Dagboek van een Globetrotter
Chris en Hanny de Vries

Deel 1

derde gedeelte

Een droom werd werkelijkheid.

 

Voor Hanny, Oom Chris en Mijn ouders.

 

Illustraties en foto's: Globe Productions. Almelo. Netherlands

le druk 1983 December. 2e druk 1984 Februari. 3e druk 1984 November. 4e druk 1999/2003 September/Cd-kopie/Internet

 

World copyright: Globe Productions.

P.a. Platanenstraat 4,

7605 CP Almelo

The Netherlands.

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk. fotokopie, microfilm of welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de schrijver.

No part of this work may be reproduced in any form. by print, photo print, microfilm or any other means without written permission from the writer.

Illustraties en foto's: Globe Productions. Almelo. Netherlands.

 

Met vervalst paspoort Marokko in


Het dagboek leest 13 september 1981.

Al snel hadden we een uitstekende "stek" op het strand van Ceuta gevonden. In de loop van de dag kwam er nog een Duits stel bij ons staan. Herman en Gabrielle wilden helemaal naar Gabon, om in het Albert Schweitzerdorp te gaan werken. Zij vertelden ons, dat zij Marokko niet binnen kwamen, omdat zij een Algerijns visum in hun paspoorten hadden staan.
Algerije en Marokko stonden al enige tijd op vijandige voet met elkaar door het conflict rondom de Spaanse Sahara. Nu hadden wij ook een Algerijns visum in onze paspoorten staan en de kans was groot dat wij ook teruggestuurd zouden worden.
De Marokkaanse douaniers waren volgens Herman niet om te kopen. Hanny haalde onze paspoorten voor de dag en we bekeken de boekjes, om te zien of er niet iets "te regelen" was. Nu bleek dat de Nederlandse paspoorten erg gemakkelijk uit elkaar te halen zijn, omdat ze slechts met drie nietjes aan elkaar geniet zijn. Met haar sierraden gereedschap haalde Hanny de pagina's met de Algerijnse visa's keurig uit de paspoorten en wij verstopten deze pagina's op een goede plek in de bus En nu maar hopen dat de Marokkaanse douanier niet in de gaten kreeg, dat de nummering van de pagina's niet meer klopten. Maar ook daar zouden we dan wel weer een smoes op weten.
De volgende ochtend vroeg opstaan, om nog inkopen te doen in Ceuta. Nu bleek al snel, dat de prijzen hier veel gunstiger lagen dan in Andorra en we kochten dan ook een nieuwe fotocamera.
Ik was door onze vriend in Zürich een beetje filmgek gemaakt en had met zijn camera al enkele films volgeschoten. We besloten om ook een filmcamera te kopen. Later wilde ik de gemaakte films gebruiken bij mijn lezingen die ik wilde houden.
Al met al was het toch een hele uitgave, maar doordat we met girobetaalkaarten konden betalen, betekende het toch niet een al te grote hap uit ons courante reisbudget.
We haalden alle nieuwe spullen direct uit de doos en bekrasten de camera's hier en daar, een vlekje links en een vuiltje rechts. Zo Veranderden de camera's van nieuw in "gebruikt". Daar zouden we tenminste geen last mee krijgen bij de grens. De garantiebewijzen verstopten we op de zelfde plek waar de pagina's van de paspoorten lagen.
We wachtten de middagboot van Algeceras af en samen met de hele meute Marokkanen die van die boot af kwam, trokken we richting grens.
Het was bloedheet, daarbij nog de grote drukte van schreeuwende mensen; een ideale omstandigheid om een grens te passeren, als je dingen bij je hebt die niet helemaal pluis zijn.
Langzaam reden we naar de grenspost. Hanny en ik voelden ons meteen weer helemaal thuis. Een enorme puinhoop en een warboel van schreeuwende en duwende mensen. Echt weer een grensovergang naar ons hart.
We hadden "Gandalf" nog niet geparkeerd of er kwamen weer jongetjes op ons toegelopen, om weer voor een "baksjisj" onze papierkraam te regelen. Na weer even met enkele knapen onderhandeld te hebben over de prijs nam ik een knaap aan. Ik had hem een extra tip belooft, wanneer hij voor ons de zaken extra snel zou regelen en hij deed zijn best.
Binnen de kortste keren had hij de hele papierhandel voor elkaar. De controle van de auto stelde helemaal niets voor en binnen een uur reden we Marokko in. Lang leve de slechte kwaliteit van de Nederlandse paspoorten!
We wilden eerst naar Tanger, omdat op het consulaat daar, post voor ons zou liggen. We vroegen in een klein dorp of we op de juiste weg naar Tanger zaten. De jongen waar wij het aanvroegen wist het niet, maar we konden wel een paar kilo hasj bij hem kopen. voor een belachelijk lage prijs. Het werd ons toen duidelijk waarom veel jongeren uit Europa de verleiding niet kunnen weerstaan. Wanneer je door de, douane controles heen komt, zonder gepakt te worden, zijn de winsten die je kunt maken op de hasjiesj bijzonder groot. Te vaak is de hasjhandel in Marokko verraderswerk.
De handelaar verkoopt de hasj en tipt direct de politie. De politie grijpt de koper en deze wordt in de gevangenis gestopt, waar hij langzaam weg kan rotten. De politie geeft de hasj weer terug aan de handelaar, die de politie dan vijftig procent of meer van het ontvangen geld geeft en zo gaat dat maar door.
Te vaak hadden wij verhalen gehoord via de Wereldomroep en de B.B,C. over jongeren uit Europa die helemaal vergeten weg zaten te kwijnen in gevangenissen in Marokko en Spanje omdat ze geprobeerd hadden hasj te smokkelen, De gevangenissen zijn in het zuiden van Europa en in Marokko niet hetzelfde als bij ons in Nederland.
Hanny en ik beperkten ons tot het "Smokkelen" van enkele kilo's kaas, droge worst en een paar liter whisky.

"Sodemieter op"

Het beviel ons direct in Marokko. Dit was weer een land waar de eenvoudige globetrotter zich weer thuis kon voelen. Helemaal Arabisch, Islamitisch met een vleugje westerse invloeden er voorzichtig doorheen geweven. Het avontuur van een ontwikkelingsland, maar toch met een zekere "backing" van het georganiseerde westen achter je. De internationale reis- en kredietbrief van de A.N.W.B. geeft je zekerheid dat mocht er iets ernstig gebeuren er altijd een organisatie achter je staat, die je uit de problemen en ellende helpt.
Op de camping in Tanger ontmoetten we een Zwitsers stel, Urs en Therese. Het klikte helemaal tussen ons en we besloten dan ook gezamenlijk met hun door Marokko te trekken. Daar kwam ook bij, dat zij ongeveer dezelfde route hadden als wij en voor Urs en Therese was "alles egaal". Ze bekeken het wel. ze hadden een jaar voor Noord-Afrika uitgetrokken en hadden dus alle tijd.
 Wel hadden we ontdekt. dat de Marokkaan erg vriendelijk was. Om de paar meter werden we aangeschoten door jongens die voor gids wilden spelen. Dit tegen betaling natuurlijk. Nu wilden Hanny en ik de steden zelf ontdekken, zonder de hulp van iemand. Vooral niet met de hulp van een lastige Marokkaanse "gids" die je van de ene winkel naar de andere sleept, in de hoop dat je daar wat koopt, zodat hij de provisie krijgt. In het begin sloegen we altijd uiterst vriendelijk de aanbiedingen af, maar de jongens waren zo opdringerige en bleven bij ons lopen. Uiteindelijk ging ons dat zover de keel uithangen, dat wij onze kennis van het Arabisch weer gingen gebruiken en de knaap vriendelijk doch dringend verzochten "op te sodemieteren" anders zouden we hem een knal voor zijn kop verkopen." Daar wij dit in het vloeiend Arabisch wisten te zegge, maakte dit altijd zo'n indruk, dat de "gidsen" weg gingen.
De toerist is in Marokko een dankbaar onderwerp om afgezet te worden. In Casablanca liepen Hanny en ik door de grote Soek, de overdekte markt. in het oude centrum van de stad. Op aandringen van één van de vele verkopers gingen we toch een zaak binnen. Ik zocht al enige tijd een Berbergeweer en hij had een hele collectie aan de muur hangen.
Ik informeerde naar de prijs, maar onder de achthonderd gulden kwam hij niet.
Dat was duidelijk te veel voor een simpel globetrotterbudget en wij vertelden hem dat ook.
"Hoeveel heb je dan voor zo'n geweer over?", vroeg de verkoper ons. Zonder er verder bij na te denken zeiden wij: "Maximaal vijftig gulden en geen cent meer." De man begon te klagen en vertelde dat hij vader was van negen kinderen, waarop wij antwoordden dat dat wel zijn eigen schuld zou zijn. Luid jammerend ging hij verder te klagen, dat hij de zorg had voor zijn hele familie en de buren er ook nog bij. De toeristen bleven weg en de tijden waren "oh zo slecht". Het hele verhaal wat we al zo vaak hadden moeten aanhoren, als de prijs die wij boden de verkoper niet aanstond. Of je nu in het Midden-Oosten bent of in Noord-Afrika, overal klagen de verkopers met de zelfde "klaagliederen". Nu hebben Hanny en ik maling aan al die verhalen en waren daar al aardig immuun voor geworden en zonder een woord te zeggen liepen we de winkel uit.
We hadden nog geen tien passen buiten de winkel gezet of de verkoper riep ons terug. We konden het geweer voor vijftig gulden meenemen!
Onder klaaggezang dat wij dieven waren, dat het zijn familie zo slecht ging en dat wij nu wel wat meer moesten kopen, omdat we het geweer zo goedkoop hadden, maar de mensen uit Holland waren zijn vrienden..... Zo ging het nog een paar minuten verder. We hadden het geweer in ieder geval voor 750 gulden onder de vraagprijs!
Op de stadscamping aangekomen onderwierp ik het geweer aan een inspectie, omdat het toch uit elkaar moest, want we wilden het per post naar Nederland opsturen. Drie van de acht loopbevestigingen waren van blik en van de overige vijf ben ik nog steeds niet zeker of ze wel van echt zilver zijn.
De loop was pure namaak en die heb ik direct in de vuilnisbak gegooid; dat scheelde weer portokosten. De kolfinleg was van hoorn en niet van ivoor, maar wel met de hand ingelegd. Het enige wat heel echt was, was het afvuurmechanisme.
 Later werd mij verteld, dat een authentiek Berbergeweer bijna niet meer te koop is. Je moet veel geluk hebben en dan nog diep in de geldtas graven, om het bedrag op te kunnen "hoesten", wat je nodig hebt. Ons geweer hangt in ieder geval mooi aan de muur bij ons thuis, Op de camping in Goülimimë aangekomen werden we weer omsingeld door jongens die ons wilden helpen en als 'gids" wilden dienen.
Eén van die knapen kwam met het geweldige verhaal, dat wij enorm geluk hadden: er was net een karavaan Touaregs in Goulimime aangekomen. Die konden wij bezoeken als wij wilden, maar we moesten hem en zijn vriend dan wel als gids en tolk meenemen.
Hij hing zo'n geweldig mooi verhaal op over deze "Hommes Bleus", dat Urs en Therese er direct op ingingen. Nu wisten Hanny en ik dat er sinds de oorlog in de Spaanse Sahara in geheel Marokko geen 'Blauwe Man' meer te vinden was. De Marokkaanse regering had hun de toegang tot het land geweigerd op straffe van hoge boetes en inbeslagname van hun karavaan ."
Toch waren Hanny en ik geïnteresseerd in hoe dit spelletje van toeristenverlakkerij gespeeld werd en we gingen op het voorstel in.
De volgende dag zou onze "gids" ons komen ophalen en met de auto van Urs en Therese zouden we dan naar het kamp van de karavaan toegaan.
De volgende dag waren onze "vrienden" op tijd op de camping om ons op te halen en gezamenlijk reden we de woestijn in, op zoek naar de karavaan van de "Hommes Bleus".
Wel moesten we eerst nog voor ruim tien gulden "welkomstgeschenken" kopen voor de leider van de karavaan. We hadden Urs en Therese het een en ander al uitgelegd hoe het nu zat met de Toearegs in Marokko en met de vrijheidsbeweging "Polesario" die voor een onafhankelijke Spaanse Sahara vochten en dat de "Hommes Bleus" deze vrijheidsbeweging meehielp, dit tegen de zin in van de Marokkaanse regering.
Zij waren nu ook erg geïnteresseerd hoe alles nu verder zou gaan.  
Na een rit van ruim een uur kwamen we op de plek aan waar de karavaan zou moeten zijn. We zagen alleen maar een oud huis en verder niets. Onze gids vertelde ons, dat de leider van de karavaan de gast was van zijn oom en zijn tent op de binnenplaats van de boerderij van zijn oom had opgezet. De rest van de karavaan stond een paar kilometer verder in de bergen.
Het was ons bekend dat een leider van een Touareg karavaan, zijn groep nooit alleen liet.
We moesten een half uur wachten, omdat de gids ging kijken of de "leider" van de karavaan, zo goed was om ons te ontvangen. Na een half uur werden we binnen gelaten en zowaar, op de binnenplaats stond een echt uitziende Nomadentent.
In de mannenafdeling van de tent zat een man gekleed in een lange blauwe mantel. We werden aan hem voorgesteld en mochten op de grond plaats nemen. De "welkomstgeschenken" werden in dank geaccepteerd, dus die waren we mooi kwijt.
Vol interesse volgde "Touaregleider" ons verhaal en alles werd vertaald door onze gids.
De "leider" vertelde aan ons het trieste verhaal van "zijn" Touaregvolk, een verstoten volk.

Door God verstoten

Eertijds waren de Touaregs in het bezit van grote kudden dromedarissen en geiten. Ze fungeerden als gidsen en beschermers van karavanen, wat hen tot het meest gevreesde volk van de woestijn maakte. Nog niet zo lang geleden brachten grote karavanen goud, ivoor. edelstenen. slaven en zout vanuit zwart-Afrika naar het noorden.
 De Touaregs vallen direct op door hun uiterlijk: lange, slanke gestalten, lichtbruin van huidskleur en mooie donkere ogen. Hun afstamming is voor de volkenkundigen nog steeds een raadsel. Het is echter wel zeker, dat zij nooit vrijwillig in de barre omgeving van de Sahara terecht kwamen. Men neemt aan. dat zij ooit eens door fanatieke moslims als een "van God verstoten" volk, uit het noorden van Afrika zijn verdreven. In het Arabisch noemt men een Touareg ook wel een "Targuill" en dat betekend "verstotene". Van dit woord is dan ook de naam Touareg afgeleid.
De Touaregs kennen nog steeds religievormen, die gebaseerd zijn op geesteskultessen en heldensagen. De Touaregs kenden een hoogstaande cultuur met een eigen taal en schrift. Dit schrift heet Tifinagh. Zij kennen heden ten dage nog een starre klassescheiding en indeling, zoals wij in de Middeleeuwen kenden. De -adellijke krijgers, vazallen, halfvrijen en dienaars, ook wel Iklan genaamd.
De laatste koning van de Touaregs, Amenukal, overleed enige jaren geleden nabij Tammanrasset, de hoofdstad van centraal Sahara.
Zowel de mannen als vrouwen dragen een blauw gewaad de Gandurah. Deze gewaden worden met natuurlijk indigo geverfd en deze verfstof geeft de huid een diepblauwe kleur. Deze huidskleur leidde tot de bijnaam "Les Hommes Bleus du Sahara". Volgens de Touareg beschermt het de huid tegen de felle zonnestralen. Opvallend temidden van Islamitische landen is de positie van de vrouw. Zij beheerst vaak als enige het schrift en speelt een centrale tol binnen het stamverband. Merkwaardig is ook, dat juist de vrouw ongesluierd rondloopt, terwijl de mannen vanaf hun 18e levensjaar, het gezicht bedekken met een vaak meterslange sluier, de Litham. Typisch voor de Touaregs zijn ook de vele amuletten en sieraden van zilver en leer om het "boze oog" af te wenden.
Jammer genoeg zal het niet al te lang meer duren, voordat deze eens zo rijke cultuur in de boeken en musea verdwijnt. Als de grote asfaltweg, die Algiers de hoofdstad van Algerije, met Lagos, de hoofdstad van Nigeria klaar is, dan kan de ontginning van de bodemschatten op grote schaal beginnen. De tijd voor de Touaregs is dan gekomen, om de Gandurah te verwisselen voor de blauwe overall van een oliemaatschappij.
Het jammere van zulke gevallen is, dat de omschakeling van een oude cultuur in de moderne tijd. veel te snel verloopt. Binnen twee generaties is het ineenstorten van de oude cultuur zoals de Touaregs deze kenden, een feit en dat vond deze leider van de Touareg karavaan erg triest.
Veel van zijn mannelijke stamgenoten waren al in dienst gegaan bij de Algerijnse overheid. Zij werken nu als chauffeurs bij het Algerijns vervoersbedrijf. de SNTR, gespecialiseerd op de routes door de Sahara. Het is ver-bazend te zien hoe deze mensen midden in de nacht over de donkere pistes razen. Zij kunnen zich oriënteren op de sterren. Met donderend geraas rijden zij dwars door de woestijn, om zo plaatsen als El Golea en Tammanrasset van voorraden te voorzien. In principe, is dit altijd hun werk geweest. Alleen met vrachtwagens gaat het twintig keer zo snel en vijftig keer zo zwaar beladen als met kamelen.
Steeds minder vaak komen de woestijnreizigers de grote karavanen tegen. De vrachtwagen heeft de kameel vervangen en de asfaltweg de karavaan pistes. De Touaregs, het eens zo trotse volk heeft bijna opgehouden te bestaan. Ook de leider van deze karavaan zag de toekomst in.
Het verhaal wat hij nat had opgehangen, kwam trouwens angstvallig overeen, met een verhaal wat we
gelezen hadden in één van de folders die we gekregen hadden van het toeristenbureaux in Goulimime!
 Na een paar uur lang thee gedronken te hebben, kwam het eindelijk op het onderwerp waar het allemaal om ging. Door de grote droogte in de Sahel was het de karavaan allemaal niet zo goed gegaan en moesten ze nu hun spullen wel verkopen om aan geld voor eten te komen. "Oh ellende, oh rampspoed". Allah was hun niet genadig en zo nog een heleboel dingen meer. Twee hele grote kisten werden naar binnen gezeuld en daar kwamen werkelijk erg mooie spullen uit.
De prijzen die onze "vrienden" daar echter voor vroegen waren zo belachelijk hoog, dat Hanny en ik er niet over piekerden om ook maar iets te kopen. Wij verontschuldigden ons met de mededeling, dat we maar eenvoudige reizigers waren en bij ons de tijden ook niet zo goed gingen. Hij als hoofd van een karavaan zou dat begrijpen, want hij was ook een reiziger nietwaar?
Urs en Therese konden de verleiding echter niet weerstaan en kochten wel enkele dingen voor prijzen waar we een klein beetje misselijk van werden.
Toen na enige tijd bleek, dat er bij ons verder niet veel meer te halen viel, gingen we maar weer weg. We vroegen nog wel of we naar de karavaan mochten om een paar foto's en films te schieten. Hier kregen we van de leider, zoals verwacht, geen toestemming voor. Hij had van de overheid in Goulimime het verbod gekregen om buitenlanders in zijn kamp toe te laten en daarom zat hij nu ook hier.
We mochten van hem wel een paar foto's maken. Eenmaal terug op de camping vroegen onze "gidsen" ook nog een vergoeding voor de bewezen diensten. In mijn beste Frans vertelde ik hun, dat ze enorm snel moesten maken dat ze weg kwamen, anders zouden ze een grote kans lopen met een paar dichtgeslagen ogen de camping afgedragen te worden.
Om mijn woorden kracht bij te zetten, riep ik de campingbaas die net uit zijn huis kwam zetten. Bij het zien van deze man, wisten onze "vrienden" niet, hoe snel ze van de camping af moesten rennen. De baas van de camping schreeuwde hen ook nog enkele "lieve" woorden toe en kwam direct naar ons, om te vragen wat er aan de hand was.
Wij vertelden hem ons verhaal en van het lachen viel hij bijna van zijn stoel. Er waren volgens hem, op dat moment zeven karavanen Touaregs in Goulimime! De politie probeerde al tijden iets te doen aan deze enorme zwendel, maar de verkopers blijken zoveel winst te maken, dat er enorme smeergelden aan de politie betaald kunnen worden. Urs en Therese keken een beetje zuur, maar ze hadden nu wel een leuk verhaal bij hun "echte Touaregssouveniers."
Een paar dagen later kwam de zwager van de campingbaas naar ons toe. Hij had gehoord van de baas, dat Hanny sieraden maakte en deze verkocht. Hij wilde de collectie van Hanny wel eens zien.
Wij zagen nu onze kans schoon, om een Marokkaan eens goed "bij de neus" te nemen en gingen met hem in de handel. We hadden inmiddels genoeg ervaring gekregen door de souvenierverkopers in het Midden-Oosten en Marokko.
Uiteindelijk vertelde hij ons, dat we maar mee moesten komen naar zijn huis. "Misschien had zijn moeder wel interesse en konden we iets ruilen of zo."
Vol verwachting gingen we met hem mee en na onze buik weer vol gedronken te hebben met de mierzoete Marokkaanse thee, kwam moeder op de proppen. Zij had wat amberhalskettingen die verdacht veel op plastic leken en waar we het "made in Hongkong" merkje niet konden ontdekken, omdat het volgens ons bijzonder goed van was verwijderd. Wel zag ik aan de muur twee bijzonder mooie gebedsmatjes hangen.
Ik vroeg hem wat voor een kleedjes dat waren. Hij antwoordde mij dat die kleedjes nog van zijn grootvader waren geweest. Hij haalde ze van de muur en Hanny en ik bekeken ze met interesse. Hij vertelde ons wel, dat deze kleedjes niet te koop waren want ze hadden voor hem een onbetaalbare waarde.
We vertelden hem, dat we ze erg mooi vonden en gingen dan ook niet verder op het onderwerp kopen in. Hanny en de moeder kwamen niet tot overeenstemming en na nog een paar koppen thee wilden we weer opstappen. Ik bekeek de kleedjes nog een keer en vroeg hoeveel hij er voor wilde hebben. Hij begon direct te klagen. "Die mag ik niet verkopen, want Allah zou mij direct straffen", en zo ging hij nog een poos door. Hij liet ons nog wel wat andere dingen zien die hij wel wilde verkopen, maar de prijzen lagen te hoog. Uiteindelijk kwam het hoge woord er uit. Hij wilde de kleedjes wel verkopen, maar hij vroeg er wel 800 gulden per stuk voor. Hij had besloten tot verkoop omdat hij geld nodig had. Dat konden wij ons nooit veroorloven, maar we bedankten hem in ieder geval voor alle moeite en gastvrijheid. Onze vriend drong er echter bij ons op aan een prijs te noemen. Ik vertelde hem, dat wij nog maximaal vijftig gulden hadden om aan souvenirs te besteden die maand, dus dat was het hoogste bod.
"Oh rampspoed en onzaligheid. Allah zou ons allemaal tot diep in de hel brengen, een heilig gebedskleedje van meer dan honderd jaar oud voor honderd Dirham, dat was heiligschennis." Zo klaagde hij nog een poos door tot we eindelijk op straat stonden. Hanny en ik haalden onze schouders op en vertelden hem dat het ons speet. Na een "Aleikum Salaam" gingen wij weer naar de camping om het avondeten klaar te maken.
We hadden de afwas nog niet klaar of wie stond er bij onze bus: onze vriend met de twee gebedskleedjes onder zijn arm!
Nu wisten Hanny en ik direct. dat hier iets niet klopte. Wij voelden nu, dat wij de kleedjes voor onze prijs zouden kunnen kopen. We hadden Urs en Therese erbij gehaald en geamuseerd volgden zij onze onderhandelingen Het duurde ruim een half uur: Hanny en  ik werden. met medewerking van "Allah en Mohammed" naar alle hellen en andere niet al te plezierige gebieden van de aarde gewenst. "Heiligenschennis, Moslim onterend, maar vijftig piek en geen cent meer."
Steeds verder zakte hij met de prijs en nu wisten we het helemaal zeker, dat de kleedjes niet oud waren en daar in die kamer hingen om toeristen steen poot uit te draaien.
Uiteindelijk kochten wij de kleedjes voor vijftig gulden, dus ruim 750 gulden onder de vraagprijs! Onze vriend ging wel snel van de camping, onder het slaken van grove verwensingen aan het adres van die slechte Hollanders en heidense Zwitsers. Wij liepen direct met onze kleedjes naar de campingbaas. Hij rolde bijna weer van zijn stoel van het lachen, bij het horen van het verhaal en had groot plezier dat wij zijn neef nu eens "iets" bij de neus hadden gehad.
Op de vraag wat hij bedoelde met dat "iets" antwoordde hij: "Kijk, die kleedjes worden machinaal, in grote aantallen in Egypte gemaakt. Een Marokkaan kan ze in de winkel kopen voor 23 gulden per stuk. Een toe-rist krijgt ze met een beetje geluk wel voor 35 gulden in de winkel, dus jullie zijn er maar voor vijftien gulden in gestonken".
Zijn neef had wel eens kleedjes verkocht voor ruim 300 gulden per stuk!
Hanny en ik zwoeren de heilige eed dat dit de laatste keer was geweest. Wij gingen ons nu ook keihard opstellen. Aan de souvenierverkopers werd officieel de oorlog verklaard.
 

