Werkstukwijzer               

                                              

     

Deze werkstukwijzer helpt je om een werkstuk in elkaar te zetten. Je vult eerst een formulier in. Op dit formulier komt te staan waar je werkstuk over gaat en hoe je het aanpakt. Met behulp van dit formulier kun je de opzet van het werkstuk met je docent bespreken.  

   

 

   

Kies het onderwerp voor je werkstuk

  

Zorg dat je een onderwerp kiest, waarvan je echt meer wilt weten. Dat is interessanter, leuker en makkelijker om mee bezig te zijn.

 

Laat je bij het kiezen van een onderwerp helpen door bijvoorbeeld rond te kijken op internet met de zoekmachine.

 

Wat is het onderwerp van je werkstuk?

Vul in:

 

…………………………………………………………..

 

 

Brainstormen

 

Schrijf zonder veel nadenken snel en achter elkaar ideetjes, gedachten, kreten en onderwerpen op, (dit noemen we brainstormen) waarvan jij vindt dat ze met het onderwerp van jouw keuze te maken hebben. Schrijf er daarna achter of je ze interessant vindt en waarom je dat vindt.

 

  • Maak een lijstje met ideeλn en zet erbij waarom ze interessant zijn.

 

     Ideeλn:        Waarom interessant:   

                                                                                                

   
   
   
   
   
   
   

 

Stel grenzen aan je onderwerp, wat je wilt vertellen en wat je dus wilt gaan uitzoeken over je onderwerp. Dat is makkelijk voor jezelf: dan doe je niet te veel of te weinig. En zit je straks niet met een werkstuk dat over van alles gaat en dus eigenlijk over niks.

 

Haal uit je lijstje met ideeλn weg, wat je eigenlijk toch niet in je werkstuk wilt hebben..

Je hebt nu een eerste verkenning gemaakt. Tijd om een het plan verder uit te werken.

 

   

Maak een plan

  

Een plan is een korte beschrijving van de inhoud van je werkstuk, hoe je denkt dat het eruit gaat zien en hoe je ervoor zorgt dat je op tijd klaar bent.

 

Inhoud

 

Als je veel ideeλn hebt of juist helemaal geen, is het goed om je gedachten te ordenen. Dit kan door middel van vragen.

 

Je hebt een onderwerp gekozen, bijvoorbeeld hasj. Stel jezelf eerst de hoofdvraag: ‘Wat is hasj?’ Stel je zelf daarna deelvragen over wat, waar, wanneer, waarom, welke/wie en hoe. Op die manier heb je al snel een goede opbouw voor je werkstuk.

 

Voorbeeld

Als je werkstuk over hasj gaat, zijn de deelvragen bijvoorbeeld:

 

- Wat zit er in hasj?

- Waar komt het vandaan?

- Wie gebruiken het?

- Waarom gebruiken mensen hasj?

- Waarom gebruiken andere mensen gιιn hasj?

- Hoe wordt het gebruikt?

- Wat voelt de gebruiker?

- Wat zijn de risico's?

- Hoe is het op de markt gekomen?

 
Bedenk een goede titel voor je werkstuk en bedenk hoe je je werkstuk wilt indelen in hoofdstukken en paragrafen.

De deelvragen kun je gebruiken om je werkstuk in te delen in hoofdstukken.

 

Bedenk je eigen hoofdvraag en deelvragen. Denk nog niet na over de antwoorden. Die komen later. Zet die vragen op een rij en schrijf ze op.

 

  • Mijn lijstje met hoofdvraag en deelvragen:

 

• wat.....................................................................................................................................

• waar...................................................................................................................................

• waarom.............................................................................................................................

• hoe... .................................................................................................................................

• wanneer............................................................................................................................

 

 

Vorm

 

Denk na over de vorm van je werkstuk. Je kunt natuurlijk iets typen of schrijven en er plaatjes bij plakken. Maar denk ook eens aan een interactieve tekst op een website of cd-rom, een presentatie via PowerPoint, of een fotostrip of video! Als je weet hoe je werkstuk eruit gaat zien, kun je beslissen of je gebruik maakt van tekeningen, foto's, schema's, grafieken, enzovoort.

 

  • Zo ziet mijn werkstuk er uit en dit heb ik nodig:

 

…………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………...

 

 

Planning

 

Maak een lijstje met je planning. Zet alles wat je moet doen op een rij, en zet erbij hoeveel tijd het kost en wanneer je dat gaat doen. Bijvoorbeeld:

 

Mijn planning is:

        

  Wat ga ik doen?  Hoeveel tijd kost het?     Wanneer doe ik wat?  

                                                                                                       

• informatie verzamelen    
• lezen, denken, verzinnen    
• schrijven    
• werkstuk in elkaar zetten    
• nakijken en verbeteren    
• inleveren    

     

 

 

 

Maak je werkstuk 

 

 

Informatie verzamelen

       

Met behulp van de hoofd- en deelvragen kun je nagaan wat je moet uitzoeken.

 

Je kunt je laten helpen door bijvoorbeeld op internet rond te kijken met de zoekmachine.

Maak ook gebruik van andere informatiebronnen. Zoek in boeken, kranten en tijdschriften. Of lees folders en brochures over dit onderwerp

Maak van tevoren een lijst met informatiebronnen die je wilt gaan gebruiken.

 

 

Informatie ordenen: lezen, denken, verzinnen

       

Wanneer je een berg informatie verzameld hebt, ga dan niet meteen als een gek schrijven en kopiλren. Misschien is je onderwerp helemaal niet zo leuk als je dacht en zit je allemaal dingen voor niks te doen. Dus eerst lezen, nadenken en een beetje verzinnen wat je met die informatie zou kunnen doen en hoe je die verwerkt.

 

Geef aan op welke vragen je het antwoord denkt te hebben. Wat zijn nog vragen die je wilt gaan uitzoeken? Wie kan je helpen om dingen uit te leggen of meer informatie te zoeken?

 

 

Vorm geven aan de inhoud

       

Afhankelijk van de vorm die je voor je werkstuk hebt gekozen, werk je het werkstuk verder uit. Degenen die jouw werkstuk te lezen krijgen, weten niet zoveel als jij. Zorg ervoor dat het voor hen spannend, leuk of interessant is.

 

Maak eerst een soort inhoudsopgave. Daarvoor kun je de lijst met hoofd- en deelvragen gebruiken.

 

Aan de hand van die inhoudsopgave werk je je werkstuk verder uit. Denk na wat je nodig hebt aan plaatjes, foto's, grafieken, tabellen, enzovoort.

 

Zorg dat je werkstuk er verzorgd uitziet


Als je klaar bent met schrijven,  maak je een

voorkant bij je werkstuk.  Schrijf een

inleiding, een

slot en een

inhoudsopgave. Zorg ook voor een goede

bronvermelding.

 

Nakijken en verbeteren

     

Nadat je je werkstuk gemaakt hebt, ga je het nakijken. Om te kijken of het nog beter kan. Controleer of het zo geworden is als je plan was. Als het geschreven is, controleer dan zinsbouw en spelling.

 

Maar probeer het ook nog eens te zien of te lezen door de ogen van een ander: of het wel duidelijk en leuk is. Laat het lezen door iemand van wie je goed commentaar verwacht. Van kritiek wordt je werkstuk alleen maar beter (als je er tenminste wat mee doet).

 

En dan... inleveren!