Anatomie lever


Inleiding
De lever is een uiterst belangrijk orgaan. Samen met organen zoals bijvoorbeeld de nieren en de alvleesklier zorgt de lever ervoor dat er homeostase in het menselijk lichaam heerst.

De lever licht rechtsboven in de buikholte tegen het middenrif aan. Het gewicht van de lever is ongeveer 3% van het lichaamsgewicht. De lever verbruikt daarentegen 20% van de totale hoeveelheid zuurstof die het lichaam verbruikt. De lever bestaat uit vele zeshoekige leverlobjes. Op de hoekpunten van een leverlobje bevinden zich aftakkingen van de galgang, de poortader en de levensader.



Het glucosegehalte van het bloed is gemiddeld 0,1. Dit heet de bloedsuikerspiegel. Onder invloed van hormonen uit de alvleesklier wordt het glucosegehalte van het bloed min of meer constant gehouden. Via de poortader stroomt het bloed weg uit de alvleesklier, richting de lever. In de levercellen en in spiercellen wordt glucose omgezet in glycogeen. In de lever kan ongeveer 100 gram glycogeen worden opgeslagen. In de spieren is dit vier keer zo veel. Het omzetten van glucose in glycogeen gebeurt onder invloed van insuline uit de alvleesklier.

Deze regulatie van het glucose/glycogeen wordt ook wel de koolhydraatstofwisseling genoemd. De lever zorgt daarnaast ook voor de eiwitstofwisseling en de vetstofwisseling.



Als eerste zullen we de eiwitstofwisseling behandelen. Het menselijk lichaam krijgt een aantal aminozuren binnen via het voedsel, maar het is ook in staat om sommige aminozuren zelf te produceren. Het proces waarbij niet-essentiële aminozuren worden gevormd heet transaminering. Deze aminozuren worden niet-essentieel genoemd, omdat er ook aminozuren zijn die niet door de lever geproduceerd kunnen worden. Deze essentiële aminozuren moeten dus via het voedsel het menselijk lichaam binnen.

De lever is echter ook in staat om aminozuren af te breken. Dit proces heet desaminering. Hierbij ontstaat onder andere ammoniak. Dit ammoniak wordt met behulp van koolstofdioxide omgezet in ureum. Ureum wordt op haar beurt aan het bloed afgegeven. Naast het maken en het afbreken van aminozuren zorgt de lever ook voor de vorming van plasma-eiwitten.

De derde "stofwisseling" die in de lever plaatsvindt wordt ook wel de vetstofwisseling genoemd. In de lever worden namelijk niet-essentiële vetzuren uit andere vetzuren, aminozuren of monosacchariden gevormd. Daarnaast neemt de lever overtollig vet op uit het bloed. Dit wordt in de lever of in andere vetdepots opgeslagen.

Zoals eerder behandeld kan de lever ook dingen afbreken. Dit is misschien wel de belangrijkste functie van de lever. "Troep" in het menselijk lichaam wordt in de lever afgebroken. Als eerste zorgt de lever voor de afbraak van cholesterol. Bij de afbraak van deze stof worden galzure zouten gevormd. Daarnaast zorgt de lever voor de afbraak van dode rode bloedcellen. Het hemoglobine wordt omgezet in bilirubine, ook wel galkleurstof genoemd.



De lever wordt ook wel de "ontgifter" (detoxificator) van het lichaam genoemd. Stoffen als alcohol, drugs en medicijnen zijn simpelweg giftig, ondanks ze vaak als genotmiddel worden gebruikt. De lever zorgt ervoor dat deze stoffen afgebroken worden.

Zoals eerder vermeld (bij de derde manier van stofwisseling binnen de lever) wordt vet opgeslagen in vetdepots. In de lever vindt ook opslag van andere stoffen plaats. Als eerste vitamine A, B12, en D. Daarnaast worden zouten als ijzer, kalium en koper ook opgeslagen in de lever. En zoals al eerder vermeld werkt de lever als ontgifter. Maar de lever slaat de stoffen die niet ontgift kunnen worden ook op. Hierbij moet je denken aan kwik, arsenicum en strychine.

Weetjes
Als stelregel voor de afbraak van alcohol geldt: 1 glas per uur wordt door de lever afgebroken. Met andere woorden. Als je een glas bier drinkt ben je een uur erna weer "clean".





Terug naar de lever
Terug naar menu