Dagboek van een Globetrotter
Chris en Hanny de Vries

Deel 1

tweede gedeelte

Een droom werd werkelijkheid.

 

Voor Hanny, Oom Chris en Mijn ouders.

 

Illustraties en foto's: Globe Productions. Almelo. Netherlands

le druk 1983 December. 2e druk 1984 Februari. 3e druk 1984 November. 4e druk 1999/2003 September/Cd-kopie/Internet

 

World copyright: Globe Productions.

P.a. Platanenstraat 4,

7605 CP Almelo

The Netherlands.

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk. fotokopie, microfilm of welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de schrijver.

No part of this work may be reproduced in any form. by print, photo print, microfilm or any other means without written permission from the writer.

Illustraties en foto's: Globe Productions. Almelo. Netherlands.

 

Terug naar de "beschaving"


Op de terugweg naar Jordanië reden we nu wel naar de hoofdstad van Qatar, Doha genaamd. Ons visum voor Qatar was weer slechts 24 uur geldig. maar zolang hadden wij toch niet nodig om dit kleine Emiraat te bekijken. Ruim op tijd waren we dan ook aan de grens met Saoedi Arabië.
Ook in Doha zagen we dat de Emir van Qatar kosten noch moeite had gespaard om van de stad iets moois te maken. Het museum van Doha was gevestigd in een bijzonder mooi gebouw. Het is één van de mooiste musea geweest, die wij bezocht hebben. We sliepen die nacht aan de grens met Saoedi Arabië.
Ik had mij bij het aanvragen van het visum voor Saoedi Arabië beklaagd, dat het, te gek was, dat we binnen 72 uur door die hele zandbak moesten scheuren en niets van het "toch ó zo mooie vriendelijke en interessante" land konden bekijken. Dat vond de consul van Saoedi Arabië ook belachelijk en hij gaf ons een visum met de aantekening, dat wij zo lang in het land mochten blijven als wij dachten nodig te hebben.
Hier maakten Hanny en ik dus duidelijk misbruik van om via een hele grote omweg weer op het strand van Aqaba te komen. We reden via de hoofdstad Riyad en probeerden Medina binnen te komen. Medina is op Mekka na, de belangrijkste stad voor de Moslims en het is een niet-moslim streng verboden om deze stad te betreden. Wij riskeerden het dan ook maar niet. Door een wegomlegging moesten we wel iets door de buitenwijken van de stad. Zo waren we er toch in geweest

 
     
En we kwamen er als niet moslim, écht niet in!    

Het dagboek leest 20 oktober 1980.

We waren weer terug op de ons bekende "stek" op het strand van Aqaba. We wilden hier nu eerst een paar dagen vakantie houden, voordat we verder reden. We genoten van de rust op het strand van Aqaba. Bij het vallen van de avond zagen we aan de overkant de lichten van de Israëlische stad Eilat Bekend terrein voor mij. Ik had in 1974 ruim drie maand in een kibboets even boven Eilat gewerkt.
Wat slechts op een afstand van enkele minuten zwemmen lag. betekende voor ons een omweg van meer dan 2000 kilometer. Eilat was ons volgende reisdoel. Eerst naar noord-Syrië om in de havenstad Lattakya de boot te nemen naar Cyprus. Daar de boot naar de Israëlische havenstad Haifa nemen en dan weer 1000 kilometer naar het zuiden, naar Eilat.
Altijd weer die oorlog en vijandelijkheden, de vraag is waarom? Het is erg triest dat de mensen niet in vrede naast elkaar kunnen leven.
Syrië konden we voorlopig niet in. De grens tussen dit land en Jordanië was tijdelijk gesloten, De situatie bleek zo kritiek, dat er al twee tankdivisies tegenover elkaar stonden. Eén vonk in het kruitvat en de twee landen zouden in oorlog met elkaar zijn. We hadden al geïnformeerd wanneer de boot van Aqaba naar Egypte zou gaan. Angstvallig hielden we het nieuws in de gaten. Na enkele dagen bleek de situatie zich weer iets te ontspannen en wij vertrokken naar Amman. Het was maar goed dat wij ons visum voor Syrië al hadden, want de Syrische ambassade in Amman was gesloten. Hanny en ik besloten toch nog een paar dagen te wachten alvorens Syrië in te gaan.
We gingen nog wat jachtkastelen in de Jordan Desert opzoeken. Dat zou onze eerste echte woestijndoop worden.
Gewapend met zestig liter water en volle tanken benzine draaiden wij van de weg. Een met oliedrums aangegeven piste leidde ons naar het eerste jachtkasteel. Een onooglijk stenen gevaarte in het midden van niets. Uit tekeningen op de muur begrepen we, dat er vroeger wel bomen hadden gestaan en dat er daadwerkelijk wat te jagen viel. Gezien de huidige omgeving erg moeilijk te geloven.
Een bordje met moeilijk te ontcijferen Arabische tekens wees de woestijn in. Steeds maar rechtuit naar het westen verzekerde de bewaker van het kasteel ons. dan zouden we er wel komen. Nu ja, we zouden wel zien. Met het kompas goed in de gaten houdend en zo nu en dan naar de zon kijkend, kwamen we daadwerkelijk na enkele uren bij het tweede kasteel. Nu moesten we weer terug zien te komen in Amman.
Amman lag nu in het noordwesten en we zouden het eigenlijk niet kunnen missen.
We zouden in ieder geval ééns op de asfaltweg moeten uitkomen die uit het zuiden naar Amman ging. Zouden we die missen. dan was er altijd nog de asfaltweg die van Saoedi Arabië uit het oosten, naar Amman leidde. We hadden nu alleen onze kaart. kompas en de zon om op te rijden. Om een uur of twee die middag verdween de zon echter en een zacht briesje stak op. We zouden een zandstorm krijgen!
Binnen de kortste keren zat alles potdicht. Een muffe geur drong in onze bus door en we hadden nog geen twintig meter zicht. Heel langzaam reden wij door. Stof, stof en nog eens stof, overal kwam het. In je nek, tussen je tanden; de hele inventaris van onze "Gandalf" zat onder een grijze laag stof.
Na ongeveer twee uur klaarde het gelukkig weer op. We waren nu echter niet helemaal zeker of wij wel op de juiste koers zaten. Ik stopte de auto en ging met een verrekijker de horizon afturen. Heel in de verte zag ik enkele tenten staan en wij stuurden daar op af. Gelukkig bleek daar een Nomadenfamilie hun kamp te hebben opgeslagen. Op respectabele afstand van het kamp, bleef ik wachten tot ik geroepen werd. Dat duurde niet erg lang en na de normale "Salem Aleikum" alaikum salaam, merhabba" en handen geschud, vroeg ik hem de juiste weg naar Amman. Breed zwaaide hij naar het noordwesten en zei: "Schoef, schoef" wat zoiets betekent als rechtuit. Niet erg op ons gemak gesteld. draaiden wij de bus weer de woestijn in. Na een uur gereden te hebben zag ik links van mij een stofwolk. Ik stopte de auto en met behulp van de verrekijker kwam ik tot de ontdekking dat daar een auto reed! Wij probeerde bij deze auto te komen en dat gelukte ons. Luid toeterend liet ik hem halt houden. Ik vroeg de bestuurder de weg naar Amman en hij vertelde ons dat wij maar achter hem aan moesten rijden. Na een half uur zag Hanny heel in de verte een minaret boven de woestijn uitsteken, Amman! We waren precies goed gereden.
Onze woestijndoop hadden we gehad, Met een iets zekerder gevoel zouden wij nu volgend jaar de Sahara in gaan. In Amman direct het oliebadluchtfilter gecontroleerd. Ik had namelijk de luchtaanzuiging met een slang verlengd, zodat hij de lucht uit het interieur van onze bus zoog. Dat bleek uitstekend te werken. Er zat slechts een paar millimeter drab onder in het oliebad. Begin november kwamen we in Lattakya, in noord-Syrië aan. De rit van Amman naar deze havenstad was zonder al te grote problemen verlopen.
Natuurlijk aan de Syrische grens weer de bekende "baksjisj" procedure. Op één van de zeven kantoortjes waar de papierkraam afgehandeld moest worden, bleek ik weer de auto te moeten verzekeren. Ik wapperde met mijn verzekeringsbewijs, dat ik nog van de vorige keer had. De douanier zei nu, dat ik geen verzekering moest afsluiten. Plots kwam hij op het heldere idee, dat ik nu wegenbelasting moest betalen. Dat kostte mij dertig gulden. Ik betaalde dit met tegenzin. Vooral toen ik van hem een betalingsbewijs kreeg, dat volgens mij op een stencilmachine bij hem in de schuur was gedrukt. Het geld verdween ook in zijn borstzak. Later hoorde ik dat wij goedkoop uit waren geweest.
Een Duitser had 50 gulden moeten betalen en een Zwitser moest maar liefst 80 gulden betalen! Beiden hadden ook een Volkswagenbus. Afhankelijk van het land van herkomst betaal je in Syrië dus wegenbelasting. Leuke bijverdienste voor het douanepersoneel.
Met enige moeite vonden we in Lattakya een "shipping agency" dat ons voor een redelijke prijs een ticket naar Cyprus verkocht. Onze oude en verlopen studentenkaarten spaarden ons weer veel geld uit.

