Bij een aangepaste bus met dubbele cabine is het mogelijk om een grijs kenteken te krijgen, mits de bus aan de wettelijke voorwaarden volgens de "Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992" voldoet.
In Artikel 3 van deze wet staat beschreven wat wordt verstaan onder de verschillende motorrijtuigen.
De voorwaarden voor een motorrijtuig met een dubbele cabine staat beschreven onder Artikel 3, punt 3 lid d.
Letterlijke wetstekst.
Artikel 3
3. Onder bestelauto wordt verstaan een motorrijtuig met een laadruimte die geheel is voorzien van een vlakke laadvloer en die:
d. Ingeval het motorrijtuig een dubbele cabine heeft met zitruimte achter de bestuurder voor één rij naast elkaar in de rijrichting zittende personen;
1º. over ten minste 150 cm van de lengte en over ten minste 20 cm van de breedte een hoogte heeft van ten minste 130 cm; en
2º. voor ten minste 40 percent van de lengte voor het hart van de achterste as is geplaatst en een lengte heeft van:
I. ten minste 150 cm; en
II. ten minste twee derde van de lengte die de laadruimte zou hebben indien de zitruimte achter de bestuurder zou ontbreken; en
III. ten minste twee maal die van de cabine, tenzij de cabine een hoogte heeft van ten minste 130 cm; en
3º. van de cabine is afgescheiden door een vaste wand over ten minste de gehele breedte van de cabine, welke wand direct achter de zitruimte is aangebracht en ten minste dezelfde hoogte heeft als de cabine; en
4º. niet is voorzien van zijruiten.
Als de bestelauto hieraan voldoet, dan komt deze in aanmerking voor een grijs kenteken.
De bovenstaande omschrijving is voor een niet aangepaste standaard bus met dubbele cabine.
Door het niet aanbrengen van een tussenschot en het het aanbrengen van een voorziening voor het vastzetten van een rolstoel, is er gelet op het karakter van de BPM, sprake van een personenauto en BPM verschuldigd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft in besluit van 19 juli 1994, nr. VB94/2374, de volgende aanpassingen goedgekeurd, waarbij de BPM heffing achterwege blijft.
- voorzieningen voor het naar achteren verschuiven van de bestuurderszitplaats dan wel de bijrijderszitplaats;
- het niet aanwezig zijn van een bestuurderstoel dan wel een bijrijdersstoel en voorzieningen waardoor de rolstoel tijdens het rijden op een van deze plaatsen kan worden bevestigd;
- de aanwezigheid van een takelinstallatie of een andere technische voorziening die het mogelijk maakt dat de invalide zelf op een van de voorstoelen kan plaatsnemen;
- andere voorzieningen die verband houden met de handicap van de gebruiker, bijvoorbeeld aanpassingen en/of voorzieningen die op het rijbewijs van de gebruiker van de auto onder restreint vermeld staan.
Ook persoonlijke omstandigheden (beoordeling van de voorzieningen in relatie tot de gebruiker van de auto) kunnen een rol spelen.
Volledigheidshalve wordt hierbij opgemerkt dat uiteraard wel moet blijven worden voldaan aan de blinderingseisen die ingevolge artikel 3, derde lid, van de Wet BPM aan een bestelauto worden gesteld.
Een vergunning wordt verstrekt onder de volgende voorwaarden:
Voorts dient belanghebbende te verklaren dat
- de rolstoel, indien die in de laadruimte wordt vervoerd, niet als zitplaats zal worden gebruikt;
- bij vervreemding en/of het voor andere doeleinden gaan gebruiken van het motorrijtuig dan waarop de vergunning van toepassing is, hij de inspecteur vooraf in kennis zal stellen onder betaling van de dan verschuldigde BPM.
De plaatsvervangend Directeur-Generaal heeft namens de Staatssecretaris van Financiën bij Besluit van 23 maart 1998, nr VB98/0512, het volgende besloten.
In Paragraaf 14.1.1 van de Leidraad BPM 1992 wordt de mogelijkheid geboden om in plaats van een zitplaats (bestuurdersstoel of bijrijdersstoel) een rolstoel te plaatsen. Daartoe mag de tussenwand verwijderd worden, zonder dat alsdan de BPM verschuldigd wordt. Het motorrijtuig dient wel aan de overige inrichtingseisen te voldoen.
De rolstoel dient zodanig geplaatst te worden, dat deze zich niet in de laadruimte bevindt. Het ontmoet daarbij geen bezwaar dat mits de rugleuning van de in de rijrichting geplaatste rolstoel aan de voorzijde van het denkbeeldig schot valt, andere delen van de rolstoel zich feitelijk in het laadruimte-gedeelte bevinden.
Opmerkingen voor de aanvraag om BPM ontheffing
Als u mocht overwegen om aan een auto bovenstaande aanpassing te laten aanbrengen, let dan op de volgende punten:
* Informeer vooraf of de te kiezen auto aanpasbaar is en geaccepteerd wordt.
* Bespreek heel goed de inrichtingseisen. Uit ervaring blijkt dat er door de verschillende inspecteurs anders beoordeelt wordt. Wat bij de een niet mag wordt door de ander toegestaan. De ene inspecteur werkt zeer strak volgens de letter van de regeling en de ander volgens de zin van de regeling. De bovenstaande regeling geeft geen detailbeschrijving van wat wel en niet mag.
* Het aanpasbedrijf is meestal wel op de hoogte van de keuringseisen, vergelijk deze bij de verschillende bedrijven.
Opmerkingen voor de aanpassing.
* Informeer bij verschillende aanpasbedrijven.
* De prijzen voor dezelfde aanpassing, kunnen behoorlijk uit elkaar liggen.
* De gebruikte materialen kunnen bij een zelfde omschrijving van de aanpassing behoorlijk van kwaliteit en uitvoering verschillen.
* Bekijk vooraf gerealiseerde aanpassingen op uitvoering en afwerking.
* Laat de aanpassing zeer goed beschrijven en een tekening maken om latere problemen te voorkomen.
* Let goed op de beenruimte van de achterste stoelen en leg de minimale maat vooraf vast.
* Veilgheidsgordels voor de achterste stoelen zijn niet altijd verplicht, dit is afhankelijk van de uitvoering.