LUTHERIJE
IN ANTWERPEN
|
|
In
Antwerpen bevonden zich, vrij snel na de verspreiding van Luthers 95 stellingen
in 1517, aanhangers van de 'lutherije'. Ook monniken uit het Augustijner
klooster hoorden daarbij. Dit klooster was er nog niet zo lang: sinds 1513.
De monniken waren Augustijner-Observanten, geestelijken die de orde wilden
reformeren en de theologiestudie nieuw leven wilden inblazen. In 1520 woonde
daar de subprior Hendrik van Zutphen die krachtig tegen de aflaat preekte.
Deze Hendrik van Zutphen werd in 1508 ingeschreven in het studentenregister
van de Universiteit van Wittenberg. Vóór 1516 was hij prior
van de Augustijnen in Keulen. In 1516 is hij in Dordrecht
prior van het Augustijner klooster. Hij haalt de stadsregering over om het
klooster te doen opnemen in de orde van de Augustijner-Observanten. Maar
in maart 1518 werd het klooster verdacht van besmetting met ketterij. De
prior moest vertrekken. Hendrik van Zutphen is in 1520 opnieuw in Keulen
en in 1521 weer in Wittenberg.De invloed van het Augustijner klooster op
de bevolking van Antwerpen was groot. Maar er kwamen ook tegenzetten van
de kant van de overheid. Zo werd in 1521 het Edict van Worms voorgelezen
en er werden 400 lutherse boeken verbrand. |
|
Jacobus Praepositus, prior
van het
Augustijner klooster te Antwerpen.
Afb.: titelblad van zijn herroeping.
|
Ook werden
evangelisch-gezinden opgepakt, bijvoorbeeld de Augustijner prior Jakob Propst.
Jacobus Praepositus had in Wittenberg gestudeerd en kende Luther persoonlijk.
In Antwerpen vertaalde hij geschriften van Luther. Propst kwam in een Brusselse
gevangenis terecht waar hij werd gedwongen zijn ketterij openlijk te herroepen.
Later lukte het hem, na een tweede gevangenschap, naar Duitsland te ontkomen
en daar predikant te worden.
Hendrik van Zutphen keerde terug uit Wittenberg maar werd ook gevangen gezet.
Hij kon echter met hulp ontsnappen en vluchtte naar Bremen.
Het klooster werd op last van de overheid afgebroken en de monniken werden
verspreid over andere kloosters, voorzover zij niet op verdenking van ketterij
uit de orde waren gezet. Drie monniken weigerden te herroepen: Hendrik Vos,
Jan van den Esschen en Lambert Thoren. Tijdens hun verhoor getuigden zij,
dat de boeken van Luther hun meer licht in de Heilige Schrift hebben gegeven
dan andere doctoren, die zij hebben gelezen. |
Ja,
men acht het met de vertaler van Luthers boekje Sermon von Bereitung zum
Sterben (Hoe elck mensche hem bereden sal totter doot, van 1522) een voorrecht
in zijn tijd te hebben geleefd: 'Ende god louen moghen van so groote salichheyt
dat si gheleeft hebben den tijt van desen deuoten doctoor'. |
Vos
(ook wel Voes genoemd) en Van den Esschen stierven op 1 juli 1523 in Brussel
op de brandstapel, Thoren werd op 15 september 1528 onder een galg begraven
als onbekeerde lutheraan.Luther heeft bijzomnder meegeleefd met de eerste
martelaren. Hij had verdriet over het herroepen door Propst, wist van de
bevrijding van Van Zutphen en was dankbaar en ontroerd omwille van de geloofskracht
van Vos en Van den Esschen. Hij zond een brief getiteld: 'An die Christen
in Holland, Brabant und Flandern' en dichtte het lied: 'Ein neues Lied wir
heben an.'
Een nieuwe lofzang heffen w'aan,
zo wil het God de Here;
wij zingen wat hij heeft gedaanz
jn grote naam ter ere.
|
afb.: reconstructie door
een 'heiligen-encyclopedie'
te vinden op: www.heiligenlexikon.de
|
Te Brussel in Zuid-Nederland
heeft aan twee jongelingen
de Heer getoond zijn wond're hand,
die met zijn zegeningen
Hij rijkelijk versierde. Vertaling
C. M. de Vries
Ondanks het intensieve contact tussen Wittenberg en Antwerpen waren de tegenmaatregelen
van de Antwerpse overheid te sterk. Na 1523 was er uitsluitend een evangelische
beweging in het verborgene. Ook had Luther zelf zijn afkeuring van gemeentevorming
uitgesproken. Het was naar zijn opvatting ongepaste dat een alternatieve
geloofsgemeenschap zou gaan concurreren met de Katholieke Kerk.
J.E. Pont, Geschiedenis van het Lutheranisme in de Nederlanden, 22-43 (passim),
230
G.Ch.G. Visser, De Lutheranen in Nederland, 10 vv.
J. Loosjes, Geschiedenis der Luthersche Kerk in de Nederlanden, 6-31 passim
|
|
|
|