Ben Er Geweest, Ken Het

Rechten: De karakters Angel, Acathla en Kathy zijn eigendom van Joss Whedon, Mutant Enemy en 20th Century Fox.

Oorspronkelijke titel: Been There, Done That
Auteur: Sonja Versluis
E-mail: twikkie@worldonline.nl

Vertaler: Ton van Lankveld
E-mail: ton.lankveld@hccnet.nl

Tijdlijn: Een tijdje na de Angel seizoen 1 aflevering "The Prodigal".

* * *

Angel's Dagboek

Vanmorgen vroeg betrapte ik mezelf er op dat ik schreeuwend wakker werd. Cordelia, die net de koelkast in mijn keuken doorzocht, kwam mijn kamer in gestormd en vroeg wat er aan de hand was. "Slechts een nachtmerrie." zei ik tegen haar. Ik loog niet, het was een nachtmerrie. Maar ik kon niet, wilde niet vertellen waarover het was dat ik schreeuwde. Ze vroeg het me, maar ik vertelde haar dat ik het niet meer kon herinneren. Wel, dat was een leugen, maar hoe kun je iemand vertellen, hoe uitleggen, dat je weer eens een helse nachtmerrie had, letterlijk?

Ik heb, wat er met me gebeurde terwijl ik in de hel was, nooit kunnen delen. Met niemand, zelfs niet met Buffy. Al wat ze weet is dat ik daaronder honderden jaren heb doorgebracht, gemarteld en gekweld. Dat weet ze uit wat Giles haar over de hel heeft verteld. Toen ze me vond, was ik als een dier. Niet bij machte om normaal te reageren. Het had tijd nodig, en Buffy's liefde, om mijn verstand weer terug te krijgen. Hierna vroeg ze er nooit naar, misschien omdat ze bang was voor wat ze te weten zou komen, misschien omdat ze wist dat ik dit niet met haar kon delen. Het was gewoon te pijnlijk voor me om erover te praten en bovendien, ze hoeft die last niet te dragen.

Maar er nooit over praten onderdrukte de herinneringen aan die plaats alleen maar, en nu komt alles weer terug. Ik wil er nog steeds mijn weinige vrienden niet mee lastig vallen, dus daarom besloot ik vanmorgen om het neer te schrijven. Ik hou dit dagboek gedurende mijn lange leven met tussenposen bij. Soms hielp het me om dingen te verwerken, om perspectief te bewaren. Dus is het nu tijd om het weer eens te proberen.

* * *

Waar zal ik beginnen? Zoveel versnipperde fragmenten van verschrikkelijke herinneringen wentelen door mijn hoofd. Ik was daar beneden voor de aardse equivalent van, ongeveer, vijfhonderd jaar. Ik neem aan dat ik het best bij het begin kan beginnen, toe Buffy me had doorboord en aan Acathla had vastgepind. De eerste seconde voelde ik me zo verraden, maar terwijl ik in de maalstroom werd getrokken, kwamen de herinneringen terug. En op hetzelfde moment dat ik mezelf in de hel terugvond vergaf ik haar, omdat ik wist dat het mijn eigen verdomde schuld was.

Ik viel op een zeer koude vloer, verdooft en gedesoriënteerd. Maar ik kreeg de tijd niet om me te herstellen. Voordat ik me realiseerde wat er gebeurde, rukten een paar zeer lelijke demonen, met enorme klauwen, me van de grond op en sleepten me weg. Het volgende wat ik wist was dat ik met mijn armen boven mijn hoofd was vastgeketend. De ruimte waar ik me bevond was geen cel of zo, het was meer een soort grot. Een erg koude grot moet ik zeggen. Door een paar veraf gelegen vuren was het niet helemaal donker, meer een diepe schemering. Ik rukte aan mijn kettingen en riep, vroeg waar ik was, wat er was gebeurd. Alhoewel ik dat diep vanbinnen al wist. Ik wilde het niet geloven, nog niet.

