Dagboek van een Globetrotter
Chris en Hanny de Vries

Deel 2

eerste gedeelte

Een droom werd werkelijkheid.

 

Voor Hanny en Lisa.

 

Illustraties en foto's: Globe Productions. Almelo. Netherlands

le druk 1983 December. 2e druk 1984 Februari. 3e druk 1984 November. 4e druk 1999/2003 September/Cd-kopie/Internet

 

World copyright: Globe Productions.

P.a. Platanenstraat 4,

7605 CP Almelo

The Netherlands.

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk. fotokopie, microfilm of welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de schrijver.

No part of this work may be reproduced in any form. by print, photo print, microfilm or any other means without written permission from the writer.

Illustraties en foto's: Globe Productions. Almelo. Netherlands.

 

   
Onze rit door de VS, Canada, Mexico en het Caraïbisch gebied.  

Voorwoord

 

In de ruim drie jaar die Hanny en ik over de wereld zwierven onderhielden we geregeld contact met het "thuisfront". We telefoneerden vaak naar de ouders en schreven regelmatig brieven naar onze vrienden en kennissen. Zo bleven zij goed op de hoogte van wat wij beleefden. De reis is zeer voorspoedig verlopen, gelukkig. De tijd van voorbereiding vormde op zich al een wereldreis, vandaar ook dezelfde ondertitel bij dit tweede deel.

Dit boek beschrijft onze laatste anderhalf jaar globetrotten. Geschreven om u in een gemakkelijke stoel weg te laten dromen alsof u zelf de reis maakt. Of om het mee te nemen als handleiding op uw reis, naar gebieden waar u nog nooit over hoorde of anders nooit zou komen.

Men droomt van "toestanden" die wij er aantroffen en u geeft zich over aan de fantasie van het op reis gaan; u beleeft wonderlijke avonturen en u laat zich leiden door hetgeen u gelezen heeft.

Al vanaf mijn kinderjaren hebben mijn ouders en ik het er over gehad. Mijn vader vertelde: "Als ik straks met pensioen ben dan kopen jouw moeder en ik een kampeerauto en gaan we op reis."

De kampeerauto is er inmiddels, het pensioen duurt nog een paar jaar.

Hanny en ik draaiden het om: wij gingen eerst op reis. We spaarden elke stuiver, bouwden onze kampeerauto en plozen de route uit, onderzochten de mogelijkheden. Wat velen in hun droom al gedaan hadden, maakten wij waar. Als de internationale toestand en vooral de onrust in Zuid-Amerika er niet geweest waren, hadden we nog meer avonturen beleefd. Meer van onze droom waargemaakt; waren we nu nog onderweg geweest.

Voor de ouderen onder de lezers, wier kinderen ook met de gedachte spelen op reis te gaan, nog dit: zorg als thuishaven, dat u op de hoogte blijft van hun doen en laten. Houdt het contact en volgt de politieke ontwikkelingen. Neen, voor uw rust moet u uw kinderen niet aanmoedigen weg te gaan. Bedenk evenwel dit: door de communicatiemiddelen weten wij in enkele minuten wat er in de wereld gebeurt.

Wij waren in het zuiden van Mexico dicht bij de grens met Guatemala in de tijd dat er nabij deze grens enkele duizenden boeren en Guatemalese vluchtelingen vermoord werden door het regeringsleger. De media stonden er bol van. Wij hadden een prettige tijd in een groot natuurpark 100 kilometer ten noorden van het gebied waar deze moorden zijn gepleegd. Buiten wat extra militair verkeer merkten wij niets. Artillerie maakten wij uit voor onweer. Wat niet weet wat niet deert. Wij wonen weer in Nederland met veel mensen op een klein stukje grond. Wij hebben enorm veel en onafzienbaar "buitenland" waarin een mens zich nietig voelt.

Over het algemeen heeft de Nederlander geen voorstelling over de onafzienbaarheid van een woestijn waar die ook ligt, in Afrika, Nevada of Texas. We denken dan aan de Veluwe...

We vingen een drie meter grote tonijn in de Stille Oceaan en we wisten nog hoe blij we waren dat we uit de Noordzee een paar haringen haalden... We zaten dagen op een zeilboot om van het ene eiland in het Caribisch gebied naar het andere te komen. Destijds vonden we een tocht over het IJsselmeer al oneindig lang duren...

Ondanks de media weten we nauwelijks iets van de toestanden die er heersen in Centraal-Amerika of het Caribisch gebied. Maar wat we er hier van horen en lezen is slechts "twee millimeter" van wat er werkelijk gebeurt. En als het nieuws eraf is, vergeten we het. Maar de wereld is boeiend en enorm groot...Hanny en ik hopen dat u uit onze verhalen proeft wat ons bewoog deze tocht te maken en "de einder" te verkennen, te trachten "over en achter de horizon" te kijken...

Wij wensen u thuis in uw stoel of op uw reis (desnoods van Almelo naar Zwolle of Groningen), dan wel in ons voetspoor, veel genoegen bij het lezen van onze verhalen en belevenissen.

 

Chris en Hanny.

 

Inleiging

 

 

Wat bezielt een echtpaar om op wereldreis te gaan? Hun baan op te zeggen, alle zekerheden die ze hebben opgebouwd aan de kant te zetten en een onzekere toekomst tegemoet te gaan?

In 1974 ging ik, om een deel van mijn stageperiode van de M.T.S. te voltooien, als praktikant naar Israël.

Tijdens mijn reizen door dit land, ontmoette ik reizigers en al snel raakte ik in de ban van hun verhalen.

Eenmaal terug in Nederland, liet het idee van globetrotten mij niet meer los. Steeds vaker sprak ik er met Hanny over en de eerste boeken werden gelezen. Boeken over reizen, verre en vreemde landen bezoeken.

Van vertrekken kon echter nog geen sprake zijn. Ik moest eerst mijn M.T.S. afmaken en Hanny was net begonnen met haar fysiotherapie-studie.

Na mijn M.T.S. moest ik in dienst. Het idee om een grote reis te maken had inmiddels al vaste vormen aangenomen.

Nu de vraag: "Waarheen en hoe lang?"

De wereld bleek zo groot te zijn, dat we aan een half jaar, of zelfs een jaar niet genoeg zouden hebben. We besloten dan ook om vijf jaar op reis te gaan!

Er was inmiddels een B.M.W.-motorfiets gekocht en hieraan werd een zijspan gekoppeld. In 1978 maakten we een proefrit naar de Noordkaap.

De zijspancombinatie voldeed uitstekend, maar door een ongeluk in Noorwegen, liep het allemaal anders af. Het zijspan veranderde in schroot en het motorplan was (tot grote opluchting van onze ouders) van de baan.

We gingen op zoek naar een auto en onze keuze viel uiteindelijk op een Volkswagenbus. Deze bouwden we zelf om tot kampeerwagen.

Ik had inmiddels een contract voor vier jaar getekend als kortverband-vrijwillig onderofficier bij het Verbindings Opleidings Centrum in Ede en Hanny had haar studie als fysiotherapeute met goed gevolg afgesloten. Zij kreeg al snel een benoeming in een ziekenhuis in Ede en we gingen daar in 1979 wonen.

De voorbereidingen voor de monsterrit waren in volle gang. Het geld wat we konden sparen werd op de bank gezet. Er werden sponsors gezocht, maar niet gevonden. Kranten werden aangeschreven en boeken werden gelezen. De kampeerauto, die we "Gandalf" noemden, was bijna klaar, toen we weer een proefrit naar de Noordkaap maakten in de zomer van 1979. En het was een geweldig succes. We wisten nu precies wat we aan de wagen hadden.

Op dertig april 1980 liep mijn contract af en Hanny had op die dag haar ontslag genomen.

Optimaal voorbereid; zekerheid gaat voor alles. We konden aan het dagboek beginnen, de droom werd werkelijkheid.

We draaiden het stuur eerst naar het Oosten om drie maanden een kijkje te nemen achter het "IJzeren Gordijn." We reden ruim een maand door Rusland en trokken via Roemenië en Bulgarije richting Oriënt.

Via Istanboel reden we door Syrië en Jordanië om na een lange rit door Saoedi-Arabië aan de Perzische Golf te komen. Terug via Saoedi-Arabië, Jordanië en Syrië om via Cyprus in Israël te komen. Ruim vier maanden bleven we daar en namen ook nog een kijkje in Egypte.

Via enkele Griekse eilanden kwamen we weer in Europa. We reden door Griekenland, Joegoslavië, dwars door Italië en wipten aan op enkele eilanden in de Middellandse Zee. We ontmoetten de familie in Zwitserland en Spanje.

Daarna naar het Zuiden om via Frankrijk en Spanje bij de Straat van Gibraltar te komen. Bijna twee maanden trokken we door Marokko om via Algerije naar Tunesië en weer terug naar Algerije te gaan om in december 1981 de doortocht door de Sahara te maken. Daarna volgden ruim negen leerzame maanden van stof, armoe en afzien in West-Afrika.

De gewapende overval in Turkije, de rijkdom aan de Perzische Golf, de oorlogen en staatsgrepen in het Midden-Oosten en Afrika.

Armoede, honger en droogte in de Sahel. De tochten door de Nubische-, de Sinai-, en de Sahara woestijn, de onbeschrijflijke gastvrijheid in Saoedi-Arabie en de schoonheid van de regenwouden van Ivoorkust en Togo. De corruptie en burocratie in het Oostblok en West-Afrika.

De avonturen beleefd in de eerste twee jaar van onze wereldreis staan beschreven in Deel 1 van het "Dagboek van een Globetrotter".

 

Het dagboek leest 18 mei 1982.

 

54 kilo handbagage

 

Langzaam klom de Jumbo omhoog. De lichten van Dakar werden kleiner. Ruim twee jaar waren we nu onderweg. Het Oost-Blok, het Midden-Oosten, een stuk van Azië, de zuidkant van Europa en West-Afrika.

De eerste twee jaar van onze reis rond de wereld waren goed verlopen. Onze trouwe vierwieler "Gandalf" reed nu als missiewagen door de savanne van de Sahel. Hopelijk hadden de missionarissen er net zoveel plezier van als wij.

Hanny en ik waren blij Afrika achter ons te laten. Ruim negen maanden armoede, honger en ellende. De slechte wegen, de corruptie en onbegrip. We hadden ondervonden wat het is gediscrimineerd te worden.

Leerzaam, maar het was echt genoeg geweest.

Amerika, een nieuw continent met andere mensen en andere gewoonten. We hadden er zin in. Op weg naar nieuwe belevenissen en avonturen.

Amerika, Canada, Centraal Amerika, het Caribische gebied, Latijns-Amerika en dan naar Australië en via de Oriënt terug naar Europa. Naar Nederland? Dat was nog steeds de vraag.

De domper van het niet mee kunnen nemen van onze "Gandalf" was nog vers. Ook de maand die we daarna nodig hadden om ons hele hebben en houwen te verkopen zullen Hanny en ik niet snel vergeten. We blijven Gerie en Marijke ons leven dankbaar dat zij ons zo goed hebben opgevangen en onderdak hebben gegeven gedurende de tijd dat Hanny en ik een weg zochten door de corruptie en burokratie van Senegal, voordat Gandalf Senegalese nummerplaten mocht voeren.

Gelukkig was Hanny bij mij. Was ik alleen geweest dan had ik de auto de oceaan ingereden. Nee, het was zeker niet een "Happy-end of West-Africa". We kijken maar niet terug. Afscheid nemen en doorgaan: het lot van een Globetrotter.

 

 

"America here we come!"

 

 

De vlucht naar New-York was onrustig. Veel "wasbord piste" op tien kilometer hoogte. We waren te moe om daar bezorgd over te zijn.

Dat we honderd kilo bagage bij ons hadden had gelukkig geen problemen gegeven. De manager van Pan-Am in Dakkar kende ons nog van het "Volkswagen-debacle", zoals hij het noemde en loodste ons door de douane. De rugzakken wogen "slechts" 23 kilo, hetgeen drie kilo te zwaar was.

Gelukkig werd de "handbagage" niet gewogen. Het totaalgewicht was ruim 54 kilo!!! We zeulden ons een breuk.

In New-York moesten we eerst onze 100 kilo bagage langs de douane dragen. De man had gelukkig in de gaten hoe dicht wij bij het eind van ons Latijn waren. Met een slaperig hoofd -het was zes uur in de ochtend- vroeg hij hoe lang wij in de U.S. dachten te blijven. Wij wisten dat niet precies. We moesten een andere auto op de kop zien te tikken. We schatten dat we daarvoor ongeveer een maand nodig zouden hebben. Dan zouden we richting Canada gaan om mijn ouders in Toronto op te pikken. Zij zouden een paar weken met ons door Canada en de kop van de U.S. trekken.