Naakt zonnen

Het dagboek leest 2 november 1980.


We waren blij dit gedeelte van het Midden-Oosten te verlaten. Al die oorlogsdreigingen gaan je op den duur toch wel op je zenuwen werken. We waren van plan om enkele weken op Cyprus door te brengen om vakantie te houden.
Lui over de railing van de boot hangend. zagen we Cyprus voor ons opdagen. Opeens zei Hanny: "Kijk, ze hebben alle sturen van de auto's aan de verkeerde kant!" In een flits ging het door mij heen: Cyprus is ooit een Britse kolonie geweest en het links rijden hebben ze nog nooit afgeleerd. Nu, dat was geen enkel probleem Een groot papier op het stuur plakken met de tekst: "Links houden!"
Toch presteerden we het twee maal een Cyprioot naar de rechterkant van de weg te dwingen. Gelukkig liep dat allemaal goed af.
We hadden een heerlijke tijd op het eiland. We vonden stille stukken strand waar we heerlijk naakt konden zonnen. Dit alles terwijl wij via de Wereldomroep hoorden. dat het in Nederland koud en guur herfstweer was. De Cyprioten waren bijzonder vriendelijk en behulpzaam. Helaas wordt de vrede op het eiland bedreigd door het conflict met de Turken. Na de invasie van het Turkse leger is het. zo mooie eiland in tweeën gesplitst. Een grote muur van zandzakken en prikkeldraad geeft de grens aan, die alleen met een speciaal pasje van de VN hier te overschrijden is. Enkele vluchtelingenkampen doorscheuren het zo vredige beeld op het eiland.

Het dagboek leest 17 november 1980.

Haifa, de grootste havenstad van Israël. Eén van de wensen van ons ging in vervulling. Het was voor mij een weerzien van het land. Ik had in 1974 al enkele maanden in het land rondgezworven en kende het op mijn duimpje.
Hanny en ik bleven nu vier maanden in het Heilige Land. We hadden een heerlijke tijd. Ik kon nu als gids voor Hanny dienen. Mijn ouders hadden besloten, om ons te bezoeken en op negen december haalden wij hun van het vliegveld Ben Gurion af. Ook voor hen was het een weerzien met het land. De tijd samen met hun gebruikten we om plaatsen te bezoeken waar een toerist op hun eerste bezoek niet komt, omdat ze daar geen tijd voor heeft.

     
  pappa "el vrieso"
Tijdens de rit met mijn ouders ging er wat mis met de auto. In de buurt van Sodom richting Arrad, kwam er bij het beklimmen van een helling een naar geluid vanuit het achterwiellager. We hadden dit al eerder gehoord. maar nu werd het steeds erger. Toen we na enkele dagen in Jeruzalem aankwamen. besloten we het toch te laten controleren. Nu bleek dat het achterwiellager op de cardanas verbrand was. Dit werd al snel gerepareerd en ik nam meteen de kans waar om de auto eens goed te laten testen. Uit de controle bleek, dat de versnellingsbak niet helemaal meer goed afgesteld was. Ook in de versnellingsbakolie vonden we vrij veel ijzerdeeltjes. Goede raad was duur. We wilden naar Egypte en verder naar Oost-Afrika en de auto moest 100% in orde zijn. We besloten de zaak na te kijken en de versnellingsbak moest uit elkaar.Wat een schrik; twee tafels vol met tandwielen, asjes en pennen. De bak werd volledig nagekeken. maar.... er werd niets gevonden. Alle slijtage was binnen aan-vaardbare grenzen, dus de bak werd weer keurig in elkaar gezet. Helemaal opnieuw afgesteld en hij was weer als nieuw.Ruim twee dagen zijn ze met de auto bezig geweest en de totale kosten waren 276 gulden!
We sloegen met kerst enkele dagen "over" in de Sinaï, aan de Golf van Eilat, genietend van de zon en zee. We wilden eerst de kerstdagen doorbrengen in Bethlehem, maar toen we hoorden dat er die dagen ruim 500 duizend mensen de stad zouden bezoeken, lieten we het maar schieten. In de dagen rond de Kerst verandert Bethlehem in zo'n commerciële kermis, dat het niets meer met het Kerstfeest te maken heeft. Kerst vieren in het Heilige Land, maar dan wel zo ver mogelijk van Bethlehem! Op de dag na kerst werden we om een uur of zes gewekt door een nogal paniekerig aandoende militair. "Quick. quick, you have to move. the water is coming." We moesten snel van onze plek op het strand, het water was in aantocht. We hadden wel donkere wolken in het westen. boven de Sinaï zien hangen en het had de hele nacht ook in het westen geweerlicht. Nu bleek dat er in de woestijn zoveel water was gevallen. dat de grond het niet meer op kon nemen en dit water kwam nu met grote hoeveelheden. door de wadi's, naar ons toe!
Zo snel mogelijk braken wij de tent af en gooiden alles in de auto. Wij luisterden naar de radio en daar werd melding gemaakt van hevig noodweer in Centraal Sinaï en boven de Negev-woestijn.
Enkele kibbutzim in de Negev woestijn werden al -geëvacueerd en de weg van Eilat naar het Noorden zou misschien afgesloten kunnen worden als het water er aan kwam.
 
     
Zonsondergang in Nueba...