Na wat uren leken, verscheen er plotseling een andere demon voor me. Deze herkende ik, het was Acathla. Achter hem zag ik zijn volgelingen verschijnen, de lelijkerds met de enorme klauwen. "Kijk eens wie we hier hebben." siste Acathla naar me. "Angelus, degene die me faalde." Ik keek in zijn demonisch gezicht maar hield stil. Innerlijk was ik blij dat het Buffy gelukt was me te stoppen. Mijn God, wat zou er zijn gebeurt als deze demon volkomen vrij was geweest? "Ik zal je hiervoor laten boeten, Angelus." schreeuwde hij. "Of moet ik 'Angel' zeggen." voegde hij met een sarcastische glimlach toe. "Een engel in de hel." Hij begon te lachen, en zijn volgelingen deden mee. Het was een demonisch, hysterisch geluid.

En boeten deed ik. Zwaar. Niet alleen door de hand van Acathla en zijn volgelingen, maar ook andere demonen deden regelmatig mee om me te kwellen. Ze lieten me allemaal boeten omdat ik hun kans had verkwist om vrij te zijn en met de mensenwereld te kunnen spelen. De eerste dag dat ik daar was, sloegen Acathla's volgelingen me tot een bloederige pulp. Ze gebruikten hun enorme klauwen om mijn vlees open te rijten. Dat was alleen nog maar de eerste van een lange en bijna eindeloze reeks dagen, gevuld met pijn en kwelling.

* * *

Hoeveel manieren zijn er om iemand te martelen? Meer dan je weet kan ik je vertellen. Ze vonden ontelbare manieren om mijn lichaam en ziel te kwellen. Op sommige dagen sloegen ze me alleen maar in elkaar. Op andere dagen gebruikten ze messen, of hun klauwen of tanden, afhankelijk van de soort demon, om mijn vlees open te scheuren. Er waren dagen dat ze me geselden, of gebruik maakten van vuur of zuur. Sommige dagen kikten ze er op om me van mijn keten te bevrijden en me dan door het donkere labyrint van de tunnels te jagen. Op die dagen rende en rende ik, wanhopig hopend dat ik aan ze kon ontsnappen, wat natuurlijk nooit gebeurde. En elke dag als ze eindelijk mijn gehavende en bloedende lichaam met rust lieten, genas het. Soms, na een heel erge marteling, verloor ik voor uren het bewustzijn. Soms dagen, en het duurde dan langer om te genezen, maar genezen deed het altijd. Zodat ze weer van voren af aan konden beginnen.

Als Angelus was ik behoorlijk creatief geweest in het martelen van mijn slachtoffers. Nou, ze gebruikten mijn eigen creativiteit, letterlijk. Want één van hun favoriete martelingen was me te onderwerpen aan dezelfde martelingen die ik op mijn slachtoffers had gebruikt, tot elk laatste detail. Ik herleefde wat ik hen had aangedaan, maar deze keer stond ik aan de ontvangende kant. Ik herleefde het telkens en telkens weer. De ergste kwelling was niet de fysieke pijn, alhoewel die gigantisch was. Het was de kwelling van mijn ziel, de pijn van de schuld, om te weten dat ik precies hetzelfde had gedaan met onschuldige mensen. Met Giles, met zovele anderen.

Ik probeerde het zo goed ik kon te verdragen, probeerde geen medelijden met mezelf te hebben. Want wel beschouwt wist ik dat ik precies kreeg wat ik verdiende. Maar soms werd het me teveel en dan schreeuwde ik, vloekte en huilde tot mijn stem hees was en ik geen tranen meer over had. En dan lachten mijn beulen. Er waren tijden dat de hopeloosheid van mijn situatie me zo hard trof, of de wroeting maakte me zo gek, dat ik mijn verstand verloor. Deze perioden van waanzin gingen echter voorbij. Op een of andere manier wist ik mezelf weer terug te vinden. Alhoewel ik vaak wenste dat ik dat niet deed, omdat de waanzin me vaak afschermde van een hoop pijn. Maar zelfs deze kleine zegeningen van vergetelheid duurden niet lang.