Hij brak de discussie tussen Hanny en mij met de mededeling dat "een half jaar voorlopig wel genoeg zou zijn" en "ramde" een verblijfsvergunning voor zes maanden in ons paspoort. Hanny en ik keken elkaar aan en met een vriendelijk "Thank you" zeulden wij de aankomsthal in waar we een "carry-boy" vonden.

Met een zucht van verlichting gooiden wij onze bagage op het wagentje van de kruier en verzochten hem de vracht naar het dichtstbijzijnde bagagedepot te brengen.

Toen wij daar aangekomen waren vroegen wij hem hoeveel deze dienst ons ging kosten. Onze kruier was een neger van middelbare leeftijd en terend op onze ervaring van Afrika hielden wij ons hart vast. Al snel werd duidelijk dat we nu in "ontwikkeld gebied" waren en hij antwoordde ons "You give me what your hart tells you to give."

Snel de koers berekenend gaven we hem twee dollar, een aardig loon voor vijf minuten werk. We konden niet ontdekken of hij het hier mee eens was. Met een "thank you" draaide hij zijn wagentje en verdween in de mensenmassa op zoek naar zijn volgende klant.

 

New-York, "The Big Apple". 

Nadat we de bagage in depot hadden gegeven gingen we eerst de stad in op zoek naar...koffie!!!

Het was ruim een uur rijden met de ondergrondse alvorens we in "down-town Manhatten" uitstapten.

De wolkenkrabbers maakten niet zo'n indruk op ons als wij verwacht hadden. Waren we al iets afgestompt of gewoon te moe?

Koffie was onze eerste zorg en daarna een goede "stek" om als thuishaven te dienen.

We doken de eerste koffietent binnen die we tegen kwamen en bestelden maar direct twee koppen koffie ieder. De jongen die ons bediende hoorde ons Nederlands praten. Het bleek dat hij uit België kwam. Op de vraag of hij een goedkoop hotel wist raadde hij ons het hotel aan waar hij woonde.

Hartje Manhattan, redelijk veilig, schoon en niet al te duur. Dat het een groot geluk was dat wij hem troffen, bleek, toen wij bij de toeristeninformatie vroegen naar andere hotels en prijzen. Niet te betalen voor een eenvoudige globetrotter.

Hanny en ik gingen dus naar het hotel dat "onze" Belg had aangeraden. Daar konden we een volledig gemeubileerde kamer huren voor 100 dollar per week. We onderzochten enkele andere hotels in de buurt, maar die bleken niet zo schoon en zeker niet zo veilig al waren ze wel iets goedkoper.

Toen bleek dat de manager van "ons" hotel een Rotterdammer was die 16 jaar geleden naar Amerika was geëmigreerd, namen we de kamer, met keuken, telefoon en T.V.!

Hanny en ik gingen de bagage halen. Hoe wij het gered hebben met die hoeveelheid "thuis te komen" weten we nog steeds niet, maar helemaal kapot ploften we vier uur later met die honderd kilo "ongeregeld goed" in onze kamer neer. Nu een bad, een drie dubbele koffie en uitgebreid T.V. kijken. De eerste slag was gewonnen, een goed begin is het halve werk.

 

Het was buiten voor Amerikaanse begrippen warm, maar wij kwamen net uit het snikhete Senegal, dus problemen met acclimatiseren hadden we niet. We belden onze ouders op met de mededeling dat we goed aangekomen waren en nu op zoek gingen naar een auto.

We gingen eerst naar de "Triple A" de Amerikaanse ANWB. Dank zij ons lidmaatschap van de ANWB en de internationale introductiekaart konden we lid worden van de AAA.

Wij legden de man, die ons hielp, ons probleem uit. We wilden een auto kopen en daarmee een jaar of langer door Noord-Amerika toeren. Waarheen wisten we niet, verder was alle informatie die hij ons kon geven welkom. Wij hadden alleen een Rand McNally-atlas bij ons. We wilden wel zoveel mogelijk staten bezoeken. Hij keek ons een beetje ongelovig aan, maar toen hij ons verhaal had gehoord en onze paspoorten had bekeken begon hij te glimlachen. Hij zou kijken wat hij voor ons kon doen. Met "just a moment" verdween hij om na een half uur weer terug te keren. In zijn armen had hij een stapel boeken en nog een hele partij kaarten. Al met al ruim drie kilo papier. Uitgebreide informatie, van elke staat een apart boekje inclusief alle provincies van Canada en de "American Territories" zoals Hawaii en Puerto Rico. Daarbij nog van elke staat een aparte wegenkaart alsmede enkele overzichtskaarten. "That will do for the moment", was zijn kommentaar. De "retail value" was ruim drie honderd gulden. Lang leve het lidmaatschap van de ANWB, c.q. AAA. We kregen dit allemaal gratis!!

De man kon ons niet aan een auto helpen, maar dat hadden wij ook niet van hem verwacht. Hij gaf het advies de New York Times te kopen en de advertenties te lezen. Een blik in de "Yellow Pages" -de Amerikaanse Gouden Gids- deed ons achter een groot aantal adressen van auto-dealers komen.

Nadat we enkele adressen waren afgelopen zonk ons de moed in de schoenen. De te koop aangeboden bestelauto's waren duur en slecht. Een bijna versleten Ford-Transit uit 1974 moest nog 12.000 gulden opbrengen. Het was het begin van het vakantieseizoen, veel Europeanen kwamen naar Amerika en beginnen de rit in New York, met als gevolg dat de prijzen van occasion "vans" en "station wagons" belachelijk hoog waren.

Hanny en ik zagen ons al op de fiets uit New York vertrekken. We zouden dan wel in het binnenland een auto op de kop tikken.

 

 

Drie bekeuringen

 

Al pratende en plannen opperend, liepen we door de straten van de "Higher East-Side" de buurt waar John Lennon woonde en meer van die "big shots", toen we langs het trottoir een Volkswagen camper zagen staan met grote borden "for sale" erop.

Wij gingen er op af, maar gezien de buurt waarin deze wagen stond, hadden we er niet veel hoop op.

De bus bleek van een Duits echtpaar te zijn, dat acht maand door de Verenigde Staten had getoerd en nu weer naar huis moest.

Zij hadden deze buurt als "stek" gekozen, omdat ieder blok huizen een privé bewakingsdienst had. Lekker veilig, al heeft het John Lennon niet geholpen.

Zij waren net bezig de bus te verkopen en hadden juist een advertentie geplaatst.

Er waren enkele telefoontjes gekomen. -in de U.S. kan je naar een telefooncel bellen-, maar op een Japanner na was dat allemaal niets geworden.

Zij vroegen 1900 dollar (toen ongeveer 5500 gulden.) voor de bus. Ze hadden die Japanner beloofd, dat zij de bus vast zouden houden totdat hij er een proefrit in gemaakt had.

Dat kwam voor Hanny en mij goed uit; konden wij direct meerijden. Op het afgesproken tijdstip arriveerde de Japanner en met z'n allen klommen wij in de bus om aan de proefrit te beginnen. De wagen startte goed. We zagen wel dat er overal olie op zat. De verkoper vertelde ons, dat het oliefilter was gaan lekken. Toen ik beter keek, leek het er ook op, dat het daar vandaan kwam. De uitlaat lekte ook aan alle kanten, maar daar viel wel wat aan te doen. De wagen liep verder uitstekend en het interieur zag er redelijk uit. Hanny en ik "vielen" eigenlijk direct "in love" op deze 1972 Westfalia-camper.

Als we alles van te voren hadden geweten, waren we minder hard gevallen, maar goed.

Het hoogste bod van de Japanner was 1700 dollar, daar gingen wij 100 dollar overheen en de bus was van ons.

We vierden de koop met Hamburgers en een "Super Coke".

     

VW-Westfalia 1700 cc Vol Automaat (by alle means!)

Dubbele carburateur met inspuiting...

Van 0 - 100 in uhm.... heel snel.

Onze nieuwe aanwinst Tiemen...

     

We kregen van Gerd en Martine veel informatie over het land en Hanny en ik voelden ons bijzonder gelukkig. Binnen een week een auto, het kon niet beter.

Gerd en Martine hoorden ons verhaal van de wereldreis vol aandacht aan. Vooral het verkoop "debacle" van de eerste bus in Afrika vonden ze interessant. Dat ging hier in Amerika wel wat sneller.

Onze eerste bus hadden we verkocht voor Marken en Gerd en Martine waren blij het bedrag voor hun bus ook in marken te krijgen. Dat scheelde hen weer wisselkosten.

Martine bleek achteraf een koersfout te hebben gemaakt en zo hadden wij de bus toch voor 1700 dollar.

Zij konden de volgende dag nog naar Duitsland vliegen. Zij hadden New-York al gezien toen ze aan de rit begonnen. Die nacht zouden zij nog in de wagen slapen en wij in ons hotel. Wij hadden nog voor drie nachten betaald.

Terug in ons hotel hebben we direct mijn ouders gebeld met de mededeling dat ze hun vlucht naar Toronto konden boeken. In de consternatie vergaten we helemaal het tijdsverschil, dus ik belde hen om een uur of vier 's ochtends uit hun bed!

Nu kon voor Hanny en mij het "winkelen" beginnen. De verzekering voor de bus regelen (via de AAA) en eigendomspapieren in orde laten maken.

We haalden de bus nog wel even op om deze voor het hotel te parkeren. Dan kon Hanny alvast wat spullen inladen.

Het starten van de bus ging wel niet zo snel als tijdens de proefrit, maar de motor was nu koud en het weer was omgeslagen. Het miezerde en het was kil.

Onze Volkswagen was voorzien van een 1700 cc. motor met "automaat". Vol goede moed zette ik de automaat in z'n achteruit en knalde tegen een dure Buick die achter ons geparkeerd stond. De handrem bleek niet te werken. Er was gelukkig geen schade en snel reden Hanny en ik naar het hotel. Voor het hotel was nog een parkeerplaats vrij en daar Hanny toch geregeld in en uit zou lopen om de bus in te pakken, stopten wij geen geld in de automaat.

Ik ging de eigendomspapieren in orde brengen en de nummerplaten halen. In Amerika zijn de nummerplaten eigenaar gebonden. Bij verkoop van de auto moet de nieuwe eigenaar andere platen kopen. De eerste nacht in onze nieuwe huis: "Tiemen" gedoopt.

De verzekering moet ook geregeld zijn. Zonder verzekering geen kentekenplaten. Wij hadden "officiële" koopcontracten gemaakt, een met een koopprijs van 500 dollar en de echte met de juiste prijs.

Bij handel in tweedehands auto's moet de koper namelijk belasting betalen. In New York was dat 8%! Zonder een koopcontract, moet je de auto eerst laten taxeren en dat valt altijd ongunstig uit.

Beter 8% van 500 dollar dan van 1800 dollar! Het echte koopcontract konden we nodig hebben, als wij de bus zouden verkopen. Zonder al te grote problemen kreeg ik de papieren in orde en de nummerplaten mee. Hanny en ik gingen nog even boodschappen doen en toen wij bij de bus terug kwamen zagen we drie papieren achter de ruitenwisser zitten. Bingo! Drie bekeuringen. We waren "over tijd" voor wat de parkeermeter betreft ($25,=), er miste een nummerbord (die hadden Gerd en Martine als souvenir meegenomen, ($25,=) en de verplichte jaarlijkse keuring was inmiddels twee dagen verlopen ($25,=).

Al met al baalden Hanny en ik enorm, want dat was omgerekend een bekeuring van dik 230 gulden. Wij gingen naar de manager van het hotel om te vragen wat we hier aan konden doen. Toen bleek dat zulke bekeuringen "state offences" waren. Hanny en ik kwamen toch niet terug in New York, daarbij stonden ze nog geboekt op de oude nummerborden van de Duitser en het koopcontract stond op de datum van morgen. De bekeuringen gingen met een grote boog de prullenbak in. Snel de nieuwe nummerplaten er op en de vrijstellingssticker voor de keuring achter de ruit geplakt. De volgende ochtend ik vroeg uit m'n nest om de parkeerautomaat vol te stoppen.

De rest van die dag zetten we de bus op een grote parkeerplaats in de Bronx.

Onze hotelweek was voorbij en 's avonds haalden we de bus op om de nacht geparkeerd in "Higher East Side" door te brengen.

 

 

Tiemen in de takels

 

 

Het dagboek leest 26 mei 1982.

 

Tijdens ons "winkelen" van de ene auto-dealer naar de andere en nadien om de zaken voor de bus in orde te brengen, hadden Hanny en ik New York bekeken: De Empire State Building, World Trade Center, Statue of Liberty, Central Park, Greenwich Village, West-Side, Broadway, Wallstreet en ga zo maar door. Erg onder de indruk waren we niet. New York is wel groot, maar de subway brengt je snel naar de plaats van bestemming.

We stonden om half zeven op want om 7 uur ging het parkeerverbod in. Acht dagen New York, prima, snel weg uit "the big apple".

