Dagboek van een Globetrotter
Chris en Hanny de Vries

Deel 2

tweede gedeelte

Een droom werd werkelijkheid.

 

Voor Hanny en Lisa.

 

Illustraties en foto's: Globe Productions. Almelo. Netherlands

le druk 1983 December. 2e druk 1984 Februari. 3e druk 1984 November. 4e druk 1999/2003 September/Cd-kopie/Internet

 

World copyright: Globe Productions.

P.a. Platanenstraat 4,

7605 CP Almelo

The Netherlands.

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk. fotokopie, microfilm of welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de schrijver.

No part of this work may be reproduced in any form. by print, photo print, microfilm or any other means without written permission from the writer.

Illustraties en foto's: Globe Productions. Almelo. Netherlands.

 

Op naar het zuiden...

 

 

Het was intussen midden september, dus de hoogste tijd naar het zuiden af te zakken.

Het weer werd steeds "herfstiger" en de temperaturen daalden. Californië, San Francisco was ons volgende doel. Zo'n 2500 mijl naar het zuiden!

We namen afscheid van Rusty, Jacky en dochter en reden via de "Cathedral Grove"  een weg die loopt door een bos met enorme hoge  Red Ceder  dennenbomen  naar Nanaimo. Daar reden we nog even langs een K-markt om te kijken of zij wat aan het trillen van het stuur konden doen.

Alles werd weer uitvoerig bekeken, maar er werd niets gevonden. Het nakijken kostte niets, omdat het allemaal binnen de garantie viel die we bij de aanschaf van de nieuwe band hadden gekocht. Toch hebben we wel om een stempeltje gevraagd, zodat we een bewijs hadden, dat we bij de K-markt waren geweest. Je kon nooit weten.

In Victoria, de hoofdstad van Vancouvereiland, bezochten we het stadsmuseum, met daarin een prachtige verzameling totempalen en andere Indianenattributen. In het Beacon Hill Park zagen we de langste totempaal van de wereld.

De Canadese dollars waren nu op en we konden naar de U.S. vertrekken. Tot ziens, Canada! Het was ons een waar genoegen. Britisch Columbia wordt niet voor niets Canada's mooiste provincie genoemd.

Ontario, te druk, teveel mensen, en te vlak. Alberta komt iets meer onze richting uit, dankzij de uitlopers van de Rocky's. Britisch Columbia, helemaal onze smaak. Onherbergzaam door de Rocky Mountains, bossen, beren, meren en de onmetelijke kust van de Stille Oceaan. De Canadezen zijn ons meegevallen. Ze zijn "Europeser" dan de Amerikaan. Hoewel we de Amerikaan nog niet zo goed kennen. De Canadezen vinden wij niet zo gastvrij, vergeleken met de zuiderburen. Ook zijn ze minder naïef en hypocriet dan de Amerikanen. Hanny en ik hadden een uitstekende tijd in Canada. Toch is het geen land waar wij een nieuwe toekomst zouden willen op bouwen. Misschien zouden we in de U.S. wat kunnen vinden.

 

De hoge Redwoods

 

Het dagboek leest 21 september 1982.

De formaliteiten om Canada uit te komen, leverden geen problemen op. De overtocht verliep uitstekend, gelukkig werd ik nu niet zeeziek.

De kapitein maakte plotseling de passagiers er op attent, dat we gezelschap hadden gekregen van een walvis. Niet dat het een uitzonderlijk groot exemplaar was, maar voor iemand die nog nooit zo'n beest van dichtbij heeft gezien, zoals wij, is het toch een hele ervaring.

De controle bij de Amerikaanse grenspassage verliep zonder problemen, al moesten we nu wel onze aardappels inleveren. Deze waren toch rimpelig geworden, dus zo erg vonden wij dat ook weer niet.

We waren nu in de staat Washington aangekomen. We besloten west om het Olympia National Park te gaan, om daar in het "rain forest" de camping bij Forks op te zoeken. Het seizoen was nu echt voorbij en de camping bleek leeg te zijn. Daar deze camping ons uitstekend beviel en "no fee" was besloten we hier een paar dagen "over te slaan". Ik gaf de auto weer eens een grote beurt en bij het proefdraaien bleek ik iets fout afgesteld te hebben en startte de accu leeg. Daar sta je dan op een camping in het midden van niets op ruim 15 mijl van het dichtstbijzijnde dorp. Een nadeel van een automatisch geschakelde auto is wel, dat je deze niet aan kan drukken. Je hebt een "jump battery" nodig. De "jump cables" hadden we wel en nu maar hopen, dat er spoedig een andere campinggast zou komen die mij zou kunnen "jumpen".

De volgende dag kwam er in de late namiddag gelukkig een auto langs en dankzij een "jump" kregen wij Tiemen aan de praat. Ik heb toen een paar rondjes gereden om de accu weer vol te krijgen.

Op een avond zaten we lekker buiten en waren we bezig gehakt te cremeren tot hamburgers, toen we plotseling opgeschrikt werden door een raar geluid wat van de rivier afkwam. Wetende dat er in dit gebied ook beren zaten, pakten we ons hele boeltje in en gingen we in Tiemen zitten, het hefdak naar beneden. Geregeld hoorden we het geluid weer, de ene keer harder dan de andere.

De volgende dag gingen Hanny en ik sporen zoeken, maar vonden er geen. Later op de dag hoorden we het geluid weer en daar het nog licht was, gingen we direct op onderzoek uit. Bij de rivier aangekomen hoorden we het geluid, maar nu heel dicht bij. Plotseling ratelde het heel dichtbij en we kwamen er achter wat het was. De zalmen waren met hun trek over de rivier, stroomopwaarts begonnen. Zo nu en dan kwam er een zalm in ondiep water en schuurde met zijn buik over de losse stenen. Door de kracht van de vis, maakte dit een enorm kabaal. Gerustgesteld gingen Hanny en ik op zalmenjacht.

In strips en tekenfilms hadden wij ooit gezien hoe beren dat deden. Gewoon met hun klauw een zalm uit het water slaan. Dat moest ons ook lukken. Na een half uur in het koude water "gezalmd" te hebben, vergaten we het geheel maar en draaiden een blik zalm open. Dat kunnen beren nu eens niet.

Nadat we uitgekeken waren in het park reden we de "one O one" af naar het zuiden. Deze 101 loopt helemaal langs de westkust, van noord naar zuid, naar de Mexicaanse grens.Onderweg genoten we van de route. Afwisselend reden we door de bosrijke gebieden, om daarna weer enorme stukken langs de onmetelijke stranden van de Stille Oceaan te gaan. We haalden onze "stekken" uit de boekjes van de AAA. Daar het toch naseizoen was, liet men de controle op het wel_ of niet betalen van het kampgeld, in de National Parks of Forest, achterwege. Elke dag cremeerden we wel het een of ander, op de altijd aanwezige barbecue vuurplaatsen. Het hout "schoepten" we van kampeerplaatsen waar eerdere gasten het achter hadden gelaten.De grote was deden wij in "laundry's". Voor 1 dollar had je de was redelijk schoon en droog.In onze "Midden Oosten en Afrika tijd" deden wij onze was in een afgesloten emmer met water en waspoeder. Tijdens het rijden "Mielde" de was wel schoon. Maar voor 1 dollar kan je niet zitten"klooien" met emmers die om kunnen vallen en was die niet wil drogen, omdat het weer slecht is op de dag die jij hebt uitgekozen om de was te doen. Via de tolbrug bij Astoria, kwamen we in de staat Oregon, bekend om zijn enorme zandduinen en stranden. Bijna al die stranden zijn tot National Park verklaard. Om de zoveel mijl, kom je dan ook een visitorscenter tegen, waar je films, die betrekking hebben op de omgeving kan zien. Doordat wij bijna al deze centers bezochten kregen we een uitstekend beeld van de "Oregon Dunes" en "Beaches." Op een "no fee camping" in de duinen van Oregon kwamen we er achter dat het niet altijd voordelen heeft om buiten het seizoen te komen. Alle kranen waren afgesloten.Daar het een bijzonder mooie camping was, met uitstekende mogelijkheden om de duinen te verkennen, waren Hanny en ik van plan om er enige dagen "over te slaan." De dichtstbijzijnde stad was echter 45 kilometer verwijderd. Te ver om "even water te halen". We gingen dus op rantsoen en zuiverden het water uit een klein meer met poeder, wat we nog uit onze "Afrikatijd" over hadden.De herfst was nu duidelijk begonnen. Dikke ochtendmist, veel regen en de temperatuur was beneden onze norm. We moesten snel naar het zuiden naar "Sunshine State California".Op de staatsgrens Oregon/Californie, ondergingen we een groenten en fruitinspectie. In Californie zijn ze als de dood dat reizigers een of andere plantenziekte meebrengen. De bloemkool mochten we na enige discussie houden.De grote zak met uien hadden we gelukkig goed verstopt en de appels mochten we ook meenemen, want dat waren volgens de "douanier" geen appels. Wat het dan wel waren weten we nog steeds niet. Appels horen wel bij de verboden "intake" vruchten.Een van onze doelen in Californie was het Redwood National Park. Volgens onze gids zouden hier de hoogste bomen van de wereld staan. Wat we daar zagen overtrof onze verwachtingen. Hoe nietig voel je je temidden van deze enorme reuzen. Alle verhoudingen zijn weg. De bomen zijn soms ruim 70 meter hoog en een paar duizend jaar oud.Aan de rand van het park zagen we een benzinestation waar ze souvenirs verkochten. Hanny en ik keken er even rond en maakten kennis met de eigenaar. Hij had Europa helpen bevrijden, maar zijn eerste "beach day" in Europa was hem niet zo goed bevallen: Normandië.Er ontwikkelde zich een gesprek tussen ons. Hij vertelde uitvoerig hoe hij zijn benzinestation was begonnen en hoe hij het opgebouwd had tot wat het nu was. Zonder problemen vertelde hij hoeveel "alles gekost" had en "hoeveel werk" hij er aan gehad had.Toen wij echter meer over zijn privéleven wilden weten, klapte hij, zoals bijna alle Amerikanen, dicht. Zaken uit de privésfeer en het meer geestelijke, dat is de Amerikaan zijn "own business".Natuurlijk mochten we die nacht op zijn parkeerplaats doorbrengen. Hij liet een paar lampen branden en de deur van het toilet bleef open. Deze Amerikaan voldeed weer aan de verwachtingen en was, zoals we gewend waren: Bijzonder gastvrij. Daar kan menig Europeaan wat van leren.

Via de plaats Eureka reden we door de "Avenue of Giants". Wat we hier zagen overtrof weer alles wat we in het Redwood National Park hadden gezien. We reden hier met Tiemen door een boom.

 
           
En hierna mocht Hanny met Tiemen erdoor. En dat voor 1 Buck  
           

Nabij Legget verlieten we de 101 om de 1 te volgen. Onderweg probeerde ik een echtpaar te bellen dat ik op de luchthaven van Dakar Senegal gesproken had. We hadden een uitnodiging om eens "langs te komen" als we in de buurt waren. Veel Amerikanen zijn snel met het uitnodigen en de "businesscard" is vlug getrokken. Of ze die uitnodigingen menen, weten we eigenlijk nog steeds niet. Van de vele invitaties hebben we er een paar gebruikt. De gastvrijheid die we dan ondervonden was onvoorstelbaar.

Zo ook bij Robert en Valerie. Zij woonden dicht bij Mendocino een kunstenaarsdorpje aan de kust.

Allemaal mensen uit de tijd van de goede jaren zestig en de "flower power", maar wel met het doel voor ogen snel rijk te worden. En bij veel van de kunstenaars die in Mendocino woonden is dat aardig gelukt. Een kunstwerk in Mendocino kopen is in Amerika een begrip geworden. Valerie maakte kleren. Mooi, bijzonder en duur. Robert bouwde aan hun huis. Midden in het bos en bijzonder mooi. Het idee had hij ontleend aan de Tata-woningen van de Zomba stam in Noord Benin. Zijn huis moest ongeveer dezelfde kasteelvorm krijgen. Om bouwvergunningen geeft men niet in Amerika. Je ziet maar. We maakten kennis met de zwager van Robert. Hij had beroepsmatig leuke reisjes naar India, Turkije en Indonesië gemaakt en liet ons een paar mooie dia's zien. Natuurlijk werd er tot diep in de nacht gepraat over reizen, landen en mensen.

In de dagen dat wij bij Robert en Valerie waren, bekeken wij de omgeving en genoten van het mooie herfstweer. We scheurden met Robert's oude truck door de bergen en gingen appels plukken bij een verlaten boerderij. Van Robert kregen wij de tip, dat we een aardig zakcentje konden verdienen met druiven plukken. Hij gaf ons een paar adressen in Nappa Valley en wij gingen, na afscheid van Valerie en Robert genomen te hebben, op onderzoek uit. We reden 6 "wine yards" af, maar bij geen van deze plantages konden ze plukkers gebruiken. De druiven hadden een te laag suikergehalte en waren al aan de tros aan het rotten. Daarbij kwam ook dat er veel Mexicanen voorradig waren en deze "wet backs" zijn zeer goedkope werkkrachten, die zich "uit de naad" werken voor een paar dollar. Maken ze problemen dan worden ze aan de politie uitgeleverd. De meesten van deze "wet backs" zijn namelijk illegaal in de Staten. Het is echter een feit, dat zonder deze clandestiene druivenplukkers de wijnindustrie op zijn "kont" ligt. Tegenstrijdigheid en hypocrisie viert hoogtij, vooral in Californië.

 

Bloed voor 7 dollar

 

Laat in de middag kwamen we dan in San Francisco aan. De stad aan de Oakland Bay en de Golden Gate Bridge.

De tip van Robert op de parkeerplaats bij de jachthaven te gaan staan bleek uitstekend. Weer pal onder het bord "no overnight parking". De parkeerplaats leek wel een "trailerpark". Water en toiletten in de buurt en een grote supermarkt op loopafstand. Hier troffen we ook reizigers uit Europa en het verbaasde ons dat er maar een paar Amerikanen stonden. Later bleek dat de Amerikanen van de parkeerplaats weggestuurd werden, maar de Europeanen mochten blijven staan. Zo hoort het ook! We gingen direct naar het consulaat om te kijken of onze "titel" van de auto uit Calgary aangekomen was. Helaas, buiten de familiepost, weer geen "titel". Ze beloofden ons, wanneer het aan zou komen, het door te sturen naar Tucson in Arizona. Dit zou dan de laatste mogelijkheid zijn om onze "titel" te krijgen, voordat wij Mexico in zouden gaan. Om Mexico binnen te komen heb je volgens zeggen dat document nodig. Wie dan leeft, wie dan zorgt. San Francisco viel ons wat tegen. Het bleek dat het "swingende" van de stad, waar vele Amerikanen vol van zitten, een beetje overdreven is. Het is natuurlijk wel een leuke stad inderdaad gebouwd op de zeven heuvels, maar de echte "gay town" hebben we niet kunnen vinden.

We bezochten China Town, een van de grootste Chinese leefgemeenschappen buiten China en vermaakten ons kostelijk op Fishermans Wharf, waar "amateur kunstenmakers" op een professionele manier hun kunnen toonden. Dit, in de hoop ontdekt te worden door filmspionnen die op Fishermans Wharf proberen nieuw talent te ontdekken. Helaas was de bekende "cable car" in revisie, dus dit Frisco fenomeen konden we niet meemaken.

Hanny en ik gingen wel naar een bloedbank. We hadden hierover verhalen gehoord en wilden dat wel eens meemaken.`In Amerika is de handel in bloedplasma zuiver commercieel. Je kan er je bloed verkopen en ze betalen er redelijk voor. Temidden van vele randgroepfiguren, de "drop outs" van de Amerikaanse samenleving, zaten wij op onze beurt te wachten. Wij moesten een uitgebreid onderzoek ondergaan. Prima, want zo'n test van onze conditie en lichamelijke toestand zou bij een dokter 50 gulden hebben gekost. En dat zou onze reisverzekering niet vergoeden. Na twee uur kwam de uitslag van het laboratorium: Wij werden gezond verklaard. We konden bloed geven.

Het bijzondere van de bloedbanken in de U.S. is, dat ze alleen het plasma gebruiken. Wat er over blijft, krijg je terug. Ze tappen niet een halve liter bloed af, maar een hele. Je mag 2 maal in de week plasma geven. Uiteindelijk waren we er 4 uur zoet mee, maar we waren wel 14 dollar rijker. Bloed geven is dus een slecht betaalde baan. Die avond gingen we uitgebreid eten in een restaurant. Ook in Amerika is het geld rond en moet rollen. Ik had bovendien weer genoeg stof voor een verhaal in een krant.