Nu moesten mijn ouders over vier dagen weer in Tel Aviv zijn, omdat dan hun vliegtuig zou vertrekken. We besloten dan ook om maar zo snel mogelijk naar het Noorden te vertrekken, Enkele uren later waren wij ten noorden van Eilat. Het weer werd steeds dreigender en plotseling begon het water met bakken tegelijk uit de lucht te vallen. Ongeveer 150 kilometer boven Eilat werden we aangehouden door een militair road-block. De weg was verderop door het stromende water helemaal vernield en we mochten niet verder. We zaten vast en we hadden nog vier dagen voordat het vliegtuig van mijn ouders zou vertrekken. De soldaat kon ons ook niet vertellen hoelang het allemaal zou gaan duren. We moesten maar terug naar Eilat gaan, nu het nog kon. Misschien was de terugweg nu ook al afgesloten. Achter ons werd de rij wachtenden steeds groter. Wij vonden het allemaal wel prachtig en spannend. Mijn moeder ging direct koffie zetten voor de doorweekte soldaten en mijn vader en Hanny gingen watermeloenen pikken van het veld van een nabijgelegen kibboets.
Een luid gebulder van een enorme vrachtwagencombinatie deed ons opkijken. Ook deze werd tot staan gebracht door een soldaat met een machinepistool dat bijna even groot was als hijzelf. Een boom van een chauffeur kwam uit de vrachtwagen zetten en vroeg de soldaat wat hij moest. De soldaat vertelde hem, dat hij opdracht had gekregen niemand, maar dan ook niemand, door te laten. "Dat zullen we dan nog wel eens zien", zei de chauffeur en klom weer in zijn vrachtwagen. Hij startte de motor en zette de combinatie in beweging.
Hij had nog maar enkele meters gereden toen haalde de soldaat zijn geweer van zijn schouders en met een wel gemikt schot, joeg hij twee kogels door de band van de truck!
Met een luid gesis zakte deze op zijn velg. Luid briesend en met een rode kop van woede kwam de chauffeur uit zijn cabine gesprongen.
Wij bekeken het allemaal met een geamuseerde blik. De commandant van het groepje militairen vond het nu welletjes en ging zich er mee bemoeien. Binnen de kortste keren was hij omringd, ook door andere woedende vrachtwagenchauffeurs, die luid met hem in discussie gingen. De soldaat kwam bij ons een bak koffie halen. "Die chauffeurs zijn toch allemaal hufters. meestal Arabieren, moesten ze allemaal doodschieten," vertelde hij glimlachend tegen ons.
Later op de dag gingen wij terug richting Eilat. Volgens de nieuwsberichten zou het nog tot de volgende dag duren, voordat het weer zou opklaren. We huurden nabij de kibboets Yotvata een caravan en bleven daar twee dagen het betere weer afwachten. Na twee dagen was het weer uiteindelijk zover opgeklaard, dat we het er op waagden verder te gaan. Officieel was de weg naar het noorden nog wel afgesloten, maar hij zou vandaag weer open gaan. We wilden de eerste zijn, die er door mochten.
We kwamen aan bij het stuk waar de weg overstroomd was. We zagen een enorme ravage. Het asfalt was over een afstand van ruim 200 meter, helemaal weggespoeld. Drie vrachtwagens, die toch geprobeerd hadden erdoor te komen. zaten tot aan hun laadbak vast in de modder. Eén was er door de kracht van het kolkende water, met lading en al. gekanteld en een stuk meegesleurd. We mochten het van een militair proberen er door te komen. We moesten door 30 meter breed zachtjes stro-mend water van ongeveer 50 centimeter diep. Dat was geen probleem, maar de ondergrond was modderig. Ook het laatste stuk was overdekt met een modderlaag van tientallen centimeters.
Ik hakte de knoop door: we zouden het proberen!
Ik liep nog wel eerst het traject af om te kijken waar ik het beste door kon en of er geen verraderlijke gaten onder het water verstopt waren. De motor was inmiddels al voldoende afgekoeld en ik startte hem. Hanny en mijn ouders stonden klaar met de camera's en onder de blikken van de toeschouwers zette ik de wagen in de eerste versnelling en zette hem in beweging. Met een vaartje van dertig reed ik op de stroom toe. Verbazend makkelijk kwam ik door het stuk. Een beetje slippend en een beetje met de koppeling spelen en het was gebeurd. Onder luid applaus van de toeschouwers stapte ik uit de auto.
Overmoedig geworden door mijn succes, probeerde een andere het ook. Hij had dan wel een normale personenwagen, maar dat maakte volgens hem niets uit. Midden in de stroom bleef hij steken. Het water en de blubber spoelden zijn auto binnen, toen hij uitstapte. Met behulp van een kleine vrachtwagen werd hij uit de blubber getrokken. We hadden helaas geen tijd meer om langer te blijven kijken, we moesten door.
Onderweg zagen we nog enkele voorbeelden van de kracht van het water. Her en der waren grote stukken weg weggespoeld. We moesten nog gén keer een doorwading maken. Het water was iets dieper dit keer, maar de ondergrond was harder. Ook hier zagen we enkele vrachtwagens helemaal vast zitten en ook een schoolbus. Later hoorden we. dat hier een kind bij de reddingsoperatie was meegesleurd door het kolkende water en was verdronken.
We hoorden ook dat later op de dag de weg van Eilat naar het noorden weer afgesloten was. We hadden geluk gehad. We konden mijn ouders in ieder geval ruim op tijd op het vliegveld brengen.

Het smerige Egypte

Hanny en ik wilden nu onze rit naar Oost-Afrika voorbereiden. Het visum voor Egypte werd via Nederland geregeld, want niets uit onze paspoorten mocht blijken. dat wij in Israël waren geweest. Dat zou in vele Afrikaanse Moslim landen alleen maar problemen geven.
Er werd geïnformeerd naar de grensformaliteiten bij de grens van Egypte. Op de Egyptische ambassade in Tel Aviv vertelde men ons. dat de bus niet de grens over mocht! In het "Camp David Agrement" staat namelijk" dat alleen "cars" de grens over mogen en een Volkswagenbus is geen "car" maar een "van". Mooi vredesakkoord is dat. Officiële papieren en zelfs een speciale brief van onze ambassadeur mochten niet helpen. Onze "Gandalf" moest in Israël blijven.
We besloten onze trouwe vierwieler bij vrienden in een kibboets te stallen en deze dan enkele maanden later wel weer op te halen.
De rugzakken werden ingepakt en zo gingen we met het openbare vervoer naar het land van de Nijl. We reden door de Gazastrook richting Suez kanaal. De grenspassage gaf verder helemaal geen problemen. Er werden zelfs enkele stempels voor ons "aangepast" door een douane man, zodat daaruit ook niet zou blijken dat wij in Israël waren geweest.
In de verte zagen we plotseling schepen door de woestijn varen. De nadering van het Suez kanaal meldde zich op een speciale wijze aan. Laat in de avond arriveerden we in Caïro. Zonder al te veel problemen vonden we een redelijk hotel vlakbij het centrale trein station.

Het dagboek leest 22 februari 1981.

Caïro. de hoofdstad van Egypte, één van de grootste steden van de wereld. Een stad gebouwd voor ongeveer drie miljoen mensen, maar die ruim tien miljoen mensen telt! Caïro barst uit zijn voegen. Een voortdurende kakofonie van autoclaxons hield ons uit de slaap. We dachten dat Istanboel een verkeerschaos was. maar vergeleken met Caïro was Istanboel nog rustig.
Vanuit ons hotel gingen we op ontdekkingstocht door de stad. We vroegen een visum aan voor Soedan, maar het zou minstens drie weken duren voordat we dat op zouden kunnen halen.
Tien dagen bleven in de heksenketel van Caïro en we vonden het een geweldige stad.
De lol verging ons wel een beetje. toen het op een avond iets begon te regenen. Door het vele stof in de lucht regende het echter geen water maar modder. Binnen enkele ogenblikken was geheel Caïro onder een dunne laag gele modder bedekt. De jongens uit de sloppenwijken van Caïro deden goede zaken met het wassen en poetsen van auto's.
We zwierven een hele dag rond in Giza, de plaats van de grote piramides. Vol bewondering en met stil ontzag lieten Hanny en ik deze enorme bouwwerken op ons inwerken,
Op een steen gezeten. enkele broodjes etend. kwam er plotseling een Arabier naast ons zitten. Hij "parkeerde" zijn twee kamelen naast ons en zei: "Zo. vandaag even weer genoeg verdiend. genoeg domme toeristen rond geleid, nu even pauze."
Hij vertelde ons dat hij zijn hele leven al in Giza woonde en nu zijn inkomen had, door toeristen op zijn kamelen rond de piramides te leiden. In zijn vier zakken had hij geld zitten. Dollars, Marken, Engelse ponden en Egyptische ponden. Zowel papier geld als munten.
"Als een Amerikaan mij nu anderhalve dollar fooi wil geven en hij heeft slechts een briefje van twee, dan moet ik hem wel 50 cents terug kunnen geven nietwaar?" Hij kende de wisselkoersen uit zijn hoofd. Tijdens de tweede wereldoorlog had hij als gids gediend voor de Duitsers en later voor de Engelsen. Hij sprak goed Duits, Engels en Arabisch, maar lezen en schrijven kon hij niet!
We vroegen hem over het geloof. de Islam en hoe het nu zat, dat een Mohammedaan meerdere vrouwen kon trouwen. Duidelijk liet hij ons merken, dat hij daar niets voor voelde. "Mijn buurman heeft twee vrouwen, altijd oorlog tussen die vrouwen en ze kosten ook nog een heleboel geld. Nee, één vrouw is meer dan genoeg." 
Plots kwam er een hele bus met Amerikaanse toeristen aangereden. Zijn gezicht klaarde op en er kwamen kleine dollartekentjes in zijn ogen. "Ah weer een heleboel geld te verdienen. nu het moet dan maar, Aleikum Sa-laam."
Hij schopte zijn kamelen weer overeind en ging op de toeristenbus af,
We bezochten natuurlijk ook het nationale museum van Caïro. In een enorm gebouw liggen de schatten uit de graven van de farao's bedekt onder een laag stof. Ondanks dat het museum een enorme ongeorganiseerde troep is, vonden we het een hele belevenis. We haalden nog enkele inentingen in de medische afdeling van het Hilton hotel en we zwierven uren door de sloppenwijken van de stad.
Vriendelijke mensen en kinderen die zwaaiden. Vrouwen die stiekem "hello" tegen Hanny zegden en mannen die hun handen niet thuis konden houden. Elke dag werd Hanny wel lastig gevallen door Egyptenaren. Een tikje tegen haar arm of dijbeen; ik hoefde maar even niet op te letten of het was weer raak.
Eén keer zag ik het wel gebeuren en dit schoot mij helemaal in het verkeerde keelgat. Ik greep de kerel bij zijn keel. maar voordat ik hem een knal voor zijn kop kon geven, had een vrouw ons uit elkaar getrokken. Binnen enkele seconden was er een oploopje ontstaan en iedereen wist waar het om ging. De vrouw foeterde die kerel uit en ik deed daar nog eens een schepje boven op.
We lieten hier door de pret niet drukken, al hield ik Hanny nu nog beter in het oog.
De poste restante op het hoofdpostkantoor in Caïro liep helemaal mis. We hadden in ons boek al gelezen dat de poste restante in Caïro niet te vertrouwen was. maar we wilden het toch proberen,
Nu bleek dat er in Nederland net een nieuwe postzegel van Koningin Beatrix was uitgekomen. De directeur van de posterijen verzamelde blijkbaar postzegels en had van de gelegenheid gebruik gemaakt om zijn verzameling van Nederland compleet te maken. Na vier brieven van het "thuisfront" had hij er blijkbaar wel genoeg. De laatste brief -nummer vijf- die mijn ouders gestuurd hadden, kwam namelijk wel aan.
We hebben direct naar huis geschreven, dat ze de post naar de Nederlandse ambassade moesten sturen. Daar kwamen ze tenminste altijd aan.
Egypte is nog een arm land. Op alles wat we kochten moesten we afdingen. Gelukkig vonden Hanny en ik dat een leuke "Sport" in het begin.
Het bleek al snel. dat we aan ons verplichte omwissel bedrag van 150 dollar per persoon. niet genoeg hadden om onze rit door Egypte te bekostigen. De koers op de "zwarte markt" in Caïro was het beste, dus wisselden we op de toeristenmarkt nog wat dollars "zwart" om. Het winkeltje waar we dit deden, was recht tegenover het politiebureau! Een veiliger plek om geld "zwart" om te wisselen was er niet. Het was een komen en gaan van mensen die geld wisselden. De winkelier had vast politieambtenaren omgekocht.
Een tochtje met de stadsbus in Caïro was ook een avontuur. Nog voordat de bus bij een halte tot stil-stand gekomen is. stormden de mensen al op de bus af. De mensen klommen door de ramen om in én uit de bus te komen. Als er in de bus geen plaats meer is, hangen ze gewoon aan de bus. Tussen de enorme mensenmassa in de bus, wringt zich dan een knaap, die buskaartjes verkoopt.