Mijn ouders zouden op 18 juni naar Toronto vliegen, dus we hadden tijd genoeg om de staten New Jersey en New-York te bekijken.

We reden richting Woodstock. Ik wilde een verhaal schrijven over de "naweeën" van het grote popfestival dat daar in 1969 gehouden is.

Een plaatselijke winkelier vertelde dat het popfestival niet in de plaats Woodstock zelf gehouden was. De organisatoren van het festival hadden nooit verwacht, dat het op zo'n grote happening uit zou lopen. Het festival zou aanvankelijk gehouden worden in een stadion, maar toen bij de voorverkoop al bleek dat er meer dat 200.000 kaartjes waren verkocht, moest men hals-over-kop uitkijken naar een andere plaats. Gelukkig vond men een boer nabij de White-falls zo gek om een groot gedeelte van zijn bouwland te verhuren. Nu lag het gebied van de White-falls ruim 180 kilometer naar het westen en dat vonden Hanny en ik toch een te grote omweg voor een verhaal. We reden dus door naar Haines-falls in het Lake district in de staat New York om daar een camping in een natuurpark op te zoeken. Onze eerste kennismaking met kampeerplaatsen in Amerika. In een woord geweldig!

Ruime plaatsen met elk een barbecue-plek en een picknick tafel. Alles ruim opgezet in een prachtige omgeving. De gemiddelde prijs was ongeveer 3 dollar per nacht.

Wij haalden de adressen van kampeerplaatsen uit de boekjes van de AAA en de gegevens klopten vrij goed. Hanny en ik zochten meestal de campings op die gratis waren. Je reist "low-budget" nietwaar?

Als een camping 2 dollar kostte, dan gingen wij er staan. Omrijden kost ook benzine.

Op een enkele uitzondering na, zijn de kampeerplaatsen in Amerika, vooral die in natuurparken, "state-parks" of "national forest", bijzonder goed en mooi.

We besteedden de eerste dagen om de auto goed onder handen te nemen. Hanny hield zich bezig met de binnenkant en ik wierp mij op het mechanische gedeelte. De bus was tien jaar oud en moest nog door de jaarlijkse veiligheidskeuring.

Ik informeerde bij een plaatselijk garagebedrijf en daar bleek dat men er niet zo zwaar aan tilde. Ik moest maar met de bus langskomen. Dan zouden ze wel kijken.

De volgende dag reden Hanny en ik toch wel met een angstig gevoel naar de garage. De bus werd op een brug gereden en de onderkant werd geïnspecteerd. Dat zag er allemaal uitstekend uit. Dat de uitlaat rot was vond hij geen bezwaar. Hij haalde een voorwiel er af om de remmen te bekijken. De voorremmen waren net van nieuwe blokken voorzien, dus dat was geen probleem. De achterremschoenen waren echter niet helemaal 100%. De garagehouder zei dat wanneer de voorremmen er zo goed uitzagen, de achterremmen ook wel goed zouden zijn. De niet werkende handrem werd niet getest...

De zoemer die afgaat als je de sleutel in het contact laat zitten en de deur open doet, (verplicht in de staat New York) werkte ook, maar werd er op ons verzoek direct uit gesloopt ("Bull-shit".)

De toeter werkte en de lampen deden het. "Okay", zes dollar betalen, een stempel op het certificaat en een sticker voor de voorruit. De auto was weer veilig voor een jaar.

We keken ook nauwkeurig waar de olielekkage vandaan kwam. Het bleek dat een pakking bij de oliekoeler niet dicht was. Vervanging zou betekenen, dat het motorblok er uit moest.

Dat was teveel van het goede. Hanny en ik besloten geregeld maar een halve liter olie bij te vullen. Dat zou goedkoper zijn, dan het blok er uit te halen.

De dagen daar opvolgend trokken we heel langzaam naar het noorden, richting Niagara-watervallen.

De bus begon telkens meer kuren te krijgen. Slecht starten en regelmatig afslaan. Nieuwe bougies, contactpunten en optimale afstelling hielpen slechts even en we besloten naar een V.W.-garage te gaan om raad.

Die kwamen er ook niet uit en de carburateurs werden onder handen genomen. Dat gaf een kleine verbetering, maar nu bleek, dat uit beide carburateurs de "injection-pipes" misten. Dat verklaarde waarom de auto slecht startte en neigingen had tot afslaan bij het optrekken. Stationair omhoog gedraaid en er maar mee leren leven.

Voor de prijs van een nieuwe uitlaat, koop ik in Nederland bijna een tweede-hands kever, dus smeerden we een dikke laag uitlaatkit over de gaten. Op een sloop zouden we dan wel verder kijken.

We reden naar Watkins Glen door Peyton Place-achtige dorpjes. Het weer was redelijk en Hanny en ik hadden het uitstekend naar onze zin. We gingen wijn proeven op de wijnmakerij van Taylor nabij Hammonds Port. Zowaar was er een Amerikaan die "wine on the rocks" dronk. Wijn met ijs!!

We bezochten het Letchwood State Park in de buurt van Portageville en in de regen reden we naar het plaatsje Lockport. Hier gingen we "groot" inkopen. Toen we verder wilden rijden, kregen we de auto niet meer aan de praat. Wat ik ook probeerde: niets!

Ik had wel ontdekt, dat het iets te maken had met de verdeler, maar verder kwam ik ook niet. Gelukkig was het bureau van de automobielvereniging aan de overkant van de weg, maar het was nu weekend, dus alles gesloten. We moesten dus twee nachten op de parkeerplaats voor het winkelcentrum blijven staan. Geen probleem, eten en drinken bij de hand en de parkeerplaats was 's nachts verlicht, omdat er enkele winkels 24 uur open waren. We voelden ons veilig en het weer was toch "naadje pet".

Maandag lekker uitgeslapen en na het ontbijt naar het bureau van de AAA. Daar werd een "tow-car" van de V.W.-garage gebeld en die was snel bij ons. De monteur zag ook geen mogelijkheid de bus aan de praat te krijgen en zo verdween onze "Tiemen" voor het eerst in de takels. Dankzij het lidmaatschap van de AAA is het afslepen de eerste 10 mijl gratis, anders betaal je 1,5 dollar per mijl! Bij de garage aangekomen werd onze bus in handen gegeven van een Italiaanse monteur. Toen hij hoorde dat wij uit Europa kwamen raakte hij helemaal opgewonden en toen hij hoorde dat wij ook nog in zijn geboorteplaats Napels waren geweest, was hij helemaal door het dolle heen.

Hij maar praten over Roedi Krroll en spagetti Napoli en ik hoorde de klok maar tikken tegen een tarief van 45 dollar per uur. Na een kwartier was hij uitgepraat over het mooie Italië en ging hij aan de slag met "Tiemen". Hij beloofde ons als "fellow friends Europeans" wel een "special price" maar dat hadden we in Afrika ook al zo vaak gehoord.

Het bleek dat de verdeler verroest was. Normaal deed men er een nieuwe in, maar dat zou erg duur worden. Voor de "special friends" zou onze Italiaan de oude wel weer opknappen. Hij sloopte de verdeler en ging langzaam de zaak weer opbouwen. Her en der haalde hij nieuwe onderdelen uit doosjes en onder een knipoog en "special price" monteerde hij die in de verdeler.

Al met al was hij twee en een half uur bezig om het zaakje in orde te krijgen. Ook vertelde hij, dat er "injection-tubes" in de carburateurs moesten. Hij had ze niet in voorraad. Bestellen zou ongeveer een week duren en zoveel tijd hadden we niet. We moesten de 18e juni in Toronto zijn om mijn ouders af te halen. Na een proefrit en weer opnieuw de carburateurs afstellen liep de bus beter, maar toch nog niet helemaal goed. Gelukkig viel de rekening mee. Toch een "special price for friends from Europe".

We reden nu snel richting Buffalo in het noorden van de staat New York om de Niagara watervallen te gaan bekijken. Vroeg in de avond kwamen we daar aan. We vonden een goede "stek" bij het museum en besloten de nacht op deze parkeerplaats door te brengen. Toen het echter donker werd bleken de lantaarns het niet te doen. Hanny en ik hadden echter geen zin om te gaan "verstekken".

Lekker eten, puzzeltje oplossen, de wereldomroep beluisteren en laat gaan slapen.

Om een uur of twee werd ik wakker doordat een of andere halve gare onze bus in de schijnwerpers zette. Toen een paar tellen later een sirene even ging loeien werd duidelijk dat wij de politie op bezoek hadden. Heel beschaafd klopte een politieman op de deur met de vraag of er iemand "home" was. Ik beantwoordde dit bevestigend en opende de deur. Ik stelde mij voor en vertelde dat wij toeristen uit Nederland waren. Helemaal geen probleem en ik gaf hem onze paspoorten.

Toen hij na lang zoeken door alle visa het Amerikaanse gevonden had, was hij tevreden. Alleen vond hij onze "stek" niet zo ideaal. Veel te donker. Hij kon ons niet zien vanaf de weg en om bij elke patrouille de parkeerplaats op te rijden vond hij niet ideaal. De agent raadde ons aan om op de grote parkeerplaats bij de ingang van de watervallen te gaan staan. Daar was een politiepost en een "tourist information" met een toilet. Wij hadden die plaats wel gezien, maar het kostte 4 dollar voor een dag en dat was een beetje te veel vonden wij. De agent vertelde echter, dat de parkeerplaats om acht uur vrij gegeven werd en dat je dan helemaal niets hoefde te betalen. Hij legde ons uit hoe we er moesten komen en ik ging in mijn pyjama achter het stuur zitten. Aangekomen op de parkeerplaats bleek dat wij niet de enigen waren die daar zouden overnachten. Uiteindelijk bleven wij twee nachten op ons "trailerpark."

Met volle teugen lieten wij het enorme natuurgeweld van de watervallen op ons inwerken. Geweldig en om stil van te worden.

Via een wandeling door de Cave of the Wind kwamen we heel dicht bij het donderende geweld van de watervallen. Horen en zien vergaat je; "far out!"

We bezochten enkele musea en de waterkrachtcentrale. Via de tolbrug liepen we naar de Canadese kant van de watervallen. Al snel bleek het verschil tussen de twee kanten. De Canadezen hadden van het watervalgebeuren een gigantische kermis gemaakt met eet-tenten, waardeloze sensatiemusea, draaimolens en andere onzin, waar je veel geld voor moet betalen. Wel had je van deze kant het mooiste gezicht over de hele waterval.

     
Zonder woorden, maar wel erg nat en spectaculair en mooi etc. etc. etc..
     

De Amerikanen hebben van de omgeving een State-park gemaakt en de watervallen in hun waarde gelaten. Om het gigantische geweld van het water echt op je in te laten werken moet je aan de Amerikaanse kant blijven. Voor de "all American show" is de Canadese kant aan te raden.

Laat in de avond genoten Hanny en ik nog van de adembenemende lichtshow op de watervallen. Al met al werden het dagen om nooit te vergeten.

Dat "everything is big in America" gaat in ieder geval op voor de Niagarawatervallen.

 

 

Met ouders op pad

 

Ruim de tijd nemend reden we richting Toronto. De uitlaat was nu zover kapot, dat hij niet meer dicht te smeren was.

Hanny en ik besloten een nieuwe te kopen. Via de Canadese Automobiel Club (de CAA), waar je via de AAA ook direct lid van bent, kregen we de adressen van alle V.W.-dealers in Toronto.

We belden er een paar op om te informeren naar prijzen van uitlaten en kozen de dealer die de goedkoopste kon leveren.

We bleven die nacht op de parkeerplaats van de garage staan. We informeerden direct naar de injection tubes, die nog in de carburateurs moesten. Ook hij had deze niet in voorraad en moest ze bestellen. Wij zouden toch mijn ouders terug brengen naar Toronto dus dat was nu geen probleem.

Het inzetten van de tubes zou echter wel een dure klus zijn: Beide carburateurs zouden gedemonteerd moeten worden en dat met een uurloon van 42 dollar... kassa!

Nou ja, "that's all in the game", en we bestelden de tubes maar.

Om geld uit 8te sparen besloot ik zelf de uitlaat te monteren. Dat lukte. Het was wel een montage met hindernissen. Die bestonden uit plotseling neerplenzende regenbuien die soms zo snel opkwamen, dat ik nauwelijks tijd had om droog de bus in te komen.

We hadden nog drie dagen voordat mijn ouders aan zouden komen en die gebruikten we om de stad en de omgeving te bekijken.

We gingen met openbaar vervoer Toronto in om onze post bij het Nederlandse consulaat af te halen. Hier kregen we de laatste vluchtgegevens van mijn ouders.

