Dagboek van een Globetrotter
Chris en Hanny de Vries

Deel 2

derde gedeelte

Een droom werd werkelijkheid.

 

Voor Hanny en Lisa.

 

Illustraties en foto's: Globe Productions. Almelo. Netherlands

le druk 1983 December. 2e druk 1984 Februari. 3e druk 1984 November. 4e druk 1999/2003 September/Cd-kopie/Internet

 

World copyright: Globe Productions.

P.a. Platanenstraat 4,

7605 CP Almelo

The Netherlands.

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk. fotokopie, microfilm of welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de schrijver.

No part of this work may be reproduced in any form. by print, photo print, microfilm or any other means without written permission from the writer.

Illustraties en foto's: Globe Productions. Almelo. Netherlands.

 

Het dagboek leest 20 februari 1983.

Voordat we de grens passeerden aten we alle sinaasappels op. Dit zijn "verboden vruchten" en mogen vanuit Mexico, niet de U.S. mee ingenomen worden. Gekookte aardappels mogen wel "geïmporteerd" worden dus dat betekende vijf kilo aardappels koken.
Ik reed bij de grenscontrole van de U.S. naar een vrij goed uitziende vrouwelijke douanier. Zij had toch niets te doen en ik dacht dat mooie douanieres niet zo nauwkeurig kontroleerden.
Het is wel de laatste keer geweest dat wij bij een grenscontrole een vrouwelijke douanier kiezen.
De hele auto werd onderzocht elke bak werd open gemaakt en we moesten de grapefruits en eieren inleveren. De Mexicaanse eieren waren veel beter van kwaliteit dan de Amerikaanse, maar ongekookte - scharrel - eieren uit Mexico waren altijd "ziek".
We wilden ze ter plekke koken, maar daar kregen we geen toestemming voor. Om Mexico weer in te gaan, alleen om 30 eieren te koken, vonden Hanny en ik te ver gaan.
We hadden een paar flessen sterke drank en gaven dit keurig op. Zij vertelde ons, dat we daar belasting over moesten betalen. Dit was zo weinig, dat we er geen bezwaar tegen hadden. Twee flessen waren echter bijna leeg, maar toch moesten we het volle "pond" belasting betalen. Dat vonden we niet eerlijk.
Wanneer we de Kalua koffie-likeur bij de Wodka zouden gooien, dan zouden we maar over 1 fles belasting hoeven te betalen. De mix tussen koffielikeur en wodka leek ons niet zo lekker, dus we besloten over de wodka de belasting te betalen.
Ik zette de fles koffielikeur aan de mond en dronk deze bijna leeg. Ik realiseerde mij niet dat in bijna alle staten van Amerika, het drinken in het openbaar strafbaar is. Dat werd mij snel duidelijk gemaakt door "onze" douniere, maar ik had de fles al bijna leeg. Het smaakte in ieder geval uitstekend. Hanny zou toch rijden.
De douane-juffrouw wilde ook nog onder het zeil van onze imperiaal kijken.
Ik had haar verteld, dat daar twee wielen lagen, maar dat moest ze zien.
Gelukkig scheurde er bij het beklimmen van Tiemen een knoop van haar shirt en kreeg ze een grote olievlek op haar rok.
Er is geen mooier vermaak dan leedvermaak.
We kregen met veel moeite een verblijfsvergunning van 6 maanden. Zo snel mogelijk reden we door naar Rio Grande City. We vroegen aan een garagehouder of wij bij zijn "gas station" mochten staan voor een nacht. Dat was geen probleem. Ik vertelde hem ons verhaal van de grenspassage met de U.S. Hij vond het gedrag van de douaniere vrij onbeschoft. Een uur later kwam hij naar ons toe, met een zak grapefruits en 10 eieren. De gastvrijheid van de Amerikanen verbaasde ons elke keer weer.