De Hasjbergen

Het dagboek leest 10 oktober 1981.

De tijd in Marokko vloog voorbij. Aan de zuidkant van het Atlasgebergte, ver van de toeristenroutes verwijderd. vonden we nog het echte Marokko. Vriendelijke mensen en zwaaiende kinderen. De prijzen op de markten werden niet direct omhoog geschroefd als wij vroegen hoe duur iets was. We bezochten vele oude kashba's en maakten een echte fantasia mee. Een schijngevecht uitgevoerd door de Berbers.
Een groep van ongeveer twintig ruiters stormde op een denkbeeldige kasteelmuur af en onder luide aanmoedig ging van de toeschouwers doen zij net als of zij een stormaanval uitvoeren op dat denkbeeldige kasteel. Op een teken van de leider vuren ze tegelijk hun geweren af. Onder luid applaus rijden ze weer naar de startplaats, waar een andere groep ruiters al weer klaar staat om tot 'de aanval' over te gaan. De overwinning wordt 's avonds gevierd met dans en zang. Deze fantasia was nu eens niet voor de toeristen, die waren er bijna niet meer, want het seizoen was al lang voorbij, maar voor de Marokkanen zelf.

 
       
De huiden ververijen in Marakesh..  

We bezochten de grootste zandduinen van Marokko, gelegen in het diepe zuiden van het land. De Sahara lag nu voor ons, die moesten we zien te overwinnen!
We draaiden het stuur van de auto's richting noorden. We wilden over de Atlas door het Rifgebergte nog het noorden van Marokko bezoeken. Via de steden Marrakesj en Fez reden we het Rifgebergte in.
Dit gebergte staat bekend om zijn enorme hennepplantages. Het was een prachtig gezicht de bloeiende hennep op de velden te zien staan. Het werd ons duidelijk waarom dit gedeelte van Marokko ook wel "Montagnes des hasjisj" wordt genoemd. Herhaaldelijk zagen we kleine kinderen langs de kant van de weg staan met grote manden vol met bolletjes hasj.
 In hun handen hadden ze over het algemeen een stapel stenen. Onder bedreiging, dat ze stenen tegen de auto zouden gooien, probeerden ze ons tot stoppen te dwingen. Nu waren we hiervoor al gewaarschuwd, dus waren we er op voorbereid. De enige remedie om te voorkomen, dat de voorruit van de auto kapot gegooid wordt, is luid toeterend, in volle vaart op de kinderen af rijden. Ze moeten dan wel voor hun leven springen en vergeten dan helemaal met stenen te gooien. Wanneer ze dan weer van de schrik bekomen zijn, waren we al zover weg, dat de dan alsnog gegooide stenen geen schadelijke gevolgen meer hadden.
Herhaaldelijk worden auto's klem gereden en nogal potige knapen eisen dan, dat je een paar bolletjes hasj koopt. De prijs van de hasj is echter zo laag, dat het vaak gebeurt, dat mensen voor de aanbiedingen bezwijken. Wanneer de "deal" zo goed is en het om een paar kilo gaat, wordt het gevaarlijk. Je loopt de kans, dat de verkoper de politie inlicht. Deze staat dan een paar kilometer verder je op te wachten. De hasj wordt in beslag genomen en je moet een enorme boete betalen. Het geld verdwijnt in de zakken van de politie en de hasj wordt aan de handelaar terug gegeven.
De regering in Marokko zegt alles te doen tegen deze hasjverkopers. maar de hasjiesj is exportartikel nummer één en de inkomens van vele -regeringsfunctionarissen is zo hoog, dankzij de steekpenningen zie zij krijgen van de "hennepboeren".
Je kan bijna spreken van een regeringsgeorganiseerde hasjhandel in Marokko.

Het dagboek leest 20 oktober 1981.

De grenspassage met Algerije leverde bijna geen problemen op. Wel hadden we zelf drie kilometer voor de grens de auto nog eens grondig gecontroleerd. Het zal niet de eerste keer zijn, dat hasjsmokkelaars onder de auto van een niets vermoedende reiziger een pakket verdovende middelen kleven. Dit pak wordt dan aan de andere kant van de grens weer onopvallend opgehaald. Je loopt echter wel de kans dat dit ontdekt wordt bij de grens en de gevolgen zijn dan niet te overzien. De Algerijnse douaneambtenaar was in het begin wel erg wantrouwend. Later bleek dit te komen, omdat we vrij weinig geld omwisselden bij de grens. Hij verkeerde in de veronderstelling dat we beslist hasj of "zwarte" dinars bij ons hadden. Ik werd gefouilleerd en Hanny werd wel vijf keer gevraagd of zij echt al het geld gedeclareerd had op de valutadeclaratie. Wij zouden echter deze keer slechts drie dagen in Algerije blijven, omdat we eerst naar Tunesië wilden. De benzine was goedkoop in Algerije en veel geld hadden we dus niet nodig. Daar kwam ook nog bij dat we dachten dat de koers aan de grens slechter zou zijn, dan op de banken, maar dat bleek achteraf niet het geval te zijn. Zulke zaken zijn in het socialistische Algerije zeer goed en uniform geregeld.
Mochten we echter toch plotseling ergens geld voor nodig hebben, hadden we nog een fles whisky achter de hand. Deze zouden we dan wel ergens weten te verkopen en zo aan geld komen.
Toch zat het de douanier niet helemaal lekker en als een echte hasjhond kroop hij door de bus en snuffelde in alle hoeken en gaten. Uiteindelijk was hij er van overtuigd, dat we niets onwettigs bij ons hadden en we konden verder gaan.
Via een prachtige rit door Algerije kwamen we in Tunesië aan. We hadden inmiddels wel afscheid genomen van Urs en Therese. Zij zouden langer in Algerije blijven om daarna pas naar Tunesië te gaan.
Bij de Tunesische grens zag een douane man onze landenstickers die ik verzameld had en op de auto geplakt had. Vol interesse keek hij naar alle vlaggen en vroeg mij waar de vlag van Israël zat!
 Ik verstond hem eerst niet en dacht. dat hij vroeg naar de vlag van de Sahel. Ik vertelde hem dat we daar nog heen moesten en daarop begreep hij mij weer niet. "Nee, ik bedoel Israël" en weer dacht ik dat hij het over de Sahel had. Ik had op de zijkant van de bus een kaart van Europa en West-Afrika getekend met daarin de route en probeerde hem duidelijk te maken aan de hand van deze kaart, hoe onze route lag. Toen begreep ik wat hij bedoelde. Verontwaardigd maakte ik hem duidelijk, dat wij niet zo gek waren om naar dat "gevaarlijke en waardeloze" land te gaan. Wat dacht hij wel dat we waren en zo hing ik nog een heleboel onzin op over Israël. Goedkeurend knikte hij en liet ons verder gaan.
Had ik echter laten merken dat we wel in Israël waren geweest, dan waren we Tunesië niet binnengekomen. De hele Arabische wereld is vijand van Israël. Toen we bij de grenspost nog wat water bijtankten, kwam er een militair naar ons toe. Hij vertelde ons dat we beter niet verder konden gaan, omdat er een zware storm op komst was. Hij wees ons een uitstekende beschutte plaats, waar we konden gaan staan. We babbelden wat met hem en al spoedig betrok de lucht.
Binnen de kortste keren brak het noodweer in alle hevigheid los. De bus schudde zo hevig, dat we bijna bang waren dat hij om zou vallen. Nu hadden we bij de proefrit naar de Noordkaap al eens zoiets meegemaakt, dus erg veel zorgen maakten we ons niet. De regen viel met bakken tegelijk uit de lucht. We waren blij dat de militair ons had gewaarschuwd. Hopelijk zou deze regen niet al te veel schade toebrengen aan de wegen. We dachten nog aan ons avontuur in Israël. De storm en regen verdween even snel als zij gekomen waren. Het was inmiddels toch wel laat geworden en besloten om bij de grenspost de nacht door te brengen. Zoals altijd kregen wij hier weer toestemming voor.

Het dagboek leest 3 november 1981.

Tien dagen waren we in Tunesië geweest. Naar onze zin veel te kort, maar we moesten terug naar Algerije. Het dubbele entreevisum zou namelijk deze dag aflopen. Verlengen van het visum in Tunesië was niet mogelijk en een nieuw visum aanvragen zou zes weken duren. Tunesië vonden we een leuk land. Helaas wel helemaal ontdekt door de toeristen en de grote reisbureaus. De toeristen industrie is het hoofdinkomen in Tunesië. Veel avontuur viel er niet te beleven, maar de mensen waren wel erg vriendelijk.
De president van Tunesië heeft de bevolking opdracht gegeven de toerist goed te behandelen, omdat Tunesië de toeristendollar dringend nodig heeft. Hij heeft het allemaal heel erg goed uitgelegd en de Tunesiërs begrijpen het en handelen daar ook naar.
De toegangsprijzen voor ruïnes en opgravingen zijn redelijk en de gidsen staan onder goede controle.
De prijzen zijn vastgesteld. In de souvenierswinkels valt bijna niet te onderhandelen en op echte Tunesische kunst staat een staatscontrole met certificaten. Toeristenverlakkerij in Tunesië komt dan ook bijna niet voor.


Weggejaagd door een stenenregen


We reden zonder problemen Algerijë weer binnen, naar de grensplaats El Oued. Op de stadcamping aldaar kwamen we Urs en Therese weer tegen. Hoe leuk was deze onverwachte ontmoeting. We bestolen weer gezamenlijk verder te reizen.
 We waren vrij moe van onze tiendaagse "racetocht" door Tunesië en wilden wel eerst een paar dagen uitrusten op de camping. Deze camping bleek echter vrij duur te zijn. Gelukkig kon ik drie zakjes knikkers en een kleine radio aan de campingbaas verkopen (netto winst 30 Gulden) en dat maakte veel goed. We moesten nu eerst naar de hoofdstad Algiers, om nog enkele visums te regelen. Laat in de middag van de negende november kwamen we in een voorstad van Algiers aan. We zochten een goede "stek" op een plein, om de nacht door te brengen. Het leek ons een veilige plek, maar dat zou heel anders uitpakken.
Helaas ging net de school uit en binnen een mum van tijd hadden we een groep van wel honderd jongelui om de wagens staan.
Duidelijk merkten we, dat ze elkaar zaten op te juinen en al snel vloog de eerste steen door de lucht. Het zat ons helemaal niet lekker maar we dachten dat zij wel zouden vertrekken. Ze werden echter steeds brutaler en de tweede steen werd naar onze auto gegooid. Toen ik achter de jongen aan ging om hem de waarheid te vertellen, hadden ze helemaal grote lol en weer werden er enkele stenen en kluiten aarde tegen de auto's gegooid. We overlegden met onze Zwitserse vrienden wat we zouden doen en we besloten om weg te gaan.
Urs en ik stonden op de uitkijk en de vrouwen reden de wagens van het plein af. Wij waren nog niet ingestapt of een regen van stenen en kluiten aarde daalde op de auto's neer, onder luid gejoel van de hele meute jongens en meisjes kozen wij het hazenpad.
Even verder vonden wij een "stek" nabij een benzinestation en we kregen de toestemming van de eigenaar om de nacht door te brengen bij het benzinestation. De wagen van Urs en Therese bleek één deuk rijker te zijn geworden en onze "Gandalf" was er met twee krassen vrij goed van af gekomen.
We probeerden later in Algiers een goede plek te vinden om de nacht door te brengen, Dat lukte echter niet, want we werden telkens door de politie weggestuurd. Een stadscamping heeft Algiers niet en op het strand te gaan staan leek ons niet al te veilig.
Laat in de middag zochten we de Nederlandse ambassade op en daar bleek net ruimte te zijn, om onze twee auto's te parkeren. Ze keken op de ambassade wel eerst vreemd op toen ik om toestemming vroeg of we voor het ambassadegebouw mochten gaan staan. Toen ik het verhaal uitgelegd had, kregen we gelukkig toestemming om daar een paar nachten te blijven staan.
Urs en Therese waren vrij snel klaar met winkelen in Algiers en besloten dan ook verder te gaan.
Wij moesten nog wel enkele dagen blijven om op onze visaas voor Nigeria te wachten. Ook wilden we het visum voor Kameroen zien te krijgen, maar de consul van Kameroen verzekerde ons, dat wij het visum wel aan de grens zouden kunnen kopen. Voor Niger hadden Nederlanders geen visum nodig. Dat scheelde weer. Algiers was verder geen leuke stad. Onze bezigheden bestonden hoofdzakelijk uit "winkelen". Inentingen werden gehaald en ambassades afgelopen voor informatie over de landen die wij wilden bezoeken in West- en Centraal-Afrika. Er werd naar huis getelefoneerd en de post doorgewerkt, die bij de Nederlandse ambassade was binnengekomen.
Het personeel op onze ambassade was bijzonder vriendelijk en behulpzaam en vol interesse voor onze rit. Op een avond werd er bij ons op de deur van de auto geklopt. De eerste secretaresse van de ambassadeur nodigde ons uit om iets te komen drinken bij haar thuis. Zij woonde met haar dochter in een groot huis op het ambassade terrein.
 Toen wij binnen kwamen bleek er een heel gezelschap in de kamer te zitten. Wij werden aan iedereen voorgesteld en al snel bleek dat het hele feest voor ons was georganiseerd. Er werd een fles champagne opengetrokken en er werd op het slagen van onze rit getoast. Aandachtig werden de verhalen over onze rit aangehoord en het was al in de zeer kleine uurtjes toen we het bed in onze "Gandalf" weer terug vonden. De handelsattaché kwam ons nog even een goede nacht toewensen. Hij vond het hartstikke leuk ons ontmoet te hebben. "Eindelijk weer eens normale mensen over de vloer. Altijd weer die aardappelboeren met hun gezeik. Het enige wat je hier na werktijd kan doen is je bezatten." Het was ons ook wel duidelijk geworden, dat het in Algiers allemaal een vrij saaie troep was voor het ambassadepersoneel. Elke gelegenheid om een "party" te houden werd aangegrepen. Dit echter tot groot ongenoegen van de ambassadeur, want de volgende dag moest de staat der Nederlanden wel weer vertegenwoordigd worden en de dag begint ook daar om acht uur.