Toronto is een moderne stad, wolkenkrabbers, grote pleinen, fonteinen en grote winkelcomplexen, de zgn. "shopping malls",

We bezochten het "pioneers village", een pioniersdorp, waar we met onze verlopen (en vervalste) studentenkaarten toch een korting kregen van 3 dollar per persoon. (crime pays sometimes.)

We reden de dag voor mijn ouders kwamen naar de stadscamping die duurder bleek te zijn dan in het boekje stond. Voor de douche moest je bovendien apart betalen.

Na ruim een week weer eens uitgebreid douchen, dat was ons wel wat waard. Het weer kon beter zijn, maar de verwachting was redelijk. Hanny en ik zetten de tent op, voor het eerst sinds ruim een jaar. We zouden het nu anders doen dan in Israël. Mijn ouders zouden in de bus slapen en wij in de tent.

 

Het dagboek leest 18 juni 1982.

 

Het is toch altijd weer spannend je ouders na ruim een jaar weer te zien. Hoe zou het zijn een maand dag en nacht met elkaar op te trekken? Zou het goed gaan zonder ruzie? We zouden wel zien.

Ze kwamen precies op tijd binnen en we reden direct naar de camping. Daar werd heel wat bijgepraat en het programma voor de komende maand doorgesproken.

De volgende dag reden we naar Peterborough, naar Arend en Lyda. Zij zijn vrienden van mijn ouders en zijn in 1962 naar Canada geëmigreerd.

Leuke mensen, ze lieten ons de omgeving zien en brachten ons naar de "lift-locks" van Peterborough.

Dit zijn twee grote bakken in een kanaal en een wereldberoemde bijzonderheid.

Het kanaal heeft een niveauverschil van 20 meter. Om dat te overbruggen is er een oplossing gezocht die eenvoudig maar uniek is.

     
De lift-locks.....

Men construeerde twee enorme bakken die aansluiten op de bodem van het kanaal. Als er een schip van het laaggelegen kanaaldeel naar het hogere deel moet vaart het de "bak" in. De deur wordt gesloten, net als bij sluizen.

Dan wordt de bak met schip en al "opgetakeld", terwijl de lege bak van boven naar beneden komt. Het gewicht van beide bakken is gelijk, dus de bak waarin geen schip zit dient als "balans" voor de bak waarin wel een boot is afgemeerd.

 

Heel bijzonder en men voorkomt de bouw van een enorm aantal sluizen om het hoogteverschil te overwinnen.

Hanny en ik gingen met de zonen van Arend en Lyda, Frits en Peter naar een "province park" met grotten. Hier haalden wij halsbrekende toeren uit om door de grotten te klauteren.

We hadden een uitstekende tijd bij hen. Mijn ouders waren ook weer bijgepraat met Arend en Lyda en na twee dagen van hun gastvrijheid genoten te hebben vertrokken wij richting Algonquin National Park.

Nu Tiemen mijn ouders en hun bagage mee moest voeren, merkten we duidelijk dat de motor meer moest trekken.

Het gebeurde dan ook regelmatig, dat de motor zo heet werd, dat het rode lampje van de oliedruk ging branden. Dat zat mij niet zo lekker, maar het instructieboek vertelde mij dat dat heel normaal was. Er kwam niet genoeg benzine in de carburateurs door de missende injection-tubes en vooral bij sterke tegenwind en extra belasting betekende dat extra "beren" voor de motor. Nu ja dat zal dan wel.

Een maand later zou wel blijken, dat het boek het helemaal aan het verkeerde eind had en dat kostte ons de motor.

De camping in het Algonquin was weer zoals we het van een State Park camping mochten verwachten: In een woord te gek. Ruime plaatsen met pick-nicktafels en vuurplaats. Daar kan men in Nederland een voorbeeld aan nemen. Het weer was redelijk en we namen het er goed van. Lekker wandelen en fikkie stoken, kippetjes boven het vuur cremeren en ons laten opvreten door de muskieten.

Wat een ellende. Waarom de Schepper deze rotbeesten heeft uitgevonden is ons een raadsel. Liters anti-muskieten spul smeerden we weg, maar het leek wel of ze dat juist lekker vonden.

Toen we "uitgekeken" waren in het Algonquin-park reden we naar het Arrowhead-park ten noorden van Huntsville.

Via Elliot Lake, een plaats waar uranium gewonnen wordt (het museum is zeker de moeite waard) reden we naar Bar River. In Elliot Lake bezochten we weer een immens grote "shopping mall" en aten kip bij Kentucky Fried Chicken. In die dagen probeerden we de Pizza Hut, Mc Donalds, Super Burger, Happy Hambu, Bug's Buns en ga maar door. Vooral als mijn vader aan de beurt was om af te wassen bezochten we deze eetgelegenheden. Aan afwassen heeft hij een hekel.

Het ging uitstekend zo trekken met mijn ouders. Het slapen in Tiemen beviel hun goed en na twee nachten waren Hanny en ik ook weer gewend om in de tent te slapen.

De bus reed nog steeds, al werd de motor geregeld te heet. Ik maakte mij daar zorgen over en probeerde hier alles aan te doen. Ontsteking stellen, de mix tussen loodvrije (welke een hoger octaan heeft) en benzine met lood veranderen, niets hielp. Elke ochtend dus maar een schietgebedje gedaan en dat heeft die weken met mijn ouders geholpen.

De enige pech die wij kregen was een lekke band. Nu waren de banden toen we de bus kochten al niet geweldig, maar toch zat er nog wel een millimeter of twee profiel op. Wij kregen deze pech juist op een stuk verlaten weg. De krik die bij de bus zat draaide ik bij de eerste paar slagen al tot gort.

Daar sta je dan in het "midden" van "nergens". Gelukkig zagen we een mijl verderop een huis en daar ben ik heen gelopen. Ik werd verwelkomd door een enorme hond met grote tanden. Daar heb ik het helemaal niet op dus bleef ik op een respectabele afstand. De hond raakte steeds meer op "tilt" en ik hoopte maar dat de ketting sterk genoeg was.

Uiteindelijk verscheen er iemand met de vraag wat ik wilde. Ik stelde mij voor en legde mijn probleem uit. Ik kreeg van hem een enorme garagekrik mee, gelukkig op wieltjes. Ik moest het maar "easy taken" en verder "good luck". Prima, duur krikje, zou ik wel ergens voor een paar dollar kunnen verkopen, hadden we de aankoop van een nieuwe band er ook uit. Gelukkig ben ik niet zo, maar ik verbaasde mij wel dat ik die krik zo maar mee kreeg. De band was snel gewisseld en wij brachten de krik weer terug.

Mijn vader "trakteerde" ons op een nieuwe band die we kochten bij K-Markt. Een supermarktketen in Canada, de U.S. en Mexico.

Het leuke van banden kopen bij de K-Markt is dat je er een verzekering bij kan sluiten. Krijg je binnen een jaar na aankoop problemen met de band, dan wordt deze vergoed. Wel wordt eerst gekeken hoeveel millimeter profiel er afgesleten is en dat wordt van de prijs afgetrokken. Voor 3 dollar kun je deze verzekering niet laten schieten.

 

Zalmentrap en cornflakes

 

 

We reden van het ene natuurpark naar het andere. We wandelden veel, bezochten musea, visitors centers, gingen naar "ranger talks" die 's avonds gehouden werden in de parken en cremeerden bijna elke avond een stuk vlees boven een "bon fire". We reden via de tolbrug bij Curtis weer de U.S. in. Afstanden telden niet. Door de uitstekende wegen reden we zonder problemen ruim 250 kilometer en hadden nog genoeg tijd om wandelingen te maken, te pick-nicken op restarea's, inkopen te doen in "malls" en te genieten van het trekkersleven.

Nadat we de tolbrug waren gepasseerd sloegen we rechts af de 28 en H33 op richting Curtis in de staat Wisconsin via het Hiawata National Park. We wilden langs de westkant van Lake Michigan afzakken naar Chicago. Maar bij een vuurtje op een camping in een state park nabij de plaats Two Rivers besloten we niet naar Chicago te gaan. Mijn ouders hadden die stad al gezien en Hanny en ik hadden er geen zin in. In Two Rivers bezochten we het vissersmuseum en boekten een plaats op de boot over het Lake Michigan naar de staat Michigan. Met een grote boog reden we om het plaatsje Holland. Mijn ouders waren er bij een vorig bezoek al eens geweest en wij worden niet goed van emigranten die zo nodig hun land van herkomst in ere moeten houden. We reden door dorpen met de naam Haren, Putten, Adorp, Enkhuizen en we kochten in een Hollandse winkel hagelslag, drop en shag. In Grand Rapids bezochten we de vistrap. De stroomversnelling in de rivier is hier zo krachtig dat gedurende de zalmtrek er veel van die vissen niet tegen op konden komen. Dit kostte elk jaar zoveel zalmen het leven, dat men besloot een trap aan de zijkant in de stroomversnelling te maken. Hoe men op dit idee gekomen is weten we niet, maar het werkt uitstekend. Door de betonnen trap in het water wordt de "rapid" minder onstuimig en de zalmen komen nu met minder moeite omhoog. De trap is vrij smal en vissen is er streng verboden.

We probeerden regelmatig op een "junk-yard" een krik op de kop te tikken, maar die hadden ze niet voor V.W. Toen we het bij een officiële V.W.-dealer probeerden, hadden we maar te kiezen. Voor een paar dollar hadden we twee bijna nieuwe krikken. Hier kwamen we er ook achter, dat je voor een paar dollar goede gebruikte banden kon kopen. Al doende leert men.

Het weer was uistekend, zon, prima zwemwater maar teveel muskieten in het Lake Distrikt van Michigan.

We zakten af naar het zuiden richting Battle Creek. Mijn ouders hadden hier vrienden wonen -Bob en Nancy- en in deze plaats staat de fabriek van Kellogg's, de grootste cornflake producent van de wereld.

We maakten een tour door de fabriek en we bezochten Bob alvast in zijn fotozaak aan de promenade, in "down town Battle Creek." Nadat we het stadscentrum hadden bekeken gingen we naar het huis van Bob en Nancy. We werden daar met open armen ontvangen. De eerste anderhalf uur kregen we echter niets te drinken hoewel het in huis vrij warm was. Wij als "greenhorns" wisten nog niet, dat wanneer je wat wilde hebben, je er om vragen moest. Nancy was net thuis, dus de airco had nog niet lang genoeg aangestaan om de temperatuur binnen behaaglijk te maken. Mijn ouders wisten ons wel te vertellen, dat er in het huis van Bob en Nancy niet gerookt mocht worden, omdat ze een gesloten aircondition-systeem hadden. Wij besloten naar het terras te gaan. We kwamen er toen achter dat het buiten inmiddels koeler was dan binnen. We rookten ons sigaretje en namen de muskieten voor lief.

Na het eten speelden we een partijtje cricket. Dikke pret om daarna ergens een ijsje te eten. Met z'n allen in de grote Buick van Bob. Dat "eventjes" een ijsje eten op de hoek, resulteerde in een rit van ruim een half uur. Afstanden tellen niet in de U.S. Het was wel lekker ijs.

De volgende dag reden we met Nancy door Battle Creek en bezichtigden enkele zeer mooie villa's welke voor Amerikaanse begrippen erg oud waren (wel 80 jaar!)

Bob en Nancy hadden die avond een afspraak voor een "party" met een bevriend echtpaar. De gastheer bleek gepensioneerd directeur van Kelloggs te zijn. "Big money" dachten wij. Bob had deze mensen gevraagd of wij ook mee konden komen en dat was natuurlijk geen

enkel bezwaar. Mensen uit Nederland en dan ook nog een "koppel" dat al ruim twee jaar op wereldreis is, dat was "high bar talk". Bob zou die avond dia's vertonen van zijn reis naar Hong Kong. Daar waren wij weer in geïnteresseerd. Het zou volgens Nancy een leuke party worden. Nu we zouden wel zien.

Vijf minuten na de afgesproken tijd ("social delay") kwamen we bij het huis van de ex-Kelloggs-boss. Hanny en ik werden even "helemaal niet goed". Dat was geen huis meer maar een half kasteel. We zagen het helemaal zitten; grote glazen Bourbon en meer van die lekkere drankjes die voor een eenvoudige globetrotter niet te betalen zijn. We kwamen in een soort balzaal en daar stonden de stoelen netjes in een halve cirkel. Er zouden ook nog andere mensen komen. Om half negen was iedereen present en de voorstelling kon beginnen. De diaserie over Hong Kong was interessant, maar we vroegen ons wel af waar nu drankjes bleven. We zaten finaal te "verdorren". De pest was ook nog dat al die "high society" lui fanatieke gezondheidsfreaks zijn, dus roken was er ook niet bij. Om tien uur gingen we eindelijk naar de dining-room; vol verwachting klopte ons hart. We hadden wel bewondering voor het antiek dat overal stond. Helaas was het zo'n bij elkaar geraapt "zootje" dat het niet tot z'n recht kwam. Verschillende stijlen, volledig door elkaar. Het had wel ontzettend veel geld gekost.