Eerste camping in Luxor

Het dagboek leest 2 april 1981.

Vroeg opstaan om de eerste trein naar Luxor te halen. Gelukkig hadden we van te voren al een kaartje gehaald en een plaats besproken; het perron stond al vol. Toen de trein aankwam. weer de zelfde beelden die we ook al kenden van de stadsbussen. De mensen puilden uit de wagons van de derde en vierde klasse. Gelukkig hadden wij de tweede klasse besproken en daar was het iets rustiger. Na dertien uur in de trein gezeten te hebben kwamen we in Luxor aan. De treinreis was een belevenis. We reden bijna constant langs de Nijl. De strook langs de Nijl is vruchtbaar en groen. Hoe verder je echter van de rivier afkomt. hoe droger het wordt. Op ongeveer twee kilometer van de rivier heeft de woestijn de macht weer overgenomen.
Op het station in Luxor aangekomen, werden we "overvallen" door jongens die een "very good hotel" voor ons wisten. We hadden uit ons boek al een hotel gehaald en toen één knaap ons aanbood om ons naar dat hotel te brengen, gingen we daarop in.
Deze jongens krijgen namelijk van de hoteleigenaars een fooi, als ze gasten binnen weten te brengen. In het hotel aangekomen, bleek dat onze keus goed geweest was. Alle gasten waren reizigers zoals wij. Al snel raakten we in gesprek met hun. Toen bleek dat wij al bijna één jaar onderweg waren en daarbij ook nog in Saoedi Arabië waren geweest, werden wij het middelpunt van de belangstelling. Zelfs de hoteleigenaar luisterde aandachtig naar onze verhalen. Het hotel zelf was bijzonder smerig. We hadden een kamer genomen samen met een Australisch stel. Gelukkig hadden we onze eigen slaapspullen bij ons want de lakens en dekens van het hotel waren te goor om in te slapen. Toen in de loop van de nacht ook nog bleek, dat we half opgegeten werden door de vlooien, besloten we de volgende dag iets anders op te gaan zoeken. Bij het ontbijt bekeken we de tuin van het hotel. Ik vroeg mij af, of de hotel eigenaar er bezwaar tegen zou hebben of wij onze tent in de tuin zouden opzetten. "Eigen haard is goud waard." De eigenaar had daar geen enkel bezwaar tegen en we konden zelfs de prijs van de overnachting met drie gulden naar beneden "pingelen".
Wij bouwden onze tent op en trokken de stad in.
's Avonds terug gekomen, leek de tuin wel veranderd in een camping. Ook de andere gasten hadden toestemming gevraagd om in de tuin te mogen slapen en de eigenaar vond het allemaal wel best. De kamers van het hotel waren inmiddels al weer vol met andere gasten. Zo heeft Luxor er nu ook een camping bij; hotel Seti-Garden. Drie dagen bleven we in Luxor. We bezochten de bekende tempel van Luxor en maakten een fietstocht naar de vallei der Koningen, aan de andere kant van de Nijl. We lieten de historie van de graven van Touth-ank-Ahmon en Ram-ses II op ons inwerken. Alles maakte een onvergetelijke indruk op ons.
Toch gingen de Egyptenaren ons steeds meer tegenstaan. De enorme troep en smerigheid die ze maakten, de mensen die steeds maar aan je willen verdienen en je niet met rust laten. Toen Hanny op een gegeven moment, op een brutale manier, door twee opgeschoten jongens werd lastig gevallen en één van die knapen haar tussen de benen greep, was de maat vol. Helaas kon ik die knapen niet te pakken krijgen, ze waren me op de fiets net iets te snel af,
We zouden terug gaan naar Israël en later dan wel eens terug komen in Egypte, maar dan wel met een eigen kampeerauto,

We spraken die avond dit hele geval door met Phil en Shirly, het Australische stel, die ook bijna een jaar onderweg waren. Ook zij hadden van deze inzinkingen gehad, maar besloten altijd weer door te gaan, Op het eind van de avond zagen Hanny en ik het helemaal weer zitten. Met een "fuck the Egyptians" gingen we naar bed. De depressie was voorbij, we gingen door.

We kochten een kaartje voor de trein naar Aswan, de zuidelijkste stad van Egypte. Nu eens niet eerste of tweede klas, maar vierde klas, dat wilden we ook eens meemaken. Het foefje met onze verouderde en verlopen studentenkaarten lukte weer uitstekend en voor iets meer dan drie gulden hadden we een kaartje naar Aswan, een traject van negen uur!
In ons boek hadden we gelezen, dat we onze tent konden opzetten in de tuin van het toeristenbureau van Aswan. Dat was in ieder geval prima geregeld. Helaas was de douche te smerig om in te komen. maar toen we met een stel de doucheruimte hadden schoongemaakt, was dit probleem ook opgelost.

We gingen informeren naar een boot naar de tempels van Abu-Simbel. Die bleek daadwerkelijk te bestaan en we kochten een kaartje. Toen we bij de haven aankwamen schrokken we ons dood. Onze boot bleek een gammele praam te zijn, waarvan de motor op de vorige reis het had begeven.
Dat wij niet de enige passagiers waren, bleek al op het station. Een groep van ruim vijftig jongeren, bijna allemaal uit Europa of Amerika stapten uit de trein en liepen naar de boot.
Het dek lag in de kortste keren vol. Hanny en ik hadden nog net een plekje van twee vierkante meter kunnen bemachtigen. De tocht zou drie dagen duren, vooropgesteld dat we geen pech zouden krijgen. Er werden nog wat goederen op de boot geladen en enkele Egyptische soldaten stapten in. We konden nu vertrekken, Met veel moeite wist een duwboot ons gevaarte op gang te krijgen, maar toen de vaart er eenmaal in zat ging het wel lekker.

     
Het bootzootje......