St. Michelin beschermt ons

We wilden nu eerst naar Houston. Daar zou op het consulaat veel post op ons liggen te wachten. Ook konden we nu afspraken maken met de moeder van Hanny voor haar bezoek aan ons in Florida.
Bij de AAA haalden we nieuwe boekjes over de zuidelijke staten van Amerika en we kregen nieuwe kaarten. De parkeerplaats bij de AAA werd onze "stek" tijdens ons verblijf in Houston.
In Ceuta, in het noorden van Marokko, hadden we een Olympus kleinbeeld camera gekocht. Deze is zo klein en licht (300 gram incl. batterij en film), dat je hem in je borstzak kan opbergen. Het diafragma kan op drie standen ingesteld worden. Bergje, twee poppetjes en een poppetje. Knop indrukken, "hap, slik", altijd goed.
De kwaliteit van het lensje en het bedieningsgemak bevielen mij zo goed, dat ik van mijn geloof af stapte. We besloten een tweede Olympus te kopen.
Geen camera voor technische hoogstandjes, maar wel een toestel voor onopgemerkte, snelle "snapshots" van uitstekende kwaliteit.
We hadden onze twee-pits benzinebrander voor een uitstekende prijs aan een Mexicaan verkocht, en bij dezelfde discountzaak kochten we een nieuwe een- pits brander. Koken op butaangas is in Amerika vrij duur.
De moeder van Hanny zou op 12 maart naar Miami in Florida vliegen. We hadden nog tijd genoeg.
Een bezoek aan het Lindon B. Johnson Space Center konden we natuurlijk niet laten schieten. Hier zagen we de Apollo's, de ruimtepakken en meer interessante zaken.
Hier hoorden we ook, dat er omstreeks 26 maart Space Shuttle zou worden gelanceerd.
We waren toch in de buurt, dus dat wilden we meemaken.
Het weer was dusdanig, dat we niet veel zin hadden om wandelingen te gaan maken of ons buiten te begeven. Motregen en temperaturen van ongeveer 6 graden. We reden per dag grote afstanden. Texas uit, Louisiana in. De rivier de Mississippi over de staat Mississippi in, door Alabama een stuk Georgia en zo Florida binnen.
Op 10 maart zou de 500 mijlsrace van Daytona beginnen en het was mij bekend, dat dit elk jaar een grote motorhappening is.
Wij wilden de dagen die daar aan voorafgingen meemaken, dus op weg naar Daytona-beach.
De mijlen vlogen onder de wielen. We waren halverwege, vlak voor de plaats Brookhaven. We zochten een goede stek om de nacht door te brengen.
Plotseling ging Tiemen hevig slingeren. Ik stuurde hem snel naar de kant van de weg. Het bleek dat we een lekke band hadden.
Snel monteerde ik het reservewiel. Het was inmiddels donker geworden en ik had stevig de pest in. Het reservewiel vertrouwde ik ook niet helemaal. Brookhaven lag nog 25 kilometer verder en ik was doornat geregend. We stonden dichtbij een huis. Hanny en ik besloten de eigenaar van de woning te vragen of wij op zijn erf de nacht door mochten brengen. Ik klopte aan, stelde mij voor en vroeg of wij een nacht op zijn erf, in onze camper mochten doorbrengen. Dat vond de man geen enkel bezwaar en hij nodigde ons zelfs uit om even een kop koffie te komen drinken.
Daar hadden Hanny en ik wel zin in. We werden binnengelaten en voorgesteld aan zijn vrouw. Hanny en ik hadden wel moeite om hen te verstaan, want ze spraken met een zwaar zuidelijk accent. Hanny gaf de moed na een halfuur maar op en concentreerde zich helemaal op het programma wat op de T.V. was.
Zo onbeleefd is dat niet, want dat ding staat toch de hele dag aan. Bij dit gezin stonden er zelfs twee boven op elkaar. Zo kon de vrouw des huizes naar haar programma kijken terwijl de man naar een ander keek.
Onze gastheer vertelde mij dat hij op het moment werkloos was. Dat vond hij niet zo erg. Hij had nog drie maanden sociale verzekering tegoed en dan zou hij wel weer een "job" vinden op een van de "oil rigs." Hij had vanaf zijn 12e op de olievelden gewerkt. Op die leeftijd werd hij door zijn vader van school gehaald, want er kwamen "zwarten" op school en dat vond zijn vader niet goed.
Op een gegeven moment vroeg hij mij waar wij nu precies vandaan kwamen. Ik vertelde hem, dat wij uit Holland kwamen. "Ah, Holland Michigan eh?" Ik vertelde hem toen dat wij in "The Netherlands" wat in Europa lag woonden. Toen zat hij even diep na te denken. "Europe?, Lets see," daar moest je toch een oceaan voor oversteken? Was het nu de "Pacific" of de "Atlantic" nu ja, dat zou hem worst wezen. Wij waren in ieder geval een "fucking far way from home." Dat moest hij morgen aan zijn vrienden vertellen.
Trots liet hij de trouwfoto's van hen zien. Zijn vrouw was toen net 17. Niet onaardig op dat moment.
Nu was het een "vette prop" geworden en daar was hij trots op. "Yes, I give her good food?!" Als we koffie en koek wilden hebben moesten we dat zelf maar uit de keuken halen. De koelkastdeur moesten we wel een schop na geven, want die ging moeilijk dicht.
Ik kon van hem nog een mooi pistool kopen.Vijf en twintig dollar "special price for friends from Hooolland." Ze vonden het wel raar, dat we in Tiemen sliepen.
Dat was toch koud en kil? Ze hadden een kamer vrij, maar we moesten het maar bekijken.
De volgende dag namen we afscheid van het echtpaar en wilden we verder rijden naar Brookhaven.
Toen ik echter zoals ik gewoon was voor het vertrek het oliepeil controleerde bleek deze beneden het minimum te zitten.
Grote schrik. Was die lekke band een teken van onze beschermheilige - St. Michelin - geweest? Hadden we die avond daarvoor doorgereden dan hadden we bijna zeker een vastloper gehad.
Ik gooide een paar liter olie in het carter en ontdekte al snel, dat de pakking bij een van de kleppendeksels lekte.
Deze heb ik meteen vervangen. In Brookhaven kochten we twee -gebruikte- banden en een nieuwe reserve pakking. Bij deze garage kregen we voor onze tweede reserveband zelfs nog 10 dollar terug. De rit naar Daytona verliep verder rustig. We zagen dorpen met vele grote bungalows en ook de bekende plantage- huizen. Maar we zagen ook de krotten waarin de negers woonden. Huizen met veranda's en schommelstoelen. "De negerhut van oom Tom; Roots." Op een camping in het noorden van Florida kwam ik in gesprek met een jonge Amerikaan. We spraken over Vietnam, oorlog en legers. Hij vertelde mij dat hij een geweer bij zich had en wanneer ik wilde, kon ik mijn schietkunst eens ophalen. We zaten op een "no fee" camping in een "National Forest" (17 mijl zuid van Palatka) en het was toegestaan om zoveel te knallen als we wilden. Ik haalde zoveel mogelijk blikjes op en we begonnen te schieten.
De volgende ochtend wilden we vroeg vertrekken, maar nu bleek er weer een band lek te zijn.
Met "de pest in mijn donder" verwisselde ik het wiel en haalde een grote spijker uit de lege band.
Daar kon zelfs "St. Michelin" ons niet tegen beschermen.

In de eerstvolgende stad lieten we de band repareren. Nu kwam weer het voordeel van "tube-less" uit. De band werd op hoge spanning gebracht en daarna werd een plug in het gat geschoten. Door een speciaal vulkanisatiemiddel, plakt de plug direct en het gat is gedicht. 
De band blijft om de velg zitten en het werk is binnen een paar minuten geklaard. In Amerika is "time money", dus het repareren van een "tube-less" is goedkoper dan het laten repareren van een band met binnenband. Een nadeel is wel, dat een gerepareerde "tube-less"-band op de piste of "gravel-roads" minder bedrijfszeker is. 

 
     
Zo kun je ze tegenkomen op Daytona beach...  
     

In Daytona aangekomen zochten we meteen het strand op. Daytona-beach is bekend in Amerika, omdat je daar met de auto op het strand mag komen. Niet dat dit alleen op het strand van Daytona mogelijk is, maar op dit strand rijdt men om gezien te worden. 
Hanny en ik zagen er de mooiste auto's, driewieler "trikes" en motoren. 
Vooral rondom de "speed week" van Daytona, komen veel Amerikanen hun voertuig "showen". Helaas werkte het weer niet erg mee. De mooiste voertuigen werden in de trailers gelaten. Ook de Amerikanen hebben een hekel aan poetsen. 
De grootste "show-off" zou op de openingsdag van de "speed week" zijn en dan moest de machine er 100% uitzien. Midden in deze wereld van "glitter en glamour" zagen we een vrouw van middelbare leeftijd langs de vuilnisbakken lopen. Zij haalde daar eten uit, wat andere mensen niet meer wilden."Everything is possible in America." 
We keken nog in "Main street" om ons te vergapen aan al het motor-moois wat daar stond. We bezochten enkele bars. Iedereen was bezig aan de "warming-up" voor de "speed-week". 
We hadden een uitstekende stek gevonden op een parkeerplaats bij een klein winkelcentrum in een woonwijk. De tweede nacht werden we echter gewekt door de politie. 
Het speet de sheriff, maar we moesten vertrekken. 
Er was een omwonende "nerveus" geworden en die had de politie verzocht ons weg te sturen. Nu was het ons bekend, dat in het gehele district van Daytona het verboden was aan de openbare weg te overnachten. Hier werd volgens zeggen echter geen strenge controle op uitgeoefend. Wij moesten echter midden in de nacht "verkassen". Daar heb ik overigens een enorme hekel aan. Ik schoot snel een trui over mijn pyjama aan en startte de motor van Tiemen. Voordat ik wegreed ging ik nog wel even met mijn elleboog op de claxon hangen. 
"Eigen schuld, dikke bult.". 
We vonden voor die nacht toch nog een "stek" pal aan de hoofdweg, net over de districtsgrens. We gingen vlak naast een andere camper staan. Heel opvallend en we sliepen de rest van de nacht uitstekend. Het weer bleef slecht en Hanny en ik besloten verder te gaan naar Miami. 
Dan hadden we daar een paar dagen de tijd om de reis met Hanny's moeder voor te bereiden. 