We bezochten de Doloris Missie, waar San Francisco ooit is begonnen stad te worden en zwierven door het "down town". Helemaal lekker zat ons dat niet. We hadden de film gezien over de aardbeving die Frisco ooit heeft getroffen. Wetende dat de stad gebouwd is op een spanningslijn in de aardkorst die elk jaar weer een paar centimeter verschuift! We gingen nog een dag naar Stinson Beach, het enige openbare naaktstrand in de buurt van San Francisco! De rit er heen was de moeite waard. Over de Golden Gate Bridge, de "1" op en dan via een mooie kustweg, tot je na ongeveer 20 mijl bij het strand komt. Om het strand te bereiken, moet je wel een halsbrekende "trail" af. Het kleine strand zat barstensvol. Kont aan kont streeploos bruin worden. Het in het openbaar naakt recreëren is ook in de staat Californië verboden. Een van de vele zaken waar de Amerikaan nog bijzonder conservatief mee is, is seks en alles wat daarbij komt. Het is een taboe in de Staten en daar wordt niet over gepraat.

Maar ondertussen.......

Het oceaanwater was stervenskoud, dus van zwemmen kwam niets. Met een wat tintelend achterwerk reden Hanny en ik in de late namiddag terug naar onze stek op de parkeerplaats bij de jachthaven.

De kunstenaarswijk Sausalito viel ons ook tegen. Wat vroeger een woonbotenwijk was, bevolkt door de grootste "freaks" van de westkust, is nu een elite "hippie" woonwijk geworden. Het is bijna onmogelijk om als niet bewoner van de wijk je auto kwijt te raken. Zoals met zoveel alternatieve zaken in Amerika: Slaat het aan, dan duikt de commercie er in en verpest het helemaal. We wilden op zoek naar enkele sektencommunes in de buurt van Frisco. Uit boeken wisten we dat er uit de zestiger jaren nog enkele over waren. In Californie is het allemaal begonnen: De hippies, de "flower power" en meer van die goede zaken. Al snel bleek dat de nog resterende communes verpest zijn door de commercie. Per dag zouden we 35 dollar moeten betalen en dan moesten we nog werken ook! Betalen om te werken, dat is helemaal tegen onze principes. Uit gesprekken met jonge Amerikanen bleek dat de goede communes uit Californie weg waren en in Oregon of Washington zaten, diep de Rocky's in. Ver weg van al het wereldse en commerciële, waar je in Amerika soms ziek van wordt. We probeerden wat geld te verdienen door model te staan op een kunstacademie. Dat vonden we op zich een ervaring en het leverde misschien een verhaal op voor een krant. Maar we konden het allemaal vergeten. Het protectionisme is enorm in Amerika. Om model te kunnen staan moet je lid zijn van de "union", de vakvereniging. Om daarvoor lid te kunnen worden moet je een werkvergunning hebben en een sociaal verzekeringsnummer. Ben je buitenlander, dan moet je een bewijs hebben dat je mag werken.

Wij zouden dus eerst ons toeristenvisum moeten zien te ruilen voor een "temporary residence visa", een vergunning dus om tijdelijk te moten blijven. Wie denkt dat een dergelijke aanvraag snel behandeld wordt heeft het mis. De recessie heeft ook daar hard toegeslagen en een werkvergunning veroveren zou voor ons een onmogelijkheid zijn. Althans: Dat waren onze ervaringen in San Francisco.

We lieten het dus maar zitten en probeerden sieraden te verkopen op Fishermans Wharf. Toen we voorzichtig informeerden of daar ook een "permit" voor nodig was, bleek dat zo te zijn! "Free enterprise in America, you know?!" Hanny en ik moesten daar een dikke "poep" op laten.

Misschien zou het in een andere plaats of staat gemakkelijker zijn.

Californië is verpest door de regels en de commercie. Maar het is wel een van de welvarendste staten in de U.S. We verlieten Frisco aan de oostkant over de Oaklandbay Bridge, een indrukwekkend bouwwerk met twee lagen en een 8 baans weg per laag. We wilden een bezoek brengen aan het Yosemite National Park, gelegen in de Rocky's ver van de weersinvloeden van de oceaan.

We hadden in de krant gelezen, dat het op bepaalde hoogtes in de Rocky's aardig koud kon zijn en de eerste passen op het punt stonden dicht te gaan. In het Yosemite park, nabij het Yosemite Village, vonden we een camping die nog open was.

We hadden de keus tussen een camping van 6 dollar per nacht en een "walkin site" waar we 1 dollar per nacht moesten betalen. De keuze was niet moeilijk. Het "nadeel" was wel, dat we op de "walkin site" in onze tent moesten slapen. De auto moest op de parkeerplaats 100 meter van de "site" blijven staan.

We waren een van de laatsten die nog een plaats konden bemachtigen. Bij het inboeken hoorde ik een ranger tegen een toerist zeggen, dat de camping vol was. Wij boden onze plaats aan als wij op de parkeerplaats in onze auto mochten slapen.

De ranger sloeg tot onze verbazing bijna op "tilt". Hoe wij op het idee kwamen dit voorstel te doen.

Daar was geen sprake van en helemaal tegen de regels. Zouden we toch in de wagen slapen, dan kon ons dat een hoge boete opleveren, we zouden uit het park gezet worden en meer van die "bullshit".

Ik plaatste een paar niet al te vriendelijke opmerkingen aan het adres van de ranger over moeilijke jeugd en weinig succes bij de vrouwen. Dat maakte zijn humeur er niet beter op. Deze ranger ging mij zo de keel uithangen, dat de ruzie vrij hoog opliep. Een uitstekende oefening om mijn Amerikaanse "slang" te beproeven. Nu ja, we wisten dat de grootste hufter al agent kan worden, dus we waren niet verbaasd dat zo'n "knurft" het tot ranger gebracht had. Een andere ranger vertelde ons later, dat er al vaker klachten over dat persoon waren geweest, maar een familielid bleek een "big shot" in het Yosemite gebeuren te zijn. De teleurgestelde kampeerder week uit naar het kamp dat hem 6 dollar per nacht zou gaan kosten.

Douchen kostte ook nog eens 1 dollar per persoon. We reden de volgende dagen in het park rond. We bezochten Glacier Point en wandelden veel in de Yosemite Valley. We gingen naar de Mariposa Grove, waar we een tocht maakten onder leiding van een ranger. Zo kwamen we meer te weten over de enorm dikke Sequoia bomen.

Er stond daar zelfs zo'n dikke Sequoia den, dat men er ooit eens met veel moeite een tunnel door had gezaagd, om er met een koets doorheen te kunnen rijden. Het is nu verboden om daar met een voertuig te komen. We maakten een "ranger talk" mee onder leiding van een Indiaanse ranger. Uit de vragen die wij hem stelden, bleek hem dat wij meer interesse in het Indiaanse vraagstuk hadden dan de meeste Amerikaanse toeristen die aanwezig waren.

Hanny en ik gaven flink af op de manier zoals de Amerikanen de Indianen behandeld hebben en dat nog steeds doen. We werden hierbij geholpen door de ranger. Duidelijk konden wij merken, dat dit door de meeste aanwezigen niet in dank werd afgenomen, maar wij konden zo ons "ei" kwijt. Toen de "ranger talk" voorbij was hadden wij nog een lang gesprek met deze Hopi-indiaan ranger.

Het bleek overduidelijk dat er in Amerika nog veel verbeterd moet worden in de behandeling van minderheden. We hoorden van hem ook, dat de oostelijke uitgang, de weg over de Tiogapas op het punt stond gesloten te worden. Wij moesten juist die kant op om in Death Valley uit te komen. Wel gingen we nog even langs het medical center in Yosemite Village om te kijken of Hanny niet zwanger was. Sinds ze de nieuwe pil die we in Canada gekocht hadden, geslikt had, was ze niet meer ongesteld geworden. We vertrouwden die pil niet, ook omdat het een gratis proefmonster was van een dokter die we in Vancouver ontmoet hadden. De test was gelukkig negatief en de park arts vertelde ons, dat die Canadese pil wel eens te zwaar kon zijn. Hij gaf ons een gratis monster mee van een lichtere pil. Mocht deze bevallen, dan konden we deze kopen, zonder recept. Anticonceptie pillen zijn schreeuwend duur in Canada en de U.S., maar wat moet je? Dezelfde dag reden we nog over de Tiogapas het park uit. Strak blauwe hemel een stralende zon en een buitentemperatuur van min 10 graden!!!!! Daarvoor zaten we dan ook op 2950 meter hoogte. We hadden het in jaren niet zo koud gehad. Alle truien en dikke sokken trokken we aan en we wandelden om het meer waaraan ook de camping lag.

De volgende ochtend hadden we een aparte sensatie: al het water was bevroren en de binnenkant van onze bus was bedekt met een laag ijs! Dat was te veel voor een eenvoudig globetrottersechtpaar. Snel kleedde ik mij aan en met Hanny nog lekker in de warme slaapzakken reed ik zo snel als het ging naar beneden tot meer respectabele hoogte en op een plaats in de zon. Ik beloofde mijzelf om nu echt zo snel mogelijk de verwarming van Tiemen te gaan maken.

 
       
Hier waren we dus echt niet voor gekomen!  
       

We reden naar Lee Vining om bij de plaatselijke VVV informatie te halen over het Mono Lake.

Dit meer is door de waterbehoefte van Los Angeles bijna helemaal leeggepompt en het overgebleven water heeft nu een hoog zoutgehalte. Door het nog steeds dalende waterpeil in Mono Lake zijn er in de afgelopen jaren prachtige zoutpilaren ontstaan. Het zal de Amerikaan niet zijn die uit een ramp  een heel mooi natuurgebied staat op het punt te verdwijnen toch iets commercieels te maken. De zoutpilaren trekken elk jaar duizenden toeristen.

Ten noorden van Mono Lake ligt het plaatsje Bodie. Dit is een van de laatste "Ghost Towns" (spooksteden) die er nog bestaan in Amerika. In het verleden werden vele van deze spooksteden als "junk" afgebroken en de tand des tijds veranderde al het geen wat er toen nog over was tot niets.

Plotseling zag men de waarde van deze "towns" in en men begon ze te restaureren en te preserveren.

Meestal is het behouden of restaureren van zo'n stad een particulier initiatief en er worden daarom toegangsprijzen gevraagd waar een met een laag budget reizende, zoals wij, niet goed van wordt.

Als je de dollar gelijk aan een gulden rekent is het wel te doen (de Amerikaan verdient hier ook naar.) Maar wij zaten met een omwisselkoers van 1 op 3 en dan is 6 dollar toegang per persoon! Voor een "ghost town", een museum of een andere culturele bijzonderheid, toch een aardige stuk rib uit het globetrotterslijf. Je kan echter niet altijd "on the cheapest" reizen, dus we betaalden het maar.

 

UFO's in Death Valley

Verder naar het oosten begonnen de eerste prairies al. In een nederzetting genaamd Dyer, vonden we een
uitstekende stek naast een Benzinepomp annex groenteboer annex garage annex boekhandel annex kroeg annex gokhal we zaten nu in Arizona en ga nog maar even door. Het was leuk om tussen de vitrines met brood en groenten een vitrine vol met wapens en munitie te zien staan. We waren in "cowboy land". Het was die dag een nationale feestdag dus het postkantoor was dicht, maar de eigenaar van de kroeg annex de hele reut, was ook postkantoor houder zat in hetzelfde pand dus dat werd even snel geregeld voor "guys from Europe". We reden door naar Death Valley en via de ingang welke "bewaakt" werd door Scotty's Castle reden we de vallei binnen. Scotty's Castle is een kasteel gebouwd in 1922 naar Europees voorbeeld. De eigenaar is een steenrijke familie uit Los Angeles. Wanneer de familie er niet woont, is het door toeristen te bezichtigen. De toegang was wel 8 dollar per persoon! Toen ik de portier vertelde dat ik in Nederland voor 1 dollar kastelen kan bekijken uit 1600, keek hij een beetje gemeen. Waarom geldt een studentenkaart in Amerika bij particuliere zaken niet? We rangschikten Scotty's Castle onder de vele "toeristenverlakkerij zaken" die we in de Staten waren tegengekomen. We reden snel door naar de kampeerplaats op de bodem van Death Valley. Deze camping zou tot 15 oktober gratis zijn, want dan begon voor Death Valley het hoogseizoen. De bodem van de Vallei ligt 95 meter beneden de zeespiegel.

Het wordt daar in de zomer bloedheet. Zo heet zelfs dat aan de kant van de wegen die naar de vallei toe leiden grote waterreservoirs staan om automotoren die aan de kook raken van koelwater te voorzien. Aan het begin van de vallei staan grote waarschuwingsborden hoe gevaarlijk Death Valley in de zomer kan zijn. Ook in het visitors center lach je je een breuk over de waarschuwingen die men aan de bezoekers geeft. Zoals we wel vaker ontdekten is het allemaal een beetje "overdone". Of zijn die Amerikanen nu werkelijk zo stom en naïef? Uit gesprekken die we hadden met ranchers gingen we vaker aan het laatste geloven.

Elk jaar verdwijnen er wel enkele toeristen. Zonder een goede uitrusting gaan ze op pad om daarna de weg kwijt te raken en je ziet ze nooit weer terug.

Soms hebben ranchers nog het geluk een kaalgevreten skelet te vinden. De gieren hebben een uitstekend maal gehad.

Op de bodem van de Vallei staat ook de enige dadelplantage van Amerika. We kochten voor veel geld een zakje dadels en brachten vele uren door in het zwembad van het hotel. Het hotel was nog lang niet volgeboekt, dus "who cares" als er een paar niet betalende gasten in het water zwommen.

De temperatuur was ruim 25 graden, dus dat was aardig zweten. In die hitte zat ik aan de verwarming van Tiemen te sleutelen en enkele andere campinggasten, die belangstellend vroegen wat ik aan het doen was, verklaarden mij voor gek. Ik liet ze maar en een paar weken later was ik blij dat ik in Death Valley een paar uurtjes gezweet had voor de verwarming.

We ontmoetten op de camping nog een Nederlands stel, Toos en Leo uit Brabant. Een leuk duo en we trokken veel met elkaar op. We maakten tochten door de vallei en genoten van het "Afrikaanse" weer.

Op een van de avonden toen we nog laat in ons zwembroek buiten zaten, verlichtte plots een grote vuurbol de hemel. Langzaam werd het licht minder. We wisten eerst niet wat het was. De sfeer was dusdanig, dat we meteen aan UFO's dachten. Ook andere campinggasten hadden het gezien. Niemand kon echter een verklaring geven. Een dag later vernamen we dat het leger een proeflancering met een of andere raket had uitgevoerd. Er was blijkbaar wat mis gegaan en men had de raket vroegtijdig tot ontploffing gebracht. We spraken ook nog een Nederlands stel dat op de vlieghaven van Atlanta iets onplezierigs had meegemaakt. Ondanks dat hun visum en alle andere papieren in orde waren, werd hun toch de toegang tot de U.S. ontzegd. Hoogstwaarschijnlijk door zijn lange haar en het "ban de bom" teken op de rugzakken. Ze hadden een camper gehuurd en al betaald via de ANWB maar niets mocht helpen, ze werden op het zelfde toestel weer terug naar Nederland gezet. Zij gingen direct op "hoge poten" naar de Amerikaanse ambassade in Den Haag. Daar begreep men er ook niets van. Het hele geval werd afgedaan met de dooddoener dat ze in Atlanta nogal conservatief waren. Het gevolg van de weigering was wel, dat er een groot stempel in het paspoort stond met de tekst dat de toegang tot de U.S. eens was geweigerd. Je zit dan ook in de grote computer dus het verkrijgen van een nieuw visum is bijna onmogelijk. Toch wilden zij graag een tocht door de U.S. maken. Snel naar de kapper, nieuwe pasfoto in het nieuwe paspoort en de gok maar wagen. Via de ANWB werd alles weer snel geregeld. Zeven weken later dan gepland konden zij aan hun reis door de U.S beginnen.

 
       
Lekker snel bezorgd, maar soms een kilometer lopen voor je post....  