Na zeven dagen Algiers waren we helemaal klaar met de voorbereidingen voor onze rit door Afrika. De post was weg, de foto's ontwikkeld en er waren weer verhalen voor enkele kranten geschreven. De benodigde visums stonden in ons paspoort en onze inentingsbewijzen waren weer helemaal geldig gemaakt en bijgewerkt. De Sahara lag nu voor ons; één van de grootste avonturen van onze wereldreis stond op het punt te beginnen. We draaiden het stuur van onze "Gandalf" naar het zuiden.
Er gaan vanuit Algerije twee pistes door de Sahara. In het oosten van het land is er de Tanzrouft-piste en in het midden heb je de Hoggar-piste.
De eerst genoemde is beter te rijden, maar het stuk waar helemaal niets is, bedraagt ruim 1000 kilometer. Nu was het voor onze bus niet te doen om voor dat hele stuk benzine en water mee te slepen, dus hadden wij besloten de Hoggar-piste te nemen. Hier was slechts een stuk van vijfhonderd kilometer met helemaal niets.
Toch wilden we een klein stuk van de Tanzrouft rijden en we gingen dan ook naar het westen van Algerije. Heel langzaam zagen wij het landschap veranderen. Steeds minder werden de stukjes groen en de akkers. Duidelijk merkten we, dat we in de buurt kwamen van de Sahara. De Algerijnse regering doet er veel aan, om de Sahara zo ver mogelijk terug te dringen. Het lijkt onbegonnen werk. Één zandstorm en de Sahara heeft een net ontgonnen stuk land weer terug genomen. De Sahara is oppermachtig en wint steeds meer terrein.
In Ein-Sefra hadden we een uitstekende plek gevonden op het dorpsplein. Om een uur of acht kwamen twee agenten ons vertellen, dat we ons bij het politiebureau moesten melden. Nu hadden wij geen kwaad op ons geweten, dus liepen we direct naar het bureau. Daar werd ons duidelijk gemaakt, dat we met de auto moesten komen. Ook dat vonden we geen enkel bezwaar, alleen waren we erg benieuwd waar het allemaal om ging. Toen we bij het bureau aan kwamen rijden stond er al een politieagent op ons te wachten. Hij wees ons een plaats waar we de auto moesten parkeren en hij beduidde ons even binnen te komen. Wij moesten onze paspoorten afgeven en die konden we de volgende ochtend wel weer ophalen. We mochten bij het bureau blijven staan, want het plein zou een niet al te veilige plaats zijn. Nu hadden wij het afgeleerd in discussie te gaan met politie- of legermensen, als het ons toch niet veel uitmaakte. De paspoorten hoopten we de volgende ochtend wel terug te krijgen.
Wel vertelde de politieagenten ons. dat er die avond voetballen op de t.v. was en nog wel Nederland-Frankrijk!
Nu bleek ook, dat ze ons graag voor de buis wilden hebben, want ze hadden al lang in de gaten gehad, dat wij uit Nederland kwamen. Nu wist ik wel dat er die avond gevoetbald zou worden, want de Wereldomroep zou de wedstrijd rechtstreeks uitzenden. Ik ben ook wel een beetje geïnteresseerd in voetballen, maar om daarvoor een hele avond bij die lui te zitten, daar hadden wij weinig zin in. Ik vertelde hen, dat ik graag zou willen komen kijken, maar dat ik geen Arabisch sprak en niets van het commentaar zou begrijpen. Ik vertelde hen dat ik via de Wereldomroep de hele wedstrijd zou kunnen volgen en dat was in het Nederlands, dus in begrijpelijke taal voor mij. Uiteindelijk konden ze dat wel begrijpen en wij konden ons rustig terugtrekken in ons eigen huis op vier wielen.
 Wel kwam tijdens de wedstrijd een agent kijken hoe het ging. Hij probeerde nog iets te volgen van de wedstrijd, maar na enkele minuten gaf hij de moed maar op. Arabisch was volgens hem veel eenvoudiger dan Nederlands. Ik liet hem maar in die waan en de rust was weergekeerd.
De volgende ochtend kregen we de paspoorten zonder problemen terug. Door het voltallige personeel van de politiepost werden we uitgewuifd. "Een goede reis en sterkte met de Sahara."
Onderweg hielden we een kleine theepauze en plotseling stopte er een andere Volkswagenbus naast ons. Er bleek een Duits stel in te zitten en direct werd er een pot extra thee gezet en honderd uit gepraat over ervaringen en wat ons misschien allemaal nog te wachten stond. Maggie en Rheinhard kwamen uit Hannover en wilden ook naar Tammanrasset en misschien wel verder maar wisten het allemaal nog niet zo precies. Alles zou afhangen van de mensen die ze onderweg zouden ontmoeten en hoe hun bus het verder uit zou houden.
We besloten samen verder te gaan naar de oase van Taghit.
Hier waren de eerste tekenen van de Sahara duidelijk te zien. Hoge zandduinen en op de top van zo'n duin gezeten naar het zuiden kijkend, alleen nog maar zand, zand en nog eens zand.
We gingen op zoek naar een paar rotstekeningen en vonden deze zowaar ook nog. Het bleek wel dat de Sahara vroe-ger stukken kleiner is geweest. De nu bijna verlaten oase van Taghit was ooit eens een heel dorp geweest. De plaatselijke jeugd kwam dan ook geregeld een praatje maken. Zo vaak kwamen er nu ook geen reizigers in de oase en elk nieuwtje werd aangegrepen om er heen te gaan.
Nu Hadden Hanny en ik weer wat dinars nodig en voor de lol vroeg ik aan één van die knapen of hij misschien een fles whisky van mij wilde overnemen.
Daar had hij wel oren naar en zonder problemen -verkocht ik aan hem de fles, drank voor 75 gulden. Een netto winst van ongeveer 65 gulden. Toen eenmaal bleek dat wij wel meer spullen wilden verkopen was het hek van de dam. De jongelui die nog in de oase woonden waren allemaal in staatsdienst en kregen dus geregeld een normaal salaris. Er was echter in de oase verder niets te koop, dus hadden ze geld genoeg.
Wij haalden onze grote zak "vodden" voor de dag en maakten goede zaken door T-shirts, overhemden, broeken en truien te verkopen. Deze zaken hadden we eigenlijk bij ons om later in zwart-Afrika weg te geven, maar we wilden deze kans niet laten gaan, om een extra cent bij te verdienen. Mijn zakmes ging voor een prima prijs weg en ik verkocht nog wat klein gereedschap waar ik toch niets meer aan had.
Bij Rheinhard en Maggie was het ook grote uitverkoop en zo konden we het verdere verblijf in Algerije goedkoop houden.
De volgende dag kwamen enkele vrouwen uit het dorp nog even kijken of er nog wat voor hun te koop was. Zo verkocht Hanny nog een paar panty's (!), een b.h. en nog een paar hemden, die al op de draad toe versleten waren en al in mijn poetslappenzak zaten. De mensen waren echter zo blij met hun spullen, dat ze Maggie en Hanny voor die middag uitnodigden om thee te komen drinken. We hadden meteen de kans waargenomen en bij de vrouwen geïnformeerd of zij misschien enkele broden voor ons konden bakken. Het was deze vrouwen echter niet helemaal duidelijk geworden wat wij bedoel-den. Hanny en Maggie werden die middag volgestopt met brood en thee, maar kwamen wel zonder brood bij ons terug.
Rheinhard en ik bakten toen maar enkele pannekoeken die niet helemaal uit de pan kwamen zoals het hoorde. maar honger maakt rauwe bonen zoet.

 Via Beni-Abbis reden we het district van de Sahara in. Hier begon de Tanzrouft-piste en de volgende dag reden we een stuk de piste op. Groot was toch wel de teleurstelling, toen bleek dat het beginstuk van de piste geasfalteerd was. Over asfaltweg konden we nog genoeg rijden en al snel besloten we het gebied rond Beni-Abbis verder te verkennen.
Er zouden in die omgeving namelijk zandrozen te vinden zijn. Op aanwijzing van iemand op het toeristenbureau reden we ook de richting op naar de plek waar de zandrozen te vinden zouden zijn. Toen we er bijna waren, bleek het gebied zo verzand te zijn, dat verder gaan niet mogelijk was. We hadden geen zin om ons onnodig in de problemen te werken voor een paar zandrozen. Graven zouden we nog genoeg kunnen in de Sahara. De volgende dag reden we via de verbindingsweg tussen de Tanzrouft-piste en de Hoggar-piste naar het Oosten. We reden richting El Golea, het officiële begin van de Hoggar-piste.
Zestig kilometer onder El-Golea vonden we een uitstekende "stek" bij een oase en we besloten dan ook daar de nacht door te brengen.
In 1979 was het traject van El-Golea naar Tammanrasset gelegen in de centrale Sahara helemaal geasfalteerd. De Hoggar-piste was zo met 700 kilometer verkorte Al snel bleek, dat er van die asfaltweg niets meer over was. De overladen trucks hadden de weg helemaal vernield. Grote gaten in het wegdek maakte het onmogelijk om snel op te schieten. De weg was op sommige stukken zo slecht, dat we besloten de oude piste weer te nemen. Deze is na de opening van de weg ook niet meer onderhouden, dus lag er in zeer slechte staat bij. Hoog wasbord, dit zijn zandribbels over de breedte van de piste, maken het onmogelijk om hard te rijden. Nu vonden wij dat niet zo erg. Zo hadden Hanny en ik tenminste de tijd om alles goed op ons in te laten werken.
Een geweldige indruk maakte de noordelijke Sahara op ons. De piste was gelukkig goed te volgen, dus zorgen over verkeerd rijden hadden we niet.
Even voor de wadi van Arak, waren de piste én de weg helemaal verdwenen.
Het bleek, dat het in de noordelijke Sahara toch wel kan regenen. Dat water komt dan met zulke hoeveelheden uit de lucht zetten. dat de grond helemaal dicht slaat en het water niet meer opneemt. De weg was dan ook door het water dat zich in de wadi had verzameld, helemaal weggespoeld. Er lag nu een stuk van ruim honderd meter mul zand voor ons.
Rheinhard en Maggie vonden dat wij het eerst moesten proberen erdoor te komen. Wij hadden tenslotte de meeste "ervaring". Als wij vast zouden komen te zitten zouden zij ons wel helpen met uitgraven.
De banden werden op een lagere spanning gebracht om zo het loopvlak te verbreden en het stuk wat wij uitgekozen hadden om door te gaan, werd gemarkeerd met onze jerrycans. We controleerden het traject nog of er geen verraderlijke stukken steen onder het zand verscholen lagen. Toen dat allemaal gedaan was, konden we het gaan proberen.

     
Gandalf zandhappen....

In zijn derde versnelling volgas, met zestig kilometer per uur reed Hanny op het stuk zand af. Even leek het erop dat ze het zou halen, maar tien meter voor het einde van het stuk bleef ze steken. Onze "Gandalf" zat tot zijn bodemplaat vast in het zand. Dat zou graven worden en dat in een temperatuur van bijna veertig graden; dat betekende zweten.
De schoppen werden voor de dag gehaald en eerst werden de wielen uitgegraven. Daarna werd de wagen opgekrikt en de zandplaten onder de wielen gelegd. De rest van de bus werd daarna uitgegraven en een stuk van een meter of drie werd nu nog voor de bus afgegraven. Hanny ging weer achter het stuur zitten en wij gingen achter de auto staan om te duwen. Hanny schakelde "Gandalf" in zijn eerste versnelling en met het toerental bijna in het rode gebied en met een slippende koppeling, maakte zij de sprong over onze aangelegde startbaan. Met veel moeite kwam onze bus vlot en met veel geweld ploegde zij door het laatste stuk zand.
Nu was Rheinhard aan de beurt. Met een vaartje van zestig reed hij op het stuk af. Nét voordat hij bleef steken kwam zijn bus op onze startbaan en daar kon hij weer vaart maken. Zonder problemen kwam hij erdoor. De volgende keer mocht hij voorgaan.
Vijftig kilometer verder bleek er weer een moeilijk stuk te zijn. We zetten de auto's stil en gingen op verkenning uit. Op sommige stukken zakte ik tot op mijn knieën Weg in het fijne stofzand. Hier was geen doorkomen aan.
Steeds verder liepen wij van de hoofdpiste af, maar uiteindelijk hadden we een redelijk traject gevonden, waar we zonder problemen dachten door te komen. Onze "piste" werd gemarkeerd door een paar stenen en enkele van onze jerrycans en Hanny en ik gingen alvast de banden weer iets leeg laten lopen.
Rheinhard ging toch nog even verder kijken, of er misschien nog een beter weg was. Banden oppompen in die hitte was ook geen pretje. Uiteindelijk had hij toch het geluk een nog betere route te vinden en zonder dat hij zijn bandenspanning naar beneden had gebracht, kwam hij erdoor. Wij volgden hem en ook wij kwamen er zonder problemen door. Toch had ik al mijn banden iets laten leeglopen en die moesten eerst weer op spanning gebracht worden, voordat wij verder zouden gaan. Nu konden we ook de voetpomp van Rheinhard en Maggie gebruiken en die was beter dan de onze. Terwijl wij zo aan het pompen waren, hoorden we in de verte twee auto's aankomen. We wachtten af wat er zou gebeuren. We hadden verwacht, dat de bestuurders van die auto's wel even zouden stoppen en aan ons zouden vragen hoe wij erdoor waren gekomen.
In plaats van te stoppen, vermeerderden ze gas en met een gang van ruim honderd kilometer per uur ploegde de eerste auto door het fijne stuifzand, waar ik nog even geleden tot op mijn knieën in weg was gezakt. Een geweldig gezicht was het te zien hoe de wagen door het stofzand probeerde te komen. Na een meter of twintig was het helemaal uit; de wagen zat muurvast. De bestuurder moest eerst zijn raam open draaien om uit de wagen te klimmen. Tot over de helft van de por-tieren zat de auto in het zand. Zijn collega die achter hem reed had het allemaal snel door en kon nog net op tijd stoppen.
Het waren natuurlijk Fransen. Op een arrogante manier sloegen zij onze aanbiedingen om te helpen af. Ze hadden zandplaten en schoppen bij zich en ze zouden zich wel redden. Arrogantie in de Sahara kan levens kosten.
Voordat we bij Tammanrasset kwamen reden we nog eerst naar de Malibout van de Moulai Hassan. Dit is een graf van een of andere hoge Islamitische geestelijke. De legende zegt nu, dat iedere woestijnreiziger drie maal om het graf heen moet rijden, om zo de geesten van de Sahara gunstig te stemmen. Zo bijgelovig als wij waren deden we dat ook en we legden zelfs nog een kleine gave op het offerblok. Wat zou er ons nu nog kunnen gebeuren? Later hoorden we een verhaal van een Zweed die het allemaal maar onzin vond en niet rond de Malibout was gereden. Twee kilometer na het passeren van het stuk zakte hij door de vooras van zijn Volvo!
 We hielden bij de Malibout ook een kleine pauze. Zo ontdekten we, dat zelfs de Algerijnen die naar Tammanrasset reden drie maal rond het graf reden alvorens hun weg te vervolgen. Toen we dit zagen, wisten we zeker er goed aan gedaan te hebben drie maal rond het graf te rijden.


Het dagboek leest 29 november 1981.

We waren in Tammanrasset aangekomen. Tammanrasset is de hoofdstad en het administratief centrum van de Algerijnse Sahara. Het is een echte oase in de woestijn. Overal zie je woestijngangers, zowel Touareggs als westerlingen. Op de "camping" wordt er hevig gesleuteld aan de gekste soorten auto's., De laatste voorbereidingen voor de tocht worden in Tammanrasset gedaan.
Ervaringen worden uitgewisseld en onderdelen van auto's worden geruild. We zagen zelfs een Fransman, die een motor revisie aan zijn oude Peugeot aan het uitvoeren was. Een motor revisie midden in het zand!
We zagen eenvoudige lelijke eendjes en volledig safari uitgeruste Landrovers. Natuurlijk zagen we ook veel Volkswagenbusjes, één van het populairste vervoermiddel bij globetrotters.
Hanny en ik gingen nu op zoek naar konvooigenoten, om samen de laatste vijfhonderd kilometer te rijden. Het laatste stuk is namelijk niet zonder risico en het leek ons verstandig om niet alleen dit traject te doen. Rheinhard en Maggie hadden besloten om terug te gaan. Zijn motor verbruikte vrij veel olie en hij vond het risico te groot. Erg jammer, want we konden goed met hun opschieten.
Zwervend over de markt in Tammanrasset, kwamen we een Nederlands stel tegen. Lout en Gerda uit Friesland. Zij zochten ook konvooigenoten. Hoewel zij al twee keer eerder door de Sahara waren gegaan. wilden zij ook niet alleen de doortocht wagens.
Al snel werd het contact gelegd en we kwamen overeen dat we samen zouden rijden. Lout had eerst wel enig bezwaar toen hij hoorde. dat wij een Volkswagenbus hadden. Hij reed zelf in een Mercedes ambulance en Gerda reed in een Peugeot station 504. Lout en Gerda waren één van de vele autohandelaren c.q. smokkelaars die in grote getale door de Sahara gingen. Voor weinig geld kochten deze mensen een oude auto in Europa en scheurden dan, op hoop van zegen, naar een land in West-Afrika, om daar de auto met veel winst te verkopen. We hadden deze lui al eerder ontmoet en er een enorme hekel aan gekregen. Vooral de Fransen gingen in grote getale door de Sahara en verkochten hun oude brikken vooral in Benin een voormalige Franse kolonie. Het enige wat deze lieden zien is het vele geld. Wat ze er mee konden verdienen en zonder de juiste voorbereidingen te treffen rijden ze door de Sahara. Elk jaar komen er dan ook een paar in de Sahara om. Pech gekregen en te ver van de piste af geraakt.
Eerst wilden wij helemaal niet met Lout en Gerda meerijden, omdat voor hen tijd geld betekende. Uit het gesprek dat wij met elkaar hadden bleken Lout en Gerda van een heel duidelijke andere inslag te zijn dan de meeste auto handelaren. Zij waren duidelijk optimaal voorbereid en hadden ook uitstekende wagens bij hen. De handel in Peugeots was al minder geworden en daarom had Lout nu eens een Mercedes ambulance meegenomen. Deze zou dan aan een of andere missiepost in Nigeria verkocht worden.
Verder deden zij bijna alles zo legaal mogelijk. De netto winst was dan wel iets minder, maar de kans op problemen nihil.
Wel waren beide auto's volgeladen met 19 voorruiten, drie motoren, twee versnellingsbakken en nog een heleboel troep, waarmee ze handel dachten te maken. Helemaal honderd procent zuivere koek was het natuurlijk niet, maar dat is ook onmogelijk in Afrika en iedereen heeft wel dingen bij zich die officieel op een of ander declaratie formulier moeten staan, maar bij het binnenkomen van Algerije "over het hoofd" zijn gezien.
 Voordat we aan het echte werk begonnen. maakten we met z'n vieren nog een tocht het Hoggar gebergte in. We reden naar de Assekrem hut, gelegen op de hoogste piek van het Hoggar gebergte. Een Franse missionaris heeft hier een meteorologisch meetstation en een kleine bibliotheek en een kapel.
De hele tocht naar de Assekrem hut duurde een dag en we kwamen vroeg in de avond weer terug in Tammanrasset. We besloten die avond het laatste stuk van de asfaltweg te rijden en bij het begin van de piste ergens de nacht door te brengen.
Snel haalden we nog benzine en water. We hadden ruim 140 liter benzine en 60 liter water bij ons. Volgens de berekening moest dat ruim voldoende zijn. Lout en Gerda hadden ook helemaal volgetankt. De uitreisstempels die we moesten hebben werden bij de "secureté" gehaald en bij het vallen van de avond reden we uit Tammanrasset weg. De laatste kilometers asfaltweg legden we in het donker af. Aan het eind van de weg vonden we met behulp van zaklantaarns en onze zoeklichten, een goede "stek" om de nacht door te brengend.  De laatste controles aan de auto's werden gedaan en vroeg naar bed, want de volgende ochtend wilden we voor zonsopkomst uit de veren zijn. Het zand heeft dan nog een betere draagkracht door de geringe vochtigheid van de nacht. De kans op wegzakken is dan iets kleiner.

De doortocht

Het dagboek leest 2 december 1981.

We verrekken nog van de slaap en het is nog maar zes uur. De zon is nog geeneens op. Bibberen van de kou of is het de spanning? De stilte is overweldigend. Dit is de woestijn, dit is de Sahara. Snel weg, om het maximale te halen van de vochtigheid van het zand. Lout voorop, wij in het midden en Gerda achter ons. Elkaar goed in de spiegels in de gaten houden. Is er één uit de spiegel verdwenen, direct stoppen en wachten. Duidelijke afspraken zijn er tussen ons gemaakt. Afspraken die je moet nakomen. De Sahara kan verraderliijk zijn.
Met een vaart van zo'n tachtig kilometer per uur in z'n vierde versnelling, optimaal toerental, beste koppel in deze versnelling. Enkele verraderlijke zandstukken, snel terugschakelen naar de derde versnelling en dan maar hopen dat we er dan doorkomen. Snel terug schakelen dan in z'n twee. Gaat erg moeilijk, de versnellingsbakbak is toch niet zo goed gesynchroniseerd.
De zon komt op, een te gek gezicht. Helaas moet ik goed opletten op de piste en de zandstukken. Hanny kan nu kijken; ik morgen. Lout geeft een teken met zijn zwaailichten: een zandplaat van ruim tweehonderd meter, vaart maken en met honderd kilometer per uur er op af. Toerental zakt beneden de 1500, snel terug naar z'n drie weer een te laag toerental, snel naar z'n twee: "kom op Gandalf", we halen het net.
Het wordt steeds warmer, olie temperatuur houd zich prima, komt niet boven de 110 graden.
Middagpauze houden. Lout vraagt mij of ik de afgelopen kilometers wel piste aanduidingen heb gezien. Ook vond hij de sporen die wij volgden niet al te duidelijk. Hanny en ik hadden het hier ook al over gehad, maar verder niet zo erg over nagedacht.
Kaart erbij gehaald, kompas bestudeerd en toch zaten we aardig in de goede richting. Lout en ik op een hoge berg geklommen en twee uur lang de horizon met verrekijkers afgetuurd, maar niets te zien. Zouden we verdwaald zijn?
 Terug gaan op onze eigen sporen of nog even een paar kilometer doorrijden? We kunnen niet ver mis zitten. We besloten een paar kilometer door te rijden. Na vijf kilometer zagen we een oliedrum met een spoorstaaf. de piste markering, we zaten goed!
Lout liet van vreugde zijn sirene over de Sahara loeien. We zien een groep mensen in de woestijn en rijden daar op af. Blijkt een soort reisorganisatie uit Engeland te zijn. Een oude leger truck met 24 man er op. Een kapotte vooras. Waren in een zandkuil gereden. Ze hebben wel een reserve as bij zich, maar de stuurstang is ook krom en moet recht gesmeed worden. Gelukkig hebben ze nog wat hout bij zich. Ze zaten al twee dagen hier vast. Bijna geen water meer voor de groepen de leden waren al op rantsoen gezet. Niet meer wassen, scheren en tanden poetsen. Wij kunnen hen maar twintig liter water geven. Wie weet wat ons nog te wachten staat. De truck gaat terug naar Tammanrasset om alles beter te repareren. Wij gaan verder, rijden een band kapot; jammer was juist zo'n mooie kale band, helemaal zonder profiel, ideaal voor het zand.
Nog even door, de zon gaat onder. Lout geeft een teken met zwaailicht. stopt en daar is onze "stek" voor de nacht.

"Hanny en Gerda gaan koken, Lout en ik gaan de auto's nakijken. Kapotte band van ons wordt van de velg ge-haald en deze band gooien we in de woestijn. Piste markering voor een volgende.
Alles prima in orde met "Gandalf". De dagteller staat op 175,5 kilometer. Een gemiddelde van 14 kilometer! Dan is het nacht in de Sahara. Het is steen koud, een graad of zes boven nul. Slapen met truien aan en voor het slapen gaan even de kachel aan in onze bus. De sterrenhemel is overweldigend, de stilte is overweldigend. We kijken omhoog tot we pijn in onze nek krijgen. We horen niets, helemaal niets. Je gaat met elkaar fluisteren, bang dat je de stilte verstoort. Hanny en ik zijn erg onder de indruk van de Sahara, we waren op slag verliefd op de woestijn......"