Met "moeders" op stap

Via Ford Pierce reden we over de Interstate 95 naar de hoofdstad van Florida, Miami. 
We kwamen vrij laat in Miami aan en we besloten die nacht bij een "gas-station" te gaan staan. 
Het "winkelen" de volgende dag nam zoveel tijd in beslag - er waren vrij veel brieven aangekomen op het consulaat en die moesten eerst gelezen worden -, dat er van een camping zoeken niets terecht kwam. Geen probleem, we hadden ons benzinestation "stek" nog en daar gingen we weer heen. Hanny en ik waren druk bezig met allerhande zaken, toen wij opgeschrikt werden door een harde knal. 
Verschrikt keken wij door een raam en zagen een automobilist met een wit hoofd uitstappen. 
Hij liep rond zijn auto en vertwijfeld keek hij plotseling naar de hemel. Ik zag dat zijn auto een beetje raar stond. Ik liep naar hem toe en vroeg of ik hem ergens mee kon helpen. 
Toen zag ik, dat hij twee lekke banden had. Hij vertelde mij, dat hij naar onze auto had gekeken en niet op de weg had gelet. Daardoor was hij met zijn rechter voor- en achterwiel, door een gat in de weg gereden. Hij merkte op dat het gat door de rechter wegmarkering heen was. Dat maakte hem helemaal kwaad. 
Was nu de wegbeschadiging buiten de wegmarkering geweest, dan was het zijn eigen fout geweest. Nu echter het gat zo groot geworden was, dat het door de wegmarkering heen was, stelde hij de gemeente Miami aansprakelijk. Voorlopig moest hij eerst naar een garage zien te komen. Hij had erg veel haast, want hij had een afspraak. Ik bood hem aan op zijn auto te letten, terwijl hij de zaken regelde. Hij belde zijn vrouw op en daarna een taxi. 
De taxi arriveerde vrij snel en hij vertrok. Een half uur later arriveerde zijn vrouw. 
Zij wist nu helemaal niet wat ze moest doen. Om te beginnen hielp ik haar een wiel verwisselen. 
Nu kon de auto tenminste weggesleept worden met een takelwagen. Het was inmiddels gaan regenen en ik vertelde haar, dat zij wel even in Tiemen kon schuilen. Ik trok mijn regenpak aan en ging verder met het verwisselen van het wiel. Daarna belde ik de AAA op en vertelde dat ik met panne langs de kant van de weg stond. Het was met een auto van vrienden, maar dat gaf blijkbaar niet. Het lidmaatschap van de AAA was geschreven op de persoon, onafhankelijk in welke auto die reed. De takelwagen arriveerde binnen een half uur. 
Ik vertelde de chauffeur, dat wij met onze vrienden op weg naar een restaurant waren en dat ze het gat in de weg niet hadden gezien. 
Een heel mooi verhaal en nadat we de papieren ingevuld hadden vertrok de vrouw van de eigenaar van de auto, met de auto in de takels, naar een garage. Het afslepen was gratis. 
Later op de avond werd er op de deur van Tiemen geklopt. Daar stond de eigenaar van de auto met een grote fles wijn in de handen. Hij kwam ons hartelijk bedanken voor de hulp en voor de moeite. Hij vertelde, dat het hele "geintje" hem twee nieuwe banden had gekost en een nieuwe velg. Hij had de gemeente Miami "gesued" dus die zouden de schade wel vergoeden. Het speet hem erg, dat wij niet met hem mee konden naar zijn huis, maar hij en zijn vrouw zouden vannacht nog vertrekken voor een vakantie. 
Hij gaf wel zijn adres. Mochten wij over drie weken nog in Miami zijn, dan waren wij van harte welkom. De fles wijn werd in dank ontvangen en direct opengetrokken. Om een uur of elf werd er weer op de deur geklopt. Nu stonden er twee agenten. 
Hanny en ik waren bang, dat we "verkassen" moesten, maar gelukkig wilden zij alleen een getuigenverklaring van het "ongeluk met de dubbele klapband". 
Nu bleek dat de man ons als getuige had opgegeven. Ik vertelde de ene agent het verhaal, terwijl de andere de situatie opnam. 
Hij tekende met krijt op de straat en ging afstanden meten met een speciaal meetwieltje. 
De gemeente Miami nam de aanklacht dus wel serieus. Aan het eind van mijn verhaal, vroeg de agent naar onze paspoorten. Nadat hij deze uitgebreid had doorgebladerd, kregen wij deze terug met het commentaar, dat wij al aardig wat van de wereld gezien hadden. 
Hij vertelde er meteen bij, dat het nuttigen van alcohol in het openbaar in de staat Florida een "state offence" was en dat je daar drie jaar gevangenisstraf voor kon krijgen. 
Wij stonden aan de openbare weg en de fles wijn stond op tafel, dus wij maakten ons schuldig aan een strafbaar feit. Hanny en ik werden nu even helemaal niet goed. 
Wij wilden net heftig protesteren tegen deze hypocriete onzin, toen de agent begon te lachen. Hij voegde eraan toe dat hij het dit keer door de vingers zou zien, omdat ze in Nederland zulk lekker Heineken bier wisten te maken!! Voor ons was het weer een bevestiging. 
De grootste "hufter" kan in Amerika politieagent worden. We gingen de volgende dag op zoek naar een geschikte camping om de eerste dagen met de moeder van Hanny op door te brengen. We vonden deze in Homestead in het nabij gelegen State Park. Deze kostte wel 6 dollar per nacht, maar daarvoor had je een grote plaats, met BBQ en pick-nick tafel. 
Warme douches naast de deur en gratis. Zwemmen konden we in een meertje op loopafstand. Het water werd op constant 26 graden gehouden door een bron die in het meer lag. 