De gastvrouw had het hoogste woord en nadat we het relaas van het servies aangehoord hadden, -het kwam uit Europa, was van een speciale zilverlegering en had een vermogen gekost-, kregen we een redelijk grote sorbet met wel twee aardbeien. De lening voor de aanschaf van het servies was zeker nog niet afbetaald. Het gesprek was zo saai dat Hanny en ik moeite hadden om wakker te blijven. De koffie die we kregen hielp ook niet, want die was natuurlijk cafeïnevrij.

De kopjes dronken lekker want die hadden bijna honderd piek per stuk gekost(!) Ik had zin om er eentje te laten vallen. Meer dan twee kopjes koffie zat er niet in en om elf uur werden we weer naar de "living" gedirigeerd. Daar moesten Hanny en ik alles over de wereldreis vertellen, maar de dure drankjes en de lekkere hapjes bleven uit, vanwege de gezondheid. Om twaalf uur gaf de gastheer te kennen dat het tijd was om "op te rotten" en wij vertrokken met een kater, die echt niet van de drank kwam. Toen we die nacht het geheel nog eens de revue lieten passeren, moesten we zo gieren van het lachen, dat Tiemen er van schudde. Een hoop "kak" op een klein maar duur potje.

De tijd ging door en we namen afscheid van Bob en Nancy. We reden richting Canada om een paar andere vrienden van mijn ouders te ontmoeten.

Jan en Corry, die naar Canada emigreerden en daar een boerderij kochten. Bikkelhard werken om na twintig jaar binnen te zijn. Dan van de centen genieten, hopelijk zonder hart-, maag- of andere kwaal die je van hard werken kan krijgen. Vriendelijke, eenvoudige mensen met heimwee naar Nederland. Het bekende beeld van een emigrant.

De vakantie van mijn ouders liep ten einde en langzaam reden we richting Toronto. Zij hadden de stad nog niet bekeken, dus de resterenden dagen maakten we "kapot" in de city.

We bezochten het wetenschappelijk museum, het Eaton Centrum, China Town en weer het "Black Creek Pioneers Village." (De truc met de studentenkaarten lukte weer.)

Mooi weer, vuurtje stoken op de camping, kippetjes cremeren en voor mijn ouders was het uren tellen.

Wij gingen verder en zouden onze ogen goed de kost geven. Was er op dit continent een goede toekomst op te bouwen? Een toekomst beter dan in Nederland? "Nothing to lose" voor Hanny en mij, wat hadden we in Nederland?

Dag ouders! Hoe lang zal het duren voordat we elkaar weer zien? Zouden we elkaar weer zien?

Afscheid nemen en doorgaan. Hanny en ik waren het al gewend. Of went het nooit?

Afscheid nemen en doorgaan, het lot van een globetrotter.

 

 

Het einde van de motor

 

Het dagboek leest 16 juli 1982.

 

Nadat we mijn ouders op het vliegtuig hadden gezet, gingen Hanny en ik op zoek naar een goede stek voor de nacht. Die dachten we al snel gevonden te hebben, maar om een uur of twaalf kregen we bezoek van twee "cops". Zij vertelden ons, dat wij uitgerekend een plek hadden uitgekozen, midden in de rosse buurt van Toronto. Na wat collega's via de mobilofoon geraadpleegd te hebben verwezen zij ons naar een parkeerplaats bij een grote "shopping mall" in de buurt. Je mocht daar officieel niet "overnight parken" maar zij hadden de collega ingelicht en wij zouden daar ongestoord die nacht mogen staan. Prima in orde dus. De volgende dag reden we naar de Volkswagen-garage om daar de injection tubes in de carburateurs te laten zetten. We konden niet direct geholpen worden en terwijl wij voor de garage stonden te wachten kwam er een jongen op een fiets naar ons toe. Hij stelde zich voor als Michel en nodigde ons uit bij hem thuis te komen. De letters "Holland" die ik op de bus had geplakt begonnen vruchten af te werpen.

De injection tubes werden geplaatst, de rekening viel tegen, maar onze "Tiemen" reed stukken beter. Lekker snel optrekken en prima starten. Wel moesten we zo snel mogelijk het motorruim dicht maken met een rand schuimplastic adviseerde de monteur ons. De motor zou anders wel eens te heet kunnen worden!!!! 

Het ei van Columbus, waarom was ik daar niet eerder gekomen. De warmte van de motor werd niet op de juiste manier afgezogen, maar bleef rondcirkelen in het motorgedeelte. Nou ja, Tiemen had het nu ruim een maand zo uitgehouden, dus een paar dagen meer kon geen kwaad, dachten wij.

We hadden een uitstekende tijd bij Michel, Cathy en de twee kinderen. Door bij hen te blijven konden we het uitgavengemiddelde van die maand redelijk benaderen.

De laatste zaakjes in Toronto werden geregeld, "de pil" gehaald voor Hanny, brieven bij het consulaat en toen: "Hit the road again, going west." 

Ruim 3000 mijl lagen nu voor ons. South-Dakota, the Bad Lands, the Black Hills, daar wilden we heen.

Nu kwamen we er pas echt achter hoe groot Amerika eigenlijk is. Onafzienbare akkers, enorme boerderijen, twee tijdzones doorkruist, de Mississippy overgestoken. We reden over de "Oregon Trail". Een weg die de eerste pioniers ook gebruikten om naar het westen te trekken. Toen een karrenspoor, nu een asfaltweg. Drive-in eethuizen, call from your car (telefoneren zonder uit de auto te stappen), drive-inbanken, veel zo niet alles draait om de auto. We zagen de eerste stukken prairie en daar in de verte, de pieken van de Rocky Mountains. Kamperen op "free camps" en de mijlen draaiden onder de wielen van Tiemen door.

Bijna een week deden we er over om in South Dakota te komen. We hadden de tijd, het weer was redelijk, het kon "niet kapot", dachten we.

   
Tiemen en wij voor de Rocky's
   

Zo mijmerend en met een country cassette in de recorder genoten we van het globetrottersleven.

Plotseling kwam er een enorm geratel onder de motorkap vandaan. Snel schakelde ik de motor uit en liet Tiemen naar de kant van de weg rollen. Wat zou er aan de hand zijn?

Een blik achter de motorkap maakte mij ook niets wijzer en ik vroeg Hanny de motor eens te starten. Dat lukte vrij aardig en het geratel werd minder. Ik hoorde, dat het lawaai van de vierde cilinder afkwam. Ik haalde het kleppendeksel eraf om te kijken. Ik morrelde wat aan de stoterstangen en kwam tot de ontdekking dat de uitlaatklep van de vierde(!) cilinder vast zat. Gelukkig wel in de bovenste stand, dus de motor kon draaien. Alle compressie vloog weg langs de klepsteel. Gelukkig rijdt een V.W. ook op drie "pitten". We waren net een klein dorp door gekomen en ik besloot daar naar toe te liften, om een garage te zoeken. De lift was snel gekregen en de garage snel gevonden. Er werd een takelwagen gehaald en even later hing onze Tiemen weer in de takels. Dank zij het lidmaatschap van de AAA kostte dit ons weer niets.

Bij de garage aangekomen, bevestigde de monteur wat ik al vreesde: Door oververhitting was de klepsteel kromgetrokken en op een gegeven moment vast blijven zitten. Door de zuiger was de klep toen omhoog "geramd". Hoogstwaarschijnlijk was die nu ook kapot. Mijn vraag was, waarom juist de vierde cilinder en niet de derde. De derde gaat over het algemeen het eerst kapot wanneer er sprake is van oververhitting. We hadden in ieder geval geluk gehad, de klep was niet afgebroken dus de zuiger kon nog heen en weer. De garagehouder durfde niets te doen aan Europese auto's. Daar had hij geen verstand van. Dat waren bovendien geen auto's. "It's only American car that counts."

"Dikke lul, drie bier", wij zaten er mee en de dichtstbijzijnde V.W.-garage was in Rapid City zo'n 150 mijl verder. Afslepen zou ons 1 dollar per mijl kosten, maar de eerste 10 mijl zou wel weer gratis zijn. Dit was een te hoge uitgave voor eenvoudige globetrotters en we besloten op drie cilinders door te rijden.

De klepspeling van de vierde cilinder op maximaal, de bougie eruit, schietgebedje doen en op hoop van zegen. Afslepen kon altijd nog en elke door ons gereden mijl was verdiend.

We besloten wel langs de plaats "Wounded Knee" te rijden. Hier is nog steeds een groot

Indianen-reservaat en dat wilden wij wel eens zien.

Het was al gebleken dat de Amerikanen de Indianen nog steeds als tweederangs burgers behandelen.

"Apartheid" in Amerika. De "thuislanden" zijn de reservaten. De reservaten zijn de getto's voor de Indianen, de oorspronkelijke bewoners van het land. Hoe schofterig de Amerikaanse overheid de Indianen in het verleden heeft behandeld werd ons duidelijk bij de tekstborden van het monument van Wounded Knee.

   

Het verhaal van Wounded Knee.

Te triest voor woorden...

 

Maar ook hoe "open" men over die "misdaad" is. Vrank en vrij wordt er melding gemaakt, hoe daar door het Amerikaanse leger duizenden Sioux zijn afgemaakt. Hanny en ik kregen een vuile smaak in onze monden toen we de verhalen van de Indianen lazen in de boekjes die we kregen bij een Visitors Center. We wisten natuurlijk wel dat de Amerikanen op categorische wijze de Indianen probeerden uit te roeien, maar nu zaten we er midden in. We stonden er met de neus boven op. We zagen het nu met eigen ogen. De eerste keer dat we overduidelijk merkten hoe hypocriet dat Amerikaans volkje eigenlijk is.

We slikten de slechte smaak maar snel weg en genoten verder van de mooie omgeving van de zuidelijke "Bad Lands", de uitlopers van de Rocky Mountains.

We besloten maar zo snel mogelijk naar Rapid City te rijden, want een kruik gaat net zo lang te water tot deze barst. Een motor op drie pitten draait net zo lang door, tot hij helemaal de geest geeft.

 

 

Onder politie-escorte naar Rapid City

 

Onderweg zijn we toch nog even gestopt voor een kop thee en net toen we weg wilden gaan stopte er een sheriff, met de vraag of wij problemen hadden. Ik vertelde hem in het kort ons verhaal.

Hij zou wel achter ons blijven rijden. Mocht er dan wat gebeuren, dan kon hij via de mobilofoon een takelwagen oproepen. Dat vonden wij uitstekend. We moesten nog 70 mijl rijden en tussen Wounded Knee en Rapid City was het land bijna door God verlaten met hier en daar een los lopende Sioux die het helemaal niet had op blanken, of deze nu uit Europa kwam of een "Yank" was.

Toen we bij de eerste woningen van Rapid City kwamen groette de sheriff ons en reed een andere richting in. Na wat heen en weer gevraagd te hebben kwamen we bij een Volkswagengarage. Het was al laat in de avond, maar gelukkig was de eigenaar nog aanwezig. Hij was met de afrastering rond zijn parkeerplaats annex autosloop bezig. Later vertelde hij ons, dat de premie van de diefstalverzekering veel minder zou worden als hij een grote hond op zijn terrein had lopen. Daarvoor moest hij wel eerst een afrastering maken. Hij had geen zin meer om naar onze auto te kijken. Wij mochten op zijn terrein staan. Dat vond hij zelfs een uitstekend idee. Zo had hij tenminste een goede bewaking die nacht. Het bleek dat er de afgelopen weken zes maal bij hem was ingebroken.

Volkswagen is een populair automerk in de U.S. maar onderdelen zijn niet te betalen en worden steeds duurder naarmate men naar het Westen van de U.S. komt. Ik hielp de eigenaar een handje met het opbouwen van het hek en zo kwam ik in beter contact met hem. Hij heette Wolff en was ongeveer tien jaar geleden naar de U.S. geëmigreerd met vrouw en kind en enkele diploma's "sleutelen met Volkswagens". Hij was in Rapid City beland en in de garage begonnen als monteur. Hij deed dit blijkbaar zo goed en verdiende met beunen er zoveel bij, dat hij na 9 jaar als monteur gewerkt te hebben, de "tent" had kunnen kopen. De oude eigenaar ging met pensioen. Hanny en ik vonden het best en wij babbelden gezellig met hem mee, in het Duits natuurlijk. Scheelde misschien weer een paar dollar op de eindrekening. De volgende dag zou hij eerst drie meisjes uit Engeland helpen met pech aan hun V.W.-kever. Daarna waren wij aan de beurt. Klanten uit Europa behandelde hij eerst zelf om daarna, wanneer de pech ontdekt was, het probleem over te geven aan een andere monteur.