Het dagboek leest 3 december 1981.

"Weer vroeg op, we hebben het koud, motoren starten en weg maar weer. De verwarming van de auto aan! Ligt er onder de Mercedes van Lout een grote plas olie!
Blijkt een olieleiding kapot. De reparatie neemt meer tijd in beslag dan we hadden verwacht.
Niet goed opgelet, reden we opeens een zandplaat in. Hartstikke vast. Jerrycans uit de auto, banden half leeg, platen onder de wielen en we waren er weer uit. We krijgen er ervaring in."

     
De eenzame (Franse) fietser...    Of heeftie suïcide neigingen....?

Voor ons de vlakte van Laomé. Een stuk van bijna 100 kilometer vlak zand. Schuin achter elkaar en met tachtig kilometer per uur eroverheen. Een prachtig gezicht. Een lange stofpluim van enkele honderden meters achter de auto's. Dit is pas het echte werk. De olietemperatuur loopt wel op tot 120 graden, maar blijft daar staan. Het motortje van "Gandalf" moet wel beulen in het zand maar doet het best.
Lout geeft een sein met zijn zwaailicht: een zandplaat met fijn duinzand. Wij zien het te laat en zitten dan ook binnen enkele meters tot op de bodemplaat vast. Het harde stuk begint tien meter verder. Lout de Mercedes zo dicht mogelijk bij ons gezet en het stuk touw van dertig meter aan de Mercedes en de Volkswagen gebonden. Een beetje zand wegscheppen en we waren er weer uit.
Het wordt avond. De motor begint te haperen! Olie nog steeds 120, dat kan het niet zijn. Hard stuk op zoeken en stoppen en kijken wat er aan de hand is. Ben ik met mijn stomme kop de benzinefilters vergeten te verwisselen in Tammanrasset. Zaten er nu al dertig duizend kilometer in en waren nu verstopt. Al doende leert men en we bleven maar meteen voor de nacht staan.
Lout en ik wandelen nu een heel stuk de woestijn in. Later op de avond hoorden we heel in de verte het gebrom van zware diesel motoren. Na enige tijd zagen we enkele koplampen van vrachtwagens. Een konvooi met goederen voor Niger. De Touareggs hebben hun kamelen ingeruild voor enorme vrachtwagens en "denderen" nu hiermee de woestijn door.
Vele malen sneller en één vrachtwagen kan tientallen keren meer vervoeren dan één kamelen karavaan. De Touareggs zijn nog steeds dg kenners van de woestijn. Ze rijden 's nachts, oriënteren zich op de sterren....

Het dagboek leest 4 december 1981.

Om zes uur weer op pad en om zeven uur weer voor het eerst vast. Lout en Gerda moeten nu een stuk doorrijden, omdat het stuk te zacht was om te stoppen. Eén wagen vast is genoeg. Startbaan maken en na tien meter weer tot op de bodemplaat vast in het zand. Opnieuw een startbaan maken en na zes meter weer vast in het zand. Vloeken en zweten, weer een startbaan graven. Op hoop van zegen. Nu kon Hanny gelukkig de vaart er in houden. We bleven "Gandalf" duwen, totdat hij uit het duinzand was. Lout, Gerda en ik onder het zand. dat is de Sahara, het geeft niet, we wisten waar we aan waren begonnen. De jerrycans met benzine en water even ophalen en dan maar weer verder. Nog honderd kilometer naar de grens van Algerije. Om elf uur kwamen we bij de grenspost van In Guezam aan. De douaniers willen ons niet helpen, ze gaan siësta houden. Benzinepomp in In Guezam bleek zoals verwacht geen benzine te hebben. Wel was er water. Gerda probeerde bij een familie in In Guezam nog wat benzine te "ritselen". De Mercedes van Lout gebruikte meer dan dat we hadden verwacht. We hadden uitgerekend dat we misschien net voldoende hadden om Arlit te bereiken. Zekerheid gaat voor alles bij ons, We ontmoetten een groep andere reizigers, zij zaten al een week te wachten op benzine. Zagen een auto aankomen. Ik er op af en tien liter benzine georganiseerd. Na een uur kwam er weer een auto en weer kreeg ik vijf liter. Het zekere voor het onzekere.
Om drie uur ging de grens weer open. De heren waren nu uitgeslapen. Grensformaliteiten liepen traag. Italianen waren zo weg, maar dat kostte hen wel een fles whisky. Valuta declaraties gaven geen problemen. We hadden slechts vijfhonderd gulden officieel omgewisseld. Dat was een goedkope maand voor ons geweest. Wij een stuk verder, na afscheid genomen te hebben van de groep wachtende en hen sterkte gewenst met de benzine.
 Stuk niemandsland tussen Algerije en Niger erg zanderig. We kwamen dan ook prompt weer vast te zitten. Nu was Lout ook eens "aan de beurt". Met behulp van onze zandplaten kwam hij er zo weer uit. Daarna kon hij ons er uit trekken.
Stopten even om ons te oriënteren. Bij het wegrijden ligt er een enorme olieplas onder de auto van Lout. De tijdelijke reparatie van de olieleiding had het weer begeven. Nu besloten we het goed te repareren. Blijkt dat bijna al de olie uit het carter is verdwenen. Lout had geen reserve olie bij zich!
Ik had gelukkig in Tammanrasset ruim vijftien liter olie gekocht. dus gaf ik hem een paar liter. Zou ik later wel weer eens terug krijgen.
Op ons dooie gemak repareerden we de olie leiding. Ik liep onze bus nog eens na en zag dat alles honderd procent in orde was. Het was inmiddels al laat geworden, dus we besloten niet meer verder te gaan die dag. Laat naar bed gegaan...

Het dagboek leest 5 december 1981.

".....Hadden ons verslapen, maar dat gaf niet. Plotseling veranderde het weer er stak een storm op. Binnen de kortste keren zat het helemaal dicht, we zagen geen hand voor de ogen. we zaten midden in een zandstorm!
Lout wilde doorgaan, omdat hij wist, dat we zo uit het dal op een hoger gelegen stuk zouden komen. Daar zouden we geen last hebben van het schurende zand. Hij had de auto's net voor het vertrek laten overspui-ten en die zandstorm kostte hem zijn lak.
We moesten vaart zetten om door de zanderige stukken te komen. Te laat zag ik een grote kuil en knalde daar met grote vaart in. "Daar gaat m'n vooras, schoot het door mij heen. Wagens stil gezet en al stof happend de zaak gecontroleerd.
De deur wilde eerst niet open, maar na een forse duw ging het. De imperiaal bleek vijftien centimeter verschoven te zijn. Het bleek dat de beschermplaat voor het stuurhuis de grootste klap had opgevangen en deze hing helemaal verfrommeld, met nog maar één schroef onder de wagen. De voorvering had het wel uitgehouden al vonden we "Gandalf" nu wel iets dieper in zijn veren hangen. Misschien waren er toch wel enkele veerplaten gebroken.
De beschermplaat voor het stuurhuis werd gedemonteerd en uitgedeukt. Zand in de ogen, zand in de mond, balen als een stier. Beschermplaat weer gemonteerd en volgens Lout konden we weer verder.
De groeten met je lak, we blijven wachten tot de storm over is. Geen meter verder.
Grote vrachtwagens komen ook herhaaldelijk vast te zitten. Na twee uur besloten we toch maar weer verder te gaan, nu echter wel heel langzaam. Liever een paar keer vast in het zand dan weer zo'n knal in een kuil. Gerda komt nog een keer vast te zitten, maar die trekken we er zo weer uit.
Om half drie kwamen we in Assamaka aan. De grenspost van Niger. Het weer klaarde op. Uitvoerige controle van onze bus. Blijkt er in de linker chassisbalk een lelijke knik te zitten. De linker deurstijl heeft ook een knik en daarom gaat het portier niet meer goed open. De geesten van de Sahara waren ons goed gestemd we hadden de voortrein tenminste niet verspeeld. Toch maar goed dat we drie maal rond de malibout van de Moulai Hassan waren gereden.
Paspoorten werden ingeleverd aan de Nigeraanse douane. We gingen daarna met andere reizigers zitten praten.
De paspoorten konden we pas de volgende ochtend weer ophalen.
Grenspassages in Afrika kunnen een dag of langer duren. We hebben de tijd, haastige spoed is nooit goed. Tijd is niet belangrijk......."

 Het dagboek leest 6 december 1981.

".....Het moeilijkste stuk van de Hoggarpiste lag nu achter ons. De resterende 250 kilometer naar Arlit zou geen problemen meer opleveren. We haalden de pas-poorten op en lieten de auto's controleren. Om een uur of acht weg. Gerda nog een lekke band. Zachte zand stukken. Van het ene harde stuk naar het andere hoppen. Prachtig autocrossen op deze manier. "Gandalf" moet weer hard beulen om er door te komen. olie blijft gelukkig onder de 120 graden, geen probleem.
We stoppen nog voor een Touaregg familie. Geven "smerig" Assamaka water aan de kamelen en kleren aan de kinderen. In ruil mogen wij foto's en filmen maken van de familie.
Onderweg nog enkele "poeppillen" geruild met Nigeranen. Eén van de mannen had al in geen week meer gepoept en dat vond hij toch wel erg lastig. We kregen van hen vijftien liter benzine. Nu zouden we Arlit zeker halen. Om vier uur waren we in Arlit, de eerste plaats in Niger, na de Sahara. Opgelucht haalden Hanny en ik adem. We hadden de Sahara overwonnen. De grens tussen wit- en zwart-Afrika was genomen. Om de "overwinning" te vieren gingen we naar een café, waar we voor veel geld een paar blikjes ananassap kochten.
Duidelijk merkten we dat we in een ander land waren gekomen. Geen gesluierde vrouwen meer, maar breed lachende vrouwen en mannen allemaal luchtig gekleed. Mannen "swingend" op het geluid van de heilige reggae muziek. Bob Marley is heiliger dan God, Allah en Mohammed bij elkaar.
Lout en Gerda doen goede zaken met hun banden en voorruiten. Wij reden nog eerst even naar de secureté om ons in te laten klaren. De volgende stop zou de plaats Agadez zijn.
West-Afrika lag nu voor ons........

De Sahel...

De weg tussen Arlit en Agadez was helemaal geasfalteerd, dus schoten we goed op. Lout en Gerda besloten nu verder alleen door te gaan. Zij konden op het asfalt een gemiddelde halen van 120 kilometer per uur en dat was ons te snel. Wij hadden de tijd en wilden Afrika goed bekijken. We namen afscheid van elkaar, we zouden elkaar beslist nog wel eens weer zien. Waar en wanneer, wie zal het zeggen? Afscheid nemen en doorgaan, nieuwe gebieden en nieuwe mensen ontmoeten, dat maakt het globetrotten zo'n boeiend beroep.
In Agadez sloegen we een paar dagen over. De imperiaal had toch een zodanige knik gekregen, dat hij van het dak moest om met een grote hamer weer in het fatsoen geramd te worden. De auto kreeg een grote beurt en wij namen de tijd om met andere reizigers te praten. Informatie inwinnen over de Sahellanden en de rest van West-Afrika, Waar klopt ons boek en waar vertelt het onzin? Tips en aanwijzingen van andere reizigers die er geweest waren. Erg belangrijk en het kan van levensbelang zijn.
We zaten nu in de Sahel, één van de grootste rampgebieden van de wereld. We hoorden van een Nederlandse ontwikkelingswerker, die al enige jaren in Niger werkzaam was het trieste verhaal over dit gebied.
De armoede in de Sahel is groot, Deze is mede veroorzaakt door de Sahelcatastrofe, tussen 1968 en 1976. De Sahel is het gebied gelegen ten zuiden van de Sahara. Het hele gebied strekt zich uit van de oceaankust van Senegal tot aan de Rode Zeekust bij Ethiopië. Dit gebied was vroeger redelijk dicht begroeid, maar na het uitblijven van de gebruikelijke regens, was het steeds meer overgegaan tot woestijn.
 Normaal valt er ongeveer vijfhonderd millimeter regen per jaar, maar in de afgelopen jaren zijn de regens nagenoeg weggebleven en in de periode tussen 1968 en 1976 is er helemaal geen druppel gevallen. De gevolgen waren schrikbarend.
De toch al niet in overvloed aanwezige begroeiing verdween helemaal en er bleef slechts een zandvlakte over. Het vee, meestal het enige bezit van de bewoners, vond bij duizenden de dood. Ook vielen er onder de bewoners van de Sahel vele slachtoffers, doordat hun grootste bron van inkomen, hun grote kuddes, wegviel. Het aantal mensen dat gedurende de ergste periode van droogte is omgekomen wordt geschat op 300.000!

     
Yankari vrouw.....

De mensen die achter bleven moesten iedere dag weer een hard gevecht leveren om te kunnen overleven. Nomaden die gewend waren om met hun grote kudden door de savanne te trekken moesten, nu al hun vee omgekomen was, omschakelen op een boerenbedrijf. Zonder de hulp van moderne middelen, probeerden ze met hun gebrekkige kennis van het telen van gewassen, producten uit de grond te trekken. Kleine stukjes grond werden voor beplanting geschikt gemaakt, door de schamele begroeiing weg te kappen. Binnen korte tijd werd de bodem van dit kleine stukje grond volledig uitgeput.
Hierna zochten de boeren weer een ander stukje grond op, kapten alle begroeiing weer weg om dit na enige tijd weer achter te laten, op zoek naar een volgend stukje grond. De oude akkers veranderden al snel tot rotsplaten, omdat de wind er vrij spel op had en alle aarde wegblies. Kale rots was het enige wat overbleef. Hier was natuurlijk helemaal niets meer mee te doen. Weer was er een stukje aan de steeds groter wordende woestijn toegevoegd.
Dit verdwijnen van vruchtbare grond geldt niet alleen voor de Sahel. Ook in andere delen van de wereld doet zich dit proces voor. Het had anno 1981 zo'n schrikbarende omvang aangenomen, dat verschillende internationale organisaties zich er mee gaan bemoeien, om de verwoestijning tegen te gaan. Het is eigenlijk al te laat.
We merkten uit het gesprek hoe moeilijk het was om ontwikkelingswerk te doen in de Sahel.
 Eeuwenoude tradities moeten bijna helemaal verdwijnen, om een zo goed mogelijk resultaat uit de grond te krijgen. "Westerse" inzichten, hoe goed ook bedoeld en hoe productief ze ook waren, werden slechts met veel pijn en moeite aangenomen. Er gaan soms jaren overheen, voordat een bepaald project enige vruchten begint af te werpen. Zeer langzaam gaan de mensen in de Sahel beseffen, dat ze met de rug tegen de muur staan. Er moeten steeds meer monden gevoed word en maar er is te weinig grond over, om zaken op te verbouwen, om deze monden te voeden. De bevolking moet wel af van de traditionele gebruiken.
Hanny en ik merkten dan ook, dat de uittocht van de mensen uit de Sahel erg groot is. Met honderden trekken de bewoners naar de grote steden, of meer naar het vruchtbare zuiden, richting rivier de Niger. De grote mensenmassa die naar de grote steden trekken, veroorzaken daar weer grote problemen.
De steden zoals Niamey, Agadez en Zinder in Niger, Bobo-Diolasso en Ouagadougou in Opper-Volta, Bamako in Mali en Tambacounda, Kaolac en  Dakar in Senegal zijn nu overspoeld met deze "Sahel mensen".
Zij kunnen in deze steden geen werk vinden en leven in de zogenaamde "villages des bidons", de oliedrum steden. De sloppenwijken van de grote steden.
Hun inkomen halen ze grotendeels uit bedelarij en criminaliteit. Zo zijn deze mensen tot tweederangs burgers gedegradeerd, terwijl velen vroeger trotse bezitters waren van grote kuddes. In de grote steden hebben vrij veel "Sahel mensen" werk gevonden als zogenaamde "gardiens". Dit zijn een soort bewakers die op de huizen van mensen passen. Doordat er echter één man slechts als bewaker is aangesteld en deze man een heel gezin moet onderhouden, is het in-komen van deze man lang niet voldoende en moet hij wel gaan stelen om in leven te blijven.
Een "gardien" is dus ook niet te vertrouwen. Neemt men echter geen "gardien", dan kan men er zeker van zijn dat er een keer bij je wordt ingebroken. Daar zorgen de andere "gardiens" uit de buurt wel voor. Zo wordt de bewoner van een huis wel verplicht om een "gardien" in dienst te nemen. De bewoners van de Sahel komen nog steeds erg goed voor elkaar op. Het nemen van een bewaker voor je huis, wordt nu ook gezien als een "soort sociaal systeem" en is in West-Afrika een algemeen gebruik geworden.
Voor de grote droogte in de Sahel was het gebied nog redelijk te bewonen. Nu zagen Hanny en ik in, waarom grote gedeelten helemaal leeg waren. Op afstanden van 300 kilometer zagen we geen enkel levend wezen. Op het traject tussen Arlit en Agadez zagen we hele dorpen die er verlaten bij lagen. De dorpen waren overgelaten aan de winden en zand uit de woestijn.
Nu is er in de laatste jaren wel weer iets regen gevallen, dus de mensen komen heel langzaam weer terug naar het Sahel gebied. De schrik van de grote droogte zit er echter nog goed in. Het proces van terugkeer loopt dus heel langzaam.
De  regeringen van de Sahellanden zitten nog steeds met hun handen in het haar en weten geen oplossing meer.
Ze hebben dan ook enkele jaren geleden bij internationale hulporganisaties aangeklopt om hulpverlening. Er zijn enkele projecten van start gegaan en de eerste resultaten worden nu zo langzamerhand merkbaar. Wat binnen een paar jaar door de grote droogte is vernield, zal pas over een jaar of twintig weer hersteld zijn, of misschien duurt het nog langer. De strijd in de Sahel duurt steeds voort, maar heel langzaam is er verbetering in te zien.
Zo rijdend door het Sahel gebied zagen Hanny en ik kinderen met enorme buiken, van de eenzijdige voeding. Hier heerst ellende, hier heerst honger. Vooral in Niger, het is een van de armste landen van de wereld. We wilden naar Zinder in Zuid-Niger. Hier zou één maal per week een speciale markt gehouden worden. De piste van Agadez naar Zinder zou bijzonder slecht zijn, dus besloten we een omweg via Maradi te maken. Een omweg van ruim 500 kilometer, maar wel over een uitstekende asfaltweg.
 Op het kampement in Maradi kwam een oude Touareg man op ons toegelopen. Uit het verhaal dat deze "blauwe man" ons vertelde bleek, dat hij vroeger rijk was geweest. Door de droogte was zijn hele veestapel omgekomen van de dorst. Ook hadden enkele van zijn familieleden de Sahelramp niet overleefd. Hij moest nu zijn zwaard verkopen, want hij had geen geld meer om eten te kopen. Hij haalde zijn bijzonder mooie Touareg zwaard voor de dag. We voelden, dat we dit keer niet te maken hadden met een man die er op uit was om toeristen te belazeren.
Een man die zijn enige trots -zijn wapen- verkoopt, moet wel ten einde raad zijn. Zou het geld van zijn zwaard op zijn, dan kon de man alleen nog maar de woestijn in lopen en sterven. De Sahara neemt....
Ik wist dat hij het zwaard vast wel aan een andere reiziger kon verkopen, maar ik kon het niet over mijn hart verkrijgen om deze man zijn enige trots af te kopen. Gebukt liep de oude man het kampement af.
Met veel moeite vonden wij in Zinder een "stek" bij de missiepost. De pater gaf ons met tegenzin toestemming en we moesten eerst toestemming van de politie hebben of wij bij de missiepost mochten gaan staan. Bij de politie vond men het maar raar dat wij eerst aan hen toestemming moesten vragen. De pater was toch de baas daar op die missiepost, wat hadden zij er over te vertellen? Dat begrepen wij ook niet, maar we vroegen toch vriendelijk of zij ons nu toestemming wilden geven. Dat gaven ze zonder problemen. De markt in Zinder was een bijzondere belevenis. Al vroeg in de ochtend kwamen kamelen karavanen hun goe-deren naar de markt brengen. Van heinde en verre kwamen de mensen naar de markt hun inkopen doen. Een bonte mengeling van kleurrijk geklede vrouwen en mannen.