Het dagboek leest 12 maart 1982. 
Het vliegtuig waarmee Hanny's moeder aankwam had een paar uur vertraging. Dat verhoogde de spanning alleen maar. Hoe zou het met haar zijn? We hadden elkaar ruim een jaar niet gezien. Er waren mensen overleden, er waren mensen getrouwd en gescheiden, er was dus veel bij te praten. 
Nu ben ik niet zo'n "verleden kijker" dus Hanny en ik hadden afgesproken, dat ik de twee vrouwen hun gang liet gaan. Ik kookte en "chauffeurde" wel. 
Hanny en haar moeder moesten maar 6 weken vakantie nemen. Nadat Hanny's moeder aangekomen was reden we direct naar de camping. Helaas was het inmiddels donker geworden . We maakten snel wat hamburgers boven het kampvuur en Hanny's moeder ging vroeg naar bed. 
Het tijdsverschil van 6 uur was toch wel te merken. Hanny en ik maakten het pak open, wat "moeder Annie" voor ons meegenomen had. Veel brieven van vrienden en kennissen, kadootjes, echte shag en zakken drop. Moeder Annie sliep in Tiemen en wij gingen weer "echt kamperen" in de tent. De volgende dag "sloegen we over" om moeder Annie nog even aan het tijdsverschil te laten wennen en om het reisschema door te praten. 
We hadden zes weken, dus tijd genoeg. Ons eerste reisdoel was het Everglades National Park. We zaten in het voorseizoen, dus plaats op de camping was er genoeg. The Everglades, een park zo groot als half Nederland. Het is een moerasgebied met een bijzondere flora en fauna. Mangrovebomen, onafzienbare rietvelden, slangen, schildpadden en alligators. We bezochten de visitors centers en liepen enkele "trails". 
Door de enkele regenbuien en het warme weer was het vrij benauwd. 
De laatste dag van ons bezoek aan de Everglades, wilden we een "trail" lopen die door een mangrovebos liep. We werden, ondanks de voorzorgsmaatregelen zover "opgevreten" door de muskieten, dat we van die wandeling afzagen. De muskieten wisten zelfs door een spijkerbroek heen te bijten. Vanuit de Everglades zakten we af naar het zuiden, de "Key's" op, naar het uiterste puntje, Key West. De "Key's" bestaan uit een aantal, met bruggen aan elkaar verbonden eilanden. Door het mooie weer, wat er altijd in het zuiden van Florida behoort te zijn, hebben veel rijke Amerikanen, een huis gebouwd op de "Keys". 
Ook heeft het goede klimaat vele "freaks" naar de Key's getrokken. 
"Key West" is dan ook een stad die bewoond wordt door veel welgestelde "freaks": Schrijvers, schilders en andere figuren. David Hamilton heeft in Key West gewoond. De stad heeft ook als enige in de U.S. een homoseksueel als burgemeester. 
Bootvluchtelingen uit Cuba en Haïti komen het eerst aan op de Key's. Verdovende middelen uit Latijns Amerika komen de U.S. binnen via de Key's. Orkanen bereiken de U.S. via de Key's. We zaten midden in het "hurricane season" en in de tijd dat wij er waren werd er zo'n orkaanwaarschuwing gegeven. Wij hielden de weersverwachting nauwlettend in de gaten, maar wachtten deze orkaan niet af en lieten ons door de voorloper van deze orkaan van de Key's afblazen. Met de hurricane "in de rug" liep Tiemen 1 op 15!! Via de Tiami Trail (de 41) langs de noordkant van de Everglades reden we naar het westen van Florida. 
We bezochten een "Alligator farm" waar een Indiaan met een alligator ging vechten. De alligator had wel eerst tien minuten op zijn rug gelegen. 
Daardoor stroomt bijna al het bloed uit de hersens van het beest en wordt het dier als het ware verdoofd. Het zogenaamde "vechten" moet dan ook met een flink pak zout genomen worden. "It's all American show." Op het strand van Venice zochten we naar haaientanden en we vonden er zowaar ook een paar. 
Het weer was wisselvallig, een paar dagen zon, dan druilerig, miezerig weer. 
In het State Park nabij de plaats Sebring maakten we een "gecontroleerde" bosbrand mee. 
Park rangers steken een stuk bos in brand om de ondergroei een kans te geven door te komen. Meestal kunnen deze branden goed in de hand gehouden worden. 
Helaas draaide de wind en nam ook in kracht toe. Alle campinggasten moesten zo snel mogelijk het gebied van het park verlaten. Wij braken snel de tent af en gooiden het zaakje in Tiemen. Nieuwsgierig en op sensatie belust als wij zijn, bleven wij kijken hoe de rangers zich in het zweet werkten om het vuur weer onder controle te krijgen. 
Toen de spanning er een beetje af was, gingen we naar een andere plek om een grote wandeling te maken. Later op de avond werd de camping weer vrij gegeven. 
Resultaat van de "gecontroleerde" brand was een zwartgeblakerde kampeerplaats en een verkoold toiletgebouw. Een van onze reisdoelen was Disney World bij Orlando. Net voor de paasdagen kwamen we daar aan. 
Met veel moeite wisten we nog een betaalbare camping te vinden op 19 mijl van Disney World. Er werd ons al verteld, dat het er erg druk was. Wat wij echter zagen overtrof al onze verwachtingen. Om een uur of tien kwamen wij bij de poort aan, om tot de ontdekking te komen dat het park al vol was!!!!! Dat betekende dat er 45.000 auto's op het parkeerterrein stonden. 
Bij de poort van Disney World vertelde men ons, dat het nabij gelegen Epcot Center, een onderdeel van Disney World, ook bijna vol was. In totaal bijna 90.000 voertuigen. 
Neem een gemiddelde van 5 personen per voertuig, dan zou dat betekenen dat er op die Eerste Paasdag bijna een half miljoen mensen in Disney World waren!!!! 
Dat vonden wij teveel van het goede. Na de paasdagen zouden we Disney World wel met een bezoek "vereren". We reden door naar Orlando om die stad te gaan bekijken. 