* * *

Maar met alle verschrikkingen die ik in de hel beleefde, is er één herinnering die ik koester. één moment dat het allemaal zelfs waard maakte. Ik weet niet meer precies wanneer het was, omdat de tijd daar beneden zo door elkaar liep, maar ik was al een paar honderd jaar in de hel toe het gebeurde. Eerst dacht ik dat ik hallucineerde, of dat men beulen met mijn verstand speelden. Dat hadden ze al eerder gedaan. Maar het was echt. En ik ben er zo dankbaar voor dat het ook werkelijk zo was.

Het was zo'n moment dat ik ontwaakte voor een nieuwe dag van martelingen. Ik hing in mijn kettingen. Een paar van Acathla's volgelingen en twee andere demonen waren aan het discuteren over het soort marteling dat ze vandaag zouden toepassen. Ze kozen voor de geseling en ik zette me al schrap voor de pijn, toen de demonen zich plotseling terugtrokken. Iemand naderde me die hen duidelijk van angst deed vluchten. Mijn eerste gedachte was dat één van de zware jongens er aankwam om wat lol te trappen. Maar dan voelde ik een zachte hand op mijn half genezen rug. Toen ik me er eindelijk toe kon zetten keek ik op, en daar was ze.

Eerst was ik er zeker van dat ik hallucineerde. Toen dacht ik dat één van de demonen zich als haar voordeed. Sommige demonen kunnen dat. Ze konden de gedaante van iemand aannemen zodat ik dacht dat ik tegenover één van mijn slachtoffers stond. Fantastische manier om mijn ziel te martelen. Maar deze keer was het anders. Ik voelde een steek van wroeting diep in mijn ziel toe ik naar dit lieflijke meisje keek. Dit jonge, onschuldige meisje had ik bruut vermoord. Dit meisje dat zo veel voor me had betekend toen ik nog een hartslag had. Dit meisje dat op zoveel manieren op me leek. Dit lieve meisje was mijn eigen kleine zusje, Kathy.

* * *

"Arme Liam." hoorde ik haar fluisteren. 'Liam'. Oh, hoe lang was het geleden dat iemand me zo had genoemd? Ik was verrast zoveel medeleven in haar stem te horen. Ik verwachte verachting, haat, afkeer. Maar niets daarvan was in haar stem, of in de manier waarop ze naar me keek. Uiteindelijk bracht ik mezelf ertoe haar naam uit te spreken, alhoewel het nauwelijks meer was dan een gefluister. "Kathy? Mijn God, Kathy?"

"Ja mijn dierbare broer, ik ben het." antwoordde ze me, terwijl ze zachtjes mijn wang aanraakte. "Arme Liam, wat hebben ze met je gedaan?"

De gedachten stormden wild door mijn hoofd. Wat deed ze hier? Waarom zou ze hier komen? En toen kwam er een soort broederlijk instinct naar boven. "Kathy, je zou hier niet moeten zijn, dit is geen plaats voor jou!" sprak ik deze keer luider. "Altijd de beschermende broer, is het niet Liam?" ze glimlachte zachtmoedig. "Niet altijd." fluisterde ik met een van schuld beladen stem. Ik sloeg mijn ogen in schaamte neer. Ik had haar niet beschermt tegen de ergste nachtmerrie van haar korte leven. Ik had haar niet beschermt tegen mij.

Terwijl een traan langs mijn wang rolde, zei ik zachtjes "Het spijt me zo Kathy, zo zeer." Wat klonk het slap. Hoe kun je ooit genoeg spijt hebben van het doden van je eigen zuster, die je zou moeten beschermen tegen elk kwaad? Nadat ik in een vampier was veranderd, was zij degene die me in mijn oude huis had uitgenodigd, denkend dat haar geliefde broer in een engel was veranderd. Oh, hoe ik haar vertrouwen had verraden door haar keel af te bijten. De schaamte brandde op mijn gezicht, ik kon haar niet in ogen zien.

