een gezonde situatie zijn beide systemen in evenwicht en zijn de wanden van de aders glad.

Men spreekt van een diep veneuze trombose als een bloedstolsel zich vormt in een ader (vene) die diep tussen spieren ligt en deze ader geheel of gedeeltelijk afsluit. In de meeste gevallen treedt een diep veneuze trombose op in de benen of in het bekken. Trombose kan ook in bloedvaten elders in het lichaam voorkomen.

Ook kan een gedeelte van het stolsel loslaten en met het bloed worden meegevoerd naar andere delen van het lichaam. Zo'n losgelaten stolsel heet een 'embolus'. Als dit stukje bloedstolsel via het hart in een bloedvat van de longen terechtkomt en dit afsluit, ontstaat een longembolie. Hierdoor wordt een deel van de long uitgeschakeld.

Ontstaan van trombose en longembolie
Trombose kan ontstaan door belemmeringen in de bloedstroom, veranderingen in de samenstelling van het bloed en/of beschadiging van de vaatwand. Vanuit de benen kan het bloed alleen goed naar het hart terugstromen als de kleppen in de aders goed functioneren en de beenspieren zich regelmatig samentrekken. Langdurig stilliggen, bijvoorbeeld tijdens een operatie, is een veel voorkomende oorzaak van trombose. Een ongelukkige lighouding op de operatietafel of een te strak aangelegd drukverband kan bovendien de bloedstroom ongewild belemmeren, doordat een ader wordt afgeklemd.

Ook een verandering in de samenstelling van het bloed kan een verhoogd risico op trombose veroorzaken. Er zijn verschillende oorzaken aan te wijzen voor veranderingen in de samenstelling van het bloed: de invloed van hormonen; ziekte; medicijnen en erfelijkheid.

Trombose als gevolg van een beschadiging van de vaatwand kan optreden bij een ongeval of een operatie.

Klachten van trombose en longembolie

Trombose
De verschijnselen van trombose zijn lang niet altijd merkbaar. U kunt weinig of juist veel klachten hebben. Als een bloedstolsel een ader in het been afsluit, kan het bloed niet meer weg. Het gevolg is dat de kuit of het hele been opzwelt. Het been voelt vaak warm aan en kan rood-paars van kleur zijn. De huid kan strak zijn en glanzen. Het been is vaak pijnlijk en lopen kost moeite. Door de beweging van de voet verergert de pijn bij het lopen. Doordat de doorstroming van het bloed wordt belemmerd, zijn de aders in de huid dikwijls opgezet. Deze klachten zijn niet uniek voor trombose. Ze kunnen ook optreden als gevolg van een andere aandoening. Trombose uit zich namelijk niet op een eigen typische wijze. Dit betekent dat verschijnselen die kunnen duiden op trombose, niet altijd door de arts als zodanig worden herkend. Ook komt het voor dat de arts ten onrechte trombose vermoedt. Om trombose vast te stellen is aanvullend onderzoek nodig.

Soms veroorzaakt trombose geen klachten. De trombose wordt dan bijvoorbeeld pas ontdekt wanneer bij iemand als gevolg van de trombose een longembolie optreedt.

Longembolie
Wanneer een bloedstolsel een bloedvat in de longen afsluit, krijgt een deel van de long geen bloed en daarmee ook geen zuurstof. Hierdoor kunnen klachten ontstaan als kortademigheid en pijn bij de ademhaling (met name bij diep inademen). De zogenaamde 'hondjesademhaling', snel en oppervlakkig ademen, kan in zo'n geval verlichting geven. Ook hoesten met soms het opgeven van een beetje bloed kan een verschijnsel van longembolie zijn. Als gevolg van een afsluiting van een bloedvat in de longen kan in het ergste geval een deel van de longen afsterven.

Definitie
Tot voor kort werden de aandoeningen diepe veneuze trombose en longembolie als aparte klinische entiteiten gezien. In het ene geval komt de patiënt met klachten die passen bij een obstructie van de diep gelegen veneuze vaten in het been of bekken, terwijl het andere deel van de patiënten primair klachten krijgt van een stolsel in de arteria pulmonalis of haar vertakkingen. Volgens recente inzichten echter, zijn deze twee aandoeningen feitelijk uitingen van één en dezelfde entiteit, te weten veneuze trombo-embolie. Patiënten met een trombosebeen blijken bij zorgvuldig onderzoek voor 70 tot 80% reeds asymptomatische longembolieën te hebben. Omgekeerd hebben patiënten die zich primair met longembolieën presenteren bij nader onderzoek voor 60 tot 70% een bloedstolsel in de diepe veneuze vaten.

Klinische verschijnselen
De klachten die het vermoeden op een diepe veneuze trombose rechtvaardigen, zijn zwelling, pijn en roodheid van kuit, bovenbeen of beide. Deze klachten zijn echter zo weinig specifiek, dat wanneer systematische contrastflebografie wordt uitgevoerd - de diagnostische gouden standaard voor diepe veneuze trombose - er slechts bij 30% van de patiënten die er op klinische gronden van worden verdacht, ook inderdaad een trombose bestaat. Bij de overige 70% zijn het doorgaans voorbijgaande klachten, die verband houden met aandoeningen van huid, spier of gewrichten.
Als de patiënt een combinatie van deze klachten heeft, is de kans dat hij daadwerkelijk een trombose heeft groter dan 80 procent.
Bij toepassing van de diagnostische gouden standaard voor een longembolie, de pulmonalis angiografie, blijkt dat eveneens eenderde van de patiënten die op basis van kortademigheid, pijn vastzittend aan de ademhaling of bloederig sputum, worden verdacht van een longembolie, deze inderdaad heeft.
Bij verdenking op veneuze trombo-embolie is objectieve diagnostiek noodzakelijk, zowel ter bevestiging als verwerping van de diagnose trombo-embolie, als ook voor de diagnostiek van eventuele andere oorzaken van de klachten en verschijnselen.

Epidemiologie
Per jaar wordt in Nederland bij 2 tot 3 per 1000 inwoners de diagnose veneuze trombo-embolie gesteld. De frequentie van klinische verdenkingen zal dus ongeveer driemaal hoger zijn.
Voor patiënten die eenmaal een diepe veneuze trombose of longembolie hebben doorgemaakt, is de recidiefkans in het eerste jaar ongeveer 10 procent. Deze recidiefkans verschilt tussen patiënten die een veneuze trombo-embolie ontwikkelen na een passagère risicoperiode zoals na chirurgie of bedlegerigheid, en patiënten die zonder duidelijke aanleiding een veneuze trombo-embolie ontwikkelen. Bij deze laatste categorie is de kans dat er opnieuw een trombose ontstaat aanmerkelijk hoger.