De "Challenger" omhoog

Het zou nog een week duren voordat de Space Shuttle gelanceerd zou worden. 
We reden dan ook al vast naar Cape Canaveral om een plaats op een camping te reserveren. We hadden al gehoord, dat het dank zij de paasvakantie erg druk kon worden. 
We kwamen tot de ontdekking dat geen enkele camping nu reserveerde. 
Goede raad was duur. De omgeving van de "Cape" was al aan het "vollopen" en we wilden de lancering zeker niet missen. We besloten dan ook om op de "Space Center Campground" te gaan staan. We namen een "weekly rate" dat scheelde een paar dollar. 
Vanaf deze camping konden we de lancering uitstekend zien. 
We stonden 11 kilometer van het platform. De dagen voorafgaande aan de lancering deden we het rustig aan. We bezochten het Space Center en zagen de Shuttle van heel dichtbij. We maakten wat tochten in de buurt en bezochten een vlooienmarkt. 
We waren weer verbaasd over het feit dat je op deze vlooienmarkt genoeg wapens kon kopen, om een klein leger uit te rusten. 
"Het was een vrij land, met een vrije handel" antwoordde een handelaar mij desgevraagd. 
"Je bent zeker ook vrij om je moeder te vermoorden, vroeg ik hem? Hierop kreeg ik echter geen antwoord. 
We gingen naar de bioscoop. Voor Hanny en mij een hele ervaring. Op Cyprus zo'n twee jaar geleden, waren we voor het laatst naar een film gaan kijken. Ondanks dat het een waardeloze rolprent was, genoten we toch. Hanny en ik merkten wel, dat we heel wat waarden verlegd hadden. Hoe genoten we van een echte W.C. of een warme douche. 
Het feit dat je water zo uit de kraan kan drinken, zonder het eerst met weet ik wat voor chemische troep te moeten zuiveren. 
Dat je het voedsel wat je koopt in een supermarkt kan eten, zonder bang te hoeven zijn, dat je aan de "slinger poep" raakt. In Nederland hadden we daar nooit bij stil gestaan. 
Een paar ouden van dagen hadden een "camping sale" georganiseerd en ik ging daar een paar uur staan, met de sieraden die Hanny gemaakt had. De verkoop verliep niet geweldig, maar ik maakte wel een goede prijs voor mijn Yashica camera. 
Op Tweede Paasdag, 4 april 1983, om half twee, was de lancering van de Space Shuttle gepland. De lancering was al twee keer uitgesteld, dus moest hij nu doorgaan. 
Ook al omdat er miljoenen toeschouwers waren toegestroomd om het feest mee te maken. 
Wij hebben het vermoeden, dat de NASA de lancering expres heeft vertraagd om deze op Tweede Paasdag te laten vallen. 
Zo kon men er zeker van zijn dat het maximale aantal Amerikanen de lancering "live" mee kon maken. Het NASA-project kost de Amerikaanse belastingbetaler elk jaar miljoenen dollars. Zo kregen ze tenminste nog wat terug van hun belastingcenten. 
De parkeerplaatsen in de wijde omgeving van Cape Canaveral stonden vol "motor homes". 
De natuur reageerde op het geweld. 
De "count down" duurde nog een minuut, maar iedereen en alles was muisstil. 
"Four, three, two, one, zero, we got lift off"!! Na een paar seconden bereikten de geluidsgolven ons. Horen en zien verging. Enorm! Een strak blauwe hemel met een lichte wolkenband. Minuten lang konden we de Space Shuttle volgen. 
Met nog zo'n 6 miljoen toeschouwers zagen wij de Challenger, met een oorverdovend lawaai naar boven gaan. Een belevenis die Hanny en ik niet snel zullen vergeten. 
Het duurde ruim 8 uur voordat de enorme file auto's die ontstond na de lancering, weer opgelost was! "Everything is big in America". 

"Macho" on Taycona Beach

Wij waren zo verstandig om nog een dag te wachten voordat we richting Daytona vertrokken. 
Hanny en ik waren het "showen" op het strand nu wel gewend, maar voor de moeder van Hanny was het een zeer aparte belevenis. Het was voor bijna alle "high-schools" nog steeds paasvakantie en Florida geldt als een van de populairste vakantiestaten van Amerika, tenminste als het weer in de rest van de U.S. te wensen over laat. Het strand van Daytona zat vol "binken" en mooie meiden. De auto's waren mooi opgepoetst en de geluidsinstallaties stonden vol open. 
"Macho on Daytona-beach". 
Na Daytona reden we naar St. Augustine. Dit is te vergelijken met het openluchtmuseum bij Arnhem, alleen zijn in St. Augustine de meest)'e huizen echt bewoond. De eigenaars vragen forse toegangsprijzen om hun huizen te mogen bezichtigen. Wij vonden dit weer een staaltje van toeristen verlakkerij. Zes dollar betalen om een huis van binnen te mogen zien, dat is teveel. Dan komt er ook nog bij, dat dat huis nog geen 100 jaar oud is. Wij hebben vrienden wonen in een huis dat bijna 200 jaar oud is en daar mogen wij voor niets feesten beleven. We reden door naar Jackson Ville, de meest noordelijke stad van Florida. We bekeken deze om de moeder van Hanny een paar indrukken te geven. 
We bezochten enkele grote "malls". Dit zijn enorme winkelcentra, meestal iets buiten de stad. We liepen door het "down town" gebied van Jackson Ville. Daar zagen we hetzelfde als we in zo vele grote steden van Amerika hadden gezien. Het stadscentrum is dood. Grote kantoorgebouwen en geen woningen. Na vijf uur 's middags zijn de meeste stadscentra uitgestorven. 

De fantasie van Disney

We konden duidelijk merken, dat we weer een heel stuk noordelijker zaten. 
Het weer was beneden onze norm. Iets te veel regen en de temperatuur te laag. 
We besloten dan ook om niet verder noordelijker te gaan, maar af te zakken richting Orlando, om nu het gebeuren van Disney World over ons te laten komen. 
De paasvakantie was voor de meeste Amerikanen voorbij, dus nu zou het er rustiger zijn. 
Na een paar dagen wat "kilometers gevreten" te hebben, kwamen we op de ons bekende camping nabij Disney World aan. 
Op aanraden van de eigenaar, besloten we een drie-daagse toegangskaart te nemen. 
Een dag Disney World, een dag Epcot Center en een dag om die dingen te bekijken waar we de eerste twee dagen niet aan toe waren gekomen, of om die zaken nog eens te bezoeken die het vaker bekijken waard zijn. 
Zo'n drie-dagenkaart kostte ons wel bijna 30 dollar per persoon! Het bleek een juiste beslissing te zijn geweest te wachten tot de paasdrukte voorbij was. Niet dat het heerlijk rustig was in Disney World, dat is het nooit. Maar de wachttijden voor de attracties waren nu redelijk. 
De eerste dag stonden we om 7 uur op. Om negen uur stonden we voor de poort. 
We liepen van de ene attractie naar de andere. Het bomenhuis van Robinson Crusoe, het piratenschip van kapitein Haak, een 8-baan door een mijn van de "gold-rush", een boottocht door "the small world" met mechanische poppen die levensecht leken. 
We bezochten een musical, gezongen door mechanische vogels, zo perfect dat ze echt leken. We maakten een boottocht door het zeerovershol van kapitein Haak. We maakten een marsrit, te veel om op te noemen. Vertier voor jong en oud. De "parade" van Mickey Mouse en de zijnen. 
Het museum van Wald Disney. Voor we het beseften was het 9 uur 's avonds. De wereld van Disney ging sluiten. We hadden lang niet alles gezien en er waren dingen waar we nog een keer in wilden. De toegang tot de attracties is betaald bij de binnenkomst. Je mag zo vaak en zo veel je wilt een attractie meemaken. Moe maar voldaan kwamen we op de camping terug. 
De volgende dag bezochten we het Epcot Center. Nu niet de fantasie van het sprookje, maar de fantasie van de toekomst. Of is er al veel werkelijkheid? Met een monorail werden we van de parkeerplaats nabij Disney World, naar het Epcot Center gebracht. 
We bezochten de paviljoens van de diverse landen, reden in de snelste "roller coaster" van de wereld. Deze 8-baan is ondergebracht in de grote bol van "Moeder Aarde". 
We zagen de 360 graden film over China in het China paviljoen. Ook in het Epcot Center vergaten we de tijd. Om tien uur was de laatste show afgelopen in het Amerika paviljoen. 
Toen we buiten kwamen merkten we, dat we een van de laatsten waren die het Epcot Center verlieten. De derde dag parkeerden we de auto bij de Epcot Center en namen de mono-rail naar Disney World. De eerste helft van de dag brachten we hier door, om de tweede helft de gemiste dingen in het Epcot Center te gaan bekijken. Weer verlieten we als een van de laatsten die avond het Epcot Center. 
Drie dagen Disney World en Epcot Center. We waren dood op. Het was beslist de moeite waard geweest. We besloten een dag "over te slaan" om weer bij te komen. De vakantie van Moeder Anny liep op zijn einde. We moesten weer richting Miami. Via grote omwegen kwamen we daar medio april aan. 
We gingen weer op onze vertrouwde "stek" in het State Park nabij Homestead staan. 
De laatste dagen met moeder Anny maakten we "kapot" met bezoeken aan Miami en wandelingen in het State Park. Woensdag 20 april vloog zij terug naar Nederland. 
Weer afscheid nemen van iemand die je lief is. Tot ziens, misschien tot ziens? Wanneer, waar en hoe? Wie het weet mag het zeggen. Afscheid nemen en doorgaan. 
Het lot van een globetrotter. Toch wen je daar nooit aan. 