De reparatie aan de Kever liep wat uit dus Hanny en ik waren gedoemd rond te hangen, puzzels te maken en de andere monteurs op de vingers te kijken. Op het eind van de dag kon bij ons de motor nog gedemonteerd worden en in de loop van de volgende ochtend kregen we een opgave van de vermoedelijke reparatiekosten: 600 dollar! Slik. Een gereviseerde motor zou ons 750 dollar kosten, omdat deze met originele V.W.-onderdelen was gereviseerd. Wolff vertelde ons dat hij nog wel gebruikte onderdelen uit slopers kon halen en hij verkocht zuigers en cilinders van Japanse(!) makelij die ook goed waren. Zo zouden wij voor omgerekend 1800 gulden een "gloednieuwe" machine in onze Tiemen hebben hangen. Daar koop ik in Nederland twee gereviseerde motoren voor.

We hadden geen alternatief, dus gaven we Wolff de opdracht de klus uit te voeren. De monteurs gingen aan de slag en wij kregen van Wolff een V.W.-pick-up mee.

Zo konden wij ondertussen de Badlands gaan bekijken. De revisie zou wel een week duren, omdat hij overal onderdelen vandaan moest halen. Puur om de mats. Wij hadden de tijd dus Wolff moest maar rustig aan doen. Hanny en ik laadden de kampeerspullen over en trokken met de pick-up richting Black Hills. We gingen goud zoeken in een van de vele beekjes die door de Black Hills lopen. Buiten een paar zeer koude poten hielden we er niets aan over. Toch wordt er zo nu en dan een echte "nugget" gevonden.

Hanny en ik kochten de goudpan. Die hadden we eerst gehuurd. Zo hadden we tenminste nog iets.

We bezochten het Mount-Rushmoremonument. Vier enorme presidentenkoppen - Lincoln, Jefferson, Roosevelt en Washington- uitgehakt in een berg van de Black Hills.

Heel indrukwekkend, vooral nadat we een beter overzicht hadden gekregen van het werk dat Mr. Rushmore en de zijnen er aan hadden gehad. Een en ander wordt goed uitgelegd in het Visitors Center nabij het monument. De "beeldhouwers" bliezen met dynamiet stukken van de berg weg tot op enkele centimeters nauwkeurig. Rushmore had alleen vakmensen in dienst genomen, maar wel voor een "schijtloontje". Alleen de eer al om aan zo'n groots nationaal monument te mogen werken vonden zij al te gek. Een paar bergen verder probeert een beeldhouwer, Borglum genaamd, een monument van het Sioux-opperhoofd "Crazy Horse" uit de bergen te krijgen. Bij dit monument moet een subfaculteit van een of andere universiteit komen te staan. Hier zou dan "Indianenkunde" onderwezen moeten worden. Een paar doden en enkele miljoenen dollars later, is men nog niet veel opgeschoten. Toen wij ook nog tot de ontdekking kwamen dat wij 6 dollar per persoon moesten betalen om dit niets te kunnen bezichtigen, draaiden Hanny en ik het stuur van de geleende pick-up maar snel om. Weer een stomme Yank die geld probeert te slaan uit het trieste verleden van de Indianen.

Een bezoek aan Bedrock City en de daar wonende familie Flintstone konden we niet voorbij laten gaan.

"It's all American show" en we vermaakten ons uitstekend.

In het Wind Cave National Park zagen we de eerste bizonkudde. In het "visitors center" leerden we hoe de Amerikanen deze diersoort bijna hadden uitgeroeid. Van de miljoenen bizons die medio 1800 op de prairies rondliepen, waren er in 1975 nog 800 over. Er was inmiddels al stevig aan de alarmbel getrokken en enkelen hadden de bizon al opgenomen op hun farm om deze beesten te gaan fokken.

De bizon werd, toen de heren in Washington eindelijk ontwaakten, zwaar beschermd. Je kan nu beter je schoonmoeder vermoorden, dan een bizon doodschieten. Hollen of stilstaan in "Yankee-land".

Heel langzaam wordt het aantal bizons groter. Met het uitroeien van de bizon -ze werden bij duizenden voor de "fun", uit rijdende treinen afgeschoten- ontnam men ook aan de Indianen een deel van het levensonderhoud. De bizon gaf hen huiden voor kleding en tenten, vlees voor voedsel en beenderen voor gereedschappen. Via een omweg moordde men dus ook de Indiaan uit.

In Hot Springs bezochten we een museum dat vertelt over de mammoets die vroeger in dit gebied rondzwierven. Men had op het terrein van het museum enkele gave skeletten gevonden en direct is het gebied tot "Statepark" verklaard. De Amerikanen komen er langzamerhand achter. De toegang tot het mammoet gebied kost je wel 6 dollar per persoon! In de buurt van Hot Springs vonden we een free camp. Een kampeerplaats aangelegd voor reservisten van het leger, maar de gewone reiziger mag er ook staan, zij het slechts twee nachten. Vlak bij de camping was een klein stuwmeer waar Hanny en ik lekker in ons blootje konden zwemmen en streeploos weer een beetje bij konden kleuren.

Wel moet je erg oppassen met naaktzwemmen en -zonnebaden, want in vele staten is naakt recreëren streng verboden. "Everything is possible in America" weet je wel?

In het Wind Cave National Park maakten we een toer door de grotten, onder leiding van een "park ranger" die veel van grotten en "caving" af wist. Natuurlijk bezochten we een echte goudmijn en reden alle toeristisch aantrekkelijke bezienswaardigheden af die te vinden waren in de Black Hills en wijde omgeving. We waren echter toch wel nieuwsgierig hoe het met "het hart" van onze Tiemen stond en langzaam trokken we weer richting Rapid City. De revisie schoot aardig op en na een week konden we aan de "break in" beginnen. We deden dat voorzichtig met een korte rit naar Rapid City.

Bij een stop bleek, dat er olie lekte tussen het carter en de transmissie. Wij terug naar de garage en daar bleek na controle een keerring op een as tussen de motor en de transmissie kapot te zijn. De keerring was bij montage van de motor kapot gegaan. Dikke baal, want de motor moest er weer uit. Dat zouden we dan de volgende dag wel bekijken. Wolff wilde nu geen enkel risico lopen en besloot ook enkele delen van de transmissie te vervangen. Dit alleen maar tegen arbeidsloon, de onderdelen zouden we gratis krijgen. Al met al kostte ons dat nog 80 dollar, maar we hadden nu in ieder geval ook een "overhaul transmission". Zo werd de waarde van Tiemen steeds groter. Al met al een beste rib uit ons lijf. We zouden eerst "cash" betalen, maar Hanny kwam op het goede idee het eens met de coupons van de Internationale Reis- en Kredietbrief van de ANWB te proberen. Wolff keek wel raar op, maar beloofde een en ander bij de AAA te gaan informeren. Door het tijdsverschil met New-York en Washington, liep dat allemaal een beetje anders. Het zou de volgende dag geregeld kunnen worden. Tot onze stomme verbazing kwam Wolff met de mededeling dat hij de coupons accepteerde! "It's better than gold" was zijn commentaar. Wij betaalden 600 dollar met coupons en de rest "cash". Pas acht maanden later werd het van onze bankrekening in Nederland afgeschreven. De koers van de dollar was intussen gedaald en dat scheelde bijna 200 gulden. Na weer een korte proefrit en de transmissie nog eens bijgesteld te hebben, werd Tiemen goed bevonden en konden wij onze rit voortzetten. We bedankten Wolff en de zijnen hartelijk voor de gastvrijheid en de service en gingen op pad. Nieuwe motor, nieuwe transmissie, nieuwe uitlaat, wat kon er nu nog stuk? 

We reden door de Bad Lands. Nu we er geweest waren begrepen we pas goed waarom de pioniers dat gebied "the Badlands" - de slechte landen - hadden genoemd. Schier onbegaanbaar gebied met grote richels en gleuven. Bloedheet in de zomer en in de winter gieren de sneeuwstormen over het door erosie geteisterde land. Toen wij Tiemen op een "no-fee camping" op zijn plaats probeerden te manoeuvreren deed de transmissie het plotseling niet. Ik onder de bus gekropen om tot de ontdekking te komen dat de kabel van de pook naar de transmissiebak los zat. Het boutje met het palletje en het moertje was weg. Op goed geluk gingen Hanny en ik zoeken - We hadden ook al eens de contactlenzen van Hanny tussen grassprieten terug gevonden? -

Zo waar vonden we alle onderdelen. Doordat ik een speciaal stuk gereedschap niet had kon ik het niet helemaal in orde krijgen. Tiemen stond in z'n "drive" terwijl de pook in neutraal stond. Starten met de rem ingetrapt zodat de bus niet als een dolle koe vooruit sprong. Zo kwamen we in de late avond weer bij Wolff aan. Deze keek wel op zijn neus, maar toen ik hem het geval uitlegde klaarde zijn gezicht op. "No problem" en hij wilde direct aan de slag. Dat was ook niet de bedoeling, dat kon morgen ook wel. "Easy does it". Het euvel was inderdaad snel verholpen, alleen kon de transmissie niet in stand 1 geschakeld worden zonder het risico te lopen de verbindingspin te verbuigen. "No problem" vonden wij, de motor van Tiemen liep als een zonnetje en we wilden nu wel eens verder richting Yellowstone National Park. Tiemen moest nog wel een paar honderd kilometer ingereden worden en daarvoor kozen we een stuk "Interstate". De eerste kilometers "Interstate" die Hanny en ik reden in Amerika. Nu werd het ons duidelijk waarom de Amerikanen balen van de 55 mijl per uur maximum snelheid welke ook op de "Interstates" verplicht is. Een prachtige vierbaans asfaltweg en daar sukkel je dan met 55 overheen. Ideaal voor onze Tiemen om ingereden te worden; dan weer 40, dan weer 60 om terug te zakken naar 50 en zo op en neer.

 

Geld tellen aan de grens

 

Nabij Buffalo in het Big Horn National Forest vonden we een mooie "no-fee camping". Daar ontmoetten we John en Kathy uit Minnesota. Er ontwikkelde zich een zeer interessant gesprek , vooral omdat zij veel over zich zelf vertelden en duidelijk blijk gaven over diepere zaken van het leven te hebben nagedacht. Niet alleen het materiele vonden zij belangrijk, maar ook het geestelijke. Zij bleken een uitzondering te zijn en Hanny en ik zouden op een enkele keer na, niet vaker zo'n stel ontmoeten. Jammer, weer een tegenvaller van Amerika. Wij kregen van hen een Golden Eagle Pas. Dat was nog geldig voor de rest van 1982. Zij hadden die niet meer nodig. Zo konden Hanny en ik de rest van het jaar gratis in alle nationale parken en monumenten komen. Scheelde ons weer 10 dollar. We reden door naar Thermopolis Hot Spring State Park waar enkele thermaal baden zouden zijn. Een hoop "poeha" om niets, maar dat weet je pas wanneer je er geweest bent. Wel was het weer leuk te zien, hoe de Amerikanen van elke "scheet" een wervelstorm weten te maken en van elke mug een dinosaurus.

We reden nu naar het Teton National Park onder het Yellowstone. Genoten van de pieken van de Rocky's, de eeuwige sneeuw, de koelte van de hoogte en de enorme mensenmassa's die het Teton- en Yellowstone park overvielen. Het was vakantieseizoen in de U.S. en dat betekende volle campings. Met veel geluk vonden we nog een plek in het Yellowstone park. Wij waren de allerlaatsten die nog toegelaten werden. Ook het Yellowstone zat vol. En dan te bedenken dat de totale capaciteit van Teton en Yellowstone ruim 7000 plaatsen is, buiten de campsites, welke je lopend kan bereiken! Ook de kampeerplaatsen in de verre omtrek zaten vol . "Everything is big in America."

We gingen naar een "ranger talk" in het visitors center en op de altijd terug komende vraag "where you're folks from" wonnen Hanny en ik het dit keer. Wij kwamen het verst weg. Applaus?!

De ranger -een jonge vrouw- kwam aan het eind van haar "talk" naar ons toe voor een gesprekje en wij wandelden met haar de camping over. Zij was ook in Nederland geweest en had er een bijzonder goede tijd gehad. Vooral de zorg die veel Nederlanders hadden voor de natuur had haar getroffen(!)