Het was 15 oktober, tijd voor de "low budget" mensen om te vertrekken. Het seizoen in Death Valley zou deze dag beginnen. Het was een ware uittocht van mensen. De campingprijs zou nu 6 dollar per nacht worden. Veel ouderen die van een klein pensioentje moeten zien rond te komen, trekken met een trailer door de U.S. en blijven daar waar het hun goed bevalt en waar het goedkoop is. Ook zij vertrokken massaal naar goedkopere oorden. Ons volgende reisdoel was Los Angeles. Via Edwards Airforce Base wilden we naar de Round Top Mountain, want we hadden gelezen dat het daar mooi moest zijn. Helaas was sinds het Space Shuttle program Edwards tot landingsbaan voor de shuttle verkozen en de openbare weg door de basis was nu afgesloten voor al het burgerverkeer. Dat betekende een omweg van ruim 150 kilometer. Maar wat is 150 kilometer op een reis rond de wereld? Om op de free camp op de Round Top Mountain te komen, moesten we Tiemen eerst wel laten "berggeiten" Zonder al te grote problemen overwon hij hellingen van 20% en meer. Op de top aangekomen zagen we, dat het de moeite waard was. Mooie uitzichten en een uitstekend wandelgebied. Een nadeel was wel, dat in dit National Forest, net zoals in alle andere National Foresten, de jacht vrij was. Daar het nu weekeind was, namen veel jagers uit Los Angeles de kans waar om nog, voordat de winter begon en het jachtseizoen afgesloten zou worden, een of ander beest te schieten. Er werd lustig op los geknald. Nu begrepen Hanny en ik ook waarom er zo vaak ongelukken gebeuren bij een "hunting party". De eerste kennismaking met Los Angeles was overweldigend. Zo van de rust van het National Forest, midden in de Freeway's van L.A. Acht rijen auto's naast elkaar. Viaducten van vier lagen, heel vermoeiend maar wel interessant. We wilden naar een strand in het zuiden van de stad, want daar zouden mooie zandkastelen gebouwd worden. Toen wij op het genoemde strand aankwamen, kon niemand ons iets te vertellen over een zandkasteel bouw wedstrijd. Het strand bleek 8 mijl lang te zijn. Om dat hele strand af te lopen, enkel om een paar mooie zandkastelen te zien, was ons iets te gek. We gingen op zoek naar een goede stek voor enkele dagen. Weer een indrukwekkende rit over de freeways tot we bij Playa del Ray aankwamen. Hier kon je volgens zeggen wel een goede stek vinden. Helaas zagen we op elke parkeerplaats het bordje "no overnight parking" hangen. Zo rondrijdend zagen we op een braak stukje grond twee campers staan. Wij reden er heen om te vragen of wij daar bij mochten gaan staan. Een van die campers behoorde toe aan een Frans stel, die we in San Francisco ook al hadden gezien. Dat zat dus weer "gebeiteld." De andere camper in aanbouw behoorde toe aan een Apache indiaan. Al met al was het een heel interessant gezelschap en tot diep in de nacht praatten we over allerlei zaken. Het Franse stel verdiende een aardig zakcentje door "chansons" te zingen in bars en op party's. Ze begeleidden zichzelf met een oud draaiorgeltje. Het bleek dat hun visum al verlopen was. Frankrijk en Amerika mogen elkaar niet zo erg en Fransen kregen toen een visum voor maar een half jaar. Rick, de Indiaan, was al anderhalf jaar bezig zijn camper te bouwen. Het grootste probleem was het geld. Hij kreeg wel voldoende geld van een of andere instelling, maar hij zette dat bijna geheel om in drank. Hanny en ik gingen de eerste dagen in L.A. uitgebreid "winkelen". De post werd gehaald op het Nederlands consulaat, we lieten geld overtelexen via de ABN, we regelden de papieren voor onze reis door Mexico en lieten de achterremmen van onze bus goed nakijken. Toen bleek, dat de remmen toch wel versleten waren. Ze waren zelfs al iets in de trommel gesleten. Bij nadere inspectie bleek ook dat de rechter remcilinder kapot was. De linker stond op het punt kapot te gaan. Gelukkig werken in Amerika bijna alle garages met aangenomen werk.

De grote wielbouten waren zo vastgeroest, dat de reparateur er bijna een uur voor nodig had om de ze los te krijgen. Trots vertelde de eigenaar, dat hij eens een Volkswagen revisie wedstrijd had gewonnen. Hij kon een V.W._motor in een half uur reviseren. Toen ik hem een beetje ongelovig aankeek, kwam hij met een oorkonde en een beker op de proppen. Het was ook een van de weinige garages in Amerika die een volledig gediplomeerde vrouwelijke monteur in dienst had. Chuck V.W.-garage in Venice. L.A.

 

Het 'trilprobleem' opgelost

Los Angeles, de stad van Hollywood, Beverly Hills, je merkt het wanneer je over straat loopt. We zwalkten over de boulevard van Venice en plots zaten we midden in een filmopname. We liepen over "Avenue of Stars" met de namen en afdrukken van vele filmsterren in cementen tegels in de stoep.

Daar kregen we ook een uitnodiging om een T.V. opname mee te maken. Het bleek een of andere quiz te zijn. "Real American Show" en we kwamen er met koppijn vandaan. We bezochten het observatorium en bleven daar van het uitzicht genieten tot het park waarin het observatorium staat, gesloten werd. We vonden een stek voor die nacht in een woonwijk dicht bij het observatorium. Pal voor een huis in aanbouw met een chemisch toilet voor de deur. De dag daarop bezochten we het Mekka van de filmindustrie: The Universal Studio's. We maakten een tour door de vele filmsets en bezochten een voorstelling waar ons duidelijk werd gemaakt hoe op een geraffineerde wijze de bioscoop bezoeker bij de neus wordt genomen bij filmopnames. We maakten enkele shows mee met stuntmannen en gedresseerde dieren. "There is no Business like show Business." Laat in de avond en vol met indrukken zochten we een parkeerplaats op bij een grote "shopping mall" en deden de was in een wasserette. Deze zijn over het algemeen de hele nacht open en hier konden we altijd T.V. kijken. We vonden een goede stek in een rustige zijstraat. Via mijn ouders hoorden we dat in L.A. een ex_buurmeisje van mij woonde. We kregen het adres en belden haar op. Zo kwamen we in contact met Nelleke en Frank McMorrow. Nelleke had in de tijd dat ik in Hoogeveen woonde een paar deuren verderop gewoond. Frank was een Ier die bij de luchtvaartmaatschappij British Caledonian werkte.

Ze hadden elkaar in Washington ontmoet, toen Nelleke op de Nederlandse ambassade werkte. Ze waren getrouwd en hadden inmiddels twee kinderen en Frank werkte nu al enige tijd op het British Caledonian buro in L.A. Het "klikte" meteen tussen ons en we hadden een gezellige tijd bij hen.

Inmiddels had de V.W. weer "trilkuren" gekregen en tot onze grote schrik zagen we dat onze nieuwe "K_ Markt band" een heel raar slijtage patroon had gekregen. Hanny en ik gingen naar de dichtstbijzijnde K_markt om te kijken of we via onze bandenverzekering wat konden regelen. De verkoper begreep er ook helemaal niets van. Vooral toen we "the story of the shaking wheel" vertelde. Hij haalde er een eerste monteur bij en met z'n vieren gingen we aan de gang. De wielen eraf en op de balanceermachine. Zij bleken perfect in balans te zijn. De uitlijning gecontroleerd en deze bleek ook 100% te zijn. De monteur begreep er helemaal niets meer van. Hij zette de wielen op een rij en ging ze eens met elkaar vergelijken. Op eens slaakte hij een kreet: "Oh holy shit!!" Hij had het probleem gevonden.

Nu bleek dat een wiel een inch (2,8 cm.) groter was dan de andere wielen. Eureka!! Het probleem was opgelost. We demonteerden dit wiel en gooiden het met een welgemeende vloek in de afvalcontainer. De monteur moest wel even lachen. De oplossing was zo eenvoudig en daar hadden we nu 3000 mijl over gedaan en weet ik hoeveel uren onze hersens over gepijnigd om deze te vinden. Hij haalde ergens een goede gebruikte band vandaan die we wel mochten meenemen. Hanny en ik hadden namelijk altijd twee reservewielen bij ons. Dat gaf ons, in afgelegen gebieden waar de wegen niet al te best waren, een groter gevoel van zekerheid. De K-Markt band werd ingewisseld en we kregen daarvoor een nieuwe. Wel werd het aantal millimeters slijtage gemeten. Via een omreken systeem werd dit aantal omgezet in een bepaald bedrag en dat moesten we wel betalen. Door het rare slijtagepatroon zou ons dat bijna een hele nieuwe band gaan kosten, maar we werden door de manager aan alle kanten "gematst". De hele controle kostte ons niets. De manager vond, dat de monteur die ons de band had verkocht het maatverschil van de wielen had moeten zien. Het was dus een fout van K-Markt. Daar waren wij het direct mee eens. We bezochten ook een tandarts. We hadden het adres van Nelleke gekregen, maar toen we daar aankwamen bleek deze net verhuisd te zijn.

We vroegen de weg en de man bood aan ons naar zijn tandarts te brengen. Hij was toch gepensioneerd en had niets beters te doen. Toen hij hoorde dat wij uit Nederland kwamen en op wereldreis waren, vond hij het helemaal prachtig.

Volgens ons maakte hij er expres een "ritje" van, om zo langer met ons te kunnen praten.

Zo erg vonden wij dat niet, want je krijgt niet elke dag de gelegenheid in een grote Cadillac rondgereden te worden. Hij bleef ook bij de tandarts op ons wachten en deze man vond het ook al prachtig.

Er werden bij mij twee gaten dicht gestort en dat kostte ons helemaal niets!! Natuurlijk bracht de man ons weer terug via grote omwegen. Wat een pracht kar is zo'n Cadillac toch. Jammer dat die 1 op 4 "zuipt" en bijna 2000 kilo weegt. "Ping-ping kassa" in Nederland tenminste. We bleven een week bij Frank, Nelleke en de kinderen. Hanny en ik vonden het jammer dat we weg moesten, maar het liep al richting winter en we moesten de Rocky's weer over. In de noordelijke en centrale gedeelten van de Rocky's waren enkele passen al afgesloten. Afscheid nemen en doorgaan. Het lot van een globetrotter.

 

Het dagboek leest 28 oktober 1982.

Ons volgende reisdoel was de gokstad Las Vegas.

We hadden van Frank en Nelleke al enkele rare verhalen over de stad gehoord, maar of ze niet overdreven waren, wilden we zelf uitvinden. Al mijlen van te voren wordt je er op attent gemaakt dat je naar Las Vegas -in de volksmond Vegas genaamd- op weg bent. Nog voordat we de staat Nevada ingingen, tankten we en ook de jerrycans deden we vol, want we hadden gehoord dat je in een casino je geld voor de reis naar Vegas kon terugkrijgen. Dat wilden we wel eens proberen. Bij dit benzinestation dekten we ons ook in met stapels boekjes en reclamefolders van een groot aantal casino's. Via deze "fun_books" proberen de casino's de mensen binnen de deuren te krijgen. Leuke aanbiedingen stonden er in en wij waren van plan daar zeker gebruik van de maken. "Going Dutch to Vegas." Je bent Nederlander of je bent het niet. Via de Freeway 15 kwamen we in Las Vegas aan. We beleefden er een van onze gekste weken van onze rit door de U.S. De werkelijkheid van Vegas overtrof nog elk verhaal dat we hadden gehoord. Het is een gekkenhuis en alles draait om het gokken. Nog nooit hebben we in zo'n korte tijd mensen zoveel geld zien verliezen en ook winnen. Aan de "Black_Jack" tafel met een minimum inzet van 100 dollar zagen we binnen enkele seconden iemand 900 dollar verliezen. Daar word je als "low budget" reiziger toch niet goed van. Met de "fun_books" hadden we echt veel fun.

Dat er een casino was dat je je benzinegeld terug gaf klopte, alleen moest je binnen 24 uur het casino 11 keer bezoeken en een stempel halen in een bepaalde klok. De tijden tussen de bezoeken waren variabel maar nooit langer dan 4 uur. Aangezien het bij ons om 18 dollar ging, had ik daar wel een onderbreking van mijn nachtrust voor over. We vonden een stek op een parkeerplaats vlak bij het casino. Die 18 dollar hadden we mooi terug. Daarnaast kon je je via een coupon uit het funboek van dat Casino gratis voor een gokkast laten.

 
     
Geen speed in de ogen, maar gewoon veel koffie. Na een paar nachten "afzien" kregen wij vanzelf dit uiterlijk.
 

Eindconclusie: Las Vegas vinden wij de gekste stad die wij op onze reis hebben bezocht. We hadden Vegas in al zijn aspecten meegemaakt en het had ons uiteindelijk maar 20 dollar gekost.

 

Afzien in de Grand Canyon

 

Ons volgende reisdoel was via een grote omweg naar de "Grand Canyon". We reden via de I-15 naar Spring Dale vlak bij het Zions National Park. In het park bezochten we het visitors center en liepen enkele trails. Het volgende park op onze weg was het Bryce National Park, bekend om zijn mooie rotsformaties.

Over gravelroads reden we via het Capitol National Park, wat zijn naam te danken heeft aan de kasteelachtige rotsformaties, naar het Natural Bridges Monument. In dit park heb je bijzondere rotsformaties. Door jarenlange erosie is de zachte aarde weggesleten. De harde bovenlaag is blijven staan en zo ontstonden er op bruggen lijkende rotsformaties.Nabij het visitors center was er een kampeerplaats die niets kostte. Het seizoen was allang voorbij en wij waren dan ook werkelijk de enige gasten.Het was 's nachts erg koud. Gemiddeld vroor het een graad of zeven.Nu ontdekten wij ook, dat onze accu op zijn laatste "poten" liep. Dat kon nog leuk worden. Met de dag ging de accu verder achteruit. We hadden in ieder geval startkabels, dus grote problemen zouden we niet krijgen. Enkele keren hadden we de hulp van een ander nodig om weg te komen.

Ik ging met een startkabel langs de kant van de weg staan te zwaaien. De andere kabel had ik al aangesloten. Elke keer stopte de eerste auto die langs kwam. Zonder ook maar een woord te zeggen of uit te stappen reed de te hulp geschoten automobilist naar onze auto en trok de motorkap open. Ik kon dan de kabels aansluiten en Tiemen starten. Ik ontkoppelde de kabels en deed de motorkap van de hulpauto dicht. Ik zwaaide vriendelijk en de automobilist reed weg; we hadden geen woord met elkaar gewisseld. Het leek wel of er een ongeschreven wet in Amerika bestond, dat elke automobilist in nood geholpen moet worden.

In de Glen Canyon zagen we voor het eerst de Colorado rivier.We reden door naar het Mesa Verde Park. Hier konden we enkele Pueblo's bezoeken, waar vroeger de Pueblo indianen hebben gewoond. Deze Pueblo's zijn kleine nederzettingen, gebouwd in een richel in een bergwand. Ze waren alleen toegankelijk door lange trappen. Waar de Pueblo_indianen zijn gebleven weten de wetenschappers nog steeds niet.Twee dagen na ons bezoek aan de Mesa Verde, hoorden we via de radio, dat het park gesloten was. Er was zoveel sneeuw gevallen, dat de toegangsweg naar het park niet meer te berijden was.Het was koud, overdag sneeuw, hagel en ijzel en 's nachts een graad of 10 onder nul. Wat was ik blij dat ik in Death Valley de kachel van Tiemen had gemaakt.

Via het Hopi indianen gebied kwamen we in de Grand Canyon aan. Twintig centimeter sneeuw, ijzig koud, maar een heldere lucht. De Grand Canyon is werkelijk "grand".

Staande op de "South Rim" de zuidkant zagen we op 1,5 mijl in de diepte de Colorado rivier stromen.

     
Een Hopi nederzetting uit toen... Makette in een vitrine in het Visitorscenter...
     

Daar wilden Hanny en ik heen. De Canyon in, een uitdaging voor bijna elke bezoeker. Wanneer we hadden geweten, dat het een slopende zou worden, hadden we ons misschien bedacht. We moesten eerst een "hikers permit" halen. De "Grand Canyon" trekt veel bezoekers en de overnachtingscapaciteit in de canyon is beperkt gehouden. Aan de hand van de uitgegeven permits kunnen de rangers zien, hoeveel mensen er beneden zijn. De overnachtingsplaatsen zijn bij het verkrijgen van een "hiking permit" ook gereserveerd. Een overnachting kostte 1 dollar, maar Hanny en ik moesten een dag wachten, want de canyon was volgeboekt. Wij reserveerden twee nachten om een dag "over te slaan" om de canyon te verkennen. De "North Rim" was door de hevige sneeuwval afgesloten.

De kampeerplaatsen die open waren op de "South Rim" moesten 6 dollar per nacht gaan kostten. En dat voor een avond in de auto zitten koulijden. Dat vonden wij en nog acht andere Europeanen te veel van het goede.