Ze pakte mijn hoofd vast en draaide mijn gezicht naar haar toe. "Mijn lieve Liam, ik heb je lang geleden al vergeven. Net zo als de rest van onze familie." Ik keek in haar liefhebbende ogen. Ik zag er medeleven en liefde in. Ze vervolgde. "Toen we van boven zagen hoe schuldig je jezelf voelde nadat je jouw ziel had terug gekregen, wat konden we anders doen dan je te vergeven?" Toen begon ik te snikken en ze hield me vast, haar kleine armen om mijn middel, haar hoofd tegen mijn borst. Ze kalmerend me met haar vriendelijke stem.

Zodra ik mijn snikken onder controle had vroeg ik haar die ene brandende vraag: "Wat doe je hier, Kathy?"

Ze keek me aan met een ernstige blik. "Vraag me niet waarom of hoe, Liam, maar we ontdekten dat je hier beneden was. Ik wist dat je leed en ik kon die gedachten niet verdragen. Dus kreeg ik toestemming je één keer te bezoeken. Om je te laten weten dat we van je houden, en je vergeven. Je tenminste dat beetje zielsrust te geven." Ik kon niet geloven dat mijn familie, mijn kleine zusje zoveel om me gaf, dat ze hier naar dit hellegat kwam om me te troosten. "En wees maar niet bang." voegde ze toe. "Ik ben hier onder bescherming, die demonen kunnen me niets aandoen." Dat was een opluchting. "Ik wilde alleen dat ze jou ook niets konden aandoen." zij ze, haar stem trillend van verdriet.

"Maak je maar geen zorgen om mij klein zusje, ik krijg hier alleen maar wat ik verdien." zei ik zachtjes. "Ik ben zo blij je te zien, en te weten dat je me vergeeft verzacht de pijn zo veel." Ik keek haar met dankbare ogen aan. Ondanks mijn meelijwekkende omstandigheden, zong mijn hart. "Wat je verdient is een tweede kans, Liam." zei ze, en keek me recht in de ogen. Ik keek terug, verbaast over hoeveel ze om me gaf. "Ja kijk, ik had mijn tweede kans in Sunnydale en ik verknalde het." antwoordde ik, wroeting spoelde door me terwijl ik dacht aan de zonden die ik daar had begaan. "Verlies de hoop niet Liam, geef niet op." Ik keek haar aan, verbaast. Ze beantwoorde de stille vraag in mijn ogen niet.

"Ik moet nu gaan Liam." zei ze na een paar minuten. Ze omarmde me stevig. Ik kon haar niet omarmen, vanwege mijn kettingen, maar ik kuste haar wel op beide wangen. "Vergeet niet dat we allemaal van je houden, lieve broer."

"Ik houd ook van jou, van jullie allemaal." zei ik met een van emoties beladen stem. "Zeg hen alsjeblieft dat het me spijt. Ik weet dat het slap klinkt, maar het is werkelijk zo." voegde ik toe.

"Dat zal ik Liam. Dat zal ik." zei ze. En terwijl ze zich langzaam omdraaide en verdween, hoorde ik haar zeggen. "Geef de hoop niet op, mijn broer, geef de hoop niet op."

* * *

Nadat ze was vertrokken, wentelden een miljoen vragen en gedachten door mijn hoofd. Zoals waarom haar lichaam nog steeds dat van een kind was, maar haar ziel zo volwassen, of een heel onbeduidende vraag: Ik hing hier poedelnaakt en mijn kleine zusje had me zo gezien. Als ik had kunnen blozen, dan had ik dat ook gedaan. Maar plotseling was ik me ervan bewust dat de demonen naar me staarden, duidelijk behoorlijk pissig. Ze waren zeer ontevreden met dat moment van troost, terwijl verwacht werd dat ik eeuwig zou lijden. Oh, hiervoor zou ik duur moeten betalen, dat wist ik meteen. En dat deed ik ook. Maar de daaropvolgende wreedheden konden de vrede en vreugde in mijn hart niet breken, en de woede van de demonen bevestigde me dat het allemaal werkelijk was gebeurd.