Niet verder

De volgende dag reden we richting het Tsjaad meer in het oosten van Niger. Hier wilden we de grens van Ni-geria oversteken hoog stond en verder doorgaan geen zin had.
We vertelden de politieman, dat we het wel zouden be-kijken en we hobbelden verder over de slechte wasbordpiste.
Onderweg kregen we op, om daarvandaan via de kortste weg naar Kameroen te komen. Bij een controlepost nabij het plaatsje Goura vertelde men ons, dat de rivier die we over moesten om Nigeria binnen te komen, te een zanderig stuk nog een lekke band. Dit merkten we te laat op en de band was binnen de kortste keren helemaal aan flarden gereden. Nu hadden we nog maar twee "reservewielen" over.
Bij de grenspost in Maine Soroa kon men niets over de stand van het water in de rivier zeggen. Wel vertelde men ons. dat het erg moeilijk was om bij de rivier te komen. De piste was door de diepe sporen niet meer te berijden en naast de piste was het terrein erg zanderig. Nu, we zouden wel zien, we hadden de Sahara overleefd. dus dat stukje zou er ook nog wel bij kunnen. Daadwerkelijk was het stuk naar de rivier erg zanderig en we kwamen dan ook herhaaldelijk vast te zitten. We hadden nu echter niet zo'n hoeveelheid benzine en water bij ons dus de bus was stukken lichter. Ook hadden we nu zoveel ervaring gekregen met het werken met de zandplaten, dat we elke keer zonder problemen weer los kwamen. We hadden de bandenspanning wel teruggebracht op bijna een atmosfeer en met een spoor van een tractor. ploegde onze "Gandalf" door het zand.
Na even zoeken vonden we de plaats waar we de rivier zouden moeten oversteken.
Daadwerkelijk stroomde er erg veel water door de rivier. Ik trok mijn broek uit en liep door de rivier om de doorwadingsplaats te verkennen. Het bleek dat het water op sommige plekken ruim één meter hoog stond. Gandalf kon veel, maar zwemmen niet. Aan de overkant zagen we de grenspost van Nigeria. Wat een teleurstelling. In ons boek "Durch Afrika" stond, dat deze doorwadingsplaats een mooi alternatief was in de regentijd! We zaten nu midden in de droge tijd, dus wij hadden gedacht dat we er nu wel helemaal zonder problemen zouden doorkomen. Je kunt dus niet altijd vertrouwen op de boeken.
Snel keerden we weer, om te zorgen dat we voor donker weer terug zouden zijn bij de grenspost van Niger. We scheurden over het steppeachtige terrein, een prachtige rit. Wel bleven we weer enkele keren in het zand steken, maar dat mocht ook nu de pret niet drukken. Bij de grenspost aangekomen, vertelde men ons dat het hun erg speet. Men kon ons ook niet vertellen hoe lang het zou duren, voordat het water zou gaan zakken. Zonder problemen werden we weer in Niger gestempeld en gaf men ons toestemming om bij de post de nacht door te brengen. Zelfs mochten we de volgende ochtend filmopnames maken van de opkomende zon over de Sahel. En dat bij een grenspost!
Vierhonderd kilometer over het rottigste wasbord hadden we moeten rijden, om tot de ontdekking te komen, dat we de rivier niet over konden! Mooi shit.

We reden weer terug naar Zinder, waar we weer toestem-ming vroegen bij de missiepost, om daar enkele nachten door te brengen. De pater keek wel raar op, toen we weer bij hem "op de stoep" stonden. Hij had nu echter wel door, dat wij geen problemen zouden, veroorzaken en nu gaf hij zonder moeilijk te doen toestemming.

Poep op de stoep

Van Zinder reden we naar Kano, de eerste grote plaats in Nigeria. Bij de grens hadden we problemen om Nigeria in te komen. Het werd mij duidelijk gemaakt, dat het carnet van de auto niet geldig was voor Nigeria. Ik bekeek dit grensformulier en daadwerkelijk van het land Nigeria niet met name genoemd op het document. We moesten nu iemand tot Kaduna, de hoofdstad van het district meenemen, omdat daar de auto ingeklaard kon worden.
Ik maakte het de douaniers duidelijk, dat ik niet van plan was om iemand helemaal mee te nemen naar Kaduna. We moesten naar Kano, ook een grote plaats met vast wel een immigratie- en douanedienst. Via Kaduna rijden was een omweg van ruim vierhonderd kilometer en we hadden de afgelopen week al genoeg omgereden. Daarbij kwam ook nog, dat ik voor ons "escorte" ook de terugreis moest betalen en het eten plus nog eens twee overnachtingen in een hotel. Al met al zou die hele grap ons ruim vijfhonderd gulden gaan kosten. Geen haar op mijn hoofd dat ik daar over piekerde. Ik vond het grote onzin en maakte dat de "heren" ook duidelijk. Ik had veel geld voor het carnet moeten betalen en dat de ANWB zo stom was geweest Nigeria vergeten te vermelden op het carnet was mijn fout niet. De ruzie tussen ons en de douanemensen liep zo hoog op, dat het uit de hand dreigde te lopen. Hanny begon van kwaadheid bijna te huilen. Ik telde toen nog maar even tot tien en heel rustig vertelde ik de douanemensen dat we nu helemaal niet meer de behoefte hadden om Nigeria te bezoeken. Ze konden van ons het hele land in hun "ass sticken". Ik pakte de paspoorten en andere papieren en liep naar de emigratie-officier. Ik verzocht hem ons weer uit te stempelen.
Dat hadden ze nog nooit meegemaakt.
"Ttja, maar u kunt nu Nigeria niet meer in, omdat het visum maar voor één binnenkomst geldig is", vertelde men mij. "U moet dan naar Niamey (de hoofdstad van Niger) om een nieuw visum te halen en dat is een omweg van ruim duizend kilometer."
 Ik vertelde hem met een kleine stemverheffing, dat een land dat ons verdacht van illegale praktijken door de auto illegaal te verkopen, ons gestolen kon worden. Wij waren eerlijke wereldreizigers en wij wensten niet op een onbeschofte manier behandeld te worden. Wij wensten ons niet neer te leggen bij allerlei belachelijke regeltjes en daarbij nog eens een douaneman een gratis reis naar Kaduna te bezorgen en daarbij nog eens een flinke som geld te verdienen. Deze opmerkingen schoten de douaneman ook helemaal in het verkeerde keelgat en de ruzie liep weer hoog op. Eindelijk was de baas van het hele zootje wakker geworden en uit zijn luie stoel gekomen. Een dikke "nikker" kwam tenminste uit een kantoor zetten en vragen wat dat lawaai allemaal betekende en wat er aan de hand was.
Snel werd ons probleem aan hem uitgelegd. Hij vroeg mij of hij de auto even kon zien. Dat vond ik natuurlijk geen enkel bezwaar en toonde hem onze "Gandalf". Na de auto bekeken te hebben, vertelde hij mij, dat ik deze auto toch nooit zou kunnen verkopen in Nigeria. Ik zei hem, dat ik onze trouwe vierwieler niet eens wilde verkopen, voor geen geld in de wereld.
Hij gaf nu opdracht om onze auto in te klaren en het carnet af te stempelen.
De baas had nu toestemming gegeven en het was nu zijn verantwoording. Als een blad in de wind, draaiden de douaniers om. Ze waren nu bijzonder vriendelijk en hielpen ons met alles. Wel hadden we, toen we ontdekten dat er weer een valutadeklaratie formulier ingevuld moest worden, snel wat dollars verstopt. Die konden we tenminste op de "zwarte markt" omwisselen. Nog natrillend van alle emoties, reden we richting Kano, de tweede stad in Nigeria.

Nigeria zat mij helemaal niet lekker. We hadden vrij vaak rare verhalen gehoord over het land. Politiemensen die tot op de naad toe corrupt waren en legerpersoneel die het ook niet zo nauw namen. Wij hadden echter nergens last van. Bij road blocks werden we altijd keurig behandeld. Wel zagen we geregeld taxichauffeurs geld aan de militairen geven. Beter een paar gulden betalen, dan aan een strengen controle onderworpen te worden. Voor de taxichauffeurs betekent tijd geld.
Op de camping in Kano aangekomen ontmoetten we andere Afrikareizigers.
We kwamen daar in gesprek met een ontwikkelingswerken uit Duitsland. Hij zat al drie jaar in Zaïre en werkte daar aan een ontwikkelingsproject wat tot doel had de verbindingswegen tussen de diverse Afrikaanse landen te verbeteren. Hij was er van overtuigd, dat de beste ontwikkelingshulp voor Afrika was, verbetering van de wegen, zodat het transport ook verbeterd kon worden. dus de handel tussen de landen onderling vergroot kon worden.
Nu Hadden Hanny en ik onderweg al vrij vaak, enorme wegenaanleg projecten gezien, maar uit het gesprek dat we met deze ontwikkelingswerken hadden, bleek pas hoe groot de ontwikkelingsprojecten in omvang waren. Hij vertelde ons, dat over een jaar of twintig de kamelen in dierentuinen opgeborgen kunnen worden. Hoogstens de toeristen zullen er nog voor betalen om ze te mogen zien. Ze brengen geen geld meer op door goederen door de woestijn te vervoeren. Via de meer dan drieduizend jaar oude karavaanweg van Algiers naar Lagos, in het zuiden van Nigeria, zullen over minder dan tien jaar vrachtwagens ronken.
Twintig keer zo snel en vijftig keer zo zwaar beladen. Een Afrikaanse snelweg, de Transsahara "vreet" zich met een snelheid van één kilometer per dag steeds dieper Afrika in. De woestijn is al overwonnen: het traject Algiers-Tammanrasset is al klaar dus een kwart van de meer dan achtduizend kilometer lange weg is al klaar. De startmoeilijkheden zijn overwonnen en men heeft van de fouten die in het begin bij de aanleg zijn gemaakt, erg veel geleerd. Hanny en ik hebben de gevolgen van deze startfouten gezien. Gatenkaaswegen.
De weg van Algiers naar Lagos is nog maar één van de negen geplande Afrika-wegen.
 De andere bestaan nog maar op de tekenborden van de verkeersdeskundigen. Wegen zijn er niet veel in Afrika. De wegen die er zijn, zijn nauwelijks meer dan -karrensporen. Ongeveer een tiende deel is het hele jaar te berijden en dan nog alleen maar in de droge tijd. In het Afrikaanse binnenland is het domein van jeeps en vrachtwagens en andere aangepaste voertuigen. Als de regens beginnen te vallen, veranderd negen van de tien wegen in modderpoelen. Alle verkeer ligt dan stil. Met het vervoer houdt de handel op en met de handel de vooruitgang. De ontwikkeling houd op tot het einde van de regentijd.
Verbindingswegen tussen de 54 Afrikaanse staten zijn er bijna niet. Als alle staten één grensverbinding met een buurland zou hebben, zouden er 93 grensovergangposten zijn. Er zijn er op dit ogenblik 31 die het gehele jaar open zijn; 33 anderen zijn alleen in de droge tijd open. De overige zijn open afhankelijk van de politieke situaties in een land.
Handel tussen de verschillende Afrikaanse landen is er dan ook bijna niet. De handel van Afrika gaat hoofdzakelijk naar het westen.
De oorzaken zijn, zoals gewoonlijk in Afrika, terug te vinden in de koloniale tijd. Alle Afrikaanse wegen die uit die tijd stammen, lopen van de kust naar het binnenland en evenwijdig aan elkaar. De wegen lopen van rijke gebieden, waar veel te halen valt, naar de dichtstbijzijnde havenplaats. In verbindingen met andere mogendheden was men niet geïnteresseerd. Integendeel: de verschillende landen waren elkaars concurrenten,
Kontakten tussen Engels-, Frans- en Portugeessprekende landen waren er dan ook niet. Zelfs na de onaf-hankelijkheid kwamen de kontakten slechts zeer moeilijk en traag op gang.
Als de president van Nigeria zijn collega in het buurland Kameroen wilde bellen, verstonden ze elkaar niet alleen niet, maar de verbinding moest worden gelegd via Londen en Parijs.
In de loop van de jaren zestig ontdekten de Afrikaanse landen, dat ze sterker zouden staan bij meer samenwerking. Wegen naar elkaar waren daarbij een eerste vereiste.
Er werd een onderzoek ingesteld naar de mogelijkheden van diverse Trans-Afrika wegen, naar model van de Europese E-weg. Daarmee zou het Afrikaanse binnenland, dat rijk is aan allerlei grondstoffen, ontsloten kunnen worden. De snelgroeiende hoofdsteden zouden meer achterland krijgen, die hen dan beter van voedsel kon voorzien. Verschillend denkende stammen in de staten zouden beter tot één natie gesmeed kunnen worden en de verschillende naties tot één Afrika. Het grootste probleem bleef de financiering van het plan. De rijke landen en banken durfden de financiering niet aan, vanwege de politieke instabiliteit in Afrika. Er zijn in het hartje van Afrika hele trajecten. waar de verkeersintensiteit, zoals het met een mooi woord heet, precies één vrachtwagen per etmaal is!
In 1972 kwam er een plan voor een internationale Afrikaanse weg: de Transafrika van Lagos, de hoofdstad van Nigeria aan de westkust, naar Mombassa. Kenia's havenstad aan de oostkust van Afrika. 2800 kilometer van de route is er al, vooral aan beide kusten, maar in het midden ligt een gat van 3300 kilometer. in Zaïre en het Keizerrijk, met zandwegen.
Geplande kosten ruim één miljard gulden. Elf landen in de buurt hebben om aansluiting gevraagd: de totale lengte is meer dan elf duizend kilometer lang en de kosten ruim twee miljard gulden.
De Transsahara van Algiers naar Lagos en Bamako; de Trans-Afrika II van Dakar in Senegal dwars door de Sahellanden naar de hoofdstad van Tsjaad, Ndjamena (4633 kilometer lang) en de verbindingsweg van Caïro naar Gabarine in Botswana (9190 kilometer) en zo zijn er nog enkele wegen. In totaal zijn er vijf van deze enorme verbindingstrajecten gepland. De totale kosten worden geraamd op ruim vijf miljard gulden.
Verschillende van deze trajecten liggen er reeds. deels in bitumen, gravel of zand. Het voordeel van wegenaanleg boven spoor is, dat zo'n Trans-Afrika in fasen kan worden aangelegd en meteen kan worden gebruikt. Om die reden worden ook zoveel mogelijk bestaande trajecten gevolgd
 In hoeverre zullen de armste mensen, de boerenbevolking op het platte land, van deze wegen kunnen profiteren? Soortgelijke ontwikkelingen in Latijns-Amerika hebben aangetoond, dat niet de armste boeren de voordeeltrekkers zijn, maar heel vaak een hele kleine groep toch al bevoordeelde handelaars. die vracht-auto's hebben. Ook in Afrika is deze groep heel actief. Ze heten er heel toepasselijk "Wabenzie's", de stam van de Mercedes (Benz-)-rijders.
Nog meer bedreigend is een andere groep en ook daar-van zijn er trieste voorbeelden in Latijns-Amerika. De grote Transamazoneweg, dwars door het oerwoud van Brazilië, heeft niet bepaald de ontwikkeling gebracht voor de daar wonende Indianen en rubbertappers. Integendeel, grote westerse ondernemingen hebben zich als gieren op het opengelegde oerwoud gestort, om er te halen wat er te halen valt.
Wat zal er van de cultuur van de Afrikaanse volken en stammen overblijven? In hoeverre zullen de kleine dorpjes profiteren? Zal het tragische proces van verstedelijking en ontvolking van het platteland er alleen maar door worden versneld?
Wegen zijn de slagaders van ontwikkeling. De ontwikkelingswerker waarmee wij spraken was hier van overtuigd en hij zette zich dan ook voor de volle honderd procent in, om zo snel mogelijk in het gedeelte waar hij werkzaam was, de nu nog uit pistes bestaande verbindingen, te verbeteren. Niet door er direct een laag asfalt overheen te gooien, daar was nog geen geld voor. Hij wilde beginnen met een onderhoudsschema, zodat de pistes het gehele jaar door te gebruiken wa-ren. Door op verschillende plaatsen duikers aan te leggen wist hij te voorkomen, dat in de regentijd dat ge-deelte van de weg weg zou spoelen en voor lange tijd onbruikbaar te worden.
Het werd Hanny en mij nu duidelijk, dat ontwikkelingshulp op het medische vlak en door scholing van kinderen ook erg belangrijk is, maar Afrika zal zich pas ten volle kunnen ontwikkelen, wanneer de verbindingen tussen de Afrikaanse volken onderling realiteit zijn geworden.

"Bad, crazy and stupid people"

Uit andere gesprekken die we hadden met Afrika reizigers, werd het ons duidelijk, dat wij in Nigeria toch wel erg op moesten passen. Vooral de kuststreek van het land zou erg gevaarlijk zijn. De hoofdstad Lagos zou de gevaarlijkste stad van de wereld zijn en nu moeten Hanny en ik ook zeggen, dat we heel wat verhalen van en over Lagos hebben gehoord en dat van mensen die er gewoond hadden, maar dat er niet één positief verhaal tussen was. Overvallen op klaarlichte dag en lijken van mensen die langs de openbare weg liggen weg te rotten. In Lagos heerste de wet van de jungle, het recht van de sterkste. Van geen enkele stad in de hebben we zoveel slechte verhalen gehoord als van Lagos en we besloten dan ook maar zo ver mogelijk van de kuststreek af te blijven.
We deden goede zaken op de "zwarte markt" van Kano. Via een tussenpersoon wisselden we ons gesmokkelde geld tegen een uitstekende koers en kochten nieuwe banden op de zwarte markt.
Niets in Nigeria gaat via de normale handels Alle zaken worden via de zwarte markt verhandeld. Corrupte importdouane, corrupte controleurs. Slechts 25 procent van de geïmporteerd goederen bereikt de detailhandel. De test wordt via via, met behulp van steekpenningen op de zwarte markt gebracht.
Toen wij in Kano waren, bleken er slechts drie benzinepompen benzine te kunnen leveren. De overige benzinepompen zaten zonder. Dat in een olie exporterend land!
Op de zwarte markt was er gelukkig benzine in overvloed en nog goedkoper ook.
 De Michelinimporteur in Kano had nog maar enkele banden in voorraad en niet de maat die ik nodig had. Via een tussenpersoon vond ik een andere handelaar in banden. Hij had een heel magazijn vol gloednieuwe Michelin banden en ik kon kiezen welke ik wilde hebben en nog in mijn maat!
Kano is een smerige stad. De mensen poepen en pissen waar het hun uitkomt. Midden op straat zagen we een man door de knieën zakken. Even later stond hij weer op en liet een grote hoop achter op het trottoir. Zo'n lange jurk heeft toch wel voordelen!
Buiten het mooie paleis van de Emir van Kano, was er in die stad niets te zien.
Zo snel mogelijk verlieten we dan ook deze stad. We reden richting Kameroen. We wilden de Kerst in het natuurpark van Koalé in noord-Kameroen doorbrengen. We probeerden eerst de grenspost bij Kerawa gelegen in het noord-oosten van Nigeria. De Nigeriaanse douanemensen waren bijzonder vriendelijk. Toen ze echter hoorden dat we geen visum voor Kameroen hadden, wilden ze ons niet uit laten reizen. "Eerst een visum voor Kameroen halen, dan stempelen we jullie wel uit werd ons werd ons medegedeeld.
Nu waren Hanny en ik overtuigd, dat Nederlanders geen visum voor Kameroen nodig hadden. De consul van dit land in Algiers had ons tenminste verteld, dat we een inreispapier aan de grens zouden kunnen kopen. Ook in ons boek stond, dat Nederlanders aan de grens een inreisvisum konden kopen.
Bij de grens van Kameroen aangekomen, bleek alles veranderd te zijn. Zonder visum kwamen wij het land niet in! Een visum was niet meer te koop aan de grens. De immigratiewet was net een maand geleden, helemaal veranderd.
We moesten nu naar Lagos om het visum op te halen. Iedere buitenlander had nu een visum nodig. We werden kwaad, we smeekten de man, Hanny liet een paar tranen zien, ik schold hem drie maal de wereld rond en uiteindelijk gingen wij van één onzer principes af: ik bood hem vijftig gulden voor een visum! Niets hielp, wij kwamen Kameroen niet binnen. Ik verhoogde mijn bod tot honderd gulden, maar de douanier was niet corrupt. Nu wil je eens een douaneman omkopen en nu lukt het niet....
Eénmaal terug bij de grenspost van Nigeria, vertelde de commandant ons, dat ze echt iedereen zonder een visum weigerden. Twee weken voor ons, hadden ze een Nederlands stel op een fiets de toegang tot Kameroen geweigerd, omdat ze geen visum in hun paspoorten hadden!
"Those people ars bad, crazy and stupid." Wij waren het helemaal met de commandant eens. Hij raadde ons aan om het in Bumi, een grensplaats honderd kilometer zuidelijker, nog eens te proberen, maar hij gaf ons daar ook weinig kans. Ook hier wilde de Nigeriaanse douaneman ons niet eerder uitschrijven voordat wij een visum voor Kameroen in ons paspoort hadden. Met een angstig gevoel gingen wij naar de grenspost van Kameroen. Helaas, we konden hoog of laag springen, maar we kwamen het land niet in. Je had een visum nodig en dat kon alleen op een consulaat of ambassade gehaald worden.
De "kick" om ergens heen te gaan, alleen om er geweest te zijn, was bij Hanny en mij allang verdwenen. Gaat iets niet, dan gaat het niet, jammer dan leuk geprobeerd. Niets forceren met illegaal de grens over te gaan. Kameroen, Zaïre. Centraal Afrikaanse Republiek en Gabon, misschien bij een volgende reis. Ik maakte die douaneman nog wel even duidelijk, dat hij dankzij de gelden die de landen uit Europa hadden ge-geven nu in zo'n mooi pakje aan de grens, heel belangrijk kon wezen. Dat hij het aan ons te danken had, dat zijn land tenminste iets ontwikkeld werd. Dat hij dankzij ons, niet meer met zijn blote kont, gewapend met speer, pijl en boog achter tijgers aan zat te hollen en meer van dat "gelul".
Dat viel bij hem helemaal niet in goede aarde en plotseling werd hij bijzonder kwaad.
Duidelijk liet ik hem merken, dat ik van zijn gebrul helemaal niet onder de indruk kwam en dat hij niet meer als een stuk stront voor mij betekende. Ik maakte hem nog uit voor een "aangeklede aap en maakte toen maar snel dat ik weg kwam. Geen kerst in een natuurpark in Noord-Kameroen. Geen kerst temidden van olifanten en giraffen. Het werd kerst temidden van benzinestank bij een benzinestation in een klein plaatsje in Nigeria.
We ontvouwden de twee papieren kerstklokken en haalden ons kleine plastic kerstboompje uit de doos en zette dit op de tafel in "Gandalf". Kerstfeest van een globetrotter. op zo'n moment voel je je wel erg ver van huis.
Als kerstmaal hadden we groentesoep van gedroogde groenten, oud brood met makreel uit blik en tomaten ketchup, en instant pudding met hagelslag toe. Vrolijk kerstfeest.....