Het was weer een bont gezelschap daar op de parkeerplaats bij de parkwinkel en douchegelegenheid. (Kostte ook nog eens $ 1,= per persoon.) Er stonden enkele Duitsers, Zwitsers, een ander Nederlands stel, een Frans echtpaar en een Oostenrijker.

Die avond gingen we naar een "ranger talk" gehouden door een vrouwelijke parkwachter.

Zij vertelde het verhaal over het ontstaan van de wereld volgens de legende van de Hopi indianen. Na het officiële gedeelte van de "talk" wisselde zij haar uniform voor een normale jurk en begon liederen te zingen van componisten die geïnspireerd waren door de Grand Canyon. De liedjes werden begeleid door films en dia's. Na deze geslaagde avond wandelden Hanny en ik op ons gemak door de kou naar Tiemen. Voordat we de parkeerplaats opkwamen zagen we dat een patrouillewagen van de parkrangers bij de auto's stond. Tussen een Duitser en de rangers was een hevige discussie ontstaan over het feit waarom wij niet op de parkeerplaats mochten overnachten, maar op de camping moesten gaan staan en 6 dollar per nacht moesten weggooien.

De Duitser, gesteund door andere (kam)parkeerders kon echter hoog of laag springen, iedereen moest weg. Ik probeerde het nog met de smoes, dat we niet konden starten, omdat de accu leeg was. De ranger zei, dat hij wel een sleepkabel in de auto had en hij ons wel even op de camping zou willen slepen. Dat wilden Hanny en ik nu juist niet en vroegen aan de Oostenrijker of hij ons een "jump" zou willen geven.

De andere kampeerders hadden besloten weg te gaan om buiten het park een stek te zoeken. Nu wisten wij dat het in de verre omgeving van het park "no overnight parking" was en veel zin in problemen hadden we niet. Hanny en ik besloten om heel rustig aan te gaan doen, nadat we de wagen gestart hadden.

We reden een paar rondjes over het parkeerterrein om de accu vol te krijgen. Wij waren de laatste die weg gingen en de rangers waren er van overtuigd dat wij daadwerkelijk zouden vertrekken. Dat deden wij ook, maar we reden naar de parkeerplaats voor de Grand Canyon Lodge. Daar stond het vol met auto's en ook enkele campers, van Amerikanen die het blijkbaar te koud vonden om in de auto te blijven slapen en het hotel opzochten. Hanny en ik maakten nog even een potje koffie en lieten daarbij de lampen in Tiemen extra branden. De accu zou nu binnen de kortste keer weer helemaal leeg zijn en dat was ook de bedoeling. De startkabels stopten we ver weg. Mochten er nu rangers komen dan waren wij benieuwd of zij ons de ruim 3 kilometer naar de camping zouden slepen. We maakten ons bed vast op en gingen daarna naar de warme bar van de Lodge. Daar trad juist een pianist/gitarist op. Tot laat in de avond genoten we van zijn "performance" en de borreltjes.

Na een ongestoorde nacht moesten we vrij vroeg opstaan, want die dag zouden wij aan de afdaling van de "South Rim" beginnen.

Toen ik met een slaperig hoofd uitstapte kwam ik tot de ontdekking dat de linkerachterband lek was.

Waarom had ik dat toen we naar bed gingen niet ontdekt? De borreltjes misschien? Ook hadden we niet gemerkt dat we schuin hingen. Een gezonde slaap was over ons geweest. Snel de krik gepakt en Tiemen horizontaal gezet. Nu konden we tenminste fatsoenlijk thee schenken bij het ontbijt. Het repareren van de band zou wel gebeuren als we terug kwamen uit de Canyon.

We hadden maar een rugzak, want die van Hanny hadden we in Death Valley verkocht aan een Nederlands duo. Hanny had tijdens onze trektocht door Egypte ontdekt dat die rugzak haar niet beviel en dat Nederlands stel bood er een aardig bedrag voor. Mijn rugzak werd volgestopt met 17 kilo bagage en Hanny ontfermde zich over alles wat in een oude legerransel kon en zij droeg alle foto en filmapparatuur. Al met al was dat ook nog wel een kilo of zes.

Lopend door 10 centimeter sneeuw en met dikke truien aan en mutsen op begonnen we aan de tocht.

De afdaling deden we via de South Kaibab Trail.

Deze route is het steilst van de twee paden, dus het meest geschikt om af te dalen. Onderweg werden we ingehaald door een ezel karavaan, die goederen naar beneden bracht. Later zou deze karavaan mensen en afval weer naar boven transporteren. De afdaling van ongeveer 14 kilometer was bijzonder mooi. Hoe verder we naar beneden kwamen hoe warmer het werd. We genoten van de vergezichten en de mooie kleurveranderingen die we zagen naarmate we dieper in de canyon afdaalden.

Op de camping aangekomen zetten we de tent op en gingen op verkenning. De temperatuur was tenminste aangenaam. Ongeveer 7 graden boven nul en geen wind.

Je kon in de zon zowaar in je overhemd zitten. Een heel verschil met de weersgesteldheid op de "South Rim". Die avond werd er een "ranger talk" gehouden over het ontstaan van de Grand Canyon. Daarna praatten we verder met een internationaal gezelschap. De volgende dag wandelden we door een groot gedeelte van de canyon. Op de dag van de terugtocht stonden we vroeg op, pakten onze spullen in en gingen op pad. Voor de klim hadden we de "Bright Angel Trail" gekozen. Wel een paar kilometer langer dan de "South Kaibab Trail", maar minder steil.

Na ruim 2 uur lopen waren we op "Indian Garden".

Ongeveer 500 meter boven de Colorado rivier. Tot nu toe was het meegevallen. Bijna 8 kilometer en dan 500 meter omhoog, dat ging nog wel. Het volgende stuk van 7,5 kilometer zou echter 1200 meter stijgen en dat was "different cook". Met lichte tegenzin begonnen we aan het stuk. We deden er ruim 4 uur over. Naarmate we hoger kwamen werd het steeds kouder en moesten we truien aantrekken, dassen omdoen en mutsen opzetten. Nu kon Hanny goed merken dat zij geen rugzak had. De riem van haar ransel sneed steeds meer in haar schouder. Ik nam op een gegeven moment maar 3 kilo van haar over. We werden ingehaald door een ezel karavaan. Ik kon meevoelen met die beesten. Zij moesten de klim om de andere dag maken. De laatste paar kilometer was helemaal erg, daar was de grond weer bevroren en glad. Toen we uiteindelijk bij Tiemen aankwamen hadden Hanny en ik het gevoel echt iets gepresteerd te hebben. Het was meer afzien geweest dan we hadden verwacht. De volgende keer slaan we wel "een nacht over" op de kampeerplaats bij de "Indian Garden". Snel een grote pot koffie gezet, de spullen opgeruimd en een flinke uitsmijter in de pan gegooid. Daarna gingen we naar de bar van de Bright Angel Lodge. Die avond gingen we wel vroeg slapen, Hanny en ik waren goed kapot. Na een lange nacht, zonder gestoord te worden door rangers, stonden we laat op. Een beetje spierpijn, maar dat hoorde er bij.

Na het ontbijt ging ik aan de gang om het wiel te verwisselen. Ik kreeg met moeite 4 wielbouten los, maar de vijfde wilde met geen mogelijkheid loskomen. Uiteindelijk draaide ik mijn kruissleutel naar de maan. Lang leve het lidmaatschap van de AAA en ik belde de garage van het park op. Na enige minuten kwam er een takelwagen. De bestuurder van deze wagen probeerde eerst nog met zijn kruissleutel de bout los te draaien, maar dat had tot gevolg dat hij de boutkop rond draaide. Nu moest Tiemen wel naar de garage en hij verdween voor de zoveelste keer in de takels om naar een garage gesleept te worden. En dat allemaal weer voor niets.

Dat de wielbout niet los wilde was het gevolg, dat de monteurs bij K-Markt in Los Angeles een pneumatische dopsleuteldraaier hadden gebruikt met een veel te hoog aandraaikoppel. Ik beloofde mijzelf geen enkele monteur mijn wielbouten aan te laten draaien. Dat zou ik zelf wel doen met mijn eigen momentsleutel. Na een paar zweetdruppels van de monteur lukte het hem om de bout los te krijgen.

Nu bleek dat de band niet lek was, maar de velg niet goed meer afdichtte.

Door de rit over gravel roads, had de velg toch een opdonder gehad. Een hoog stoeprandje bij de Bright Angel Lodge was de druppel geweest die de emmer deed overlopen. De monteur klopte de velg weer in zijn fatsoen en het leed was geleden. Inmiddels hadden ze onze accu ook weer opgeladen.

Zes dollar armer, maar met goede zin, gingen we nu snel op weg naar het zonnige en warme zuiden.

"Mexico nos arrivos!!!!"

 

Het dagboek leest 16 november 1982.

 

Vanuit de Grand Canyon reden we eerst naar Flagstaff. Op een autosloop haalden we eerst een reserve wielbout, je kon nooit weten. We gingen nu naar een "Sears" om een nieuwe accu te kopen. Sears is een supermarktketen, te vergelijken met K-Markt, alleen hebben ze bij Sears meer dingen op technisch gebied.

Bij Sears waren de accu's het goedkoopst. Nu bleek ook, dat onze accu ooit eens bij Sears gekocht was.

Hier moest duidelijk met een "manager" gesproken worden.

Na wat gebabbeld te hebben over de accu, wereldreis en Europa beloofde de manager te kijken wat hij voor ons kon doen. We waren er inmiddels achter gekomen, dat onze accu drie jaar oud was en ik vond dat een accu gekocht bij zo'n goede zaak als Sears, minstens 5 jaar mee moest kunnen.

Uiteindelijk kwamen wij overeen dat ons een nieuwe accu 54 dollar zou kosten. De babbel had ons 25 dollar bespaard. Op de uiteindelijke afrekening stond een bedrag van 31 dollar. Hoe dat kwam weten we niet, maar we hebben snel betaald en zijn zonder verder te vragen weggereden. Wel hebben Hanny en ik de manager hartelijk bedankt.

Op weg naar het zuiden zouden we langs het "Petrified National Forest" komen. Ondanks het koude, slechte weer en onze zin om zo snel mogelijk in zonniger gebieden te komen, konden we dit park niet overslaan.

Het "Petrified Forest" is een park met versteende bomen. Miljoenen jaren geleden heeft in dat gebied een bos gestaan. De bomen waren omgevallen en door een natuurlijk proces waren de houtcellen van vele bomen omgezet in steen. Dit is zo'n bijzonderheid, dat vele Amerikanen stukken versteend hout meenamen. Er werden zo per jaar kilo's "hout" meegenomen. Het werd op een gegeven moment zelfs zichtbaar.

De parkautoriteiten hebben er toen een staatswet door gekregen, die het meenemen van "hout" uit het park strafbaar maakt. Het is dan ook verplicht, een parkranger de auto te laten onderzoeken wanneer hij daarom vraagt.

Verder heeft men een soort mythe rond het versteende hout weten te maken. De gevolgen van deze mythe zijn te lezen in brieven die liggen in een vitrine in het visitors center. Mensen die stukken versteend hout

hadden mee gejat en daarna niets dan ellende hadden gekregen. Echtscheidingen, ongelukken, tegenslagen en meer van die nare zaken.

De parkautoriteiten moeten zich een breuk hebben gelachen bij het lezen van de brieven. Het gevolg is wel geweest, dat het meenemen van versteend hout stukken minder is geworden. Ook zie je in het park geregeld borden waarop staat, dat je buiten het park "hout" kan kopen.

Hanny en ik begrepen de reden waarom men geen "hout" uit het park mee moest nemen en wij besloten dan ook het "hout" te kopen. Of geloofden wij ook in de mythe? Buiten het park was een "farm" waar je het versteende hout tegen een redelijke prijs kon kopen. Wij wilden het eerst zelf gaan zoeken. Dat hadden we in de Sahara ook gedaan, maar daar hadden we geen resultaat gehad. Hier was succes verzekerd en het was nog goedkoper en leuker ook.

         
De stukken versteende stam. Steek je niet ff in je binnenzak...
         

Het had echter de afgelopen dagen zo hard geregend, dat de weg naar het veld toe, voor een V.W. niet te berijden was. De eigenaar van de "wood farm" vond dat ook jammer en voor de "friends from Europe" had hij wel een matsprijsje. De prijs zou het zelfde worden als die we zouden moeten hebben betalen als we het versteende hout zelf hadden geraapt. Ook hier merkten we dat het seizoen afgelopen was. Pas na lang zoeken hadden we een paar mooie brokken "hout" uit de bakken gevist.

We reden nu bijna recht naar het zuiden, naar de stad Tucson in Arizona. Het weer werd met de dag beter en dat moesten we hebben.

In Tucson gingen we eerst naar het consulaat om te kijken of de "title" van de auto aangekomen was.

Wel een stapel andere post, maar geen "title".

Op het registratieburo vertelde men ons, dat we zonder "title" Mexico wel in zouden komen, maar de auto niet uit Mexico zouden krijgen. Op het Mexicaanse consulaat vertelde men ons dat dat allemaal onzin was. Weer een van de vele wildwest verhalen die de Amerikanen over Mexico vertelden.

We moesten alleen de registratie goed bewaren, dat was het belangrijkste. Ook de triptiek (een tijdelijk invoerpapier) en het hebben van een geldige verzekering was belangrijk. De triptiek en de verzekering haalden we bij de AAA. Dank zij het lidmaatschap waren we daar het voordeligst uit.

We wisselden op het consulaat voor een uitstekende "zwarte" koers dollars voor peso's. Het Mexicaanse geld werd steeds minder waard en de inflatie in het land is hoog. Dat is voor een reiziger met dollars alleen maar voordelig.

De auto kreeg een grote beurt en er werden enkele V.W. reserveonderdelen gekocht. Niet dat Mexico zo'n onderontwikkeld land is, maar het is beter voorkomen dan genezen.

Zekerheid gaat bij Hanny en mij boven alles. Je komt onderweg nog genoeg dingen tegen die je niet van te voren hebt kunnen voorzien. Om deze problemen het hoofd te kunnen bieden, moet je de zorgen die je wel hebt kunnen voorzien al opgelost hebben.

Tucson is een groot "winter resort" met duizenden ouden van dagen. Het Reid park was de enige leuke plek in de stad en daar verbleven we dan ook de meeste tijd. Onze "slaap stek" was bij het AAA- buro.

 

Een half uur in Mexico

 

Via een vroegere missiepost reden we naar de grensplaats Nogalis. We kwamen hier laat aan en dachten een goede stek te hebben gevonden in een park. Toen het echter donker was, beviel ons die plek niet meer en besloten te "verkassen".

Al zoekende bemerkten we niet dat we al bij de grensovergang waren. We konden niet meer keren en voor we het wisten waren we de Amerikaanse douane al gepasseerd.

Na de Amerikaanse douanehokjes konden we wel keren en we reden weer terug Amerika in. De douanier begreep niet veel van ons verhaal. Hij bekeek onze paspoorten aandachtig en moest de auto inspecteren.

Hanny had de pest in. Waarom had ik niet beter uit mijn ogen gekeken en het zoeken naar een stek aan haar overgelaten? Ik vond het allemaal prachtig.

Wat hadden we gedaan? We waren alleen verkeerd gereden. De douanier gaf het maar op ons geval te begrijpen en vertelde ons, dat wij het beste bij het politiebureau konden gaan staan. Hier vonden we een rustige en veilige stek. Zo waren we toch al een half uur in Mexico geweest. De volgende dag gingen we echt de grens over. De grenspassage was te vergelijken met die van Marokko. Driftig en belangrijk doende mannetjes in pakken welke op uniformen leken, verwezen je van het ene kantoor naar het andere.

Uiteindelijk hadden we de papieren voor elkaar en kregen we een verblijfsvergunning voor drie maanden, zowel voor ons als voor de auto. Wilden we langer blijven, dan moesten we de vergunning maar ergens zien te verlengen.

Nu moest Tiemen nog gecontroleerd worden en daarvoor kregen we twee man mee. De controle was gelukkig snel gebeurd en een controle sticker werd op de ruit geplakt. Een van die kerels vroeg toen om een "tip". Nu was het ons bekend, dat bijna alle Amerikanen in hun broek doen voor de Mexicaanse douaniers en al snel met een flap van 5 dollar of meer over de brug komen om maar snel van de controle af te zijn. Hanny en ik hadden altijd het principe gehuldigd, daar waar het niet nodig was, geen "smeergeld, baksjisj of tips" te geven.