We maakten al snel contact met andere reizigers en het beviel ons (vooral mij) allemaal best. Lekker rustig varen over het Nasser meer. Helaas is het water van het meer te gevaarlijk om in te zwemmen. Ten eerste stikt het op sommige plaatsen van de krokodillen en daarbij komt ook nog dat het water verziekt is door bilharzia. Dit is een wormziekte. Kleine wormpjes uit het water dringen door de huid en kruipen dan richting lever. Niet dat je er direct aan dood gaat. maar het verkort je leven toch wel. Verder zitten er in het water alle ziektes die er in water kunnen zitten.
De Egyptenaren zijn het hier helemaal niet mee eens en vinden het allemaal maar onzin. Zij drinken dan ook water direct uit het meer. Wij waren wel blij, dat we onze Katadyn waterzuiveringspomp bij ons hadden. Andere reizigers hadden in Assuan voor duur geld. flessen water moeten kopen en moesten zuinig zijn met het water. Wij deden dertig slagen aan de pomp en we hadden weer een liter zuiver drinkwater. Dit werd op een gegeven moment bekend op de boot en iedereen kwam ons vragen of zij de pomp mochten gebruiken. Nu hebben Hanny en ik geen bezwaar tegen het uitlenen van spullen, wanneer het maar goed behandeld werd. Onze ervaring was echter zo slecht met het uitlenen, dat wij vrij vaak de vragen moesten weigeren. Wel boden we zo nu en dan mensen een kop thee aan, wanneer ze erge dorst hadden. Wij hadden namelijk ook onze benzinebrander meegenomen. Dat resulteerde op een gegeven moment er in dat we de halve boot van thee konden voorzien en dat was nu ook weer niet de bedoeling.
Duidelijk werd wel, hoe dom en onvoorbereid de meeste mensen op reis gaan. Nu gaat bij Hanny en mij zekerheid voor alles en we waren dan ook optimaal voorbereid. Inentingen werden op tijd gehaald en malariapillen op tijd genomen, we hadden waterzuiveringsspullen bij ons en altijd een voorraad voedsel voor enkele dagen.
Het brood wat iedereen in Assuan gekocht had, was binnen een dag verschimmeld. Gelukkig hadden wij nog drie kilo aardappels bij ons en een kilo rijst, plus nog wat bouillon en soep in poedervorm. Duidelijk niet genoeg om iedereen te voorzien. Uit nood moesten de andere mensen wel bij de kok op de boot hun eten kopen. Hij gebruikte echter water uit het meer. Doordat we met zoveel mensen de tijd op zo'n kleine ruimte moesten doorbrengen, werd alles binnen de kortste keren erg smerig. Nu bleek ook dat veel mensen aan de diarree waren en de toiletten raakten al snel verstopt. We zagen het er van komen, dat het één grote smerige puinhoop zou worden. Hanny zag het avontuur steeds minder zitten. Nu ben ik een geboren "varken", dus ik amuseerde me uitstekend. Later op de dag kwam er een ander schip in zicht. Deze had blijkbaar een sterkere motor en haalde ons al snel in. Het bleek een soort "cruise" schip te zijn, vol met Egyptenaren. die ook een tocht naar Abu Simbel maakten.
Deze schuit werd vastgemaakt aan de onze en zo gingen we met drie boten aan elkaar over het Nassermeer. Met dubbele kracht, misschien zou het nu wel in de geplande drie dagen lukken.
De Egyptenaren keken hun ogen uit naar het stelletje ongeregeld wat op onze boot zat. De mannen op onze boot liepen allemaal in zwembroek en de vrouwen in bikini. Dat was voor de Egyptenaren een waar schouwspel. De vrouwen van de Egyptenaren keken alles met jaloerse ogen aan. Zij moesten in hun dikke kleding blijven rondlopen, ondanks de hitte.
We sliepen die nacht uitstekend, omdat de kapiteins van de boten besloten niet in het donker verder te varen. De boten werden ergens vastgelegd en de motoren stilgelegd. We klommen op het dak van onze boot en bij kaarslicht spraken we met andere reizigers. De volgende dag weer vroeg verder.
De Egyptenaren op de andere boot waren nu zo langzamerhand uitgekeken op al het vrouwelijk schoon op onze boot en zo nu en dan probeerde er één een gesprek aan te knopen.
Bijzonder snel was het ijs gebroken en het was een over en weer geloop tussen de boten. Ook de vrouwen zaten op een gegeven moment met elkaar te praten over allerlei zaken. Een fraai gezicht; meisjes in bikini praten met Islamitische vrouwen in lange gewaden.
Die nacht werd er weer niet doorgevaren en op de ochtend van de derde dag kwamen we vroeg in Abu Simbel aan. We liepen direct door naar de tempels.
Zoals bij alle tempels in Egypte liet ook deze tempel een onvergetelijke indruk op ons achter. En dan te weten, dat het gehele tempel complex verplaatst is. Nadat de grote stuwdam bij Assuan voltooid was bedreigde het stijgende water van het Nassermeer de tempels van Abu Simbel. Op kosten van de Verenigde Naties is de hele tempel aan stukjes gezaagd en naar een hoger gelegen plaats getransporteerd. Hier is de immense legpuzzel weer in elkaar gezet

Het dagboek leest 10 april 1981.

We hebben deze nacht de hele nacht doorgevaren. Onderweg kwam er nog een boot langszij en gevieren zijn we richting Assuan gevaren. De dagen op de boot waren toch een hele belevenis. Vooral het contact met de Egyptenaren op de "cruise" boot was erg interessant. We zijn veel te weten gekomen over het leven in Egypte. Het meisje dat we voor 3000 ponden (ruim 10 duizend gulden) en dertig kamelen mochten kopen hebben we maar afgewezen. Haar broer verzekerde mij. dat hij ons zou vermoorden als we het aanbod zouden aannemen. Doodmoe en stinkend smerig kwamen we weer op de camping bij het toeristenbureau van Assuan. Nu eerst even een paar dagen uitrusten.
We bezochten nog de tempel van Philea, die ook met geld van de Verenigde Naties gered is van het stijgende water. Een bezoek aan één van de grootste stuwdammen van de wereld, de Assuandam, lieten we ook niet voorbij gaan. We liepen door een obeliskenhouwerij van enkele duizenden jaren oud. Hier lag ook een half afgemaakte obelisk. Door een foutje in de berekening was hij vlak voordat hij gereed was in het midden gebroken.
Na een rustige week in Assuan. overlegden Hanny en ik wat te doen. Het was nu april. We wilden in december de Sahara door. Drie maanden Oost-Afrika daarna nog een maand Israël. langs de zuidkant van Europa naar Marokko. Daar nog een maand rondkijken, Algerije, -Tunesië; we kwamen tijd te kort.
We misten onze trouwe vierwieler heel erg. Egypte was bijzonder interessant, maar de smerige troep, de handtastelijke mannen. het elke dag weer moeten "pingelen" om niet op een onfatsoenlijke manier een "poot uitgedraaid" te worden, was ons enorm tegen gaan staan. We besloten terug te gaan naar Israël" onze "Gandalf" op te halen en naar Europa terug te gaan. Dan konden we het allemaal rustig aan doen.
Oost-Afrika was dan voor een volgende reis.....

Terug in Europa

Het dagboek leest 17 april 1981.