Nu ja, dat zal wel, vooral niet tegenspreken, maar beamen. De Amerikanen zijn zelf ook showbinkerig, waarom wij dan niet? Het was op onze camping verboden met het hefdak omhoog te gaan slapen. Tenten waren ook verboden, omdat meneertje Yogy Bear geregeld op bezoek wilde komen. Een grizzly in je tent is geen lolletje. Elk jaar worden er enkele toeristen opgegeten door meneertje Bruin of Grizzly. Wij hoorden dit verhaal aan en plaatsten het onder het hoofdstuk "Wild-Weststory's". Onze ranger merkte dat wij er nog al ongelovig tegen over stonden en zij vertelde ons toen dat er drie dagen geleden nog een grote grizzly van de camping gehaald was. Met een verdovingsschot was de beer onder zeil gebracht en met een helikopter naar het achterland gebracht. Doordat de beer nu gemerkt is, weten de rangers de volgende keer dat de beer al eens eerder van een camping is geplukt. Is er dan geen dierentuin die een exemplaar besteld heeft, dan wordt het dier afgemaakt. De kop, de huid en de klauwen worden geprepareerd voor een of ander museum en het vlees gaat naar een restaurant dat daar veel geld voor moet betalen. We lieten het dak van Tiemen maar naar beneden, overtuigd als we waren.

De volgende dag was het filerijden om van de ene plaats in het Yellowstone park naar de andere te komen. We besloten een "trail" te lopen.

Hanny en ik hadden al ontdekt, dat Amerikanen over het algemeen vrij lui zijn. Dus kozen wij de iets langere wandelroutes uit. Onze stelling bleek weer te kloppen. De langere wandelroutes waren niet druk.

We genoten van de wandelingen tussen de geyserbassins. Het oergeweld zo dicht aan het oppervlak, Indrukwekkend, beangstigend, fascinerend, te gek. Vooral toen een geyser die normaal maar een keer in de zes maanden een eruptie heeft, ging spuiten. Hanny en ik kwamen er net aanlopen. Met nog een handvol andere wandelaars zagen wij dit adembenemende schouwspel. Hoe nietig en machteloos voel je je dan bij het beleven van zo'n massa niet te tomen oergeweld. Natuurlijk zagen we de "Old Faithfull" geyser spuiten. Deze geiser is zo regelmatig actief, dat je de klok er op gelijk kunt zetten. Dat hebben de Amerikanen dan ook gedaan. Een grote digitale klok geeft aan wanneer de "Old Faithfull" de "kraan weer open draait". Met nog zo'n tienduizend(!) popcorn etende en cola drinkende toeristen zit je dan te kijken. Geef mij een cent voor elke foto die daar op een dag gemaakt wordt en ik ben miljonair.

Hanny en ik voelen ons toch niet meer zo thuis in zo'n mensenmassa en we besloten ons bezoek aan het Yellowstone af te sluiten. Zo snel als de file het toeliet verlieten we het park via de Noord-West uitgang om na 80 mijl pas de eerste camping te vinden die nog plaats had. Dit was wel een camping zonder uitgebreid sanitair. Een "plons plee", een kraan, dat was alles. Precies wat Hanny en ik nodig hadden en deze was "no fee". Waar waren de avontuurlijke Amerikanen?

De volgende dag reden we door tot we een mooie camping vonden aan de Flint Creek in het gebied van de Flathead-indianen. Onderweg bezochten we nog het museumstadje Nevada City. Een "ghosttown" die door een paar liefhebbers onderhouden wordt. Belachelijk dat de Amerikaanse regering daar geen "fund" voor heeft, want het "Wilde Westen" is volgens ons toch duidelijk een stukje historie van Amerika. Zeker de moeite waard om bewaard te blijven. De saloon met het gelukswiel, de oude piano, de stoomtrein, alles wat wij van de t.v. kennen stond er, maar nu echt en ooit eens gebruikt.

De camping bij de Flintcreek beviel ons zo goed, dat we enkele dagen "oversloegen". Olie verversen, grote beurt - de remschoenen waren bijna aan vervanging toe -, artikelen schrijven voor kranten en filmpjes ontwikkelen. We waren zo druk als een klein baasje.

De staat Wyoming lieten we achter ons en reden Montana in naar het Glacier National Park.

We probeerden Ron en Jane in Calgary te bellen. Ron en Jane waren ontwikkelingswerkers die we in Nigeria hadden ontmoet. Zij zouden ongeveer terug moeten zijn. Het lukte ons niet hen te pakken te krijgen, misschien later in Calgary zelf. Het grote rodeofeest "The Stampede", hadden we net gemist. Jammer, maar je kunt niet alles hebben. De grenspassage met Canada verliep redelijk. Een punt was wel, dat de dienstdoende commies geen "echte" buitenlanders in Canada toe mocht laten . Zijn chef had deze bevoegdheid wel, maar die was een babbeltje maken met zijn Amerikaanse collega's. Hanny en ik hadden aardig de pest in. Vooral toen deze "dienstklopper" ons geld wilde tellen om te kijken of wij wel genoeg bij ons hadden voor ons verblijf in Canada.

We hadden genoeg U.S.-dollars bij ons in travellers cheques, maar alles in kleine coupures van 20 dollar. En hij maar lekker aan het tellen. Uiteindelijk was hij klaar. Toen gingen wij alles natellen om te kijken of er geen cheques misten. Hier baalde hij duidelijk van. De chef was inmiddels weer teruggekomen van zijn koffietalk met zijn Amerikaanse "mates", maar nu waren wij nog niet klaar met tellen en kon hij op ons wachten. Nu baalden er twee commiezen. En wij maar denken dat bureaucratie en belachelijke regeltjes alleen in Afrika en het Midden-Oosten bestaan! Uiteindelijk konden wij Canada ingestempeld worden en om de zaak nog eens extra te "zieken" gingen wij bij de grenspost eens uitgebreid eten.

In Calgary aangekomen gingen we maar eerst op zoek naar het consulaat. Het was in een gewoon woonhuis gevestigd. Een beetje geïrriteerd door het lange zoeken - het adres in het boek gekocht bij Buitenlandse Zaken klopte weer eens niet - stapte ik zonder te kloppen door de deur waaraan een groot bord met het wapen van Nederland hing. Ik verwachtte in een kantoor te komen, maar ik stond midden in een huiskamer. Ik zag de honorair consul met z'n voeten op tafel De Telegraaf lezen.

Ik zei: "Potverdomme" en hij zei: "Kom gerust verder". Ik stelde mij voor met het excuus bijna letterlijk met de deur in huis te zijn gevallen. Na het uitgelegd te hebben kon hij er ook om lachen. Had hij de voordeur ook maar op slot moeten doen. Er lag een stapel post voor ons uit Afrika, Zwitserland, Duitsland en Nederland en daaruit kon hij opmaken dat Hanny en ik geen gewone toeristen waren.

Tot onze grote schrik was onze "title" van de auto niet aangekomen. Dit eigendomspapier zou binnen zes weken na overschrijving naar het consulaat in New York gestuurd worden. In New York had men ons beloofd het in de gaten te houden en de "title" met de andere post door te sturen naar Calgary.

Wij hadden voor dit doel zelfs een enveloppe met 2 dollar aan postzegels op het consulaat in New York achtergelaten. Deze enveloppe met daarin wat post was wel aangekomen, maar geen "title". Dit papier moet je hebben als je de auto weer wil verkopen. Het is het enige eigendomspapier en bewijs dat de auto van jou is. Gelukkig hadden we het koopcontract nog. De consul in Calgary beloofde de post in de gaten te houden en wanneer de "title" aan zou komen, deze door te sturen naar het consulaat in San Francisco. We zouden wel zien.

 

Niet naar Alaska

 

Hanny en ik hadden een uitstekende plek gevonden op een parkeerplaats nabij een park en we waren van plan de volgende dag door te gaan richting westen, naar de provincie Britisch Columbia met het Jasper en Banf National Park. Op een gegeven moment kwam een oudere man naar de bus gelopen en begon in het Nederlands tegen ons te praten. Of wij trek hadden in een kop koffie bij hem thuis? Konden hij en zijn vrouw met ons babbelen. We konden bij hem in een kamer slapen. Dat aanbod namen wij, zoals gewoonlijk, niet aan. In principe sliepen wij altijd in onze bus. "Home, sweet home", Oost West, thuis best. Hij vond alles goed en stelde zijn carport ter beschikking. Het echtpaar bleek 20 jaar geleden geëmigreerd te zijn en hij had het "helemaal gemaakt" als binnenhuis architect. Prima allemaal, mooi huisje en echte Hollandse jenever!!! Onze spaaractie naar Ron en Jane had helaas geen succes. Alle adressen die we hadden gekregen klopten niet. We belden mensen met dezelfde achternaam in Calgary en omgeving op, maar geen van hen bleek familie van Ron en Jane of hen te kennen. Ron was vroeger hoofd geweest van een school in Calgary maar geen van de onderwijsinstellingen kon hem thuis brengen. Ook de Canadese Stichting voor Ontwikkelingswerkers in Calgary kon ons niet verder helpen. Hanny en ik voelden ons echte "private investigators", echter alles zonder resultaat.

Na een halve dag van het ene kantoor naar het andere gelopen te zijn, gaven we de moed maar op. We hadden Calgary nu ook gezien en niets weerhield ons richting westen te gaan, het Jasper en Banf National Park. Onderweg pikten we een liftster op. Dit meisje werkte al enige tijd in het stadje Banf en zij gaf ons de tip een toegangskaartje, geldig voor een dag, te kopen.

De parkrangers controleren deze kaartjes nooit en het spaarde 5 dollar per dag uit!

We zaten nu echt midden in de Rocky Mountains. Hoge bergen met pieken vol eeuwige sneeuw. Ruige natuur en dat vinden duizenden Amerikanen en Canadezen ook. Ondanks dat het vakantieseizoen bijna voorbij was, waren er nog teveel mensen. Vooral in en rondom het stadje Banf. We liepen er even door, maar trokken zo snel mogelijk noordwaarts om midden in het park een camping op te zoeken. Deze was al snel gevonden en gelukkig was er nog plaats. Zes dollar per nacht, maar daarvoor stonden we ook op een prima stek, bij een meer. Nu moesten Hanny en ik de beslissing nemen: zouden we omhoog gaan naar Alaska - wat ons plan wel was - of het maar voor gezien houden. De weersverwachting voor dat gebied bleek niet geweldig. Het was al eind augustus, dus de zomer bijna voorbij. De dagen werden korter en de eerste herfst-sneeuwbuien zouden binnenkort gaan vallen. De N-1 naar Alaska was - op grote stukken na - nog niet geasfalteerd en het gemiddelde voor dat traject, ligt op twee lekke banden. De weg omhoog was op dat moment ook nog afgesloten, omdat er een grote bosbrand woedde. We spraken met mensen die er net vandaan kwamen en we konden aan hun bemodderde voertuigen zien, dat zij beslist geen mooi weer hadden gehad. De zomer was in Alaska een enorm verregend fiasco geworden, met alle gevolgen van dien voor de "gravel roads". Hanny en ik besloten dus niet naar Alaska te gaan.

We hadden het allang afgeleerd "ergens heen te gaan" alleen "om er geweest" te zijn. Na ruim twee jaar globetrotten hoef je dat niet meer te doen. Hanny en ik verlieten het Banf/Jasper National Park via de noorduitgang. We hadden geen zwarte beren gezien, maar wel mooie witte, berggeiten.

Pratend over het feit dat de beren zich niet hadden vertoond - Jasper en Banf staan bekend om de zwarte beren - zei Hanny plotseling: "Kijk, daar zit er een!" Ik trapte meteen op de rem en zowaar, daar zat een grote zwarte beer in "Boeddha houding" naast een bessenstruik van de zon te genieten. Langzaam zette ik de bus in z'n achteruit en Hanny schoot inmiddels de ene foto na de andere. Ook wilden we filmopnamen maken, maar dat ging niet door. Het geluid van langsrijdende auto's klonk meneer de beer vertrouwd in de oren, maar een achteruitrijdende V.W.-bus, dat was andere koek. Nog even keek hij verstoord naar ons, om daarna de "kuierlatten" te nemen. Wij hadden in ieder geval een zwarte beer gezien. Via zgn. "logging roads" reden we door de uitlopers van de Rocky's verder naar het Westen, richting Vancouver. Deze "logging roads" zijn aangelegd voor de grote vrachtwagens die de enorme boomstammen diep uit de bossen halen, om deze voor verwerking naar de houtfabrieken te brengen.

   
Zo'n loggingtruck. Een Mac in dit geval...
   

Doordat deze "roads" een tijdelijk karakter hebben en alleen bestemd zijn voor de "logging trucks" worden ze niet goed onderhouden en zijn ze ook niet van al te beste kwaliteit. Hanny en ik hadden de Sahara overleefd, dit zou dus ook wel lukken. Het had al een tijd niet geregend, dus de grond was vrij droog. Het enige gevaar dat in deze "logging roads" schuilt zijn de trucks zelf. De chauffeurs op die enorme gevaarten zijn van mening dat zij het alleenrecht hebben op deze wegen en handelen daar ook naar. Met een onverantwoord hoge snelheid en overvol beladen "denderen" zij over deze slechte "wegen". Herhaaldelijk gebeurt het dan ook dat een simpele toerist platgewalst wordt.