Het Engels van de douanier die ons om een "tip" vroeg was echter niet zo denderend en ik verstond dat hij een "tape" wilde hebben. Nu was ik ook niet van plan hem een cassette met goede muziek te geven, dus ik vertelde hem, dat wij alleen maar "tapes" bij ons hadden met Nederlandse muziek. Van de Zangeres Zonder Naam en de Heikneuters zou hij toch geen zier begrijpen. Op zijn beurt begreep de douanier helemaal niets van mijn verhaal. Wat zat die rare "Gringo" nu te zeuren over muziek. Hij wilde geld zien. Onderwijl zag hij collega's in de weer met Amerikanen die wel met flappen zaten te zwaaien. Steeds driftiger zat hij mij om een "tip" te vragen en ik hem maar uitleggen, dat Nederlandse muziek helemaal niets voor hem was. Hanny had het allemaal wel door en zij lag in een stuip over het stuur. Dat schoot de douaneman ook in het verkeerde keelgat en hij probeerde mij nog eens duidelijk te maken dat hij geld wilde zien. Eindelijk begreep ik wat hij wilde. Hij kon echter niet weten dat hij bij ons aan het verkeerde adres was. Ik trok mijn portemonnee en gaf hem een rijksdaalder met daarop de koppen van Beatrix en Juliana. Daar begreep hij niets van. Wat was dat nu voor een geld? Ik vertelde hem dat het Nederlands geld was, heel bijzonder en heel speciaal. Helaas kon hij in Mexico deze munt alleen maar "achter het behang" plakken, maar dat was zijn probleem. Hij maakte mij toen duidelijk dat hij Amerikaanse dollars wilde.

Ik vertelde hem, dat wij alleen maar travellers cheques hadden en daar had hij ook niets aan. Ik nodigde hem uit om met ons mee naar een bank te komen. Daar zou ik dan enkele cheques omwisselen en hem een "tip" geven. Ik wist dat het inmiddels tijd voor de siësta geworden was en de banken nog minsten twee uur gesloten zouden zijn. Al met al had de douanier veel tijd met ons verloren. Met een nors gebaar maakte hij ons duidelijk dat wij verder konden rijden. Hij had geen "tip" en Hanny had buikpijn van het lachen. De noordelijke grensstreek van Mexico staat als niet zo veilig bekend. Vele Mexicanen zijn als illegale immigranten, door de Amerikanen de grens over gezet. Elke dag gebeurt dat nog honderden keren.

Velen van deze mensen, die helemaal niets hebben, blijven hangen in het grensgebied en jatten alles wat los en vast zit. De grensstreek deed armoedig aan. Oude krotten moesten grote gezinnen onderdak bieden. Mexicanen die daar wonen, hebben een grote hekel aan de Amerikanen.

Als de Yanks de Mexicanen nodig hebben om druiven te plukken, dan zijn ze hartelijk welkom, maar als het seizoen voorbij is, worden de "wet backs" weer met grote getale, als ongewenste vreemdeling de grens over geschopt.

Dat is het vreemdelingenbeleid van de zuidelijke staten van Amerika.

Hanny en ik reden door naar Hermosillo, waar we op een "trailer park" overnachtten.

Bijna alle "trailer parks", het "Mexicaans" voor camping, staan in het boekje over Mexico, wat we van de AAA gekregen hadden.

Hanny en ik voelden ons direct thuis. De heerlijke geuren, het stof, de rotzooi en het mooie weer.

Wij vinden Mexico een "in between" land. Geen ontwikkelingsland maar ook geen land dat ontwikkeld is. Het hangt er dus tussen in.

In Hermosillo maakten we kennis met het Mexicaanse leven. Inkopen doen op de centrale markt.

Alles in dezelfde sfeer die we in Spanje hadden meegemaakt. In Mexico is de Spaanse invloed nog duidelijk merkbaar. De Spanjaarden hebben niet voor niets enkele honderden jaren over Mexico geheerst.

Via Guayamas reden we naar Navoja. We kozen de 15, een hoofdweg en dat was duidelijk te merken.

De vrachtwagenchauffeurs gedroegen zich als kamikaze_piloten en het was uitkijken voor plotseling overstekende dieren.

Via Alamos naar Los Mochis. Onderweg lieten we Mexico op ons inwerken. We aten Tortilla's en bezochten mooie kerken. We bewonderden prachtige Mexicaanse kledendrachten en moesten ons inhouden om niet te veel souvenirs te kopen. Zoveel moois was er te koop en dank zij de gunstige "zwarte" koers, spot goedkoop.

De wegen waren redelijk tot slecht, maar we hadden geen haast, het weer was mooi, het eten goed en Mexico kon voor ons niet meer kapot.

In Mazatlan besloten we een week "vakantie" te houden.

De camping was zeer goed, uitstekende douches, een groot zwembad, de laatste camping rechts als je de stad uitgaat richting noorden en betaalbaar.

De oceaan lag aan de overkant van de weg en er ging om het uur een bus naar de stad.

         
Zo kan het ook.....
Minder leuk was het feit, dat er duizenden Amerikanen zouden komen overwinteren. We hadden gelukkig nog even de tijd, want de meesten wilden eerst thuis nog kerst vieren, voordat ze naar Mexico kwamen afzakken.
     
Hanengevechten.  Zwaar illegaal, maar je kan er wel veel geld mee verdienen... 
     

Op het Nederlandse consulaat in Mazatlan lagen twee brieven.

We gingen in die week naar een "echte" fiesta, georganiseerd door een groot hotel. Met dans, zang, muziek en een hanengevecht. Daar mocht niet bij gegokt worden, want dat is illegaal in Mexico.

Nu is het in Mexico over het algemeen wel zaak om op te letten wat je eet en drinkt.

Geen ijsklontjes in de Cola en de rauwe groenten laten staan. Het water werd door ons weer gezuiverd met het speciale poeder.

Nu dachten Hanny en ik dat het in zo'n groot hotel allemaal wel mee zou vallen en we lieten ons het eten goed smaken. Het was een geweldige avond.

Helaas waren we de volgende twee dagen wel aan de diarree.

Nu waren onze magen wel wat gewend, maar ik beklaag de Amerikanen die helemaal niets gewend zijn. Bij het kleinste bacilletje moeten zij al minstens een week opgenomen worden.

Inmiddels was er een nieuwe president geïnstalleerd en als installatiekado, verhoogde hij de benzineprijs met 100%! President De La Madrid zou de economie van Mexico wel even in een goede baan schoppen.

De peso werd met 15% gedevalueerd en de koers op de zwarte markt vloog omhoog.

De afgetreden regeringsmensen waren trouwens echte boeven. Zij hadden miljoenen dollars het land uit gesmokkeld en op een Zwitserse bankrekening gestort.

Corruptie en wanbeleid, het bekende verhaal van een land dat nog niet ontwikkeld is.

 

Kerstliederen met pistolen tussen broekriem

 

We namen het er die week goed van.

De toch al zo goedkope drank, was voor ons, dank zij de "zwarte" koers, helemaal te geef en het eten was uitstekend. We ontdekten ook waarom er via de poste restante in Mazatlan niets was aangekomen. Het Mazatlan waar wij waren lag in de provincie Durango. De brieven zijn naar Mazatlan in de provincie Coahuila gegaan. Een half jaar later kwamen ze retour bij de afzenders. We wilden een nacht op het strand gaan staan, maar dat werd door Mexicanen afgeraden. Het zou niet veilig zijn. Op een avond kwam er een Duits stel de camping oprijden. Zij waren net op het strand beroofd terwijl ze even een kleine wandeling maakten. Dat kostte hen de camera's, hun papieren en wat geld.

Ik schreef die dagen verhalen voor kranten en Hanny deed goede zaken met haar sieraden.

Na een week kregen we weer de kriebels in ons "achterwerk" en we vertrokken dan ook. We reden naar het zuiden, de kust volgend, naar Tepic.

Hier verlieten we de drukke hoofdweg # 15 om rechtsaf te slaan de # 200 op.

We genoten van de prachtige rit over deze kustweg.

Laat in de middag kwamen we in Playa Azul in de provincie Lazaro. We wilden hier een stek voor de nacht zoeken. Playa Azul was echt "Zandvoort", maar nu niet voor de "Gringo's" maar voor de Mexicanen Geen steriele hotels, maar een gezellige janboel van in elkaar gegooide strand tenten en lekkere troep. Heel langzaam reden we over een op een boulevard lijkende straat. Plots hoorden we een kreet: "Hee, Hollanders!!!" Een vrouw kwam breed zwaaiend een strandtent uitrennen. "Joehoe Hollanders Joehei!!!" Ik stopte en stapte uit. Zo kwamen wij in contact met Ina, een vrouw van een schipper op een baggerboot. Zij had aan de grote letters "HOLLANDA" die ik achter op Tiemen had geplakt gezien dat wij uit Nederland kwamen.

Wij moesten mee en een pils drinken. Nederlanders kwam je niet zo vaak tegen in Playa Azul. Wij werden meteen uitgenodigd om bij hen te komen overnachten en met veel moeite wisten Hanny en ik het gedaan te krijgen, dat wij wel in onze bus mochten slapen.

De buurman van Ina en Jan was chef van de politie van de provincie Lazaro. De oprit voor het huis van Ina en Jan zou volgens hen de veiligste plek van heel de provincie zijn. Nu wisten Hanny en ik dat vooral de politieleiding zo corrupt is als de ziekte, dus daar hadden wij onze twijfels over. De vriendelijkheid en gastvrijheid van Ina was zo geweldig, dat wij het aanbod aannamen. Nu konden we meteen zien hoe sommige Nederlanders leven in Mexico. Die avond moesten we mee naar de viering van een adventsavond. Samen met de buren, gingen we naar vrienden. Dat bleken autoslopers te zijn.

De politie nam auto's in beslag, deed deze naar de sloper die dan voor veel geld de onderdelen weer verkocht. De opbrengst werd gedeeld. Ook een manier om een goed salaris te krijgen. Maar ook een manier om veel vijanden te krijgen.

We werden met open armen ontvangen. Stoelen werden aangeschoven. Vrienden van vrienden zijn ook vrienden en alle vrienden zijn welkom. De flessen brandy werden opengetrokken en moeders had een grote schaal Tortilla's en bonen gemaakt. De saus was weer flink gepeperd en de koele pilsjes deden uitstekend bluswerk. Hoe later op de avond des te gezelliger het werd. We voelden ons best op ons gemak. Het complete boeven politiekorps van Azul was aanwezig en de grootste boef, de buurman van Ina en Jan, had het hoogste woord.

Om klokslag 12 uur moest het gebeuren waarvoor wij gekomen waren; Het was nu 2e advent. We gingen met de hele groep rond een grote kerststal staan en onder begeleiding van gitaren werden kerstliederen gezongen. Het was ontroerend te zien hoe het grootste boeventuig van de provincie vol overgave het "kindeke Jezus" aan het toezingen was. Een revolver achteloos tussen de broekriem gestoken.

De volgende dag was de zoon van Ina en Jan maar ook de dochter van Pepe, de buurman, jarig. Dat feest werd gecombineerd en moest een echte kinderfiesta worden. Wij moesten dat meemaken en de uitnodiging konden we niet weigeren. Vooral toen Pepe hier op aandrong. Hij was chef van de politie, dus.

Er werd op een braak stukje grond naast het huis van Pepe een tent opgezet en de barbecues werden gebouwd. Om een uur of 1 kwamen de eerste gasten en de brand werd in de barbecues gestoken. Drie grote bakken met vlees, kratten bier (injection in het Mexicaans) en weet ik hoeveel andere drank werd gebracht. Dat kon nog gezellig worden. De vrouw van Pepe was vijf dagen bezig geweest met de voorbereidingen van het feest. De kinderen aten zich vol aan de lekkerste taarten welke met veel zorg gemaakt waren. Het hoogtepunt van het kinderfiesta was het kapot slaan van de kado poppen. Dit waren aardewerken kruiken, welke volgestopt waren met snoep, geld en andere kleinigheden. Om de aarden pot was een pop van papier gemaakt en deze kleurrijke creatie hing aan een touw. Door aan dit touw te trekken kon de pop op en neer bewogen worden. Een kind werd geblinddoekt en moest met een stok de pop kapot proberen te slaan. Wij vonden dat zonde van de mooie pop, maar dat hoorde erbij. Ieder kind kreeg een kans. Nadat iedereen aan de beurt was geweest, liet men het toe dat de pop nu echt kapot werd geslagen. Een paar ferme klappen en de geldstukken, snoepgoed en andere snuisterijen vlogen in het rond. Als dollen vlogen de kinderen hier op af, om maar vooral niets te missen.

De tweede pop was nog mooier dan de eerste en hoe zonde wij dat ook vonden, deze moest er ook aan geloven. Het eigenlijke kinderfeest was voorbij en nu begon het voor de ouderen.

Er werd gegeten, gedronken en gedanst tot diep in de nacht. Hoe laat en op welke manier wij Tiemen terug hebben gevonden weten we niet, maar de volgende middag werden we met een enorme kater wakker.

         
Hanny mag het ook eens proberen...

Wat heerlijk is dan een koude douche. Gelukkig waren wij niet de enigen.

Van opruimen kwam die dag niets. Er was nog vrij veel overgebleven van het feest, dus we gingen rustig verder. Weer werd het laat; gezelligheid kent geen tijd.

De volgende dag stonden we iets vroeger op. Na een ontbijt met karbonade en Tortilla's begonnen we met het opruimen. Hanny en ik voelden ons nog niet in staat verder te gaan. Dus we bleven nog een nacht. Die avond dronken we wel minder....

We namen afscheid van Ina, Jan, Pepe en Natachja.

Hanny en ik hadden nu meegemaakt hoe enkele Europeanen leefden in Mexico. We waren tot de ontdekking gekomen dat Mexico geen verschil maakt met de rest van de wereld. Keihard werken, veel geld verdienen en over het algemeen een prima leven leiden.

In die dagen dat wij van de gastvrijheid van Ina en Jan genoten, maakten we ook kennis met de beter gesitueerde Mexicanen. Vriendelijke mensen die de ernst van het leven met een korrel zout namen. Kinderen zijn heilig voor de Mexicanen. Lekker eten en drinken ook. Op ons gemak, met een niet al te licht hoofd, reden we naar het zuiden.

We kwamen in Zihuatanejo, een badplaats voor rijke Amerikanen. Wij vonden een uitstekende stek op een parkeerplaats van een van de vele hotels. We mochten gebruik maken van het zwembad en dat aanbod sloegen wij niet af. De volgende dag was ik jarig en wij vierden dit met heerlijk op het strand liggen, zwemmen en cola drinken. We aten in een klein Mexicaans restaurant, dat er niet stond voor de Amerikanen, maar voor de lokale bevolking. We kregen een uitstekende vismaaltijd voorgeschoteld, voor een prijs, waar je in Nederland net een portie patat voor kan kopen.

We wilden ons die avond gaan mengen in het decadente uitgangsleven van de rijke Amerikanen.

Het seizoen was echter nog niet begonnen, dus een aantal tenten was nog dicht. We hebben het toen maar gezellig gemaakt in Tiemen en de avond kaartend en drinkend doorgebracht.

Acapulco was de volgende stad die we wilden bezoeken. We hadden over deze stad al veel verhalen gehoord, maar toen we er aankwamen viel ons dat bitter tegen. Een smerige, gore stinkstad.

Aan de kust waren het de dure, grote hotels die de boventoon voerden. Het stikte er van dollar zwaaiende Amerikanen en het trailerpark waar wij wilden gaan staan vroeg een belachelijk hoge prijs voor een rot plaats achter een hotel.

We zochten nog even verder, maar Acapulco ging ons steeds meer tegenstaan.

Toen een Amerikaan ons ook nog eens duidelijk probeerde te maken hoe stom hij die Mexicanen eigenlijk wel vond hij had volgens zijn zeggen net een goede "deal" gemaakt met het omwisselen van dollars was de maat echt vol. Het was nog vroeg op de dag dus wij vertrokken.

 

"Bil uit broek"

 

Snel weg uit Acapulco, op zoek naar een andere camping. We konden maar niets vinden en uiteindelijk vroegen we in ons beste Spaans, of we op de parkeerplaats van een klein wegrestaurant mochten overnachten. Dat was helemaal geen probleem. Om een uur of acht, het was al aardedonker, ging de tent dicht en alle lampen werden uitgedaan. Dat zat Hanny en mij helemaal niet lekker. Sinds de overval in Turkije staan we liever niet meer op afgelegen "stekken" nabij een hoofdweg.