Ze zetten hun voorgenomen plan van geselen voort. Maar het was geen normale geseling, geloof me, die waren erg genoeg. Nee, deze was langer en wreder dan ooit. Ze geselden me totdat al het vlees op mijn rug was verscheurd. Meestal stopten ze dan. En meestal verloor ik dan mijn bewustzijn. Maar deze keer hadden ze een emmer water klaar staan om er zeker van te zijn dat ik elke slag voelde. Nadat mijn rug kapot was, draaiden ze me om en begonnen met mijn voorzijde. Toen het laatste stukje huid kapot was, of zo voelde het, gebruikten ze zout om de ondragelijke pijn te versterken. Al die tijd hield ik mezelf in om te schreeuwen. Ik kreunde, maar ik schreeuwde niet. Dit was mijn kleine overwinning over hen.

Ze konden me niet breken, niet deze keer. Het besef drong dieper tot me door, mijn familie had me vergeven. En het echode in mijn hoofd: "We houden van je, broer." "Ik heb je lang geleden al vergeven." "Geef de hoop niet op." Mijn lichaam brandde, mijn ziel vierde feest. Niet dat ik me niet meer schuldig voelde voor het vermoorden van mijn familie. Dat deed ik. Dat doe ik nog steeds. Ze mogen me hebben vergeven, maar ik kan mezelf nog steeds niet vergeven. Ik kan een miljoen keer tegen mezelf zeggen dat het de demon in me was, niet ik, die hen dat aandeed. Maar de demon zou niet zo'n persoonlijk interessen voor hen hebben gehad, als het niet aan mij had gelegen. Ik had hen gedood, maar ik had niet hun liefde voor mij gedood. En daar ben ik zo dankbaar voor.

* * *

Alhoewel Kathy me had gezegd de hoop niet op te geven, na een tijd deed ik dat toch. Ik weet niet hoeveel tijd verstreken was na het bezoek van mijn zus, maar op een gegeven moment verviel ik weer in de waanzin. De dagelijkse marteling was te veel om te verdragen. In deze periodes van tijdelijke waanzin hielden mijn beulen ervan om me door het donkere labyrint van tunnels en grotten te jagen. Dat deden ze vaker dan gewoonlijk. Ik neem aan dat ik als een wilde hond was dat werd opgejaagd. En voor hen was dat plezier maken.

Die dag hadden ze me weer van mijn ketenen bevrijd, om me weer op te jagen. Ik kroop weg en rende als een wild dier. Op een of andere manier wist ik ze langer voor te blijven dan gewoonlijk, of misschien lieten ze dat alleen maar toe. Ik rende en rende totdat ik plotseling een erg vreemd licht aan het einde van de tunnel zag. Ik stopte onmiddellijk. Mijn versufte geest besefte dat er iets anders was. En toen begonnen de woorden mijn zuster weer in mijn hoofd te echoën. "Geef de hoop niet op, mijn broer, geef de hoop niet op."

Het licht scheen me te roepen. Ik staarde er naar. Mijn hoofd was gevuld met mist, maar op een of andere manier wist ik dat dit licht mijn verlossing kon zijn. Ik keek achter me. De demonen haalden me al in. Toen begon ik naar het licht toe te rennen. Ik rende met het laatste restje kracht dat ik nog bezat. Het was verder weg dan op het eerste gezicht leek. Ik strompelde en viel. De demonen kwamen dichterbij. Ik stond op het punt om op te geven toen ik de stem van mijn zuster weer hoorde. "Geef niet op, Liam." Met mijn laatste krachten stond ik op en maakte een enorme sprong het licht in.

* * *

Het volgende wat ik me vagelijk herinnerde was dat ik neerkwam op de vloer van een grote kamer. Op dat moment besefte ik niet dat dit het herenhuis in Sunnydale was, maar ik wist dat ik de hel achter me had gelaten. Mijn lichaam was bont en blauw. Maar op een of andere manier moet ik zijn opgestaan. Ik neem aan dat ik door de honger werd gedreven, of misschien door angst. Een vreemde zaak: In al die tijd dat ik in de hel was had ik nooit naar bloed verlangd. Ik neem aan dat de demon in me, wetende dat hij tegenover Acatkla had gefaald, zich al die tijd dat ik daar beneden was koest had gehouden.