Aan het begin van elke "logging road" staat een groot bord met daarop de tekst dat de houtmaatschappij geen enkele verantwoording neemt voor mensen die zich op de "logging roads" begeven. Hanny en ik begonnen aan deze "reis" op vrijdagmiddag twee uur, dan is het weekeinde voor de truckchauffeurs begonnen. Hopelijk klopten de tijden die op het bord stonden. Zonder problemen reden we over de Duffy Lake Logging Road naar Pemberton. Hier gingen we op een camping staan om een paar dagen "over te slaan"

Onderhoud aan de auto, grote was doen, artikels en brieven schrijven, foto's ontwikkelen en "babbeltjes maken" met andere kampeerders. Onder die campinggenoten bevond zich een ouder echtpaar dat op Vancouver eiland woonde. Hij was Canadees en zij was een Hollandse "oorlogsbruid."

We kregen van hen veel inzicht over het leven van emigranten in Canada. Wij werden uitgenodigd om enige tijd bij hen op hun "ranch" door te brengen. Als we tenminste van plan waren naar Vancouvereiland te komen. Dat waren Hanny en ik meteen van plan en zo werd de afspraak gemaakt. Wanneer wisten we niet, maar dat we zouden komen was zeker. We sleten de rest van de "oversladagen" met lanterfanten. Hanny moest weer een voorraad sieraden maken, omdat de verkoop redelijk goed ging.

Na enkele dagen niets doen hadden we wel eens weer zin in een "grote stad". We reden daarom zonder omwegen naar Vancouver, de hoofdstad van de provincie Britisch Columbia.

We vonden een uitstekende stek op een parkeerplaats bij het "Kitsilano Beach Park", pal onder het bord "No overnight parking". Normaal zijn wij niet zo brutaal, maar naast ons stond nog een camper met daarin een Nederlands echtpaar met twee kinderen. Zonder problemen hadden zij daar al zes weken gestaan.

Zo kwamen wij in contact met Klaas en Lilien. Zij waren twee jaar geleden naar Canada geëmigreerd. Niet naar een normaal gebied, maar naar de Yukon territories.

Dat is zo'n waardeloos stuk land, dat de Canadezen het zelfs de moeite niet waard vinden om van dat gebied een provincie te maken. Dit heeft tot gevolg dat er geen provinciale wetten gelden, maar alleen federale. Dat zijn maar "principe-wetten" dus vrij soepel. Klaas had in Nederland altijd gedonder met de overheid, lees politie. Die lastige mensen waren daar bijna niet, dus de Yukon was het ideale gebied voor hem. Hij was een meester in het (maken en) restaureren van antiek. Daar had hij de afgelopen twee jaar een aardig zakcentje mee verdiend. Nu de mijnen in de Yukon stuk voor stuk gesloten werden, liep het inkomen van veel inwoners terug. Dat betekende dat veel mensen geen geld meer hadden om hun meubeltjes te laten restaureren of om antiek te kopen, want daar "deed" hij ook in. Ze hadden besloten om hun hele handeltje in te pakken en het geluk in Amerika te zoeken. Hoe of wat wisten ze nog niet. Eerst moesten ze nog wat antiek zien te verkopen om een redelijk beginkapitaal te krijgen.

Ik kreeg van Klaas les in wapenonderhoud. Hij had een heel wapenarsenaal bij zich. Het mooiste exemplaar was een echte "shot-gun" van bijna zestig jaar oud. Het was mogelijk om verschillende ladingen in deze schroot-buks te stoppen. Zo had hij een patroon met een hagellading waar je een kleine berk mee "om kon zagen". Eenden jagen was voor hem geen sport. Een paar breed hagel shots in de buks, ongeveer richten en dan met de ogen dicht afdrukken. Altijd raak. Vancouver beviel ons uitstekend. We gingen naar musea's liepen door de stad en bezochten een tandarts. Hanny had niets, maar bij mij was het bingo! Een paar gaatjes en een rekening van 70 dollar! We gingen direct "agressief" sieraden verkopen op Kitsilano Beach. We bekeken China Town en bezochten het Antropologisch museum. We zagen de film Max Havelaar met -zeer slechte- Engelse ondertiteling.

We hadden ook gehoord dat er in de buurt van Vancouver een officieel naaktstrand was. Nu zijn Hanny en ik liefhebbers van streeploos bruin worden, dus brachten wij daar enige dagen door. (Richting universiteit en dan trail 6 naar beneden).

We verbaasden ons er over dat hier, in het als conservatief bekend staande Britisch Columbia, een dergelijk strand bestond. Zelfs in Amerika was zoiets zeldzaam. Maar "everything" was toch "possible" in "America?" Het was niemand ooit duidelijk geworden waarom het hier wel mogelijk was. Dat is ook niet belangrijk, het bestond en we maakten er dankbaar gebruik van.

Op een van de avonden op onze "camping" op Kitsilano kwamen er twee politieagenten bij ons op bezoek. De paspoorten werden bekeken en nog enkele vragen gesteld. Toen de "cops" weggingen vertelden ze nog wel terloops even, dat met ingang van morgen het "no overnight parking" nauwkeurig in de gaten werd gehouden. Ze hadden weer eens opdracht van de burgemeester gekregen, om bonnen uit te delen aan overtreders. Zij vertelden dat enkele malen per jaar opdracht kwam de reglementen nauwlettend te controleren. Zonder pardon werden overtreders beboet. Hij moest dan zeker weer geld in zijn gemeentekas hebben om zijn "party's" te kunnen bekostigen. Meestal duurde zo'n actie slechts een week en dan was alles weer bij het oude en konden de "no overnight parking"-wetten weer overtreden worden. Zij vertelden ook dat wij die week maar bij de schaatsbaan moesten gaan staan. Een kilometer rijden van deze plek en ook vrij rustig en veilig.

Na een uitstekende tijd in Vancouver besloten Hanny en ik verder te gaan naar Vancouver eiland. De herfst liet steeds duidelijker van zich spreken. We moesten nu zo langzamerhand gaan denken aan de rit naar het zuiden.

 

Beren op bezoek

 

De uitnodiging van Rusty en Jacky wilden we gebruiken en in boeken hadden we gelezen, dat een bezoek aan het eiland zeker de moeite waard was. Op de veerboot kregen we een boekje met waardecoupons voor een camping vlak bij de aanlegplaats van de veerboot. Daar wilden Hanny en ik natuurlijk gebruik van maken, maar op de camping vertelde men ons dat het aanbod verlopen was. Wij reden door naar een camping die volgens het boekje van de CAA maar 2 dollar zou kosten. Daar kwam niemand opdagen, dus stonden we die nacht voor niets. De volgende ochtend wel vroeg uit de veren, om ergens anders te ontbijten, voordat iemand langs zou komen om alsnog geld te innen.

Sinds enige tijd had Tiemen last van "zwabbers" als wij een bepaalde snelheid reden. Ik had al wat geëxperimenteerd met bandenspanning en met het verwisselen van wielen, maar het werd erger.

De wiellagers werden gecontroleerd en optimaal bijgesteld, maar het euvel werd maar niet minder.

Wij reden naar een V.W.-garage en daar balanceerde men de wielen uit. Ook werd Tiemen opnieuw uitgelijnd en zowaar hielp dat iets, maar het zwabberen was niet weg. Nu ja, het was vanzelf gekomen, hopelijk zou het ook vanzelf weg gaan. We reden noordwaarts naar Sayward, aan de Kelsey Bay. Een "logging town" waar boomstammen overgeladen werden in schepen. Een stadje hoofdzakelijk bewoond door mannen. Hanny en ik vierden hier onze trouwdag (8-9-'79) met een uitgebreide vismaaltijd en een avond kroeg met Heineken; 2 dollar voor een pijpje!!!

Hier zagen we voor het eerst satelliet-t.v. 24 uur per dag speelfilms, en alleen reclameblokken tussen de films in. We hadden over het fenomeen satelliet-t.v. wel gelezen en hadden in afgelegen gebieden in Canada en de U.S. regelmatig grote schotels naast huizen zien staan, maar om zelf naar een programma te kijken dat via een satelliet ontvangen wordt, geeft een simpele techneut zoals ik van huis uit ben, toch wel een kik. Een jaar later zou het voor ons de gewoonste zaak van de wereld zijn, abonnee-t.v., satelliet-t.v., t.v.-krant en zo voort. Nederland loopt toch nog achter.

Het weer was niet denderend en we besloten maar om via enkele "logging roads" naar de "Lucky Star Ranch" van Rusty en Jacky te gaan. Onderweg vonden we nog een mooie camping aan een meer. Bijna geen andere kampeerders en gratis, omdat het seizoen voorbij was. Er waren nog wel twee parkrangers die gedurende de winter de zaak in de gaten zouden houden en de vuilnisbakken zouden legen.

Deze hingen aan kettingen. Hieraan konden we zien, dat we in berengebied waren. De rangers verzekerden ons dat het alleen zwarte beren waren en geen grizzly's of zodiaks. Zwarte beren waren niet zo gevaarlijk. Toch maakten we bij onze wandelingen wat extra lawaai want een "close encounter" met een beer zagen we toch bepaald niet zitten. Midden in de nacht werden we plotseling wakker door een hels kabaal. Uit het lawaai maakten we op, dat iets of iemand met de vuilnisbakken aan het rommelen was; BEREN!!!!

Ik had de zaklantaarn al in mijn handen om naar buiten te gaan, maar Hanny hield mij tegen. De beren waren op zoek naar voedsel, dus hadden honger. Dan zijn ze juist gevaarlijk. Hanny wist mij uiteindelijk te overtuigen en zij had inmiddels het hefdak van onze Tiemen naar beneden geklapt. In spanning tuurden wij door de gordijnen en zochten met de zaklamp de omgeving af. Buiten wat vage schimmen zagen wij echter niets. Vroeg in de ochtend gingen wij op onderzoek uit en wat we toen zagen overtrof onze verwachtingen. De vuilnisbakken waren van de kettingen afgerukt en lagen vervormd op het terrein. Het afval lag overal verspreid. Ik was blij dat Hanny mij tegengehouden had. Wat een kracht hebben deze wandelende bontjassen. Later op de dag kwamen de rangers voorbij om glimlachend te vragen of wij nog "last hadden gehad" van de beren. Wij vertelden ons verhaal. Zij bekenden dat het eigenlijk hun schuld was. Zij moesten elke dag de vuilnisbakken legen, maar dat waren ze de vorige dag vergeten. Zij gingen nu aan de slag om de schade te herstellen. Hanny en ik sliepen de volgende nacht toch niet zo rustig meer en lieten het hefdak van de bus uit voorzorg naar beneden.

We zouden naar Rusty en Jacky gaan, maar het zwabberen van de bus werd zo erg, dat we besloten eerst een officiële V.W.-dealer in Nanaimo te raadplegen. De man kwam er ook niet uit. De bus was 100% uitgelijnd, de banden 100% uitgebalanceerd, de lagers waren 100%, stuurinrichtingslijtage dik binnen de perken. Zwarte magie?!

Al met al werd het slingeren wel minder, maar het was niet helemaal verdwenen. Bij Rusty en Jacky maakten we kennis met hun dochter Sandra. Het "klikte" meteen. Rusty was een gepensioneerd rancher. Hij had de Lucky Star Ranche gekocht, nadat hij twaalf ambachten en dertien ongelukken had gehad. De ranche bleek een gouden greep. Hij fokte paarden, verhuurde die aan particulieren, gaf rijles en verzorgde ook paarden van particulieren in zijn stallen. Het was een winstgevende onderneming geworden. Tot hij besloot alles van de hand te doen, behalve de twee paarden waar de familie het meest aan gehecht was. Van zijn spaargeld wist hij nu goed te leven.

Hij had Jacky in Nederland opgepikt, toen hij ons land had helpen bevrijden. Zij hadden inmiddels heel Europa afgereden met hun camper en waren nu de U.S., Canada en Mexico aan het ontdekken.

Het "ranch house" had hij met eigen handen gebouwd en dat zag eruit zoals wij het gewend zijn uit de t.v.-serie Bonanza. In een woord prachtig. Hanny en Jacky gingen uit rijden terwijl Rusty en ik ons "uit de naad" werkten om de wintervoorraad haardhout weer op pijl te brengen. Zo kon ik tenminste iets terug doen voor de gastvrijheid die wij van hen kregen.

Ik kon Rusty ook een dienst bewijzen door de versnellingsbak in zijn truck te plaatsen en hij "vierde zijn lusten bot" op mijn wielen. Nog nooit zijn wielen van een auto zo nauwkeurig uitgebalanceerd. Niet dat er veel aan mankeerde, maar een paar gram meer of minder kan net iets uitmaken. Zowaar reed Tiemen nu bijna zonder zwabberen. Een heel lichte trilling in het stuur was alles wat we nog merkten. Ook Rusty kon het euvel niet verklaren. We zouden wel zien.

 
Terug naar de website van firma De Vries