De reis van Assuan terug naar Israël ging flitsend. In Assuan namen we de trein naar Cairo. Na een reis van ongeveer 18 uur waren we weer terug in de hoofdstad. Ik ging nog wel even snel proberen post op te halen bij de poste restante, maar weer bleken er brieven te zijn gepikt. Ik kocht nog twee kilo hele echte Nederlandse kaas. Echte Edammers en dat voor acht gulden per stuk. We gingen op zoek naar een verzameltaxi, die ons naar het Suezkanaal kon brengen. Deze was al snel gevonden en we hadden geluk dat de taxi binnen enkele minuten vol zat, zodat we konden vertrekken. Aan de andere kant van het Suezkanaal ook weer snel een taxi gevonden die ons naar de grensplaats Al Arish kon brengen. We hadden op de veerboot over het Suezkanaal twee Noren en een Nederlands meisje ontmoet en met vijf man was de taxi vol. Geen problemen met wachten en de taxiprijs stond gelukkig vaste. We spoorden de chauffeur van de taxi aan om snel te rijden, want de grens zou om acht uur dicht gaan. Helaas waren we net iets te laat, dus moesten we in Al Arish een hotelkamer nemen. We namen deze met zijn vijven. Die Egyptenaren begrepen daar niets van; twee vrouwen en drie mannen op één kamer, dat zal me een feest worden. Nu hebben we hun lekker laten denken en wij zijn Al Arish verder gaan bekijken. Even nog iets eten in een restaurant en ja hoor, daar gebeurde het. Ruim drie weken opgepast met het eten en altijd de groenten laten staan. Deze keer helaas niet de groenten uit de rijst gehaald en de volgende dag had ik ruim diarree. Ik hield mij nu wel aan het dieet. Mijn slechte ervaring in Turkije was ik nog niet vergeten, ik had het er wel voor over.Onze kennissen in de kibboets waar we onze auto hadden gestald. waren wel verbaasd toen we plotseling weer voor hun neus stonden. Ze hadden ons nog lang niet terug verwacht.We reden richting Haifa, We waren van plan om de eerste mogelijkheid om in Europa te komen te pakken. We wilden in juli in Italië of Zwitserland zijn. De ouders van Hanny wilden ons graag weer zien en het zou leuk zijn als zij hun vakantie konden combineren met een stukje van onze reis. We kochten onze kaartjes voor een boot naar Rhodos. We moesten nog ruim een week wachten voordat de boot vertrok en die tijd gebruikten we om te "winkelen".We hadden nog wat inentingen nodig, om onze inentingskaart geldig te houden.We gingen weer eens naar een tandarts. Onze tandarts bleek een Russische vrouw te zijn, die alleen maar Russisch en Hebreeuws sprak. Zij vroeg aan iemand in de wachtkamer om voor ons als tolk op te treden. We kwamen een prijs voor de behandeling overeen, die echter vrij duur uitviel. Ik kwam er toen plotseling achter dat onze tandarts dacht, dat wij uit Duitsland kwamen. Een beetje geprikkeld vertelde ik haar dat wij niet uit Duitsland kwamen maar uit Nederland. Ze stond plots op en pakte onze handen. "Ah gaverim de Ollanda". riep ze. "vrienden" uit Holland. Ze pakte de rekening en het bedrag werd met de helft verminderd!Hanny moest voor een pilcontrole ook nog naar een arts. Toen deze arts hoorde dat wij nu al bijna een jaar op reis waren en ook nog in de "vijandige Arabische" wereld hadden rondgetoerd. werden we direct bij hem thuis. op de thee uitgenodigd. We vertelden daar honderd uit over onze ervaringen in Syrië, Jordanië en Saoedi Arabië, Het werd die avond erg laat en we werden volgestopt met koek en drank. De rekening werd echter niet lager.

Het dagboek leest 30 april 1981.

We waren één jaar onderweg! We zaten nu op Rhodos, één van de Griekse eilanden.Vier maanden zwierven we door Israël, een bezoek aan Egypte, we hadden een prima tijd gehad. Israël geldt als één van onze favoriete landen.Een mengelmoes van culturen, een vergaarbak van mensen die uit alle hoeken van de wereld komen.Groot zijn de problemen in Israël; inflatie van ruim 100% en groeiende ontevredenheid onder de mensen. Hanny en ik waren verliefd geworden op het land en we hadden besloten daar beslist nog eens terug te komen. We hadden nu zeven maanden de tijd voor Zuid-Europa. Begin december wilden we aan de Sahara beginnen. Het reisschema van een globetrotter is ruim. De wereldreiziger moet de tijd nemen. Tijd is geen geld, maar spaart geld, haasten is geen goede zaak. De seizoenen bepalen het reisschema.Zonder veel avonturen gingen de weken voorbij. We genoten van de eilanden Rhodos en Kreta en medio mei kwamen we in Griekenland aan. We wilden de oude Griekse cultuur gaan bestuderen. Met de Polyglot gids van Griekenland in de hand reden we de opgravingen en musea af,Het orakel van Delphi. de Acropolis van Athene, de Meteora kloosters en de berg Olympus.De mooie landschappen en de vriendelijke bevolking van Griekenland. We dronken Raki in de plaatselijke kroegen en kwamen tot de gelukkige ontdekking, dat het echte Hellas nog te vinden is. als je maar van de hoofdroutes afging. Bloot als een aap. We hoorden van Pelleboer, op de Wereldomroep, dat het verderop in Europa steeds mooier weer werd, dus trokken Hanny en ik naar het noorden. Zonder problemen kwamen we in Joegoslavië aan.We wilden van Skopje binnendoor naar de hoofdstad Beograd rijden. via de provincie Nise, maar deze provincie was voor alle buitenlanders afgestoten. De daar wonende Albaniërs waren in opstand gekomen tegen de regering van Joegoslavië en demonstreerden voor een zekere mate van zelfbestuur. Hier was de regering in Beograd het helemaal niet mee eens en onderdrukte deze opstand met harde hand. Er waren dan ook enkele doden te betreuren.De uitlaat van onze "Gandalf" was inmiddels zover kapot gegaan, dat ik op zoek moest naar een nieuwe. De importeur van Volkswagen in Beograd kon ons echter niet helpen. Hij droomde alleen van nieuwe uitlaten. Hij verkocht wel sleutelhangers van Volkswagen, maar daar repareer je geen uitlaat mee. Ik heb toen maar weer een hele lading blik met ijzerdraad rond de uitlaat gebonden. Zo kon ik het lawaai redelijk binnen de perken houden.Via Dubrovnik en Split reden we naar het noorden van het land om het natuurpark met de Plitvici watervallen te bekijken. We wisten, dat aan de noord-westkust van Joegoslavië veel naturistencampings waren, dus trokken we die richting uit. We waren van plan om een week vakantie te houden en het weer was zo mooi, dat we meteen de kans waarnamen om "streeploos" bruin te worden. Na enkele keren een camping geprobeerd te hebben, de meeste waren namelijk nog gesloten, omdat het nog te vroeg in het seizoen was, vonden we uit, eindelijk nabij Umag een naturistencamping die al open was. We waren de enigen op die camping en voelden ons in een waar paradijs. Snel de kleren uit en de zonnestralen op ons blote achterwerk in laten werken. We hadden wel veel bekijks van de bouwvakkers die de laatste hand aan enkele gebouwen legden, voordat de grote stroom toeristen zou komen. Toen de volgende dag ook nog eens een grote bus toeristen de camping over kwam scheuren om "blote konten te kijken" gingen Hanny en ik snel weg.Dan maar niet streeploos bruin, maar om als een aap in een kooi te zitten, daar voelden we weinig voor. Nabij Postonja vonden we een andere camping, die ons erg gezellig leek. Hier ontmoetten we ook weer Wally en lisa, een Australisch stel, die voor een jaar door Europa trokken. Ruim een week bleven we hier "overslaan". we maakten kleine tochtjes in de omgeving en genoten van de bijzonder goede en goedkope landwijn, die één van de schoonmaaksters van de camping verkocht.Op een ochtend kwam een oudere heer naar onze bus toe, Hij vroeg mij: "Ik ken oe ergens van. Bent ie die luu uut de kraante. Uut Twente Centraal?"Hij bleek uit Wierden te komen en geregeld mijn artikelen in de krant te hebben gelezen. Ik zei dat wij daadwerkelijk "dat stel uit de krant" waren en hij nodigde ons direct uit om koffie te komen drinken. Na bijna een jaar weer echte Nederlandse koffie met Nederlandse koek! We lieten het ons heerlijk smaken.De grenspassage tussen Joegoslavië en Italië ging niet helemaal zonder problemen. Bij het zien van al die Arabische stempels in ons paspoort, moesten wij van de douaneman de bus aan de kant zetten Wij werden van hasjsmokkel verdacht en hij wilde de wagen goed doorzoeken. Ik maakte daar geen enkel bezwaar tegen en liet hem zijn gang gaan. Als een echte hasjhond snuffelde hij in alle hoeken en gaten. zonder natuurlijk iets te vinden. Toch vertrouwde hij zijn eigen neus niet. Hij wilde er een echte hasjhond bij halen. De hasjhond van dat district was echter op dat moment bij de andere grensovergang twintig kilometer noordelijker. Het zou tot de volgende ochtend duren. voordat de hond hier was. Verontwaardigd vroeg ik hem of hij die hond niet direct kon "bestellen", dan zou hij binnen een half uur hier zijn en dan konden wij binnen een uur verder. Glimlachend gaf hij de paspoorten aan ons terug. Door het geven van dit antwoord, was hij er van overtuigd dat wij geen verdovende middelen bij ons hadden.