Hoe dan ook, op een of andere manier dwaalde ik uiteindelijk rond op één van Sunnydale's vele kerkhoven, omdat Buffy me daar vond. Ik kan me dat niet meer herinneren. Buffy vertelde me dat ze me moest vastketenen. Arme Buffy, hoe moeilijk moet het zijn geweest om je voormalige minnaar, diegene die je zoveel pijn heeft gedaan, die je naar de hel hebt gestuurd, terug te zien als een soort van wild dier. Ik heb er alleen nog maar een vage herinnering aan dat ik zo hard aan mijn kettingen trok dat ze los schoten.

Het volgende wat ik me kan herinneren was dat ik iets lelijks een meisje zag aanvallen. Ik wist gewoon dat ik haar moest beschermen. Ik doodde dat ding en keek toen het meisje aan: "Buffy". Door haar te zien en haar naam uit te spreken verbrak de betovering en kreeg ik mijn verstand weet terug. Ik klampte me aan haar vast alsof ze mijn reddingslijn was. En dat was ze ook werkelijk, op zovele manieren. Haar liefde en tedere verzorging gaf me langzaam mijn gezondheid terug. Ze gaf me de kracht om het leven weer aan te kunnen.

* * *

Het maakte niet uit hoeveel ik van Buffy hield en zij van mij, ik kon nooit dat wat ik in de hel had meegemaakt met haar delen. Het was te pijnlijk voor ons beiden. Ik weet dat ze zich schuldig voelde omdat ze me daar naartoe had gestuurd. Ik nam het haar echter nooit kwalijk. Ze moest het doen, om de wereld te redden. Het was alleen ik, of de hele mensheid. Ze maakte de juiste keuze.

Mijn terugkeer is een raadsel op zich. Wie er verantwoordelijk voor was of waarom het gebeurde, weet ik niet zeker. Het Eerste Kwaad trok de eer eens naar zich toe. Ik weet nu dat dit niet waar was. Misschien dat de Machten Die Waren het deden. Misschien was het de God waarmee ik als Katholieke jongen was opgevoed. Maar wie het ook voor het zeggen heeft/had en me er uit haalde, ik heb sterk de indruk dat mijn zusje er iets mee te maken had. Ik denk dat ze voor me tussen beiden kwam. Ze vertelde me dat ik een tweede kans verdiende, om de hoop niet op te geven. Wel, dierbare Kathy, ik heb mijn tweede kans gekregen en ik hoop. Ik hoop dat eens, misschien, ik je een beetje trots zal maken op je oudere broer.

En dus ben ik hier, in de Stad der Engelen. Vechtend tegen het kwaad, proberen weer wat goed te maken van mijn misdaden. Vergezeld door een voormalige Meikoningin en een erg Britse ex-Watcher. Ik heb Cordelia een paar uurtjes vrij gegeven, maar ze kan nu elk moment terugkomen. Ze heeft dezer dagen een opvallend scherpe blik voor hoe ik me voel. Ze wist onmiddellijk dat ik haar vrij gaf voor een "Stevige Overpeinzing". Ik geef veel om zowel haar als Wesley. Ik wil hen niet belasten met die herinneringen. Nog niet in ieder geval. Misschien had ik het kunnen delen met Doyle, maar onze tijd samen was te kort. Misschien zijn deze herinneringen er niet voor om te worden gedeeld. Maar als ooit, iemand, om wat voor reden dan ook dit leest, wil ik je laten weten dat liefde en vergevingsgezindheid zo'n sterke machten zijn, dat ze hoop kunnen geven, zelfs aan iemand in de hel.

Ik hoor Cordelia roepen. Ze is vroeg, of het betekent dat de Grote Uitverkoop een Grote Jammerdan was, of ze had een visioen. Tijd om uit mijn grote overpeinzingmode te stappen, en aan het werk te gaan. Ik hoop alleen dat ze geen koffie aan het zetten is. Want DAT is werkelijk hopeloos!

*** Einde ***

| Buffy page. | Home |