Echt Africa

Vanuit Biu reden we in één ruk door naar het Yankari Natuurpark, gelegen in Centraal-Nigeria. We hadden in onze boeken gelezen, dat dit park een oase van rust was en daar waren we aan toe: rust.

 
"Effe kijke oftie het goed doet......"
 

Wat we zagen wist onze verwachting nog te overtreffen. Een redelijk ingericht safarikamp met nog enkele reizigers en wat het belangrijkste was, een bron van de Wikki rivier. De directe omgeving van de bron was veranderd in een zwembad, gelegen in een decorachtige omgeving van tropische bomen en planten. Hierin zaten vogels met de mooiste kleuren en apen slingerden zich van de éne tak naar de andere. "Dit is het paradijs", dachten we bij ons zelf.
Het beviel ons zo goed in het park, dat we er bijna veertien dagen bleven. We maakten hier de jaarwisseling mee en genoten van de rust. We maakten twee safaritochten en zagen olifanten waterbuffels, nijlpaarden, krokodillen en vele andere dieren.
Dit was een deel van Afrika wat we tot dan alleen nog maar kenden van de t.v. en uit schoolboeken. Dit was Afrika op "Zijn echtst".
We hadden van een Duits stel een adres gekregen van een Canadees vrijwilligersechtpaar, dat in de buurt van Yelwa woonden. Yelwa is een kleine plaats aan de oever van de rivier de Niger in het westen van Nigeria. Er werd ons verzekerd dat wij bijzonder welkom waren bij dit echtpaar, omdat er in dat gebied bijna geen blanken kwamen!
Dit was koren op de molen van Hanny en mij: een plaats waar zelden blanken kwamen. daar moesten we heen. Over zeer slechte wegen en ons weer elke keer dood ergerend aan de rij manieren van de Nigeriaanse chauffeurs. kwamen we in Yelwa aan. Met open armen werden we door Ron en Jane ontvangen. Het bleek een ouder echtpaar te zijn, uit Vancouver Canada, die nu al twee jaar voor een ontwikkelingsproject, in Nigeria werkten. Het beviel hun niet zo erg, maar ze maakten er maar van wat er van te maken viel.
We moesten lang blijven en Ron zou ons de omgeving laten zien.
Met de oude Volkswagen van Ron verkenden we de verre omgeving van Yelwa en zo kwamen we in een dorp, behoren de tot de Canborystam.
We waren nog niet uit de auto gestapt of kleine kinderen liepen gillend voor ons weg, om van achter een boom onze bewegingen gade te slaan. Ron legde ons uit, dat wij de eerste "blanke man" waren die deze kinderen zagen!
De leden van de Canbory-stam hadden dan ook geen enkele angst voor de camera's en wij konden alles fotograferen en filmen. Vrouwen gekleed in alleen een mini rokje en trotse Canbory krijgers gewapend met pijl en boog en speren. We keken onze ogen uit. Dit was Afrika "op z'n echtst''. Dat zo iets anno 1982 nog bestond, hadden we niet verwacht tenminste niet in een land als Nigeria.
Wij wilden bij een medicijnman enkele amuletten kopen, maar deze verkocht ons niets. Hij maakte ons duidelijk dat wij er niet in geloofden en hij wilde dus niets aan ons verkopen.
De medicijnman heeft in Nigeria nog een grote macht. De "Voodoo" of "zwarte magie" leeft nog steeds in Afrika. Helpen de moderne geneesmiddelen niet, dan wordt er door de bevolking snel weer naar de medicijnman gegaan.
Wij hadden uit boeken die we bij Ron en Jane lazen, al kennis gemaakt met deze materie, maar dat het zo aan de oppervlakte lag en gemakkelijk te zien was, hadden we niet verwacht. De zwarte magie is duidelijk nog niet uit het oerwoud verdwenen, maar wordt beleefd niet ver van de asfaltweg verwijderd.
Onze eerste, kennismaking met de magie, hadden we eigenlijk al in Marokko. In kleine dorpen, ver van de toeristenstroom verwijderd, zagen we al medicijnmannen. Uitgedost met talismannen van schedels, benen en tanden, zaten zij bij de ingangen van kleine markten hun waren te verkopen. Tijm, knoflook en vele andere kruiden, vallen nog niet onder het woord magie. Deze zaken hebben een duidelijk genezende werking.
Wij zagen echter ook schedels en gedroogde huiden van kleine beesten, zoals ratten en konijnen en de beenderen van deze dieren. Deze attributen dienen om talismannen te maken. Opgehangen aan de deurpost van een huis dienen deze talismannen er voor, om de kwade geesten buiten de deur te houden.
Kettingen van amber kralen behoeden de mens voor allerlei ziekten en kleine vierkante leren stukjes huid van een dier of leren zakjes met kruiden er in welke gezegend zijn door de medicijnman, behoed een Touareg. de oorspronkelijke bewoner van de Sahara, voor onheil. Aan het begin van de Hoggar-piste door de Sahara reden wij óók drie maal rond de maraboet van de Moulai Hassan. Wij zagen toen ook Algerijnen die drie maal rond het graf scheurden, alvorens hun tocht voort te zetten. De zwarte magie, het "bijgeloof", het leeft in geheel Afrika en je ontkomt er niet aan, je gaat er in geloven. De geest van de Moulai Hassan is ons tenminste gunstig gezind geweest. De geest van onze "beschermheilige", St Michelin, had ons voor grote pech behoed. Ook wij hadden een mascotte poppetje in de auto hangen. Achter op de bumper van "Gandalf" hing een hoefijzer en er bungelde een oude schoen aan onze auto.
Aan de andere kant van de Saharagrens, in Zwart-Afrika, is de zwarte magie echter nog veel duidelijker te zien en speelt een nog grotere rol in het leven van de mensen.
De medicijnmannen die we op het marktje zagen, hadden duidelijk een belangrijke plaats in de samenleving. We zagen bij deze medicijnmannen ook wel enkele doosjes met aspirine liggen. Ook bij hen is de westerse wetenschap dus iets doorgedrongen.
 De keuze uit attributen is bij de medicijnman in Zwart-Afrika veel groter, dan bij zijn collega boven de Sahara. Toen Hanny en ik door het kleine Canbory dorpje liepen, zagen we voor bijna elke deur een soort fetisj staan. Dit is een talisman, samengesteld uit kruiden, schedels, beenderen en bladeren. Deze fetisj houdt alle kwade geesten en ziekten buiten de deur. Elk dorp of stam heeft in Afrika zijn eigen fetisj samenstelling. De slang, tijger, antiloop, olifant en nog vele andere dieren uit het oerwoud of savanne, speelt een hoofdrol bij het samenstellen van een fetisj. Een stam die een bepaald dier als fetisjdier heeft gekozen, zal dit dier dan ook nooit jagen of eten. Bepaalde dieren zijn echter nooit tot fetisjdier gekozen. Eén van deze dieren is bijvoorbeeld de hond. Bij vele stammen in West-Afrika wordt dan ook -hondenvlees gegeten. Hondenvlees geeft volgens hen ook helemaal geen kracht. Op de markten zagen wij dan ook geregeld hondenverkopers. Voor ruim tien gulden konden we een hond kopen, die nog voor ons geslacht werd ook. Nu zijn Hanny en ik wel vleesliefhebbers, maar aan hondenvlees hebben wij ons maar niet gewaagd. De beenderen en tanden van een hond worden nu wel weer voor talismankettingen gebruikt. De leden van de Canbory stam gebruiken de tanden van een hond voor het maken van sierraden. Ook worden ze door de onderlip gestoken en geven zo de status van de vrouw aan. De zwarte magie heeft veel te maken met de natuur. Elk vreemd en onverklaarbaar natuurverschijnsel doet de bewoners van het oerwoud iets.
In de dagen dat wij bij Ron en Jane waren, maakten wij een maansverduistering mee. Ron vertelde ons, dat deze maansverduistering wordt aan gegrepen voor allerlei rituele handelingen. Rituele handelingen die een blanke nooit te zien krijgt. Ron en Jane hadden het eens meegemaakt, toen zij op vakantie in het binnenland van Togo waren, dat zij werden aangehouden door een inboorlingen echtpaar. Zij hadden een zwaar ziek kind bij zich. In de veronderstelling, dat zij het kind zo snel mogelijk naar het dichtstbijzijnde hospitaal wilden hebben, namen  zij het echtpaar en het kind mee in de wagen. Aangekomen bij een klein dorp, bestaande uit enkele rieten hutten, moesten zij stoppen. Het inboorlingen echtpaar maakte duidelijk dat zij daar uit wilden. Ze hebben hen nog duidelijk proberen te maken, dat het dichtstbijzijnde hospitaal slechts dertig kilometer verder was, maar daar wilden de inboorlingen niets van weten. Het doodzieke kind moest naar de medicijnman om te genezen. Een westerse dokter die met onbekende spuiten en pillen bracht geen vertrouwen.
De medicijnman die ritueel volgens eeuwenoude traditie en manieren probeerde te genezen, had meer vertrouwen.
In de buurt van Yelwa zagen we ook herhaaldelijk bij grote bomen, kalebassen staan op een paal.
Deze kalebassen zijn gevuld met een bepaalde vloeistof. Wordt nu een persoon van een bepaalde stam verdacht van waanzinnigheid, dan moet hij van deze vloeistof drinken. Gaat hij nu wartaal uitslaan en gek doen, dan is hij echt waanzinnig en wordt direct tot een heilige verklaard. Waanzinnigen en gekken, staan namelijk dichter bij de goden! Hij heeft kontakten met de geesten en de voorvaderen en al zijn wandaden die hij eventueel gedaan heeft, worden hem vergeven. Hij is plotseling een belangrijk persoon in zijn stam geworden, .
Toch zal de westerse wetenschap hand over hand toenemen en de zwarte magie steeds verder in het oerwoud terug gedrongen worden.

De stamtekeningen en tatoeëringen op gezichten en lichamen van Afrikaan, die wij nu nog vaak zagen, zullen steeds meer verdwijnen.
Toch zal men in Afrika nog vaak terug keren naar de magie. Zo gebeurde het in Kano, dat een lichaam van een arts, door zijn stamgenoten uit de rouwkamer werd gehaald. Om eeuwige rust te vinden. moest de overledene bij zijn stamgenoten in het heilige bos begraven worden en niet op de begraafplaats van Kano.
De regeringen van diverse Afrikaanse landen proberen een eind te maken aan deze rituele begrafenissen, maar ondervinden veel weerstand bij de bevolking.
De bewaker van het huis van Ron en Jane vroeg ons op een gegeven moment, wat voor een betekenis ons Michelin poppetje op onze bus had. Ik maakte hem duidelijk, dat wij Michelin als onze beschermheilige hadden gemaakt en dat hij ons moest behoeden voor autopech.
Een westerling zou dit direct als een grap zien en als "bijgeloof" bestempelen. Deze man begreep het volkomen en vond de "westerse fetisj" een normale zaak. Ik heb hem maar niet verteld, dat wij op de bijna 90.000 kilometer die we al gereden hadden, al zestien lekke banden hadden gehad en twee banden helemaal aan flarden hadden gereden. Of zou het zijn, als we deze mascotte niet hadden gehad, dat we nog meer bandenpech zouden hebben gehad?
Wij westerlingen bestempelen de zwarte magie meestal als bijgeloof. Hanny en ik merkten duidelijk. dat dit een verkeerde benaming is. Er zijn nog steeds zoveel Afrikanen die zo sterk in fetisjisme, voodoo, djin-djan en magie geloven, dat er geen sprake is van een bijgeloof, maar van een geloof.
Medicijnmannen die door kruidengeneeskunde soms knappe staaltjes van genezing uithalen, dat het misschien de moeite loont om voor de westerse wetenschappers eens beter te kijken naar deze magie en geneeswijzen die de inboorlingen in Afrika de afgelopen eeuwen hebben ontwikkeld. Te veel en te snel slikt men in de "ontwikkelde" wereld pillen en andere chemische middelen, waar een medicijnman uit het oerwoud genezing haalt uit kruiden. Hij gebruikt houtskool, knoflook en kruidenthee bij maag en darmstoornissen en legt drukverbanden aan bij hoofdpijn. Bepaalde boomwortels kunnen malaria genezen. Zo zijn er nog vele dingen op te noemen die daadwerkelijk van nut zijn in onze westerse wereld. Ron en Jane waren er van overtuigd dat in geheel West-Afrika, de zwarte magie nog leeft.
Nu wij door het gesprek met Ron en Jane zo duidelijk op de feiten waren gedrukt en zij ons veel voorbeelden van de voodoo toonden, zagen wij ook steeds vaker dingen die sloegen op de zwarte magie.

Stokslagen

Ruim een week brachten wij bij Ron en Jane door. We moesten wel verder, want we hadden ongeveer nog twee maanden, voordat de regentijd zou beginnen. Door de regens zouden bepaalde gebieden die we nog wilden bezoeken niet meer te bereiken zijn.
We reden eerst naar Niamey, de hoofdstad van Niger, om daar de visa's voor Benin en Opper-Volta te regelen. Ook moesten we voor Benin een verzekering voor de auto afsluiten.
Bij de grens van Nigeria en Niger aangekomen, verwacht-ten we weer problemen met het carnet. Ik had inmiddels dit grensformulier voor de auto, aan klein beetje "aangepast" door de missende landen er op te typen. De officiële stempels van de ANWB misten echter nog. Gelukkig gaf dit geen enkel probleem.
Ook onze "aangepaste" valutadeklaratieformulier namen ze zonder problemen aan. Wel moesten we ons geld laten zien. Bij het zien van de Nederlandse bankbiljetten keken de douaniers wel raar op. Zulk leuk geld hadden ze nog nooit gezien. Eén van de douaniers vroeg ons of wij geld bij hem wilden wisselen, want hij "spaarde" namelijk vreemde bankbiljetten. Dat vonden wij geen enkel bezwaar" vooral toen bleek" dat hij geen notie had van de koers voor guldens en Cfa's, de munteenheid van bijna geheel West-Afrika. Wij namen nu een koers die bijzonder gunstig voor ons uit viel. We wisten namelijk zeker, dat hij onze guldens weer voor een goede koers zou omwisselen op de zwarte markt in Nigeria.
 Zonder problemen kregen wij later in Niamey, het visum voor Benin, maar dit bleek maar drie dagen geldig te zijn! We zouden in Coutenou, de hoofdstad van Benin een verlenging kunnen krijgen. Tussen Coutenou en de grens van Benin, lagen wel ruim 300 kilometer wasbordpiste van het ergste soort!
Dat zou een zorg voor later zijn. Aan de grens kregen we weer een hele partij stempels in ons paspoort. De inventarislijst, die we op aanraden van de ANWB hadden ingevuld, werd niet geaccepteerd, we moesten een andere invullen.
Nadat de hele papierkraam geregeld was, waren we in de "Volksrepubliek" Benin.
Het is een normale zaak in West-Afrika. dat je bij het binnenkomen van een grote stad je moet melden bij de politie. Je krijgt dan soms een "vue de passage" in je paspoort gezet, maar dat levert geen enkel probleem op. In Benin komt daar ook nog bij, dat je verplicht bent om je te melden in de plaats waar je overnacht. Hele formulieren worden er ingevuld, bureaucratie ten top gedreven.
Bij het tanken van benzine werden we nog eens flink benadeeld. Ik liet mijn tank volgooien met 25 liter en daarnaast nog eens een jerry-can met 20 liter. Ik zou voor 45 liter 650 C-fa's moeten betalen. Nu stond het allemaal zo mooi op de pompmeter, maar toen het op betalen aankwam moest ik plotseling voor 65 liter betalen. Ze hadden "per ongeluk" het bedrag verwisseld met het aantal liters.
Een fout toegeven ten opzichte van een blanke en wanneer daar dan ook nog eens een hele meute "zwarte broeders" bijstaan, dat doet een neger niet. We konden hoog of laag springen, we gingen naar de politie en haalden er een militair bij, we moesten betalen. Een "kameraad" benadeelde de zaak niet en uiteindelijk kwam het er op neer dat ík de zaak probeerde te benadelen. Als blanke ben je een verliezer in West-Afrika.
Met flink de pest er in begonnen we aan de piste naar Coutenou. Nog twee dagen hadden we officieel de tijd om de hoofdstad te bereiken, dus we probeerde de tweede manier van wasbord rijden. Met tachtig kilometer per uur er overheen. De auto raakt dan slechts de toppen van de ribbels en "vliegt" als het ware over de bobbels. Wanneer je op snelheid probeert te komen, lijkt het eerst alsof de auto uit elkaar rammelt, maar in de buurt van de tachtig verdwijnt het rammelen en je begint de hobbels niet meer te voelen. Je rijdt als het ware op ijs, want de "grip" op de weg is ook bijna verdwenen. Eén gat in de weg, of een verkeerde beweging van het stuur en je zit in de problemen. Met dit voor ogen, besloten we toch maar op zeker te spelen. Weer met twintig kilometer per uur hobbel voor hobbel nemen. Weer teruggekeerd naar de veilige "hobbelsnelheid" drong een penetrante olielucht tot ons door. Ik zette "Gandalf" aan de kant en bekeek de auto. De linker schokdemper voor, vond dat we het verder zelf maar moesten opknappen en verloor olie. Geen probleem, ik had toch twee reserve voorschokdempers bij me. Ik zette de auto op een pleintje in het volgende dorp en onder het toeziend oog van de plaatselijke jeugd. verwisselde ik de schokdemper. Nauwelijks weer terug op de piste hoorden we bij de kleinste hobbel een hevig gebonk van de linker voorkant komen. Bij nadere inspectie bleek de schokdemper te groot! Het was een achterschokdemper. Ruim 90.000 kilometer had ik dus vier achterschokdempers meegesleept. We reden terug naar Parakou om daar een andere schokdemper op de kop te tikken. Die was niet te vinden, dus besloten we met de kapotte demper verder te gaan. In Coutenou zouden we dan wel ergens een andere proberen te kopen, Nu wel heel voorzichtig, grote delen aan de linker kant van de piste rijdend, want daar was de berm nog een beetje zanderig met minder hobbels. Coutenou zouden we nu niet meer op tijd halen. maar nu hadden we een goed excuus.
Bij het vallen van de avond vroegen we bij een politie-post in een klein dorp langs de piste, of we daar de nacht door mochten brengen. Eerst stribbelden ze nog wat tegen. want officieel is het in Benin verboden "wild" te kamperen. Toen ik echter duidelijk had gemaakt dat we pech hadden en dat de papieren verder in orde waren. kregen we toestemming.
 Ik controleerde nog de schokdemper en liep de hele auto na op eventuele losgetrilde schroeven en bouten. Later op de avond hadden we leuke gesprekken met de plaatselijke jeugd. Plotseling kwamen er twee motoragenten aan scheuren. De hele groep jongeren verdween richting politiepost. Daar werden twee tafels voor de deur gezet met stoelen eromheen. Ik informeerde wat er gebeuren ging. "Rechtbank" riep iemand mij toe. Spiedend door het raampje van onze bus, volgden Hanny en ik de handelingen van de agenten. Ik had al gezien dat er in de "gevangenis" van de politiepost enkele lieden zaten.
De agenten namen plaats rond de tafel en de eerste gevangene werd voorgeleid. Er werd wat gesproken en gediscussieerd. Op een gegeven moment was het vonnis geveld. De gevangene moest over een stoel gaan staan. Eén van de agenten haalde een groot stuk hout voor de dag en begon daar mee op het achterwerk van de misdadiger te rammen. "Un. deux. trois, quatre, cing" en zo ging het door tot negen. Toen was het voorbij en de boef wist niet hoe snel hij weg moest komen.
De plaatselijke bevolking was met grote getale rond de tafel komen staan en bekeek dit alles met goedkeurende blikken. Gevangene nummer twee werd uit de nor gehaald en onderging dezelfde rechtspraak. Hij had blijkbaar een ernstiger vergrijp gedaan, want hij kreeg maar liefst negentien klappen op zijn achterwerk. Na acht klappen kon hij zich niet meer houden en kermde het uit van de pijn. Hoe harder de man gilde, des te meer lol de omstanders hadden. Aangemoedigd door dit succes. sloeg de agent er nog harder op los. Het wekelijkse verzetje in een klein dorp in Benin. We sliepen die nacht erg slecht. We zagen ons al helemaal borrelen in een grote kookpot om als menu voor de volgende dag te dienen.
Later is ons uitgelegd. dat het waarschijnlijk dieven waren geweest die daar berecht werden. Geld om boetes te betalen hebben ze niet, dus worden ze op zo'n manier gestraft.
Ons entreevisum voor Benin was twee dagen verlopen. toen we ons gingen melden bij de "secureté" in Coute-nou. Wonder boven wonder, maakte men helemaal geen problemen. De "kameraad" commies bij de "securete" was blijkbaar wel gewend. dat mensen te laat hun visum verlengden. Het visum verlengen duurde wel een week. Wij wilden namelijk niet de twintig gulden betalen, die er voor nodig waren, om het dezelfde dag nog voor elkaar te krijgen. Wij hadden de tijd en zo ging een kleine loonsvermeerdering de neus van de
commies voorbij.
Wij vonden het namelijk niet socialistisch en dat in de socialistische volksrepubliek Benin, dat de snelheid van een visum verlenging af hangt van het smeergeld dat je betaald. Zonder de steekpenningen moet het ook snel kunnen.