Bij de Italiaanse grensovergang, moesten we wéér aan de kant. De douaneman wilde ook onze bus eens grondig doorzoeken. Hij zag onze jerrycan met benzine staan en vroeg of daar meer dan tien liter benzine in zat. Je mag namelijk maar tien liter benzine van Joegoslavië mee Italië innemen. Ik vertelde hem heel eerlijk dat er ongeveer vijftien liter benzine in zat. Hij pakte de jerrycan op en woog hem even in zijn hand. Daarna zette hij de can terug en gaf ons te kennen dat we verder mochten. Gelukkig had hij niet goed onder het dekzeil van onze imperiaal gekeken. Daar lagen nog twee jerrycans met in totaal 40 liter benzine. Netto winst op deze "benzine smokkel" was bijna dertig gulden!Toch trek ik bij de volgende grensovergangen weer mijn nette broek en overhemd aan. Korte broek en T-shirt bleken niet zo'n goede indruk te maken.Via Venetië kwamen we in Bologna aan. Hier gingen we Claudio en Ornella opzoeken. Een jong stel, dat we een jaar geleden in Rusland hadden ontmoet. Bijzonder hartelijk was de ontvangst. We konden zo lang blijven als we wilden, kregen de sleutel van het huis en werden volgestopt met de heerlijkste Italiaanse specialiteiten. Ornella had namelijk als hobby de Italiaanse keuken en vond in ons uitstekende "proefkonijnen." Na een week, volgestopt met pizza Bologna. Venetië. Roma en Spaghetti met namen van alle steden tussen de noord- en zuid grens van het land, vertrokken we richting Florence.In Bologna moest ik weer naar een tandarts. Op aanraden van Claudio ging ik naar zijn tandarts. Deze vertelde mij, dat hij ook eens in Nederland was geweest. Hij vond het een prachtig land, vooral Amsterdam was hem erg goed bevallen. De Walletjes vond hij iets speciaals en het hotel Krasnapolski (!) aan de Dam was hem ook bijzonder goed bevallen.Eén ding vond hij echter schandalig: de Nederlanders gooiden suiker over de spaghetti. Hier moest volgens hem minstens de doodstraf op staan! En hij zette de boor op één van mijn kiezen.Uiteindelijk was de behandeling uitstekend en zonder al te veel pijn. Ik vroeg hem om de rekening. Hij keek mij even aan en begon te lachen. "Weet je wat jij moet doen" vroeg hij mij, "je gaat van dit geld maar eens in een echt Italiaans restaurant échte spaghetti eten." Lachend gaf ik hem de hand en bedankte hem hartelijk. Dat was in ieder geval weer verdiend.We haalden nog even een cholera injectie bij een ziekenhuis. Dat gaf wat problemen. we waren officieel vier dagen te laat. Alsof dat cholera vaccin de datum in de gaten hield. Een totale choleravaccinatiekuur was namelijk duurder dan één spuit en bracht dus meer geld in het laatje. Praten als Brugman en vertellen. dat we nodig verder moesten en uiteindelijk kregen we de spuit.We kochten ook een nieuwe uitlaat voor de bus en werden ontzettend "gematst" met de prijs. Hoe voordelig is het wanneer je een kennis hebt, die de taal goed spreekt. Ik monteerde de uitlaat echter nog niet. Mijn noodreparatie met blik en draad functioneerde uitstekend. Dat het een beetje meer lawaai maakte was niet zo erg.

 

U bent bestolen

 

Het dagboek leest 26 mei 1981.

 

We waren in Rome aangekomen. Na een uitstekende plaats gevonden te hebben op de parkeerplaats bij een ziekenhuis, gingen we op zwerftocht door de stad.We gingen eerst naar de Nederlandse ambassade om te kijken of er nog post voor ons lag. We kwamen in de hal van de ambassade binnen en voordat we iets gezegd hadden zei de klerk bij de receptie tegen ons: "U bent bestolen!Verwonderd vroeg ik hem wat hij bedoelde. Hij legde uit, dat er in Rome op dat ogenblik erg veel mensen werden bestolen. Ik vertelde hem, dat we alleen. voor de post kwamen en bedankte hem voor de waarschuwing.Uit de brieven die we kregen maakten we op, dat de ouders van Hanny daadwerkelijk van plan waren ons in Italië te ontmoeten. We maakten daarna afspraken en legden een datum vast waarop we hen in Levico, in Noord-Italië zouden treffen.Met behulp van een stadsgids verkenden Hanny en ik de stad. We hadden zes dagen nodig om de belangrijkste gebouwen te bekijken. Tientallen kilometers liepen we door de geweldige stad en lieten de Romeinse architectuur op ons inwerken.Met de stadsbus reden we overal heen. Leuk was het toen de stadsbus in een drukke straat helemaal verkeerd reed. Onder aanmoediging van de andere passagiers probeerde de chauffeur in de drukke straat achteruit te rijden, om zo de gemiste afslag te bereiken. Uiteindelijk kwam een politieman hem te hulp en onder diens begeleiding lukte het uiteindelijk.Bij het uitstappen merkte ik dat mijn fototas open was. Ik keek in mijn tas en zag dat één van mijn camera=s gestolen was!Dus toch was het iemand gelukt mijn camera te pikken. Hoe de dief het voor elkaar heeft gekregen, weet ik nog steeds niet. Ik had mijn foto apparatuur in een oude "legerpukkel" zitten om een eventuele dief de twijfel te laten. of het wel de moeite waard was, iets uit de tas te pikken. Ik had de sluitingen van de pukkel zo bewerkt, dat zelfs ik er moeite mee had om hem open te krijgen. Daarbij droeg ik 99 van de honderd keren de tas altijd op mijn buik. Blijkbaar was dit juist die éne keer geweest, dat ik hem op mijn rug heb gedragen. In de consternatie van het verkeerd rijden van de buschauffeur, heeft de dief kans gezien om mijn tas open te maken en de camera te jatten. Gelukkig was het mijn oude Practica. Ik had namelijk ook altijd mijn oude camera bovenop liggen en de nieuwe Yashica onder op. Je weet maar nooit.Erg vonden we het verlies van de camera niet, maar de diafilm die er op zat, was bijna vol!Veel zin al die kilometers weer over te sjouwen, om de dia's over te maken, hadden we niet. We kochten toen uiteindelijk de dia's. Veel slechter van kwaliteit en lang niet zo leuk, maar er was geen alternatief.Toen de Paus nog voor zijn hoofd geschoten werd en onze afspraak met hem niet doorging, hadden we Rome wel even gezien.Vanuit Rome zakten we naar het zuiden af, richting Napels. Al te vaak waren we gewaarschuwd, dat de criminaliteit ten zuiden van Rome erg hoog was. Onderweg had ik een rol gaas gevonden en monteerde dit voor de ramen van het woongedeelte van onze "Gandalf". Hij kreeg nu wel het uiterlijk van een overvalwagen. maar ik wist nu zeker, dat een eventuele autokraker er nu meer moeite mee zou hebben om de auto binnen te komen. Ik monteerde nog een dikke ketting aan de schuifdeur en een extra slot op de portieren. Daarbij ging ik de elektronische inbraakbeveiliging nog eens helemaal na. onze bus was bijna helemaal "inbraakvrij" .We bezochten het oude Pompeï en beklommen de vulkaan de Vesuvius.

 

De Maffia

 

Het maakt op Hanny en mij altijd een enorme indruk het oergeweld zo dicht aan de aardoppervlakte te beleven. De stadscamping van Napels was gesloten. Na de laatste aardbeving waren er veel mensen dakloos geworden en de overheid had op de camping caravans gezet om de mensen aan onderdak te helpen. Wij moesten uitwijken naar een camping in de buurt van Napels. Heel langzaam zakten we verder af naar het zuiden van Italië om in Sicilië aan te komen.We waren ook bij Claudio en Ornella nog eens gewaarschuwd op Sicilië extra op onze spullen te passen. De Maffia heeft het nog steeds voor het zeggen daar en toeristen zijn een uitstekend doelwit voor de georganiseerde misdaad.Wij merkten gelukkig niets van dit alles. We kwamen alleen bijzonder vriendelijke mensen tegen. We wilden eerst wel op een camping gaan staan. maar deze bleken vrij duur te zijn. Toen we hierover klaagden, werd ons duidelijk gemaakt hoe dat kwam. De Maffia eist van de camping houders geld voor "bescherming". De campingbazen betalen dit bescherm geld graag. maar verrekenen dit wel in het kampgeld.

Betaald de campingbaas dit beschermgeld niet. dan kan hij er verzekerd van zijn, dat er op een nacht een caravan of grote tent in de brand vliegt.

     
Opa en Oma skelet....

Wij vonden onze "stekken" daarna altijd op parkeerplaatsen bij kerken of benzinestations in de dorpjes. Zo kwamen we ook in contact met de bewoners van de dorpjes. Geregeld kwam het voor. dat ze ons bloemen of druiven kwamen brengen, Ook kwamen we op deze manier in contact met een Italiaan, die ooit eens in Nederland had gewerkt. Nadat hij genoeg geld had gespaard, was hij teruggekomen naar zijn geboortedorp en had van zijn spaargeld enkele schapen gekocht. Door deze nu te fokken, had hij een goed bestaan op weten te bouwen.