We wisten wel, dat er vlak in de buurt huizen stonden en mocht er wat gebeuren, dan was een druk op de toeter wel voldoende om de hele buurt wakker te maken. We hadden sinds die overval de gewoonte aangenomen om de sleutel in het kontakt slot te laten zitten. Als we op niet al te veilige plaatsen stonden, parkeerden we de auto altijd met de voorkant naar de weg, zodat we direct konden vertrekken wanneer dat nodig was. We gingen om een uur of elf slapen. We lagen nog maar nauwelijks in bed of een troep honden kwam luid blaffend naar onze auto toegelopen. Hanny loerde voorzichtig door het raam en keek midden in het gezicht van een man. Zij schrok zich dood en gaf een kreet: "Een kerel, een kerel!!!" Binnen een tel zat ik achter het stuur met de kontaksleutel in mijn hand. We overlegden nog even wat te doen. Ik vroeg aan de man in mijn beste Spaans wat hij wilde, maar aangezien hij door de drank niet meer 100% aanspreekbaar was, kregen wij geen goed antwoord. We kozen voor de veiligste weg.

Hanny liet het dak van Tiemen zakken en ik reed inmiddels de weg op.

Het was pikkedonker, waar zouden we terecht komen? We draaiden een bocht om en zagen rechts van de weg een PEMEX benzinestation. Dat was nog open en er was nog volop leven.

Hanny en ik konden elkaar wel voor de kop slaan. We wisten dat we er bijna zeker van konden zijn, dat bij elke grote kruising of afslag een PEMEX-station was. Daar hadden we niet aan gedacht.

De benzinestations zijn dag en nacht bewaakt en voor een paar sigaretten en een vriendelijke babbel, mochten wij altijd bij een PEMEX-station overnachten.

Ik vroeg het wel aan een chef of iemand die daar op leek.

Zo schoot ik nu een trui aan, om aan een baas te vragen of wij daar de nacht konden blijven staan.

Ik vroeg hier en daar naar de chef en uiteindelijk vond ik hem, in een nog geopend restaurant.

Ik stelde mij voor en legde hem ons geval uit.

Zoals gebruikelijk had ook deze man geen enkel bezwaar dat wij de nacht bij het PEMEX-station zouden doorbrengen. Gerustgesteld keerde ik mij om en liep naar Tiemen.

Hanny en ik eerst nog wat drinken om van de schrik te bekomen.

Toen zag Hanny ook, dat ik bij de sprong uit het bed achter het stuur een grote winkelhaak in mijn pyjamabroek had opgelopen. Mijn halve bil hing eruit.

Nu begreep ik waarom die gasten in dat restaurant zich kapot lachten toen ik wegliep. Veel geslapen hebben we die nacht echter niet. Om een uur of 1 ging het restaurant dicht en het benzinestation werd ook gesloten. Helaas kwamen er 's nachts nog mensen langs die benzine wilden hebben en deze toeterden net zo lang tot ze geholpen werden. Om een uur of zes ging de tent weer open en de jukebox werd vol open gedraaid. We reden snel door naar Puerto Escondido, waar we om een uur of 1 aankwamen. We vonden hier een uitstekende camping en besloten een paar dagen "over te slaan." Puerto Escondido bleek een overwinteringsplaats te zijn: veel Amerikaanse hippies. Hanny en ik voelden ons uitstekend thuis in het dorp. Hippies hebben over het algemeen toch geen geld en dat hadden de Mexicanen ook begrepen. Geen toeristenverlakkerij, zoals we het wel tegenkwamen in steden waar de "gewone" Amerikaan kwam overwinteren.

Er heerste een "relaxte" sfeer in deze plaats. We zwommen wat, slenterden door het dorpje en 's avonds zaten we op terrasjes biertjes en Kalua te drinken. We wilden over een bergpiste naar Oaxaca.

     
foto van durex bord..
     

In de bergen zouden nog Indianen leven en die wilden Hanny en ik gaan bezoeken. De Amerikaan is over het algemeen bang voor "gravel" pistes, dus de kans was nog groot, dat de bewoners van die bergstreek niet verpest waren door dollarzwaaiende Amerikanen. We hadden een uitstekende rit door de bergen. We kwamen door kleine dorpjes, waar de ontwikkeling nog niet doorgedrongen was. Armoedig, stoffig, maar de mensen waren vriendelijk.

Onderweg vloog de V-snaar er af. Ik had deze wel gecontroleerd, maar hij bleek nu toch aan zijn einde te zijn.

Ik wilde een nieuwe snaar monteren, maar ik had niet de juiste inbussleutel bij mij. Om de paar kilometer of na een diepe kuil, vloog de snaar er weer af. In het dorpje Zimattan, vonden we wel benzine -we zaten al ruim op reserve-, maar aan de juiste sleutel kon men mij niet helpen. Door al dat gedonder met die V-snaar konden we Oaxaca niet meer bereiken en besloten in Zimattan te overnachten.

De dag daarop bezochten we de ruïnes van Zaachila.

Deze vielen iets tegen, omdat het grootste gedeelte nog niet uitgegraven was. Hanny en ik hadden eigenlijk de pest er in. Waren dat nu de bekende Maya-ruïnes van Mexico? We hadden duidelijk te vroeg geschreeuwd. Wat we zagen bij de ruïnecomplexen van Monte Alban, overtrof alles. Groot, mooi en met geen pen te beschrijven. Gewezen tempels met graftombes en fresco's. Helemaal zoals wij het kenden uit de schoolboekjes.

We zouden deze belevenis vaker krijgen, ook bij andere ruïnevelden. Ze hebben een onvergetelijke indruk op ons achter gelaten.

Hanny en ik deden onze ogen dicht en zonder al te grote moeite gingen wij honderden jaren terug.

We beleefden de tijd dat het Maya-volk de steden bewoonden. De tijd dat de priesters mensenoffers brachten aan de goden.

Vol met de indruk van Monte Alban kwamen we laat in de avond op het trailerpark in Oaxaca aan. Oaxaca is bekend geworden door het zilver dat in de bergen wordt gevonden. Bij de zilversmeden kan je voor een redelijke prijs zilverwerk kopen. Het is ook in Oaxaca zaak, om, wanneer je deze spullen wilt kopen, of bekend te zijn met het zilverwerk, of een te vertrouwen Mexicaan mee te nemen.

Wij hadden geen van beiden en kochten daarom geen dure zilveren voorwerpen in Oaxaca.

Via een mooie bochtige bergweg reden we naar Juchitan. Volgens de boekjes moesten er in deze stad mooie vrouwen wonen. Daar kon ik dus niet aan voorbij gaan. Hanny wilde ook naar deze plaats, want in Juchitan hebben de vrouwen het voor het zeggen. De handel en het bestuur zijn in de handen van de vrouwen. Waar de vrouwen echter geen misbruik van maken.

De schoonheid van de vrouwen viel mij tegen, maar we zagen duidelijk dat zij op de markt alles regelden.

Ze waren kleurrijk en levendig gekleed. Mooie Indiaanse klederdrachten, lange rokken en lange vlechten. Trots lieten ze zich fotograferen. Zij vonden zich zelf wel mooi.

Steeds verder zakten we naar het zuiden. We kwamen aan in San Cristobal de las Casas.

Nog ruim 100 kilometer en we waren aan de Guatemalese grens. Wat zouden we doen? Wel heen gaan, of niets riskeren en in Mexico blijven? We wisten het niet. Hanny en ik zouden eerst kerst vieren om daarna de beslissing te nemen.

Op het trailerpark in San Cristobal ontmoetten we andere globetrotters uit Europa.

Het onderwerp van gesprek was: wel of niet naar Guatemala? We besloten om met z'n allen een kerstmaal in elkaar te zetten. De vrouwen deden inkopen en de mannen bemoeiden zich met het vuur en bespraken de politieke gesteldheid in de wereld en vooral in Centraal-Amerika. Hoe leger de sterke drank flessen werden, hoe meer problemen er opgelost werden.

Uiteindelijk waren alle problemen uit de wereld en moest er een nieuwe lading drank gekocht worden.

Het feestmaal werd een groot succes. Om twaalf uur werd er bij de kathedraal van San Cristobal een enorm vuurwerk afgestoken. "Feliz Navidad", gelukkig kerstfeest.

De mensen, die nog redelijkerwijs aanspreekbaar waren en nog op hun benen konden lopen, gingen de baas van de camping "feliz navidad" wensen. Daar vielen we midden in een echt Mexicaans kerstfeest.

Wij geloven dat Mexico het enige land ter wereld is, waar de geboorte van Jezus met zoveel eten en vooral drank wordt gevierd. De Mexicaan pakt elke gelegenheid aan om een "fiesta" te bouwen.

Later in de nacht gingen we terug naar ons kampvuur. Doordat San Cristobal op 2100 meter ligt, was het knap koud. Zo rondom het vriespunt. Zolang wij nog hout en drank hadden, was dat gelukkig geen probleem.

De volgende middag, toen iedereen min of meer weer bij zijn positieven was, pleegden we overleg. In konvooi naar Guatemala of niet? Inmiddels hadden we gehoord, dat het regeringsleger van Guatemala tussen de 4 en 5 duizend boeren had vermoord. De vluchtelingenstroom naar Mexico werd steeds groter. Wanneer zou de bom barsten? Het risico was ons allemaal te groot. We gingen niet naar Guatemala.

We sloegen nog enkele dagen "over" op het trailerpark van San Cristobal. We bezochten de kathedraal en kochten mooie Mexicaanse poppetjes van Indiaanse vrouwen die op het plein zaten.

Op de camping van San Cristobal waren we in contact gekomen met Harold en Inge. Een jong stel uit Zwitserland. Nu we niet naar Guatemala gingen, moesten we de route door Mexico gaan bepalen.

Uiteindelijk bleek, dat wij ongeveer de zelfde plannen hadden als Harold en Inge. Het "klikte" tussen ons en we besloten samen te gaan reizen. Ons reisdoel was het schiereiland van de Yucatan. We reden via een bergpiste naar Palenque. Een van de bekendste ruïnevelden van Mexico. Die lagen midden in een regenwoud.

We beklommen de tempels en daalden af in de graftombe in de tempel van de zon.

Hetzelfde gevoel van sensatie dat we ook hadden op de Monte Alban, kwam over ons.

De schoonheid van dit ruïnecomplex, is niet te beschrijven. De weg naar de Yucatan is vrij lang. Tussen Palenque en de eerste ruinevelden in de Yucatan, ligt niets. Tenminste voor Hanny en mij niet.

Regenwouden hadden we in Afrika genoeg gezien en zonder dat wij ons realiseerden dat Harold en Inge deze regenwouden voor het eerst zagen, reden we vanuit Palenque in een ruk door naar Xpujit. Die avond hadden we het er over en zoals de meeste Zwitsers hadden Harold en Inge zich bescheiden opgesteld en niets gezegd. Nu bleek namelijk, dat voor hen die regenwouden iets speciaals waren. We besloten dan ook dit gemis de volgende dag goed te maken door een paar niet uitgegraven ruinevelden te bezoeken. We bezochten Chicana, Becan en Kohunlich. Bij Becan liep een meisje met ons mee en legde alles uit. Dit ging gedeeltelijk in het Spaans en Maya's, kortom we begrepen er niets van.

Dit meisje deed het echter met zoveel overgave, dat we haar lieten begaan. We waren helemaal verbaasd toen zij aan het einde van de "rondleiding" niets vroeg. We gaven haar enkele pesos en enkele schriften en pennen. Met dat laatste was zij heel blij.

Het was wel afzien in de regenwouden van de Yucatan. Klimmen en klauteren, kapot gestoken worden door de muskieten. Zweten als een otter in de warme vochtige regenwouden.

We hadden het na drie ruinevelden wel bekeken, en wilden zo snel mogelijk naar de kust, naar de koelte van de Atlantische oceaan.

Het voordeel van deze niet uitgegraven ruinevelden is, dat er geen drommen toeristen komen. De wegen naar deze velden zijn niet al te best en ook niet zo spectaculair als die naar de bekende velden.

Toch gaat er een bepaalde spanning van uit. Hoeveel ligt er nog begraven? Hoeveel valt er uit deze, door het regenwoud overwoekerde hoop stenen nog te leren over het Maya-volk? De geleerden weten nog maar zo weinig over de Maya's. Waar zijn ze gebleven? Waarom zijn ze plotseling, massaal weggetrokken en waarheen? Een epidemie, een teken van de goden? De Spanjaarden hebben ten tijde van hun schrikbewind, de Mayacultuur vernietigd. Maya voorwerpen van onschatbare waarde voor de tegenwoordige wetenschap zijn verdwenen.

Gebruiksvoorwerpen van edelmetaal zijn meegenomen en veelal omgesmolten.

Met spanning kijkt de wetenschappelijke wereld naar de vorderingen die de archeologen maken bij opgravingen.

Ook hier wordt bezuinigd. De Mexicaanse regering heeft niet zoveel geld over voor opgravingen. De giften uit het buitenland worden steeds minder.

Het geheim van de Maya's blijft voorlopig nog wel begraven in de regenwouden van de Yucatan.

We kwamen aan bij Alaya del Carmen.

Tien kilometer noordelijk vonden we een camping welke Hanny en ik een van de mooiste vonden waar we op onze wereldreis hadden gestaan. Palmbomen, schoon zand, prima douches, goed drinkwater en vriendelijke mensen.

Dit was het paradijs. We besloten hier vakantie te houden en een week "over te slaan." Hanny en Inge gingen inkopen doen en Harold en ik deden de andere voorbereidingen voor de jaarwisseling

 

Het dagboek leest 1 januari 1983.

 

De Yucatan staat bekend om zijn vele zonuren. Daarom overwinteren er ook veel Amerikanen. De regentijd begint over het algemeen pas in maart.

Wat die regentijd precies inhield merkten wij in de week dat wij op de camping boven Alaya del Carmen stonden.

We hadden maar een keer regen, maar dan wel van het begin van die week tot het einde. Oudjaarsdag was het nog uit te houden. Zo nu en dan even een bui, maar daarna weer heerlijke zonneschijn.

In de loop van de avond begon het echter te regenen en die bui wilde niet ophouden.

Gelukkig hadden wij een grote zonneluifel en deze deed uitstekend dienst om tijdens de regen onder te zitten. Door al dat water verliep de nieuwjaarsviering iets anders dan we verwacht hadden. Gezellig was het wel.

We leerden van Harold en Inge een leuk Zwitsers kaartspel en we lieten ons de Kalua goed smaken.

De rest van de week brachten we luierend, kaartend en pratend door.

Harold en Inge moesten hun auto nog een keer verplaatsen, omdat ze bijna tot de assen in het water stonden.

We gingen zwemmen in de regen en maakten in de spaarzame minuten dat het droog was een wandeling.

Geen enkele keer kwamen we echter droog thuis van de wandeling.

Na een week hadden we het wel bekeken. Op de camping waren inmiddels een paar andere Zwitsers komen staan, dus gezellig werd het wel.

Toch kreeg iedereen last van een steeds slechter wordend humeur. De eigenaar van de camping vertelde ons, dat dit weer een hoge uitzondering was. Hij kon zich niet herinneren in januari ooit zulk slecht weer meegemaakt te hebben. De pest was ook nog, dat het slechte weer alleen op de Yucatan was.

In de rest van Mexico was het schitterend weer.

Hanny , Harold, Inge en ik besloten verder te gaan richting Cancun.

 

Malaria tegen anti-conceptie

 

Cancun is de grootste overwinteringsstad voor Amerikanen in de Yucatan. Grote hotels en smakeloos geklede Amerikanen deden Hanny en mij besluiten niet lang in Cancun te blijven. Daarbij kwam ook, dat door de hevige regens, de riolering van de stad het water niet aan kon. Hele straten stonden blank en bijna alle Amerikanen hadden flink de pest in.

In Cancun namen we afscheid van Harold en Inge. Hun verblijfsvergunning was inmiddels al verlopen, maar Hanny had het met een stuk vlakgom, een scheermesje en een HB_potlood nog drie weken weten te verlengen. Zij wilden nu zo snel mogelijk naar Mexico City om daarna de U.S. weer in te rijden.

Wij reden op ons gemak naar de ruïnes van Coba. Deze vielen een beetje tegen. Veel loopwerk en te veel muskieten.

Van Coba reden we in een ruk door naar de ruïnes van Chichen Itza.

Nabij Chichen Itza bezochten we eerst de grotten waar de Maya's vroeger symbolische maalstenen en potten offerden.

     
En hier deden wij het eigenlijk allemaal voor.....
     

Daarna gingen we naar de ruinevelden van Itza. Weer waren Hanny en ik sprakeloos over hetgeen wij zagen. Immens groot, veel versieringen en vrij veel nog in tact of uitstekend gerestaureerd.

Op de camping ontmoetten we weer een Zwitsers stel dat we ook in San Cristobal waren tegengekomen.