We wilden toch nog een deel van het zuiden van Benin bekijken en daarvoor gebruikten we die week. Overal zagen we de vergane glorie van vroeger, toen Benin nog een Franse kolonie was, onder de naam Dahomey. had het een betrekkelijke welvaart. De zwarten hadden een redelijk leven, maar waren natuurlijk niet vrij. Nu zijn ze onafhankelijk geworden en van de regen in de drup geraakt. De socialistisch-marxistische regering plundert het land misschien nog erger dan de Fransen het ooit gedaan hebben. Wel wordt er met behulp van de Chinezen in Coutenou een enorm stadion gebouwd, welke minsten acht miljoen gulden kost, maar een fatsoenlijke weg naar het noorden is er niet. We zagen ook in Benin weer duidelijk voorbeelden van de slechter worden van leefomstandigheden, nadat het land onafhankelijk is geworden. Twee weken bleven we in Benin en onze paspoorten werden dertien stempels rijker.
We hadden ervaren hoe het was om gediscrimineerd te worden. De blanke is in Zwart-Afrika bijna altijd de verliezer. Bij benzinestations moesten wachten tot de "zwarte broeder" geholpen was, al kwam hij veel later dan wij. In de winkels het zelfde liedje. Zodra een zwarte een uniform heeft gekregen, voelt hij zich God en Allah en handelt hier dan ook naar. Benin spande hierin wel de kroon. 

We reden verder Togo in. Hier vonden we bij Lomé, de hoofdstad van het land, een goede camping. Vooral veiligheid was nu erg belangrijk voor ons. In Ghana was net een staatsgreep gepleegd en Togo werd overstroomd door Ghanese vluchtelingen die niets hadden. Om in leven te blijven moesten de vluchtelingen wel gaan stelen.
De campingbaas had drie wachters in dienst genomen, om de zaak in de gaten te houden. Toch werden er van andere mensen herhaaldelijk nog dingen gestolen. Jerry-cans, handdoeken, tuinstoelen en gereedschap. Wanneer je je spullen niet goed in de gaten hield. kreeg het pootjes en was weg.
We kwamen helemaal bij op de camping van Lomé. Lekker zwemmen in de oceaan en genieten van de welverdiende rust. Vanuit Lomé vertrokken we weer naar het noorden van het land, om in Opper-Volta uit te komen.
Via niet al te beste wegen kwamen we in het noorden van Togo uit. De eerste tekenen van de regentijd kondigden zich al aan. Gelukkig waren het nog maar korte regenbuien, maar we wisten dat het binnen een maand anders zou kunnen zijn.
De pistes die we nu reden, hadden nog niet al te veel schade van de regen ondervonden.
Via de zuidkant van het Nationale Park "DU-WII"(dubble joe wé) reden we door het "Ta-Ta"-land naar Ouagadougou, de hoofdstad van Opper-Volta. We waren weer terug in één van de Sahel landen. Via de Nederlandse ambassade kregen we het adres van een Nederlands ingenieursbureau, waar we binnen de hekken van het terrein een veilige "stek" vonden.
We werden door de kanselier uitgenodigd voor een lunch bij hem thuis. We maakten kennis met zijn vrouw. We gingen aan een keurig gedekte tafel zitten en de vrouw des huizes pakte een belletje en rinkelde daar enkele keren mee. Een pikzwarte Afrikaan kwam uit de keuken zetten, gekleed in een wit marineofficierspak en begon ons te bedienen. Het kolonialisme is nog steeds niet uitgestorven in Afrika.
We gingen nog winkelend in Ouagadougou, het visum voor Ivoorkust en Mali; via de Nederlandse ambassade werd er geld over getelekst uit Nederland en ik bracht weer een bezoek aan een tandarts.
Het zat ons toch niet zo lekker in de stad. We voel-den een bepaalde spanning. Deels veroorzaakt ook door de recente machtsovername:in Ghana. Veel Ghanese vluchtelingen maakten de stad onveilig en herhaaldelijk zagen we dan ook arrestaties van Ghanezen die hadden geprobeerd iets te stelen. Verder was er in Ouagadougou ook niet veel te beleven. Een stoffige stad in de Sahel. We repareerden nog de ophanging van de versnellingsbak van onze "Gandalf". Onderweg op één van de pistes was deze blijkbaar onder de wagen weg gerammeld. Ook haalden we nog het visum voor Amerika en kregen dit zonder problemen binnen een dag!
Toen we helemaal klaar walen in de stad,  reden we ook door naar Bobo-Dioulasso, om vandaar verder te gaan naar Banfora, de grensplaats met Ivoorkust. Ghana sloegen we over, Te veel slechte verhalen hadden we nu gehoord over dit land. Nerveuze militairen maakte het reizen door het land erg moeilijk. De nieuwe machthebbers hadden een einde gemaakt aan de zwarte markt in het land en daarom zou Ghana een erg duur land voor ons worden. Jammer, maar je kunt ook niet alles hebben.
Bij de grens met Ivoorkust werden wij voor het eerst gecontroleerd naar onze inentingsbewijzen. Gelukkig hadden wij deze papieren goed in orde. Mensen die de gelekoorts spuit niet hadden, konden deze ter plekke "laten zetten". Ze werden verwezen naar een lemen hut, waar een douanier de spuit gaf. Ik heb de naalden niet gezien maar veel soeps zal het wel niet geweest zijn. Hygiëne en steriliteit zijn niet zo belangrijk. Een inenting tegen geelzucht met een oude spuit waar je bijna zeker geelzucht van krijgt!

 

Ontwikkelingshulp...

De piste tot Fergssedaugou was redelijk te berijden. Wel weer erg hard en hoog wasbord. Komt er dan nooit een einde aan deze wegen? Ze zijn op den duur moordend voor mens en materiaal en gaan erg op je zenuwen werken.
De omgeving maakte gelukkig veel goed. Via een prachtige weg door de oerwouden van Ivoorkust kwamen we begin april in Abidjan, de hoofdstad van Ivoorkust aan. De rit door het oosten van Ivoorkust was ons uitstekend bevallen en we vergaten dan ook snel, dat de pistes niet al te goed waren. We reden door echte "jungle" en de slaap "stekken"" vonden we altijd zonder al te grote problemen.
Als we geen toestemming kregen om bij een missiepost te mogen staan (ook dat is ons een paar keer overkomen) dan gingen we naar een politiepost of naar een hotel, waar altijd wel plek op de parkeerplaats was. Ook schoten we zomaar een willekeurige blanke aan met de vraag of hij misschien een veilig plek voor de nacht wist. De leukste kontakten hielden we hieraan over, want altijd werden we direct bij zo'n persoon thuis uitgenodigd. Wij sliepen in principe altijd in onze "Gandalf" maar kregen wel altijd een douche en een echte w.c. tot onze beschikking. Zaken die je erg gaat waarderen op een tocht door Afrika. Vooral in zo'n vochtig warm klimaat zoals die is aan de kust.
Abidjan is niet zo'n geweldige stad. Met veel moeite vonden we een "stek" op een parkeerterrein van een hotel ver van het centrum van de stad.
Nadat de Fransen uit Ivoorkust waren geschopt en het land onafhankelijk was geworden, bleek het steeds verder bergafwaarts te gaan met het land. Toen de nieuwe machthebbers dit uiteindelijk inzagen, haalden ze blanken weer terug naar Ivoorkust. Dit echter tot grote ontevredenheid van de bevolking. We merkten deze gang van zaken in bijna alle landen van West-Afrika. Onafhankelijk geworden, de blanken er uit geschopt en het land zat binnen de kortste keren in de problemen. Geef een net onafhankelijk geworden zwarte een uniform of een hoge positie en hij denkt dat hij alles mag en kan. Over het algemeen is hij nog te stom om voor de "duvel" te dansen. Zo'n persoon moet dan een land met de onafhankelijkheid helpen. Het is ons duidelijk geworden, dat dat onmogelijk is.
Geef de neger vrijheid en hij misbruikt het. Een ander ritme een andere cultuur. De neger is West-Afrika heeft nog steeds de zweep nodig. Wanneer er geen stok is, dan denkt hij over het algemeen alleen nog maar aan morgen. Wat daarna komt is onbelangrijk.
Ontwikkelingsgelden die helemaal verkeerd worden gebruikt en niet op de plaats van bestemming aankomen. De neger vindt alles prachtig, zij krijgen wel.
 Maar hoe groot was de schrik. toen ze merkten. dat de tijd van krijgen voorbij was. Ze moeten nu werken voor hun ontwikkeling en dat waren ze over het algemeen niet gewend. Nu bevordert het klimaat het harde werken ook niet. omdat het vrij vaak te heet is. Toch, met een beetje meer inzet van de bevolking, is er veel te bereiken in Afrika. Ook hiervan hebben we voorbeelden van gezien.
Als die inzet er echter niet is. en niet op een normale manier te bereiken is en de zweep niet helpt, dan houdt alles op. Dan moeten ze het maar bekijken en in hun sop gaar koken. Terug naar "af", naar de medicijnman en naar alle ziektes en houten ploegen. Terug naar de tijd die wij "westerlingen" met zoveel pijn en moeite hebben geprobeerd te veranderen. Er zijn natuurlijk grote fouten gemaakt bij ontwikkelingshulp en dat heeft het westen nu ook wel ingezien. Fouten zijn er echter om gemaakt te worden én om verbeterd te worden.
Ontwikkelingshulp is een goede zaak, maar de bevolking van het ontwikkelingsland moet dan wel meewerken voor de volle honderd procent.
Dat valt voor veel "zwarten" niet erg mee. Groot is dan ook de ontevredenheid. Een ontwikkelingsproject in Ivoorkust wat vele miljoenen guldens heeft gekost, liep zeer goed toen het nog helemaal onder begeleiding stond van ontwikkelingswerkers uit West-Europa. Na jarenlange harde arbeid, was er echt iets uit de dorre grond gekomen. Toen de ontwikkelingswerkers dachten, dat de plaatselijke bevolking het nu verder wel alleen af konden. trokken zij zich langzaam terug uit het project. Binnen drie jaar was het hele project veranderd in één grote puinhoop. Machines en reserve onderdelen lagen weg te rotten. Monteurs hadden onderdelen gestolen en deze voor veel geld op de zwarte markt verkocht. Zwarte managers voerden een wanbeleid, dit ter verrijking van zichzelf. Corruptie en dieverij, weg project, weg levenswerk van tientallen ontwikkelingswerkers; terug naar af.... Afrika is nog lang niet uit de problemen.
In elk land dat wij in West-Afrika bezochten. hoorden we van zulke gevallen. Het is zo jammer.

(NB 26-12-1999. Sommige van bovenstaande uitspraken kunnen als racistisch bestempeld worden. Zo zijn ze beslist niet bedoeld, maar gezien de tijdspanne en de periode van schrijven van dit dagboek, voelde ik dit zo. Nu denk ik er beslist genuanceerder over. )

Aangepaste groene kaart

We informeerden in Abidjan nog naar een bootverbinding naar Amerika. Bij diverse scheepsagenten verzekerde men ons, dat de overtocht voor "Gandalf" vanuit Senegal even duur zou zijn, als vanuit Abidjan. Wij besloten dan ook om vanuit Dakar, de hoofdstad van Senegal, naar Amerika over te steken.
Voor ons lag nu de weg naar Mali, een lange weg. Via de stad Man, waar we een hele echte lianebrug bekeken, reden we langs de westkant van Ivoorkust naar het noorden.

     
Ik op een hele echte lianenbrug... Ivoorkust.
     
Bij de plaats Odienne ging de asfaltweg over in wasbordpiste. De verbindingswegen tussen het ene land in West-Afrika en het andere worden niet onderhouden. In de droge tijd was deze piste nog wel te berijden, maar in de regentijd veranderd hij in gén grote modderbaan. De eerste regens hadden grote gedeelten van de piste tussen Odienne en de eerste stad in Mali in modderpoelen veranderd en we kwamen er dan ook met veel moeite overheen. We waren gelukkig nog net op tijd, Een paar weken later en we zouden een paar maanden vast hebben gezeten in Ivoorkust.
We reden direct door naar Bamako, de hoofdstad van Mali. Hier ontmoetten we Henk en Gerda, een Nederlands stel uit Nijmegen, die ook naar Senegal wilden. We besloten niet verder door Mali te gaan toeren en met Henk en Gerda richting Senegal te vertrekken. We gingen informeren hoe de toestand van de piste tussen Bamako en Tambacounda, de eerste stad in Sene-gal was. We kregen van verschillende kanten zulke slechte verhalen te horen over deze piste, dat we besloten de auto's op de trein te zetten. Het boek "Durch Afrikal" raadde ons dat ook aan. Hadden we echter geweten, wat het transport met de trein betekende, dan hadden we nog wel eens twee keer nagedacht, voordat we zouden hebben besloten om de trein te nemen. We hadden iemand in de arm genomen die voor een paar gulden de hele zaak voor ons zou regelen.
Voor twee voertuigen. moesten we een hele platformwagon huren. Dat bleek het goedkoopste te zijn. Wij zouden dan bij de auto's op dezelfde platformwagon meerijden en zo spaarden we dan weer wat geld uit. Nu konden we met een goederentrein mee. Eén keer per week vertrok zo'n goederentrein vanuit Bamako naar Dakar. Wel stukken langzamer dan dat wanneer onze platformwagon achter een personentrein gekoppeld werd, maar ook stukken goedkoper. We hadden de tijd en dat spaart veel geld uit.
Men vertelde ons ook, dat onze platformwagon met de auto's niet achter de personentrein kon, omdat deze te snel zou rijden. Wat dat betekende, daar kwamen we later achter.
De tijd dat we moesten wachten, brachten we door op een parkeerplaats bij een hotel mét zwembad. De dag dat het transport zou plaatsvinden waren we al vroeg op het station van Bamako aanwezig. Onze helper stond al op ons te wachten en gezamenlijk met hem gingen we alle kantoortjes af om de hele papierkraam te regelen en de hele zaak te betalen.
Een platformwagon werd voor een laadbrug gerangeerd en de auto's konden er op gereden worden,
Met in elkaar gedraaide stalen betondraad werden de voertuigen aan de platformwagen verankerd. Ik vroeg mij af of het nu wel nodig was om vingerdik staalkabel te gebruiken. Onze hulp verzekerde ons echter, dat een andere bevestiging afgekeurd zou worden. We lieten hem maar begaan, hij zou het wel het beste weten. Wel kostte ons deze hele grap weer vijftig piek aan materiaal kosten.
De trein zou om een uur of één vertrekken, maar we hadden al afgeleerd hier rekening mee te houden. Om een uur of negen die avond stonden we nog op het station. We waren al een paar keer heen en weer gerangeerd en zo langzamerhand werd de hele trein bij elkaar gevoegd. Een man kwam ons vertellen dat de vertrektijd hoogstwaarschijnlijk wel de volgende ochtend negen uur zou worden. Dat gaf niet, wij hadden het best naar ons zin op "onze" platformwagon. Heerlijk gezeten in onze tuinstoelen op onze wagon namen we het ervan. Een glas Pernod erbij, wat kon er ons nog gebeuren?
Om een uur of elf kwam een douaneman nog eens de papieren controleren. Eerst was Henk aan de beurt en tot onze grote schrik vroeg hij naar zijn verzekeringspapieren voor de auto. Hij had onderweg al een be-keuring van negentig gulden gehad, omdat hij toen nog geen verzekering voor Mali had. Snel heeft hij toen deze nog voor een paar dagen afgesloten, Hanny en ik hadden echter nog geen verzekering voor de auto en ik was bang, dat wij nu een boete van negentig gulden zouden moeten betalen. Net op het laatste moment in Mali nog een bekeuring!
Ik had enige tijd geleden één van mijn groene kaarten die ik had voor de auto al "bijgewerkte" met onze schrijfmachine en een heleboel landen van West-Afrika er bij geschreven. Dit had onderweg geen problemen opgeleverd. Deze douaneman had blijkbaar iets meer opleiding gehad dan de meeste politieagenten die tot dusver de papieren hadden gecontroleerd. Hij vertrouwde mijn "verzekeringspapier" helemaal niet. Ik vertelde hem dat het een heel speciale verzekering was, die ik in Nederland al had afgesloten en die mij erg veel geld had gekost. Praten als Brugman en maar steeds weer uitleggen dat het een héééé1 speciale verzekering was, erg goed maar wel bijzonder duur en dat Mali ook in het verzekeringsgebied viel, want dat land stond er toch ook op?
Hanny was inmiddels "Gandalf" ingedoken, om onze typemachine goed te verstoppen.
Uiteindelijk wist deze man ook niet meer wat hij er mee aan moest en hij vertelde mij, dat het papier niet geldig was, omdat het niet in het Frans was geschreven. Toen wist ik dat ik "gewonnen" had. Ik wees op het woordje "internationaal". In het Nederlands bijna net zo geschreven als in het Frans. Dat begreep hij en toen ik hem uitlegde dat mijn kantoor ook een verzekeringsgebouw in Parijs had staan (die plaats stond er gelukkig ook op) was het helemaal prima.
Toch vond hij dat ik nog even met de "patron" moest gaan praten, want die had tenslotte het laatste woord. Ik ging met deze man mee naar het douanekantoor en daar werd door de hele meute mijn "speciale" verzekeringsbewijs nog eens met argus ogen bekeken. Er stond op de groene kaart ook nog ergens het woord "assurantie" en dat klonk hun ook bekend in de oren. Ik natuurlijk weer uitleggen dat het een oh zo speciale internationale verzekering was.
Blijven praten, lachen en vriendelijk zijn. Het ging om bijna honderd gulden en de kans dat ik die lui eens flink bij de "veter" zou hebben. Na een half uur waren de heren er van overtuigd dat alles prima in orde was en ik kon vertrekken.
De volgende keer zouden Henk en Gerda ook een typemachine meenemen.
Na een onrustige nacht we werden nog enkele keren ruw heen en weer gerangeerd- leek het er op, dat we daadwerkelijk op het punt stonden te vertrekken. Om twaalf uur die middag reed de trein eindelijk weg uit Bamako. Een vertraging van ruim een dag, nu ja dat is ook een gedeelte van Afrika wat je mee moet hebben gemaakt.
De treinreis was doodeng. Nu begrepen we uiteindelijk waarom de bevestiging van de auto's zo goed moest zijn. De spoorrails tussen Bamako en Dakar in Senegal, waren ooit eens door de Fransen aangelegd en nadien was er bijna geen onderhoud meer aan gepleegd.
De rails lagen er bijzonder slecht bij. De wagens schudden zo erg, dat we telkens bang waren dat ze er af zouden vallen. Bij elke stop controleerden Henk en ik de bevestigingen en keken of de kabels nog wel goed zaten. Op een gegeven moment bleek één van de afsleepogen waarmee "Gandalf" op de wagon was gebonden, begon in te scheuren. Zo'n afsleepoog moet toch krachten van enkele tonnen kunnen hebben! We haalden onze eigen kabels en touwen voor de dag en gebruikten deze voor extra bevestiging. Je weet maar nooit.
We reden door het droge steppeland van de Sahel. Wij waren één van de laatste wagons, dus al het stof en roet opgeblazen door het stuk trein voor ons waaide bij ons de wagens in. Binnen de kortste keren zat het hele interieur van onze auto's onder het stof en vuil. Alles wat we aanpakten was smerig. De trein reed dag en nacht door, dus van slapen kwam er niet veel. Soms moest onze trein gelukkig wachten voor een passerende of tegemoet komende trein. Dit wachten duurde soms wel enkele uren en gedurende deze wachturen. haalden wij wat slaap in.
Drie dagen deden we over dit 700 kilometer lange traject tussen Bamako en Tambacounda. Drie dagen die we nooit zullen vergeten. In Tambacounda waren de formaliteiten snel geregeld. Bij de controle van de papieren bleek, dat Henk en Gerda nog niet voor de hond hadden betaald. Ze wilden dit dier ook nog transport kosten rekenen. Dit moest nog even geregeld worden. Weer praten als Brugman en dreigen met de politie en hele verhalen meer. Uiteindelijk werd er niet voor de hond betaald, maar gaven we wel twintig gulden fooi. Smeergeld betalen kan soms wel voordelen hebben. Het scheelde ruim veertig gulden.
 
