Wat zijn divertikels?
Divertikels zijn uitstulpingen van de de slijmvlieslaag door de spierlaag van de darm. Theoretisch kunnen divertikels voorkomen over de gehele lengte van het maagdarmkanaal. Het meest frequent bevinden ze zich echter in de dikke darm (het colon) en vooral in het laatste deel ervan (het colon sigmoïdeum).
Diverticulosis (het voorkomen van divertikels in de dikke darm) wordt beschouwd als de meest voorkomende afwijking van de dikke darm in de westerse wereld. De kans dat iemand ooit in zijn leven divertikels krijgt wordt op ongeveer 40 tot 50% geschat. Slechts in zo'n 5 tot 20% van de gevallen geven divertikels aanleiding tot klachten, wat zich meestal uit in een ontsteking van de dikke darm, ookwel diverticulitis genoemd.
Diverticulose
Oorzaak van diverticulosis
De oorzaak voor het ontstaan van divertikels is nog niet geheel duidelijk. Wel lijkt er een relatie te bestaan met een tekort aan vezels in de dagelijkse voeding. Het is bekend dat niet alleen een tekort aan vezels maar ook een gebrek aan lichaamsbeweging gepaard gaat met vertraagde passage van ontlasting door de dikke darm en daardoor waarschijnlijk meer kans geeft op diverticulose.
In zo'n divertikel kunnen dan namelijk onverteerde voedselresten blijven zitten en daarmee de nauwere hals afsluiten. Door de druk op het divertikel kan de bloedvoorziening van de wand afnemen en daardoor ook dunner worden. Tevens zal door het "blijven steken" van die onverteerde voedselresten ook een overgroei plaatsvinden van bacteriën. Hierdoor ontstaan een hoger risico op een ontsteking van de darm.
Verschijnselen van diverticulitis
Veel mensen met een diverticulitis hebben aanvankelijk pijn in de bovenbuik, welke na verloop van tijd afzakt naar de onderbuik. Meestal is de pijn uiteindelijk het heftigst in de linker onderbuik en is er sprake van koorts. Het ontlastingspatroon kan erg variëren van diarree (soms met gering bloedverlies) tot obstipatie. Soms is een zwelling in de linker onderbuik te voelen wat kan duiden op een langer bestaand ontstekingsproces wat het lichaam zelf aan het afbakenen is (een zogenaamd infiltraat).
In sommige gevallen kan de diverticulitis dusdanig ernstig verlopen dat de darmwand stuk gaat. Er zal dan een buikvliesontsteking ontstaan (een zogenaamde peritonitis, ofwel "acute buik") en een acute operatie is veelal aangewezen. Wanneer de ontsteking van de darmwand zich voortzet naar een ander orgaan (ander gedeelte van de darm of de blaas), spreken we van een fisteling, wat een enkele maal gevonden wordt.
Diverticulitis
Hoe wordt de diagnose gesteld?
Uw arts zal aan de hand van het verhaal, de genoemde klinische verschijnselen en het bloedonderzoek een verdenking hebben op een diverticulitis. De diagnose kan worden bevestigd (of uitgesloten) aan de hand van aanvullend onderzoek. Dit kan door middel van een contrast inloopfoto via de dikke darm, een echografie of een CT-scan. Ieder onderzoek heeft zo zijn voor- en nadelen.
De behandeling van diverticulitis
Een eerste aanval van diverticulitis reageert meestal goed op een zogenaaamde conservatieve behandeling. Eén op de vijf patiënten zal in de 5 jaar daarna nog eens een aanval krijgen. Ook een tweede aanval zal veelal conservatief behandeld worden. Na deze tweede behandeling is echter de kans op herhaling toegenomen en dient een operatie (wanneer de ontsteking tot rust is gekomen) overwogen te worden. De conservatieve behandeling bestaat uit het niet nuttigen van voedsel ("nuchter blijven") en in geval van een lichte aanval slechts een vloeibaar dieet. Verder zal veelal bedrust afgesproken worden en krijgt de patiënt vocht toegediend via een infuus. Over het nut van antibiotica bij een eerste aanval van diverticulits bestaat nog onduidelijkheid en dit zal dus niet altijd worden toegediend. Wanneer na een aantal dagen de ontsteking niet opknapt zal in veel gevallen wederom aanvullend onderzoek worden gedaan om een abces uit te sluiten (een met pus gevulde holte). Zo'n abces kan in de meeste gevallen aangeprikt worden via de huid zodat de patiënt niet geopereerd hoeft te worden.Slechts 10 tot 20% van de patiënten met een eerste aanval van diverticulitis moet geopereerd worden. Reden voor operatie is zoals gezegd een buikvliesontsteking. Tijdens zo'n operatie zal het zieke stuk darm worden verwijderd. Er zijn echter meerdere operatie-mogelijkheden, afhankelijk van de situatie in de buik. Grofweg kunnen we die verdelen in twee technieken.
de Hartmann procedure; nadat het zieke stuk is verwijderd zal het aanvoerende darmdeel als een stoma door de buikwand worden gebracht. Het afvoerende deel (wat naar de anus loopt) wordt dicht gehecht. Dit stoma is dan meestal tijdelijk en in een latere fase (na een aantal maanden) kan dit in principe hersteld worden door dit weer met het afvoerende deel te verbinden.
direkt herstel; in sommige gevallen kan er ook voor gekozen worden om het aanvoerende deel van de dikke darm meteen te verbinden met het afvoerende deel (een anastomose, ofwel darmnaad), zodat er geen stoma wordt aangelegd, en dus geen hersteloperatie nodig is.
Welke techniek wordt gebruikt hangt erg af van de individuele situatie en de ernst van de infectie van de dikke darm. Het valt voor de operatie dan ook niet te voorspellen wat er moet gebeuren.
Een colonscopie
Complicaties van diverticulitis
- bloeding uit een divertikel
- peritonitis (buikvliesontsteking)
- perforatie (gaatje in de darm)
- abces vorming
- fistelvorming (verbinding naar ander orgaan of naar de huid)
- naadlekkage (niet goed genezen van de verbinding welke tijdens direkt herstel van de darmdelen is gemaakt, een acute operatie waarbij alsnog een stoma wordt aangelegd, is in die gevallen noodzakelijk)
In sommige gevallen verloopt de infectie zo heftig dat een ernstige buikvliesontsteking ontstaan zodat meerdere operaties noodzakelijk zijn en de patiënt langdurig op een intensive care moet worden opgenomen. In die gevallen bestaat er een kans op overlijden van de patiënt. Dat risico is groter voor patiënten met een diverticulitis met tevens een verminderde afweer, bijvoorbeeld door gebruik van bepaalde medicijnen (prednison of chemotherapie), nierdialyse, diabetes (suikerziekte) of bij patiënten met AIDS.