Het dagboek leest 21 april 1983. 
Voor Hanny en mij brak er nu een drukke tijd aan. De voorbereidingen voor de reis door Latijns Amerika begonnen. We hadden hier twee maanden voor uitgetrokken. 
We hadden al besloten om Tiemen niet mee te nemen. Een Volkswagen van dit type, bleek in Latijns Amerika een uitzondering te zijn. 
Nu was de motor wel gereviseerd en het remsysteem vernieuwd, een nieuwe accu geplaatst, maar toch vertrouwden we het niet. Hanny en ik hadden altijd op zeker gespeeld en wilden dat, zeker in Latijns Amerika, weer doen. We gingen Latijns-Amerika met de rugzak "bereizen". 

Van auto tot rugzak

We reden naar het "county-park" even ten zuiden van Miami. 
Dat werd onze "thuis haven" voor de komende weken. We zetten onze tent op en gingen aan het organiseren. We maakten een lijst met alle spullen die we dachten nodig te hebben en die stopten we alvast in de tent. 
De volgende dag reden we naar een uitgever, om Tiemen in een speciale auto-krant (The Auto-sale) te zetten. Acht dollar kostte deze advertentie, maar dan wordt hij drie weken geplaatst, met een foto erbij. 
We gebruikten een nummer van een telefooncel op de camping. Tussen 7 en 9 uur, zou dat voor mij "telefoon wacht" betekenen. De volgende dag gebruikten we om Tiemen een goede beurt te geven. Na een paar uur werken zag hij er van de binnen- en van de buitenkant prima uit. Op onze ritten naar de stad, hadden we aan de kant van de invalsweg naar Miami een uitstekende plek gezien, waar we Tiemen konden parkeren, zodat hij goed in het oog viel. We gingen de dagen daarop ook op die plek staan. 
We plakten grote borden "for sale" op de auto. En nu maar afwachten of er belangstelling was voor onze "Tiemen". 
We hadden niet te klagen, maar echte kopers waren er niet bij. De aanbiedingen die we kregen waren te laag. Hanny en ik hadden in totaal 3200 Dollar in de wagen geïnvesteerd en onze vraagprijs was 4000 dollar. Wel wat hoog, maar we hadden de tijd. 
De dagen daaropvolgend gebruikten we ook om de reis naar Latijns Amerika verder voor te bereiden. We kochten een rugzak voor Hanny en inmiddels was onze nieuwe benzinebrander kapot gegaan en besloten nu een zeer goeie te kopen. 
We verkochten twee liter bloed en gingen dezelfde avond uitgebreid eten in een Grieks restaurant. We waren nu 3 jaar op reis. 
Uit het "South American Handbook" haalden we veel tips over het reizen door Latijns Amerika. We kwamen er toen achter, dat tussen Florida en Venezuela een heel interessant gebied lag, namelijk de Caribische eilanden. 
Dat gebied was nog niet zo "ontdekt" door globetrotters en daar moesten we dus heen. 
Na een week de auto nog niet verkocht te hebben, besloten we de vraagprijs van Tiemen te verlagen tot 3500 dollar. Een telefoontje naar de krant en het werd geregeld. 
Inmiddels hadden we een vrij serieuze koper gevonden. We maakten een proefrit en de wagen werd goed bevonden. Tiemen na een week al verkopen, dat zou mooi zijn. Ik was nu wel blij, dat we de rekeningen allemaal hadden bewaard. 
Zo kon ik mijn verhaal van de nieuwe motor en andere onderdelen bewijzen. De Amerikaan is namelijk niet zo goed gelovig. Uiteindelijk kwamen we een prijs overeen van 2900 dollar. 
Wel niet helemaal onze vraagprijs, maar elke week in Miami blijven kostte eveneens geld. 
Daarbij kwam ook, dat de registratie bijna verlopen was en een nieuwe zou weer 25 dollar gaan kosten. Dat we geen "title" hadden was volgens de politie geen probleem. We hadden het koopcontract en dat was voldoende. Wel moesten we een verklaring ondertekenen dat we de auto niet gestolen hadden of verkregen hadden uit andere illegale praktijken. De koop was zo goed als rond. De koper moest alleen nog ergens die 2900 dollar vandaan zien te halen. Nu bleek weer, dat bijna alle "Amis" niet over "cash" geld beschikken. Alles gaat op krediet. De meeste Amerikanen zitten dan ook tot over hun oren in de schulden. Een hypotheek op het huis en meestal daarop nog een tweede, om een of ander luxe gebruiksmiddel te kopen. De auto is op afbetaling gekocht en de boodschappen worden gehaald op de "credit-card". 
Ook deze aspirantkoper kon geen 2900 dollar lospeuteren. De koop ging niet door. Inmiddels waren er drie weken verstreken en Hanny en ik besloten ons "territorium" naar Noord-Miami te verleggen. Daar was een KOA-camping. Wel iets duurder dan de camping in het county-park, maar voorzien van meer luxe. 
Deze camping wordt veel gebruikt door Europeanen, die hun toer door Amerika, vanuit Miami beginnen. Het terrein heeft ook uitstekende busverbinding met het "down-town" gebied. De camping ligt aan de noordelijke invalsweg naar Miami en bij de hoofdingang was er een uitstekende plek om de auto te "stallen". Ook hier namen we een plaats op "weekly rate" basis. Dat scheelde een paar dollars. 
De borden "for sale" werden weer op Tiemen geplakt en daarop werd verwezen naar het zwembad, want daar brachten we de meeste tijd door. Inmiddels hadden we alle souvenirs en zaken die we beslist niet wilden missen, met de zeepost naar Nederland gestuurd. Al met al werd dat ruim 75 kilo!!! Binnen een week hadden we succes. Een Frans echtpaar had interesse in de auto. Weer maakten we een proefrit en we kwamen een prijs van 2800 dollar overeen. De koop werd gesloten. 
Tiemen had ons in dat jaar slechts 400 dollar gekost. Een jaar lang een huis voor deze prijs, dat is niet slecht. Het Franse echtpaar keek wel vreemd op toen wij hun duidelijk maakten, dat ze ook veel inventaris hadden overgenomen. Ze konden als het ware zo vertrekken. Even eten kopen bij de supermarkt en dan op pad. Zij waren blij met de koop en wij met de goede verkoop. 
Hanny en ik hoopten maar, dat zij geen problemen zouden krijgen met de benzinepomp. 
Ondanks het feit dat we veel problemen met Tiemen hadden gehad, vonden we het toch jammer dat we ook ons tweede "huis" moesten verkopen. 
Je gaat je toch hechten aan zo'n auto. Was Amerika het laatste land geweest, wat we op onze wereldreis hadden bezocht, dan had ik Tiemen meegenomen naar Nederland. Met een "brokje" in de keel zagen we Tiemen van de camping afrijden. Die avond hadden we een afscheidsfeest met kennissen van de camping. Drank doet snel nare zaken vergeten. 
De volgende dag hele boel ingepakt. Het was ons aardig gelukt om alles in twee rugzakken te krijgen. Ideaal was het echter nog niet, maar we zouden nog wel zien, wat we eventueel weg konden gooien. We namen ten slotte een snelle duik in het zwembad om de lichte kater te verdrijven. Na afscheid genomen te hebben van de kennissen op de camping namen we de bus naar Miami-airport. Het eerste eiland dat we zouden bezoeken in de Caribic, zou Puerto Rico zijn. Een vlucht boeken was geen probleem. Dagelijks vertrekken er 6 vliegtuigen naar dit eiland. 
De prijzen waren bij elke maatschappij het zelfde, dus "winkelen" had toen geen zin. 
Hier waren wij achter gekomen nadat we bij 9 maatschappijen hadden geïnformeerd. 
Geen "stand by" geen "special rate" helemaal niets. 
Gewoon dokken, anders ga je niet mee. Liever een leeg vliegtuig, dan stoelen voor de helft van de prijs verkopen. Soms sta je wel verbaasd in het toch over het algemeen zo commercieel ingestelde Amerika. Om half twee vertrokken we. 
We hadden een "kleine" 727 gekozen. Door het mooie weer hadden we een uitstekend zicht over Miami. Tot ziens Amerika, misschien komen we nog wel eens terug. 
De kans is echter wel klein. Amerika was ons tegen gevallen. Te commercieel en te veel op het individu gericht. Sociaal contact en aspecten worden niet belangrijk gevonden. "Eerst ikke en de rest kan stikke". De Amerikanen vinden wij naïef en hypocriet. "Stiekeme konteknijpers" zoals Hanny dat zegt. 
Van filmster tot president, "the American dream". Als je daar van houdt, moet je naar Amerika verhuizen. Maak je het, dat is het prima, misluk je, dan ben je aan de goden overgeleverd. "Ieder voor zich en God voor ons allen". 
Wordt er in je huis ingebroken, dan moet je de inbreker wel echt doodschieten, anders kan hij je nog aanklagen wegens poging tot moord. 
Hij zou zich in het huis vergist hebben en helemaal niet van plan zijn geweest in te breken. 
Struikel je in Amerika over een tegel, omdat deze iets boven de andere uitsteekt en jij niet uit je ogen keek en breek je dan ook nog een been, dan kan je de gemeente voor minstens een half miljoen "suen". Zij zijn namelijk in gebreke. Met geld is alles te koop en wordt ook alles gekocht. Een doorsnee-Amerikaan werkt zich "te pletter" om aan het eind van de maand de leningen die hij heeft af te kunnen lossen. Deze kredieten heeft hij afgesloten om zoveel mogelijk luxe te kunnen kopen. Een boterham meenemen voor de lunch is onzin. 
Liever betalen ze 8 dollar voor een "vette hap" bij Mc Donalds. Voor deze "hap" moeten ze wel een uur werken. Wel kan menig Europeaan iets leren van de gastvrijheid die we in Noord-Amerika ondervonden. In een woord geweldig. 
Nee, Noord-Amerika staat niet in onze "top 10 der favoriete landen". 
Zouden we in Latijns-Amerika ons "land van de toekomst" vinden?