Hij nodigde ons mee uit naar het plaatselijk café om een paar biertjes te komen drinken. Bier drinken had hij in Nederland geleerd en wilde ons nu laten zien, dat hij dat nog steeds niet verleerd was. Hij zou wel betalen en al snel hadden we heel wat pintjes achter de knopen en het werd erg gezellig.Nu hadden Hanny en ik altijd het principe. dat één van ons tweeën de geest iets helder moest houden. Nu was Hanny gelukkig aan de beurt. Ik kon met onze vriend dus rustig een bier drink wedstrijd houden.Wie gewonnen heeft en hoe ik die avond onze "Gandalf" weer heb gevonden weet ik niet meer, maar de volgende dag had ik wel een enorme kater. Ik beloofde mijzelf nooit meer Italiaans bier te drinken.

 

Het dagboek leest 16 juni 1981.

 

Via Sardinië en Corsica waren we weer op het vaste land van Europa aangekomen.We zaten nu in Pisa, waar de toren nog altijd even scheef staat en volgens de geleerden elk jaar een paar graden schever gaat staan. Hoelang zal het nog duren, voordat hij omvalt?We reden door naar Levico in de buurt van Trento, want daar hadden we op de 18 juni met de ouders van Hanny afgesproken op een van de vele campings aan het meer van Levico.Wie schetste onze verbazing toen op die dag de broer van Hanny de camping op kwam rijden. Hij vertelde ons dat de vader van Hanny plotseling in het ziekenhuis was opgenomen. Hij wist niet of het ernstig was. Wij gingen direct naar het dorp om thuis op te bellen. We hoorden toen, dat het allemaal niet zo ernstig was. Ons "rendez-vous" kon helaas niet doorgaan. Misschien een paar weken later in Zwitserland.We bleven enkele dagen op de camping en verkenden met z'n drieën de omgeving. Ook kwamen Claudia en Ornella nog een paar dagen bij ons op de camping staan. Zij waren net op de thuisreis van een vakantie in Schotland.De broer van Hanny, "ons" Wim, vertrok weer richting Nederland.Zijn vakantie zat er bijna op en wij reden via prachtige bergwegen, door de Dolomieten, richting Zwitserland. We hadden in Trento vrienden in Zürich gebeld, dat we van plan waren langs te komen. Ze bleken thuis te zijn en we waren van harte welkom. Toen we vertelden, dat we nog in Italië zaten, waren ze wel verbaasd dat we toch van plan waren om langs te komen. Dat was toch een omweg van een kleine duizend kilometer?Wat betekend echter duizend kilometer op een reis rond de wereld?

Zo kwamen we eind juni in Zürich aan. Met open armen werden we bij Hans en Beatrix ontvangen. We hadden hen in Rusland ontmoet. Zij waren bijna een jaar onderweg geweest; een stuk Europa, toen de auto verkocht en met een vliegtuig naar Australië en via de Oriënt, Indonesië en India terug naar Europa, Het "klikte" weer bijzonder goed tussen ons. We waren er inmiddels achter gekomen, dat het misschien nog wel drie weken zou duren, voordat we de ouders van Hanny konden ontmoeten. Hans en Beatrix vonden het geen enkel bezwaar dat we die tijd bij hun kwamen wonen. Er werd een kamer voor ons vrij gemaakt en mede dankzij het uitstekende weer hadden weeën fijne tijd bij hun.
Al een tijd geleden waren wij er achter gekomen. dat de ventilatie in de bus niet optimaal was. Ik probeerde ergens in Zürich een zaak te vinden die onderdelen voor kampeerauto's verkocht. Zo kwam ik aan een adres van een zaak aan de rand van Zürich. Ik ging daar heen om een dakluik op te halen.
Ik kwam zo in gesprek met de baas van die zaak. Hij bekeek vol interesse onze "Gandalf". Hij vertelde mij, dat ik een uitstekend stukje werk geleverd had. Hij vroeg mij toen of ik geen zin had om enkele dagen bij hem in de zaak te komen werken. Nu had ik toch de tijd en ik kon bij hem dertien franken per uur verdienen dus dat was nooit weg. Zo kon ik de reiskas tenminste iets spekken.
Hanny probeerde bij de politie van Zürich een vergunning te krijgen om haar sieraden op straat te mogen verkopen. Dat lukte helaas niet en om zonder vergunning te gaan staan verkopen. was ons te riskante Hanny vond wel werk bij de ouders van Hans en Beatrix., Zij kon daar als "poetsvrouw" aan de slag en zo verdiende zij ook een paar centen bij.
We waren met de ouders van Hanny overeengekomen waar en wanneer we elkaar zouden ontmoeten.
Dat zou een camping worden aan het Brienz-meer.

Het dagboek leest 22 juni 1981.


In de loop van de middag kwamen de ouders van Hanny de camping op rijden. Leuk was het weerzien na ruim een jaar elkaar niet gezien te hebben.
Drie weken trokken we met elkaar op. In deze drie weken kwamen vrienden uit Groningen en uit Den Haag ons ook nog met een bezoek vereren en op de stadscamping van Zürich ontmoette ik nog de directeur van mijn M.T.S. uit Almelo. Hij had van zijn zoon -een goede vriend van ons- gehoord, dat wij daar stonden en vond het leuk ons weer eens te zien.
We bezochten nog een keer Hans en Beatrix en namen afscheid van hun. Tot ziens. wanneer en waar, wie zal het zeggen? Afscheid nemen en doorgaan; het lot van een globetrotter.
We hadden de 26e augustus met mijn ouders een "rendez vous" afgesproken op een camping in Narbonne ten zuiden van de Franse Rivièra. Via Monaco en de Rivièra reden we dan ook die richting op. De grote vakantie in Frankrijk was inmiddels in alle hevigheid losgebarsten en door het uitstekende weer leek het wel, of geheel Frankrijk had besloten de vakantie aan de -Middellandse zeekust door te brengen.
Groot was dan onze verbazing te ontdekken dat veertig kilometer landinwaarts, geen enkele vakantieganger meer te ontdekken was. We lieten de overvolle stranden van de Rivièra voor wat ze waren en via kleine binnendoor wegen, reden we naar Narbonne.
We waren bijna een maand "achter" op ons schema en we besloten dan ook, gezamenlijk met mijn ouders, een stuk verder te reizen. Zij pasten hun route een beetje aan de onze aan en zo vertrokken we richting Andorra. Dit is een belastingvrije "enclave" in de Pyreneeën tussen Frankrijk en Spanje.
Het belastingvrije viel echter wel wat tegen, vergeleken met Nederland. Mijn vader vertelde, dat je in Nederland minstens zo goedkoop, zo niet goedkoper, in "discount zaken", radios en fotocameras kon kopen. Hanny en ik besloten dan ook maar even te wachten met het kopen van een andere camera, tot we in Ceuta. een belastingvrije "enclave" in de kop van Marokko. waren aangekomen. We moesten namelijk nog steeds een camera kopen ter vervanging van de camera die van ons. in Rome gestolen was.
De drank was wel goedkoop in Andorra, dus daar werd een hele partij van ingeslagen. Wel uit de fles in gewone plastic jerrycans gedaan. om bij een eventuele controle aan de grens met Spanje, niet direct in de gaten te lopen.
Mijn moeder zat wel iets inde rats, toen we met al die drank de grens overgingen, maar rondom siëstatijd zijn de Spaanse douaniers niet al te oplettend. We reden naar Barcelona, waar we nog een paar dagen op de stadscamping bleven, We namen afscheid van mijn ouders en trokken verder richting Madrid.
Als een echte toerist waren we de afgelopen maanden bezig geweest. We kregen weer de "kriebel" in het achterwerk. we wilden weer eens wat avontuur, op naar het onbekende. We bleven dan ook niet te lang in de hoofdstad van Spanje. Wel gingen we nog naar een echt stierengevecht, maar na een paar dagen hadden we Madrid verder wel bekeken.
De Sahara ging steeds meer trekken en we wilden dus ook zo snel mogelijk die richting uit.
Via centraal Spanje zakten we af naar het zuiden, rich-ting straat van Gibraltar. We namen de boot van Algecieras naar Ceuta.

       
Het thuisfront onze brieven aan het lezen...
       
 
Terug naar de website van firma De Vries