Zij hadden besloten om naar Belize te gaan en dan toch nog door naar Guatemala. Hanny en ik hadden moeite om ons te bedwingen om niet mee te gaan. Het verhaal van een Duitser, dat we drie dagen geleden hadden gehoord deed ons uiteindelijk toch weer besluiten om niet te gaan. Deze Duitser was namelijk op klaarlichte dag tot twee keer toe, onder bedreiging met een pistool van zijn camera en geld beroofd. Dit gebeurde in de hoofdstad Belize-city. Toen hij de tweede keer volgens de overvallers niet snel genoeg zijn camera gaf, werd er nog twee keer voor hem in de grond geschoten.

Voor Hanny en mij was de lol van Centraal-Amerika er wel af. Misschien later wel eens, als het wat rustiger is in dat gebied.

Doordat het Zwitsers echtpaar wel naar dat gebied gingen en langer dan zij hadden gepland, hadden zij malariapillen nodig. Wij konden er wel een aantal missen.

Hanny ruilde malariapillen tegen enkele strips anticonceptiepillen.

Het weer klaarde gelukkig op en we sloegen een dag over op het trailer park bij Chichen Itza. Het hotel had een zwembad en er waren veel kleren die gedroogd moesten worden. We gaven de oppasser van de camping een paar extra pesos met de belofte dat hij nog meer zou krijgen, als bij onze terugkomst zou blijken, dat er niets van onze waslijn gejat zou zijn.

We reden door naar Merida waar we op het consulaat de post haalden.

We bezochten de nabij gelegen ruïnes en laat in de avond kwamen Harold en Inge ook op de camping.

Bij Cancun hadden ze nog een eiland bezocht en vanaf Cancun zijn ze in een ruk via Chichen Itza naar Merida gereden!! Zij waren zo moe van deze tocht, dat ze besloten een dag "over te slaan". Dat werd weer de hele dag kaarten en thee drinken. In Merida bleken de hangmatten het goedkoopst te zijn en Hanny en ik besloten ons daar "in te dekken".

We kwamen uiteindelijk uit bij een straatverkoper.

Deze deed erg voorzichtig en bang als was het of wij minstens een kilo heroïne aan het kopen waren.

We moesten met hem mee een steeg in, daar zou de "hangmatten deal" gemaakt kunnen worden. Daarbij bood hij ons ook een uitstekende koers voor onze dollars, dus het geheel was vrij aantrekkelijk voor ons.

Hanny gaf op een gegeven moment aan dat zij het hele zaakje niet vertrouwde. Zij had een kerel al vier keer langs ons zien lopen.

Ik zag die kerel nu ook en zei haar, dat ze met haar rug naar ons toe moest gaan staan en aan mij het uitzoeken van de hangmatten moest overlaten.

Terwijl Hanny de steeg in de gaten hield, speelde zij met het eenbeenstatief van de filmcamera alsof het een slaghout was.

Ik had uiteindelijk een paar hangmatten uitgekozen en nam de "wacht" van Hanny over.

Weer liep die kerel enkele keren langs en we merkten nu duidelijk dat de hangmattenverkoper en hij elkaar kenden. Hanny was het met mijn keuze eens en ging met de verkoper onderhandelen over de prijs. Dat duurde ons op een gegeven moment te lang en wij besloten weg te gaan. Hanny deed nu ons laatste bod en vertelde er meteen bij dat we wel wat beters te doen hadden dan hier in een steeg staan te zeuren en te wachten tot hij en zijn "maat" de kans schoon zagen ons te bejatten. Zij vertelde de hangmattenverkoper dat er bij ons niets te zakkenrollen of te jatten viel. De verkoper kon het laatste bod accepteren of hij kon "dood vallen". Uiteindelijk zag hij ook in, dat bij ons verder geen succes te behalen viel en hij ging op ons bod in. Vier grote hangmatten voor omgerekend 17 gulden. Dan te bedenken dat men drie dagen over zo'n hangmat weeft.

We wilden vanuit Merida de ruïnes van Mayapan bezoeken, maar dat mislukte. Op de kaart van de AAA stond er een redelijke weg naar de ruïnes aangegeven. Hoe verder we echter op die weg kwamen, hoe slechter deze werd. We vroegen onderweg nog enkele keren of wij wel op de juiste weg waren, maar er was maar een weg naar Mayapan toe. Dat kon dus niet missen. Na ruim twee uur hobbelen en schudden, kwamen we uiteindelijk in een klein Mexicaans dorp.

     
De zonnentempel van Uxmal.....
     

Hier hield de weg op. Alleen met een ezel kon je verder. Van de ruïnes van Acanceh en Mayapan had men daar nog nooit gehoord.

Uiteindelijk hadden de dorpsbewoners iemand erbij gehaald die een beetje Engels sprak. Deze kon ons ook niet helpen. We zaten wel op de goede weg, maar de ruinevelden kende hij niet.

We babbelden nog even met hem over Nederland en Europa. Het werd ons duidelijk dat er niet al te vaak reizigers in dat dorp kwamen.

Hanny en ik besloten terug te gaan naar Merida. Een heen en weer "omweg" van ruim 150 kilometer, maar waard om gemaakt te worden. Het was een leuke weg met Mexicaanse dorpjes waar we nog hutachtige woningen zagen gelijk aan die welke de Maya's bouwden. We reden door naar Uxmal, een van de bekende ruïnevelden van de Yucatan. Hier vonden we een stek op de parkeerplaats bij de ingang van het ruïneveld. Zo kwamen we er achter dat er die avond een licht- en geluidspel op de ruïnes zou zijn.

In het Spaans en in het Engels. De Spaanse uitvoering kostte slechts 100 pesos, maar de Engelse 1500!!!!! Wij kozen voor de Spaanse.

Het voordeel van zo'n lichtspel is altijd, dat je dan bepaalde reliëfs ontdekt, die je overdag, met het invallende zonlicht niet ziet. Bepaalde betekenissen van reliëfs worden op een speelse manier uitgelegd. Meestal duidelijker en makkelijker herkenbaar dan wanneer je de kennis uit een gids haalt.

Vanuit Uxmal reden we langs de ruinevelden van Labna, Xlapax en Sayil. Deze drie velden zijn klein en liggen buiten de grote route. Daarom laten de meeste Amerikaanse toeristen ze schieten. Dat is echter precies de reden waarom wij wel er heen gingen. Helemaal alleen zonder "geknauw" van overdreven Yanken, konden we de oudheid van de tempels en andere gebouwen op ons in laten werken.

Konvooi onder politie-escorte

Ons volgende reisdoel was Mexico-City, de hoofdstad van het land. We hadden nog bijna een maand de tijd, en dat moest voldoende zijn om Mexico verder te bekijken. Toch hadden Hanny en ik spijt geen verblijfsvergunning voor vier maanden te hebben gevraagd. Verlenging in Mexico zou te veel moeite kosten en daarbij kwam ook nog, dat de moeder van Hanny zin had om begin maart naar Florida te komen.

Tussen de Yucatan en Miami in Florida ligt nog een aardig stuk weg.

Op ons gemak reden we langs de kust naar het noord-oosten. We merkten nu duidelijk dat de grote "trek" van Amerikanen begonnen was. Op een trailerpark bij Isla Aguada zagen we de eerste "ploeg" Mexico gangers uit de U.S.

Een konvooi van 43 "motorhomes" welke varieerden van V.W.-busjes tot 7 meter lange, tot "kampeerwagen" omgebouwde "Grey_hound"-bus. De mensen die met deze groep een "trip" maakten, betaalden 1200 dollar! voor 42 dagen. Eten moesten ze nog zelf kopen. Er ging dan een monteur mee (die repareerde voor 25 dollar per uur alle defecten!) en een arts was ook van de "party".

De overnachtingsplaatsen waren trailerparken.

Wanneer er geen park was, dan had de organisatie wel ergens een voetbalveld afgehuurd. De "motor- homes" moesten wel "self supporting" zijn, voor het geval het water of elektriciteit uitviel, of geen van beide aanwezig waren.

Het was vanzelfsprekend dat elke "unit" zijn eigen w.c. bij zich had, want van de w.c.'s op de trailerparken loop je alleen maar ziektes op, vonden deze mensen. Over het algemeen waren het oudere Amerikanen die op deze "georganiseerde" manier Mexico bezochten. Onderweg naar Mexico City kwamen we regelmatig zulke konvooien "motorhomes" tegen. De langste die we zagen telde 110 campers!!! Ze reden onder politie-escorte.

De dorpjes aan de Golf van Mexico bevielen ons goed. De mensen waren vriendelijk en duidelijk was te merken, dat de grote toeristenstroom langs deze dorpjes trekt.

Iedereen wil zo snel mogelijk naar de Yucatan, naar de Maya_ruïnes en men laat deze dorpjes links liggen. We kochten vis direct bij de vissers en aten tortilla's in plaatselijke "locals".

Onderweg brak bij Tiemen de steun van het hefdak.

Gelukkig vonden we snel een garage waar deze steun gelast kon worden. Dat kostte twee gulden. Daar wil een lasser in Nederland nog niet eens naar het probleem kijken. We kwamen er toen ook achter, dat de benzinepomp niet helemaal goed was. We hadden wel eens eerder gemerkt, dat wanneer Tiemen stil stond er een paar druppels benzine lekte, maar dat was altijd bij een paar druppels gebleven. Nu gingen Hanny en ik er op letten en nu bleek na een nacht stil te hebben gestaan, er ruim een halve liter benzine uitdruppelde. Dat was te veel van het goede, maar reparatie zou betekenen, dat het blok er uit moest.

Elke avond, zodra we een stek gevonden hadden een blikje onder de benzinepomp en dan de gelekte benzine de volgende ochtend terug in de tank gooien.

De ene nacht was het bijna een liter en de andere nacht was het helemaal niets. Het was vanzelf gekomen en we vonden dat het ook vanzelf over moest gaan. Hoe verder we naar het oosten kwamen des te meer merkten we de invloed van de olievondsten in de Golf van Mexico.

Het stonk geregeld erg en de stranden waren hier en daar al bedekt met plakken olie. We kwamen door dorpjes waar vele huizen nog geen w.c. of stromend water hadden, maar even buiten deze dorpjes zagen we hacienda's met een privévliegtuig voor de deur.

Het verschil tussen arm en rijk. Dat hadden we wel vaker gezien in derdewereldlanden.

Het laatste stuk weg naar Villa Hermosa was bedroevend slecht. De hoofdweg loopt namelijk langs de zuidkant van de lagune en daarom kozen wij voor de 180.

In Villa Hermosa vonden wij een stek op de parkeerplaats bij het stadion. We verbaasden ons erover, dat er in Villa geen officieel trailerpark was. In deze stad is namelijk het openluchtmuseum met de beroemde Molmekenkoppen welke gevonden zijn in La Venta. Een bezoek aan dit museum is een "must" voor elke Mexicoganger. De grote konvooien Amerikanen, maken hier dan ook altijd een "stop over" van een dag. Ook zij staan dan op de parkeerplaats bij het stadion. De politie rijdt extra patrouilles, om te voorkomen dat de toeristen lastig gevallen worden.

Nabij de plaats Tuxpango bezochten we een Mexicaanse bijzonderheid. Tuxpango ligt in een dal en is alleen te bereiken met een kabelbaan die langs een rail de 70% steile helling op en af gaat.

Een inwoner van Tuxpango heeft dankzij deze kabelbaan een bijzonder beroep. Hij is "rail_ glider".

Wanneer het kabelbaankarretje beneden is, legt hij een smal stuk ijzer op de rails, gaat op dit stuk metaal zitten en glijdt met een vaart naar beneden.

Hij houdt zich in evenwicht met een stokje, dat tevens als rem fungeert.

Hij heeft zijn vaste prijs: per toeschouwer 50 pesos.

Wij waren samen dus dit keer verdiende hij niet veel. Dat was geen probleem. Er zouden vandaag toch wel weer bussen met "Gringo's" komen en daar verdiende hij wel aan.

Voor geen goud zou ik hem deze "stunt" na doen.

Hij vertelde ons dat hij het vanaf zijn 12e deed: hij was nu 63. Hij had volgens zijn zeggen nog nooit een ongeluk gehad.

Via Cholula, waar we de catacomben en de kerk bezochten, reden we naar Tonantzintla, waar we bij een PEMEX_station een goede stek vonden.

Nadat we de volgende dag het museum hadden bezocht reden we via Izucar naar Yautepec. De rit was niet zo spectaculair. Steeds hoger klommen we de bergen in op weg naar Mexico-City. We reden door mooie dorpjes en eind januari kwamen we in de hoofstad aan. We bezochten nog wel even de "floating gardens", het Giethoorn van Mexico. Hier worden op eilandjes de bloemen gekweekt, die door de inwoners van Mexico-city gekocht worden. In het weekeinde zijn de "gardens" een uitgaanscentrum voor vele Mexicanen en is het er druk. Door de week is het er heerlijk rustig. De prijzen van de boten, met roeier zijn van overheidswege vastgesteld. Wij betaalden bij een soort havenmeester en die wijst je dan een roeier aan. Deze mag er dan ook maar een bepaalde tijd over doen. Hanny en ik verbaasden ons er over hoe goed het allemaal geregeld was

 

Rechtszaak voor een camera

 

a enige moeite vonden we het trailer park van Mexico-stad. Er was sprake van geweest, dat het dicht zou gaan en de eigenaar vertelde ons dat ook.

Maar van het sluiten van de camping was al een half jaar sprake. We installeerden ons uitgebreid op de camping. In Mexico-stad zouden we weer gaan "winkelen." Mijn paspoort was bijna vol en voor onze reis door het Caribisch gebied en Latijns- Amerika had ik een nieuw paspoort nodig. We moesten weer naar een tandarts, er moesten volgens ons nog enkele visa geregeld worden en er waren veel musea te bezichtigen. Met de ervaring van het paspoort vernieuwen in Abu Dhabi in de Emiraten nog in ons achterhoofd, gingen we naar de Nederlandse ambassade. Wie schetste onze verbazing toen we hoorden, dat we op het paspoort konden wachten!!! Twee foto's inleveren, het oude paspoort en 75 gulden en klaar was Kees!? Een heel verschil met Abu Dhabi. Het vertrouwen in de Nederlandse vertegenwoordiging in het buitenland was weer iets vergroot.

Bij diverse ambassades van landen uit Latijns- Amerika hoorden wij, dat Nederlanders geen visum nodig hadden. Wij konden bij de grens de benodigde verblijfsvergunningen krijgen. Alleen Suriname deed erg moeilijk, maar daar gingen we toch niet heen.

We slenterden uren door het centrum van de stad. We bezochten het antropologisch museum. Dit bleek zo groot en interessant te zijn, dat we aan een dag niet genoeg hadden en er een paar dagen later nog een keer heen gingen. Vanuit het trailerpark was de stad uitstekend te bereiken met het openbare vervoer. Mexico City is een van de grootste steden van de wereld. Ruim 10 miljoen inwoners leven in deze "stinkstad".

Scheen er op de camping, die ongeveer 12 kilometer buiten het centrum lag, de zon, dan was deze in het centrum niet of nauwelijks te zien. De "smog" veroorzaakt door de uitlaatgassen van de duizenden auto's is daar zo dik, dat de zonnestralen er nauwelijks door komen. Wetenschappers verwachten binnen enkele jaren de eerste slachtoffers van de luchtvervuiling.

Het percentage mensen met longaandoeningen ligt in Mexico-stad ver boven het gemiddelde. Elke grote stad in derde wereldlanden heeft problemen. De trek van het platteland naar de "city", in de hoop daar een goed bestaan op te bouwen is enorm. Wat er echter in Mexico-city gebeurt is met geen pen te beschrijven. Duizenden mensen leven op de vuilnisbelten. De meeste waterbronnen zijn zo vervuild, dat het niet meer verantwoord is, het water te drinken. Vijf bronnen zijn al gesloten.

De arme bevolking heeft er drie weer opengebroken. Zij begrijpen er niets van. Het water smaakt redelijk. Dat er giftige stoffen inzitten kun je ze niet wijs maken. Ze proeven het niet, dus het zit er niet in. De kindersterfte is hoog. Hadden de regeerders van Mexico maar minder oliedollars op hun Zwitserse bankrekening gestort en wat meer aan het volk gedacht.

Op weg met de bus naar Zocalo, het oudste gedeelte van Mexico-stad zagen we schrikbarende voorbeelden van een samenleving die aan alle kanten uit zijn voegen barst. Zware_metaalindustrie gelijk de Hoogovens, olieraffinaderijen, vuilverbrandingsinstallaties en meer van die "lekkere" industrie, midden in overbevolkte woonwijken.