Het dagboek leest 20 mei 1983. 


De vlucht naar San Juan verliep uitstekend. We hadden een mooie blik op de Bahama'-eilanden groep en in de vroege namiddag kwamen we op Puerto Rico aan. 
Uit het "South American Handbook" hadden we wat adressen van hotels en we liepen er een paar af. De meeste waren vol of de prijzen klopten niet meer en waren hoger geworden. Vijfentwintig dollar of meer voor een nacht slapen, dat vonden we te gek. 
Op weg van een hotel naar een ander vroegen we bij een hotel welke niet in het handboek stond, hoeveel een kamer kostte. Deze bleek 15 dollar te zijn, met douche en airconditioning. We besloten deze te nemen. 
De eerste dagen gebruikten we om ons te oriënteren. Puerto Rico is een van de Amerikaanse "Territories" Het is nog geen staat, maar Washington heeft wel veel te vertellen over het eiland. De Puertoricanen willen graag bij Amerika horen, maar de Amerikaanse regering houdt voorlopig de boot even af, omdat Puerto Rico arm is en niet veel te bieden heeft. Commercieel dus niet interessant. Het is wel een belangrijk defensiesteunpunt in het Caribische gebied. Vooral omdat het in de buurt van Cuba en Jamaica ligt. Er zijn dan ook veel mariniers op Puerto Rico. We proefden dezelfde sfeer als in Mexico, alleen was het allemaal wat agressiever. De economische recessie had ook op Puerto Rico toegeslagen. Veel producten moesten met schepen binnengebracht worden en het leven op Puerto Rico is dan ook vrij duur. We slenterden uren door het oude San Juan. Het centrum heeft een Spaanse stijl. We bezochten de twee forten van El Morro en kwamen tot de ontdekking, dat de Nederlanders een paar eeuwen terug een aardig partijtje hadden meegeblazen in het Caribische gebied. Zo had een Nederlandse kaper eens de stad San Juan veroverd, geplunderd en plat gebrand. Het deed Hanny en mij goed te lezen, dat wij vroeger ook geen "lieverdjes" waren geweest. Wij haalden slaven uit West-Afrika en verkochten deze aan de Deense eigenaars van de suikerplantages op de vele eilanden in het Caribische gebied. Handel is handel. Dat er duizenden zwarten dood gingen was niet zo belangrijk. Nu werd het ons duidelijk waarom het eiland Goeree bij Dakar, de hoofdstad van Senegal, zo'n belangrijke plaats innam in de Nederlandse kapervaart. We wilden fietsen huren om daarmee het eiland te verkennen, maar dat bleek niet mogelijk te zijn. 
Dan maar gebruik maken van het openbaar vervoer. Nadat we San Juan hadden bekeken, gingen we verder. We wilden naar de oostkant van het eiland, naar Fajardo. 
In de wijk Rio Piedras stonden de publico's die naar het oostelijke gedeelte van Puerto Rico reden. Publico's zijn verzameltaxi's. De route, alsmede de prijs, staat vast, maar de taxi vertrekt pas wanneer deze vol is. 
Het is te vergelijken met de "sheroet taxi's" die we in Israël en Egypte hadden gebruikt. 
Op weg naar Rio Pedras, in een bus van de stadsdienst, werd er plotseling hevig gegild. Twee jongens waren aan het vechten geslagen. De ene had een stuk van zijn ijsje op het mooie shirt van de ander laten vallen. Dat vond deze niet zo leuk en was begonnen het gezicht van de schuldige te bewerken. Er brak paniek uit en de chauffeur stopte de bus en deed de deuren open. Binnen een paar tellen was de politie gearriveerd en rekende de twee vechtersbazen in. Iedereen stapte weer in en de rit kon verder gaan. 
De tocht met de publico naar Fajardo verliep zonder problemen. We liepen naar het hotel wat in ons handboek stond, toen er achter ons getoeterd werd. Er stopte een auto naast ons met daarin een in onder van Fajardo. 
Hij vroeg of hij kon helpen. Hij had aan de NL-sticker op de rugzakken gezien, dat wij uit Europa kwamen en dat was veel leuker dan al die "Yanken."!!! Wij vertelden, dat wij naar een goedkoop onderkomen zochten. Hij wist een goedkoop en veilig motel. We stapten in en hij bracht ons naar het motel wat wij ook uitgezocht hadden. (Playa Fajardo, motel Expresso.) Toen wij ingeboekt hadden, nam de man ons mee voor een rit door de omgeving van Fajardo. Dit was het mooiste "stukje" Puerto Rico en hij was er trots op. 