Het hele zooitje op de trein....
 

Why don't you fly over it?

We reden in Tambacounda direct naar een safari hotel, waar we aan de manager vroegen of we enkele dagen op de parkeerplaats mochten staan, om van de treinreis bij te komen. Bij het zien van ons begon hij te lachen. Wij waren bijna even zwart als de negers daar en hij begreep direct wat wij achter de rug hadden. We mochten naast het hotel gaan staan en het zwembad en douche gebruiken. Dat kostte ons slechts vijf gulden per dag en dat hadden we er graag voor over. Na enkele dagen uitgerust te hebben reden we direct door naar Dakar. Daar gingen we informeren naar de prijzen voor de overtocht naar de USA Met grote schrik hoorden we deze aan. De goedkoopste manier om "Gandalf" naar de overkant te krijgen zou ons nog altijd tienduizend gulden gaan kosten!
Alleen al voor de auto; dan moesten wij nog de vliegtickets kopen, die ook bijna drie duizend gulden zouden gaan kosten.
Dit zo uitleggend aan de manager van Pan-Am begon deze te lachen. Ik vroeg hem wat er te lachen viel, want zo leuk waren de prijzen niet.
Hij antwoordde: "Why don't you fly it over? It's a Dollar a kilo!" Voorzichtig informeerde ik wat hij bedoelde. Hij vertelde ons, dat Pan-Am een speciaal vrachttarief had tussen Dakar en New-York; één Dollar per kilo! We wilden de man wel om de hals vliegen, Gandalf woog volgens de officiële papieren slechts 1145 kilo, dus voor 1145 dollar was hij aan de overkant. Geen overtocht van ruim zes weken met een boot, maar zes uur vliegen en "Gandalf" was in Amerika. We zagen het helemaal weer zitten. Via de Wereldomroep hoorden we, dat het weer in de Verenigde Staten vrij slecht was, dus besloten we eerst nog een maand in Senegal en Gambia rond te gaan toeren.
Henk en Gerda hadden inmiddels besloten hun auto in Senegal te verkopen en wilden ook eerst nog een stuk van het land zien.
Gezamenlijk trokken we naar het zuiden van Senegal, naar de Campeche. We moesten nu door Gambia. wat net was overgenomen door Senegal. Er nog een avondklok in het land. Dat betekende dat iedereen tussen elf uur 's avonds en zes uur 's ochtends in huis moest blijven. Wie dat niet deed kon zonder pardon neergeschoten worden!
Wij hadden een goede "stek" gevonden bij een benzinestation en de baas van het station vond het prima dat wij daar de nacht doorbrachten, als wij tenminste niet van het terrein af gingen gedurende de avondklok. Wij verzekerden hem, dat wij dat beslist niet zouden doen, want we waren ons leven te lief.
Om een uur of twaalf die nacht. kregen we enkele mili-tairen bij onze auto. We overtraden de avondklok en moesten mee naar het bureau. Daar hadden we helemaal geen zin in, want we wisten dat het ons geld zou gaan kosten.
Er kwam een andere jeep bij, met iemand in burger. Hij overlegde met de militairen en al snel bleek dat hij één of andere commandant was.
Hij vertelde ons, dat we ter plekke de boete konden betalen. De prijs die hij vroeg, was echter veel te hoog en wij begonnen te onderhandelen over de "boete".
Uiteindelijk hadden we de prijs tot twintig gulden naar beneden kunnen handelen. Met tegenzin betaalden we hem het geld en hij vertrok. Het geld verdween wel in zijn borstzak en een officiële bon kregen we ook niet. Een overnachting in een hotel zou ons echter nog meer geld hebben gekost, dus we kwamen er uiteindelijk nog goedkoop van af.
De commandant had weer het gevoel gekregen, dat hij een blanke weer een "poot uitgedraaid" had. We lieten hier de pret niet door drukken. het had ook slechter kunnen aflopen.
We hadden een uitstekende tijd in de Campeche. We verzamelden alle souvenirs die we in de afgelopen tijd hadden gekocht en verstuurden deze per zeepost naar Nederland. Het was in totaal bijna zeventig kilo en nu maar hopen, dat alles -heel- over zou komen. We namen afscheid van Henk en Gerda, zij gingen hun auto verkopen en terug naar Nederland. Wij wilden eerst nog een stuk van het zuiden van Senegal bekijken en reden daarom weer richting Tambacounda. Onderweg hadden we veel controles van militairen. Bij één van zo'n controle vroeg een militair, nadat hij de pa-pieren bekeken had, wat voor een cadeau wij nu voor hem hadden meegenomen. Hij wilde al mijn camera meenemen, maar die kon ik nog net op tijd uit zijn handen pakken. Ik vertelde hem, dat wij simpele wereldreizigers waren en niet voor de hele wereld cadeaus mee konden nemen. Dat begreep hij ook wel en het hoefde ook niet, als wij maar een cadeau voor hem hadden! Dat was dan een volwassen  kerel, die stond te bedelen om een cadeau.
Ik gaf hem uiteindelijk een Bic-pen met de mededeling dat deze pen iets heel bijzonders was. Wanneer hij er voorzichtig mee zou zijn en hem niet in de zon zou leggen. dan zou de pen het zijn hele leven blijven doen. Dankbaar nam hij het "waardevolle" geschenk aan. Als een kind zo blij verdween hij in het wachthuisje en wij konden verder.


It's to big


Via de Wereldomroep hoorden we. dat het weer in de Verenigde Staten aan het opklaren was en Hanny en ik vonden het nu de tijd om de oversteek te maken. We reden dan ook weer richting Dakar en gingen daar het transport regelen van onze "Gandalf". We hadden via de Amerikaanse ambassade het adres gekregen van een betrouwbare "brooker" die voor ons de hele papier-handel zou regelen.
Onze bus kreeg een extra grote beurt en werd helemaal gereed gemaakt voor Amerika. Eindelijk monteerde ik de nieuwe uitlaat onder de auto en de schokdempers werden vervangen. Alle onderdelen die ik vernieuwde werden voor een redelijke prijs nog verkocht aan een Volkswagen-dealer. Nieuwe onderdelen zijn in Senegal onbetaalbaar.
Toen we alles voor elkaar hadden. gingen we met onze "brooker" aan de slag om alle afspraken voor het transport te maken. Volgende week zouden we kunnen overvliegen. Wij konden helaas niet mee met het vrachtvliegtuig, maar een dag later zou er een lijn-vlucht naar New-York gaan,
We vonden het allemaal prima en in opperbeste stemming gingen we weer naar onze "stek" bij het kleine natuur-park aan de rand van Dakar.
De "rangers" vertelden ons veel over het land en de mensen. We maakten nog enkele korte ritten in de buurt van Dakar en bereidden onze tocht in de U.S. voor.
Tijdens één van die ritten ging nog wel mijn startmotor kapot. Provisorisch werd deze gemaakt. In Amerika zou ik wel uitkijken naar een revisie startmotor. Mijn bobine gaf daarna ook nog eens de geest, maar daar had ik een reserve voor bij me. Niets kon ons nu nog gebeuren: America here we come!

Het dagboek leest 19 april 1982.

Vroeg gingen we naar het vliegveld van Dakar en wachtten in spanning af op de dingen die zouden gaan gebeuren, Onze tussenpersoon was veel te laat, maar dat hadden we wel verwacht. Hij nam al onze papieren mee en zou alles verder met de douane afhandelen. Bijzonder snel was hij weer terug. De douane wilde niets doen, voordat onze Volkswagen in de vracht-Jumbo stond.
We reden "Gandalf" het vliegveld op en we zagen onze Jumbo al staan.
Wel verbaasde ik mij erover, dat de Jumbo alleen via "de buik" geladen werd en niet via de "neus". Ik zag de lift-trucks. die de vracht omhoog konden liften om het zo via de heus van het vliegtuig naar binnen te brengen, wel staan.
Na een uur gewacht te hebben zagen we een auto op ons af komen, De manager van Pan-Am stapte uit. Hij sloeg zijn hand voor het hoofd. "It's to big we can't take it with us!??
Onze "Gandalf" zou te groot zijn!
Ik begreep hem niet helemaal en vroeg hem wat hij bedoelde. Hij antwoordde mij, dat hij gedacht had, dat wij een normale Volkswagen-Golf hadden die de oceaan over moest. Deze zou wel door de buikdeur van de Jumbo naar binnen geladen kunnen worden, onze bus was echter te groot. Ik vertelde hem. dat ze dan maar de extra moeite moesten nemen om onze bus via de neus het vliegtuig binnen te krijgen.
Hij vertelde ons. dat daar nu juist het probleem zat. Air France en Air Afric zijn de eigenaars van die lift-trucks en alle andere maatschappijen moeten de-ze trucks van hen huren. De huurprijs van zo'n truck zou ons op 15.000 gulden komen te staan en dat voor een kwartier werk!
Zo behielden Air France en Air Afric het monopolie voor grote vrachten vanuit Dakar.
We konden onze bus nu wel met deze maatschappijen laten overvliegen, maar dat vracht-tarief was drie maal zo hoog dan het tarief van Pan-Am. De huur van de truck was er dan wel bij in begrepen.
Een wereld verging voor Hanny en mij. Ik beraamde hele moordplannen op de manager van Air France en Air Afric en wilde het eerst nog proberen met steekpenningen, maar de manager van Pan-Am vertelde mij dat zij dat ook al hadden geprobeerd en het was hun ook niet gelukt, dus zou het mij helemaal niet lukken.
Er was dus helemaal niet met die lui te praten.

Verkopen


Het enige alternatief was: verkopen van onze trouwe vierwieler. Het speet de manager van Pan-Am heel erg, dat hij niet meer voor ons kon doen. Hij regelde nog wel even, dat wij zonder problemen dat wij het geld terug kregen dat we voor het transport betaald hadden. Gedesillusioneerd reden we naar de parkeerplaats van het vliegveld. Daar overlegden we wat te doen. Inmiddels was het al bekend geworden, dat wij nu van plan waren om de hele zaak te verkopen. Binnen een mum van tijd hadden we een hele groep zwarten om onze bus staan die wel geïnteresseerd waren in spullen.
Grote uitverkoop. We verkochten wat dingen, maar toen er een acculader gejat werd, maakten we snel dat we weg kwamen.We reden weer naar onze "stek" bij de rangers in het kleine natuurpark. Verbaasd keken zij op toen wij binnen kwamen rijden. Wij zaten toch al in New-York? Wij vertelden ons verhaal. Zij gaven ons toen goede tips hoe we de auto het beste konden verkopen. Ook gaven zij ons adressen van opkopers, die vast wel spullen van ons wilden kopen. De volgende dag gingen Hanny en ik aan de slag.
Het bleek al snel, dat de invoerbelasting voor onze bus vrij hoog wat. Bijna tien duizend gulden en daarboven op kwam nog de prijs die wij er voor moesten hebben. Geen "dikke winst" bij het verkopen van onze wagen.
We wisten dat ambassadepersoneel belastingvrij kon kopen. We reden daarom eerst enkele ambassades af, om te kijken of er misschien een ambassadelid geïnteresseerd was in onze bus.
Bij de Zwitserse ambassade vertelde men ons, dat een missiepost in de buurt van Dakar misschien wel interesse in onze auto had. Hun oude Volkswagenbus had het net begeven en een nieuwe kopen konden ze niet, omdat ze daar geen geld voor hadden.Dat konden ze vanwege de hoge importbelastingen op nieuwe auto's  nooit betalen.
Inmiddels gingen wij ook in de slag om al onze spullen te verkopen. De vier reservewielen, jerry-cans, rijplaten, reserveonderdelen, brandblusser, cassettes met cassetterecorder, typemachine, kleren, reserve accu, de hele kraam moest verkocht word en, alvorens wij tot de daadwerkelijke verkoop van de bus over konden gaan.

Het dagboek leest 30 april 1982.

Koninginnedag en de dag waarop wij uit Ede vertrokken. We waren nu twee jaar onderweg. We vierden dit feit op de kanselarij van de ambassadeur van Nederland. Oranje bitter, jonge jenever en roggebrood met haring. Daarbij een heleboel "kak" van het diplomatieke korps van bijna alle ambassades in Dakar. Daar voelden wij ons als simpele globetrotters uitstekend thuis. Wij schonken niet veel aandacht aan de mensen. maar wel aan de buffettafel die helemaal vol stond met Hollandse gerechten. Ons zo volproppend met allerlei hapjes, zagen we dat wij niet de enige waren die niet geïnteresseerd waren in al het diplomatieke gepraat, maar wel in de hapjes tafel. Zo kwamen we in contact met Geri en Marijke. Een Nederlands stel, die via het F.A.O., een ontwikkelingshulp instelling, werkzaam waren bij bepaalde ontwikkelingsprojecten in Senegal.
Bij het aanhoren van ons verhaal, nodigden zij ons direct uit om bij hen thuis te komen wonen, voor de tijd die wij nodig hadden om onze zaken af te handelen. De auto kan wel bij hen in de garage en wij kregen enen kamer in hun huis tot onze beschikking. Dankbaar namen wij het aanbod aan.
We ontmoeten Henk en Gerda bok nog en ze vertelden, dat zij wel helemaal geslaagd waren met het verkopen van de auto en hun spullen.
Dankbaar namen wij dus het aanbod van Geri en Marijke aan. We konden ons zo tenminste goed voorbereiden op de overtocht naar de U.S.
De verkoop van onze spullen verliep redelijk. Geri en Marijke namen nog enkele spullen van ons over in ruil voor het "kostgeld" dat wij wilden betalen.
De onderhandelingen met de missionarissen liep ook vrij redelijk. Het bleek dat zij niet zoveel geld hadden voor de bus. Uiteindelijk kwamen we een prijs van vijf duizend gulden overeen. Wel moesten zij nog eens bijna tien duizend gulden aan invoerrechten betalen! Een totale prijs van bijna vijftien duizend gulden! Daar koop je in Europa bijna een gloednieuwe bus voor.
Geen dikke winst voor ons, maar we namen uiteindelijk het bod maar aan. We gingen toen in de slag om de bus te "Senegaleseren". Het duurde bijna een maand voordat we de Senegalese nummerplaten konden monteren. Veertien kantoren heb ik aan de binnenkant kunnen bekijken. Uren wachten voor een simpele handtekening of stempel; bureaucratie ten top gedreven. Hoe lang zou het duren, voordat Senegal ontwikkeld zou zijn? Uiteindelijk hadden wij ons geld binnen en de tickets naar Amerika werden geldig gemaakt en plaatsen in het vliegtuig besproken.
We hadden onze hele uitrusting weten te reduceren tot een bagagepakket van honderd kilo.
Er werden nog heel wat dingen per zeepost naar Nederland terug gestuurd.
We zouden in New-York wel een andere auto op de kop zien te tikken. Van het geld wat we hadden ontvangen voor al onze losse spullen, zouden we in de Staten, beslist ons wel weer in het "nieuw" kunnen steken. Met pijn in het hart namen we afscheid van onze trouwe "Gandalf".
Hij had ons ruim 90.000 kilometer zonder al te grote problemen overal naar toe gebracht. waar wij het stuur heen draaiden. Ruim 1200 uur had het mij gekost omhem tot een echte globetrotter wagen te maken. Het was een stuk van ons zelf geworden. Ruim twee jaar was het ons huis geweest. Zoiets verkoop je niet graag. Afscheid nemen en doorgaan, dat is het lot van een wereldreiziger. Niet omkijken, maar voortgaan.

   

Brievenlezend thuisfront... Een onmisbaar front..

(Vlnr.: Pa de Vries, Ma de Vries Ma Miedema en Pa Koning)

   

Het dagboek leest 18 mei 1982.

Langzaam steeg de Jumbo omhoog. de lichten van Dakar werden steeds kleiner. Ruim twee jaar waren we nu onderweg. Het Oost-Blok. het Midden-Oosten. een stuk van Azië, de zuidkant van Europa en West-Afrika. De eerste twee jaar van onze reis rond de wereld was goed verlopen. "Gandalf" reed nu als missiewagen door de savanne van de Sahel. Hopelijk hadden de missionarissen er nog veel plezier van.
Hanny en ik waren wel blij Afrika achter ons te laten. Ruim negen maanden armoede, honger en ellende. De slechte wegen. de corruptie en onbegrip. Het was nu wel genoeg geweest. We waren nu op weg naar een continent wat beschaafd heet te zijn. Amerika, een nieuw land met andere mensen en andere gewoonten. We hadden er zin in. Op weg naar nieuwe belevenissen en avonturen.
Amerika. Canada, Centraal Amerika, het Caribische gebied en misschien nog Latijns Amerika en daarna via Australië en de Oriënt terug naar Europa.
Als we terug zouden keren naar Nederland, want dat was nog steeds de vraag.
Of we de geplande vijf jaar vol zouden maken  wisten we toen ook nog niet. Veel zou afhangen van het geld en de gezondheid.
We zouden wel zien de hele toekomst lag nog voor ons open en zouden wel merken wat deze ons te brengen had....

Het kostenplaatje van onze Gandalf..... op de klippen van Dakar met de kapotte uitlaat....

Nawoord

U heeft het eerste deel van een "Dagboek van een globetrotter" gelezen. Hanny en ik gingen verder. Naar Canada, Amerika, Mexico en het Caribische gebied. In New-York kochten we weer een Volkswagenbus en gingen op pad. We maakten een zwerftocht door Amerika. Ruim een jaar beleefden we weer allerlei avonturen, maakten we weer rare dingen mee. De isolatie van de "far west", de sneeuwstormen over de prairie, de grote steden, de oorlogsdreigingen in Centraal Amerika. het ritme van de Latijns Amerikaanse muziek in het Caribische gebied. Na een jaar door Noord-Amerika gezworven te hebben, verkochten we de bus in Miami. We pakten onze rugzakken in en "hopten" met boten en vliegtuigen van het éne Caribische eiland naar het andere. Nu gebruik makend van het openbare vervoer en liften die we aangeboden kregen. Een heel andere manier van reizen, maar niet minder interessant en boeiend. We kwamen uiteindelijk uit op het eiland Aruba, een onderdeel van de Nederlandse Antillen. Hier besloten Hanny en ik terug te keren naar Nederland. De bodem van de reiskas was in zicht en we zaten "overvol" met reiservaringen. Het werd ons toen allemaal te veel, we waren reismoe, het trotten bracht ons niets nieuws meer.
 Dan sta je weer in Nederland en je moet weer opnieuw beginnen. Je moet weer aan de slag. er moet brood op de plank komen.
Hanny vond binnen een week weer werk als plaatsvervangend fysiotherapeute. Geen vaste baan, maar een goed begin en dat is nog steeds het halve werk.
Ik stortte mij op de "naweeën" van de wereldreis. Dia- en filmseries werden gemaakt en er worden nu met behulp van deze series, lezingen door het gehele land gehouden met als thema: "Dagboek van een globetrotter."
Eén van de opdrachten die ik mijzelf gegeven had, was het schrijven van een boek, een dagboek. Het dagboek dat Hanny gedurende de reis had bijgehouden, werd uitgewerkt tot een manuscript en het "Dagboek van een Globetrotter" was ontstaan. Ik heb het boek zo nauwkeurig mogelijk geschreven, maar dat er hier en daar een taalfout in is geslopen moet u mij vergeven. Ruim drie jaar in landen waar men geen Nederlands spreekt, we waren onze moedertaal bijna vergeten.
Enkele uitgevers hadden interesse in ons boek, maar een globetrotter wil zoveel mogelijk zelfstandig blijven. Het "Dagboek van een globetrotter" is dan ook in eigen beheer, met eigen middelen en op eigen kosten ontstaan. Technisch niet perfect, maar niemand is perfect.
Om drie jaar globetrotten in één boek te krijgen, was geen haalbare kaart. De kosten zouden te hoog oplopen en het risico dat we te veel geld zouden verliezen was te groot.
De eerste oplage is vijfhonderd. Verkopen we die; prima, dan draaien we "quite" en komt er een herdruk. Verkopen we die niet, jammer dan, niet geschoten is zeker mis.

Uit reacties die we kregen uit krantenartikelen en enkele radio uitzendingen bleek, dat er veel mensen waren die vragen hadden over het wereldreizen. Vooral aspirant globetrotters reageerden. Hanny en ik willen alle vragen graag beantwoorden. 

Even een schrijven naar Chris en Hanny de Vries. (13-02-2000) 

Platanenstraat 4 7605 CP Almelo, Tel.: 0546-538185, 

E-mail: c.c.de.vries@hccnet.nl  en we nemen contact met u op.

Wat zal de toekomst ons brengen? Wie weet, het is nog onzeker. Het leven van een globetrotter beviel ons uitstekend. Nu is het voorlopig weer hard werken, geld verdienen en misschien wel weer vertrekken.
De wereld is groot en boeiend. We hebben zoveel nog niet gezien. Oost-Afrika, het Verre-Oosten. Australië, Latijns-Amerika en ga zo maar door.
We hopen dat we weer eens in de gelegenheid komen om weer een grote reis te maken......

Chris en Hanny de Vries.
Lees vooral verder in "Dagboek van een Globetrotter deel II"
 
Terug naar de website van firma De Vries