Je moet er als globetrotter niet te lang bij stil staan. Te vaak hadden wij deze wantoestanden nu al gezien. Toch raak je er niet aan gewend. Bij het kampvuur discussieerden wij hier over met andere campinggasten. Wie geeft de beste oplossing? Is er eigenlijk wel een oplossing? Moet je de overbevolking aanpakken in een land waar men streng katholiek is? Een minder corrupte regering en hogere overheid zou al een heel eind in de goede richting zijn.

We wandelden uren rond in de "zona rosa" wat niet de hoerenbuurt van Mexico-City is, maar de toeristenwijk. We gingen hier weer een "oorlog" aan met de vele souvenirverkopers. Door een uitstekende koers op de "zwarte markt" was alles vrij goedkoop voor ons.

Hanny en ik moesten ons echt inhouden om niet met kilo's souvenirs naar huis te komen.

Nadat we in een van de weinige parken die het centrum van de stad kent uitgerust hadden, wandelden we verder. Plotseling kwam ik tot de ontdekking, dat ik mijn camera op het bankje had laten liggen. Wij liepen zo snel mogelijk terug, maar zoals te verwachten was: de camera was weg.

Via de ambassade kregen wij het adres waar je de verloren/gevonden voorwerpen kon opgeven. Vol goede moed, vertrouwend op de eerlijkheid van de mensen en op zoek naar misschien wel iets avontuur, gingen wij naar dit buro.

Bij een politieman aan een balie legden wij ons probleem uit.

Handen wrijvend bracht hij ons naar een soort kantoor. Na een half uur gewacht te hebben, kwamen drie jongemannen op ons af. Ze stelden zich voor.

Het bleken studenten in de rechten te zijn, die stage liepen. Zij hadden ons geval toegewezen gekregen. Ze pakten een stoel en begonnen ons te ondervragen als of wij de grootste misdadigers waren die op dat moment in Mexico-city rond liepen. Ze vroegen ons het hemd van het lijf. Alles werd door ieder genoteerd. Na ongeveer 2 uur was het hele proces-verbaal van het verlies van de camera opgenomen. Het zou nu uitgewerkt worden en we moesten "manjana" maar terug komen om te controleren of alles goed was genoteerd. Ik vroeg aan een van die jongens waar dat allemaal voor diende. Hij vertelde ons toen, dat dit soort gevallen aangegrepen werden voor beoefening van het opmaken van procesverbaal en het spreken in het Engels. Ik vertelde maar niet dat wij ook nog uitstekend Frans en Duits spraken, want anders hadden we beslist enkele studenten op ons dak gehad die deze talen wilden beoefenen.

Die dag brachten we nog een bezoek aan de Basilica de Guadelupe. Dat is een bedevaartplaats aan de rand van de stad. De bedevaartgangers leggen de laatste kilometer naar de basiliek kruipend af.

De oude basiliek staat bijna op instorten en is slechts enkele dagen per jaar open. De nieuwe basiliek, die op het zelfde terrein is gebouwd is een prachtig werkje van moderne architectuur. Zou iets minder pracht en praal, wat misschien een paar miljoen dollar had bespaard, niet beter op zijn plaats zijn geweest? Dan had de katholieke kerk dat geld aan de armen kunnen geven. Misschien zien we dat verkeerd.

De volgende dag gingen we vol goede moed naar het politiebureau om ons procesverbaal te controleren.

Na ongeveer 3 uur wachten, kregen we eindelijk het papier te zien. In geuren en kleuren stond de hele toedracht er in beschreven en dit alles zonder fouten. Anderhalf kantje en dat alleen voor het laten liggen van een camera op een bankje in het park.

Weer werd ons duidelijk gemaakt dat wij het "slachtoffer" waren van drie studenten in de rechten.

Nu wij het procesverbaal hadden goedgekeurd, kon het verwerkt worden tot een officieel stuk.

Dit officiële stuk hadden wij nodig voor onze verzekering. Nu bleek echter, dat een rechter dit procesverbaal eerst in een rechtszaak moest behandelen. Wij waren de aanklager en de onbekende die de camera had gevonden, maar niet teruggebracht had, was de beklaagde. Deze zou door een uitspraak van de rechter veroordeeld worden. Een van de studenten zou ons vertegenwoordigen een andere zou de aangeklaagde verdedigen en nummer drie zou de hele zaak op papier zetten, zodat wanneer de rechtszitting gesloten zou zijn, het proces nog eens geanalyseerd zou kunnen worden. De rechtszitting zou helaas in het Spaans plaatsvinden, dus veel zouden wij er niet van begrijpen. Men was ons wel dankbaar dat wij de hele zaak uit wilden "zitten". Voor de meeste toeristen was deze procedure te lang en trokken de "aanklacht" tegen de onbekende vinder in. Hanny en ik hadden nu A gezegd en wij gingen door het hele alfabet af, puur om pret.

Op het politiebureau ontmoetten we een Indiaanse jongen die in de bergen woonde nabij Oaxaca. Hij had in Mexico-city een school, waar buitenlanders Spaans konden leren. Dit wel tegen betaling, maar het weinige geld dat hij daar mee verdiende ging naar zijn dorp. De prijs die hij vroeg voor de cursus was zo laag, dat Hanny en ik bijna besloten die te volgen. Hij zou ons wel helpen onze verblijfsvergunning met een maand te verlengen. Nu bleek echter dat het verlengen van deze vergunning en het verlengen van de verzekering van de auto de cursus toch nog vrij duur zou maken. We zagen er maar van af.

Wel hadden we een heel interessante avond op de school van die Indiaan. We spraken over de problemen van Mexico en wat men er aan dacht te doen. De overbevolking en de corruptie zijn hoofdschuldigen aan de problemen van Mexico.

Eindelijk konden we het procesverbaal ophalen. De vinder van de camera was schuldig bevonden en de drie studenten hadden hun project goed afgerond.

Inmiddels waren we ook bij een tandarts geweest. Deze goede man vond bij mij 8 gaten en wilde deze wel vullen met goud. Ik vroeg hem eerst de rekening. De prijs die hij vroeg was zo belachelijk hoog, dat we maar snel vertrokken. Inmiddels waren we in contact gekomen met een Zwitsers stel dat we in Palenque hadden ontmoet. Zo zagen we Rolf en Susanne weer. Rolf was leraar op de Duitse school en hij had een contract voor twee jaar. Ze woonden in een prachtig houten huis even ten noorden van de stad. Tiemen kon net in de garage en wij bleven een paar dagen bij hen.

Van Susanne kregen we het adres van hun tandarts en deze man vond bij mij maar drie gaten. Even de spuit er op en na een kwartier was alles dicht gestort.

We bezochten op aanraden van Susanne en Rolf nog een uitvoering van het nationale ballet. We zagen dansen van de Maya's en oude Mexicaanse. De mensen van het ballet waren gekleed in de mooiste klederdrachten. Onze verblijfsvergunning was nog maar twee weken geldig en we wilden nog zeer veel bekijken in Mexico. De weg naar de Verenigde Staten was ook nog lang. We moesten afscheid nemen van Rolf en Susanne. Zouden we hen ooit eens zien? Het regende toen wij Mexico-City verlieten. Dat maakte de aanblik van de toch al zo droevig uitziende stad er niet beter op.

We reden eerst naar de ruinevelden van Teotihuacan. De ruïnes waren groot en overweldigend, maar de regen verpestte veel. Het interessante van dit ruinecomplex is, dat men onder de weg van de tempel van de zon en de tempel van de maan, duizenden skeletten heeft gevonden. De archeologen hebben ontdekt, dat de hogepriesters van de Maya's hier per jaar duizenden mensenoffers brachten. Het hart van de te offeren persoon werd zo snel uit het lichaam gesneden, dat het nog in de hand van de hogepriester klopte. Deed het dat niet, dan was het offer niet goed voor de goden. Lekkere jongens waren dat! We bezochten het kleine museum en reden daarna snel door naar Tula.

Nabij Tula is vroeger een Mayastad geweest, maar daar is niet veel van over. Wel staan er nog zes enorme beelden, die voor de tempel hebben gestaan. Die nacht vonden we weer een stek bij een PEMEX-station.

     
Even naar beneden scrollen.... Wat istie hoog....!
     

Via San Migual de Ellende en San Louis de Potosi kwamen we in Matehuala aan. Daar vonden we een trailerpark achter een motel. Wel een beetje duur, maar we wilden weer eens een douche nemen.

We stonden nauwelijks op de camping of er kwam een konvooi Amerikanen aan. Dit keer een kleine, met "slechts" 43 "rigs". Hanny en ik hadden de grootste pret om die ouden van dagen. Onze Tiemen verdween in het niets bij die grote "air streamers" caravans en 5 meter lange "convertebles".

Het mooiste vond ik een enorme, tot "motor home" omgebouwde, touringcar. Ik kwam in gesprek met de eigenaar. Deze vertelde dat hij nu 78 jaar was en vier jaar geleden concludeerde, dat hij genoeg gewerkt had en met pensioen kon gaan. Hij had zijn hele hebben en houen verkocht en deze "motor home" laten bouwen. Verbaasd hoorde ik zijn verhaal aan en zoals ik wel verwacht had nodigde hij mij uit om zijn "rig" eens van binnen te bekijken. Eenmaal binnen zakte ik tot mijn enkels in het tapijt. De temperatuur werd geregeld door drie knotsen van airconditioners op het dak. Een grote woonkamer met kleuren-t.v., video en een imposante bar. Een slaapkamer met kleuren-t.v. en video, een badkamer met ligbad en t.v. De keuken was voorzien van alle technische snufjes. Een diepvries, elektrische kookplaat met 4 platen, een ijsmachine en een magnetronoven. Wanneer er geen "hook up" was, zorgde een groot dieselaggregaat voor de benodigde spanning. De oude baas ging steeds enthousiaster vertellen over zijn "home" en ik viel van de ene verbazing in de andere. Alles was volgens de wens van hem en zijn vrouw (74 jaar) gebouwd. Elk jaar gingen ze, wanneer het te koud werd in de Staten, met zo'n toer mee naar Mexico. De oude baas "stuurde" het gevaarte zelf. Wilden ze een stadje bekijken, dan parkeerden ze de "bus" even buiten de stad, huurden een Mexicaan om hun "home" te bewaken en namen een taxi.

Heel voorzichtig vroeg ik hoeveel dit zaakje hem had gekost. Hij antwoordde: "Bijna een miljoen gulden!!!!!" Tijdens ons gesprek kwam een van de begeleiders van het konvooi binnen. Hij vroeg mijn gastheer, of hij en zijn vrouw mee wilden met een excursie naar een mijnwerkersdorpje in de buurt van Matehuala, Quatorse genaamd. Het bleek dat er nog een paar plaatsen in de bus over waren, dus ik vroeg of Hanny en ik ook mee konden. Dat was geen probleem.

Hanny had echter geen zin om een dag met die "ami" ouden van dagen op te trekken, dus ik ging alleen mee. De tocht naar Quatorse was een belevenis. De chauffeur reed als een kamikaze piloot over de smalle bergweg. Vlak voor het dorpje kwamen we bij een mijnschacht, die dienst deed als tunnel. De lichten van de bus werkten echter niet, dus de buschauffeur wachtte op een ander wagen, die wel licht had. Deze liet hij voor gaan en gebruik makende van zijn lichtbundel reed hij door de tunnel.

Normaal zou men de snelheid aanpassen aan de situatie, maar deze Mexicaanse "piloot" niet. Met hoge snelheid reed hij achter de auto aan. Normaliter waren de oudjes van "konvooien" gewend dat alles tot in de puntjes geregeld werd. Ze namen dan ook geen genoegen, dat er zo'n "kamikaze piloot" was ingehuurd, met een bus die rijp voor de "junk yard" was. Met een wit vertrokken gezicht kwamen de oudjes uit de bus. Enkelen van hen zwoeren niet met deze "zelfmoord maniak" mee terug te gaan en een taxi te nemen. De organisator van deze "trip" wrong zich in alle bochten om excuses te vinden.

De inwoners van Quatorse stonden de groep al op te wachten. Geamuseerd keek ik toe hoe de "gringo's" op vakkundige wijze werden afgezet. Het toppunt vond ik wel de verkoop van een machette -mes uit Oaxaca voor 85 dollar. Ik had in San Miguael de Ellende, voor eenzelfde machette 3 dollar betaald! Wie het breed heeft, laat het breed hangen. Ik kon het niet meer aanzien en ging op eigen gelegenheid het dorpje verkennen. Veel bijzonders was er niet te zien, behalve de kerk. Er waren vanaf het moment dat de kerk in gebruik genomen was vele ongelukken gebeurd. De families van de verongelukten hadden op een stuk metaal, het verhaal van het ongeluk geschreven en geillustreerd met een tekening. Het verhaal van het ongeluk werd altijd afgesloten met het verzoek aan de beschermheilige van de verongelukte, deze een goed leven te geven in het hiernamaals, met weinig vagevuur en meer van die nare zaken.

Op een zeer kleurrijke en voor mij nieuwe manier hing er heel wat tragedie aan de muur van deze kerk. Daadwerkelijk waren er enkele oudjes, die de taxi terug namen naar Matehuala. We moesten nu met die oude "rammelbus" de afdaling maken. Ik hield mijn hart vast. Gelukkig had de chauffeur wel iets verantwoordelijkheidsgevoel.

Drie keer liet hij de bus stoppen om de remmen af te laten koelen. Hij deed dit gelukkig op punten waar wij een mooi uitzicht hadden over de Matehuala vallei. Onderweg kwamen wij nog een "normale" bus tegen die een of andere motorpech had. Gammele bussen zijn dus normaal in Mexico.

De volgende dag vertrokken wij gelijk met het konvooi. Zo leek het net of wij er bij hoorden en ook betaald hadden. Twee nachten voor niets staan op een duur trailerpark. Amerikanen afzetten is okay, maar niet eenvoudige wereldreizigers. Die zetten zelf wel af. Via een mooie weg (de 60) kwamen we in Linares aan.

Hier moest volgens de boeken ook een trailerpark zijn, maar dat bleek volgens iemand opgedoekt.

Hij wist nog wel een Nederlands echtpaar te wonen.

Dat was interessant. We reden naar het opgegeven adres. We hadden geen Mexicaans geld meer en de banken waren dicht. Met de smoes dat we geld wilden wisselen, probeerden we in contact te komen met deze mensen. Zo maakten we kennis met Johan en Marie. Hij was geboren in de DDR en gevlucht in 1949, had een studie geologie gevolgd in Leiden en was nu professor aan de universiteit in Mexico- city. Marie was een goede huisvrouw.

Ze keken eerst wel vreemd op dat wij zo voor hun deur stonden. Toen wij het verhaal hoe wij aan hun adres gekomen waren hadden verteld en vroegen of zij geld konden wisselen, werden wij met open armen ontvangen, moesten meteen mee eten en waren "verplicht" de nacht daar te blijven. Ook hier hadden we de grootste moeite hen te overtuigen, dat wij altijd in Tiemen sliepen. Tot diep in de nacht spraken we over vele zaken. Na de volgende dag uitgebreid een bad genomen te hebben en na een uitstekend ontbijt, namen we afscheid van Marie en Johan. Het was 20 februari, de laatste dag van onze verblijfsvergunning was ingegaan. Vandaag moesten we Mexico uit zien te komen.

Drie maanden in dit Centraal-Amerikaanse land waren te kort. Mexico is ons uitstekend bevallen. Een land waar we zeker nog eens terug zullen komen.

(Hebben we dat al niet vaker gezegd?) Mexico staat wel zeer hoog genoteerd in onze "landen top tien." Wij vonden de Mexicanen vriendelijk, vrolijk en gastvrij. Ze deden niet moeilijk, als jij ook niet moeilijk deed. Hebben een hekel aan Amerikanen en als ze merken dat je niet uit Amerika komt, dan gaan deuren voor je open. Wij hadden voor dat doel dan ook met grote letters "HOLLANDA" achter op de bus geschreven en dat heeft uitstekend geholpen.

De Mexicanen grijpen elke gelegenheid aan om een "fiesta" te vieren. Dankzij de uitstekende "zwarte koers" was ons verblijf in Mexico goedkoop. We hadden ongeveer 50 kilo aan souvenirs! De Mexicaan houdt van sterke drank en lekker eten. Daar zijn Hanny en ik ook liefhebbers van. Kinderen zijn heilig voor de Mexicanen. Een grote overeenkomst met Nederlanders. Als Hanny en ik een goede firma vinden, waarvoor wij zouden kunnen werken, dan zou Mexico een land zijn, waar wij wel enkele jaren kunnen doorbrengen. Met weemoed reden wij over de brug van de Rio Grande. "Adios Mexico"?!

 
Terug naar de website van firma De Vries