Het "hoppen" kon beginnen

Hij wees ons op de mogelijkheid om van uit Fajardo de boot te nemen naar Viegues, een klein eiland in de buurt. Daar was een mooie camping en niet duur. 
Het eiland was zeker een bezoek waard, vooral omdat er niet veel Amerikanen kwamen en het een geliefd vakantie eiland was voor Puertoricaanse studenten. Dat zagen Hanny en ik wel zitten en we besloten naar Viegues te gaan. Toen we beter in ons handboek keken, bleek dit eiland ook beschreven te staan. Gelukkig met kleine letters, anders zouden er beslist meer Amerikanen heen gaan. We "winkelden" langs enkele reisbureau's voordat we de goedkoopste overtocht hadden gevonden. 
We namen afscheid van onze gids en slenterden door Fajardo. We dronken melk in een "cantina" en speelden een potje domino. Hanny en ik hadden bij een kleine supermarkt wat vis gekocht. Toen we deze echter wilden eten, bleek het een makreel te zijn die op een speciale manier geprepareerd was om lang te kunnen bewaren. 
Zo taai als leer en enorm zout. We hadden de vis eerst 24 uur in water moeten weken!! In de loop van de volgende dag namen we de boot naar Viegues. De zee was nogal ruw wat bij mij weer zeeziek worden betekende. Hanny zag het allemaal wel zitten en had reuze plezier. Op Viegues aangekomen, moest ik eerst in een cantina bijkomen. Hanny was alvast op zoek gegaan naar een publico, die ons naar de camping zou brengen. Zij vroeg drie chauffeurs naar de prijs en alle drie vroegen ze een andere. We namen de goedkoopste. 
Nu bleek er op Viegues geen controle te zijn op het naleven van de publico tarieven. Of waren de controleurs" soms corrupt? De camping heette "Sun Beach" en lag aan de zuidkant van het eiland. Palmbomen, een strand, redelijk sanitair, kortom een uitstekende camping om een paar dagen "over te slaan" en onze uitgaven tot een redelijk aanvaardbaar gemiddelde te brengen. We moesten de eerste indrukken van het globetrotten met de rugzak doorpraten. Het is een totaal andere manier van reizen. 
We waren er inmiddels wel achter gekomen, dat het op de eilanden in het Caribisch gebied duur reizen is. Ons handboek bevestigt deze stelling. Goedkope campings zijn er bijna niet. Op Puerto Rico zijn er wel een paar, maar die moet je van te voren bespreken en betalen. Dit kan bij het centrale bureau van de "foresty" in San Juan. Het is echter vrijwel onmogelijk om zonder eigen vervoer op deze campings te komen. Het openbare vervoer gaat er of niet langs of slechts twee maal per dag. 
Een globetrotter heeft veel tijd, maar om de helft van je reistijd met wachten te volbrengen, zagen Hanny en ik niet zitten. 
Een taxi nemen is te duur. Het gewicht van de rugzakken viel ook tegen. Ik had ongeveer 18 kilo en Hanny 11 kilo. Nu wisten wij zeker, dat wij onze bagage tot het minimum beperkt hadden. Ook hadden we verwacht, dat het gewicht wel zou wennen. Toch leken de rugzakken iedere dag, bij elke stap zwaarder te worden. We hadden standaard een voedselvoorraad voor twee dagen bij ons. Dit zouden we pas aanbreken in uiterste noodzaak. Ook nu moesten we op zoek naar eten. Gelukkig bleek er in de buurt van de camping een dorpje te zijn en daar vonden we na enige moeite enkele winkels waar we voedsel konden kopen. In dit dorpje, Isabel II genaamd, waren ook enkele leuke kroegen. 

Zwemmen met haaien

We wilden een dag paarden huren om zo het eiland te verkennen. Dit bleek echter te duur te zijn en we besloten te gaan liften. Alle bewoners van het eiland bleken echter grote vrienden te zijn van de vijf publico chauffeurs die het eiland kent. Niemand van de lok'%ale bevolking nam ons dus mee. We moesten maar een publico nemen. We gingen dus lopen en onderweg proberen een lift te krijgen. Gelukkig lukte ons dat na ruim twee uur. Een Amerikaan die de auto gehuurd had. Hij bracht ons met een grote omweg naar het hoofddorp van Viegues, Isabel I. Hier zagen we op een groot aanplakbiljet bij een reis bureau, dat er in het weekeind een goedkope vlucht naar de Maagden Eilanden zou zijn. Nu sprak ons de naam alleen al aan en daarbij kwam ook nog, dat we nooit eerder van deze eilanden gehoord hadden. 
Een blik in ons "South American Handbook" leerde ons dat de Maagden Eilanden verdeeld waren in een zestal kleine eilanden. De "Britisch Virgin Islands" en de "American Virgin Islands". De speciale vlucht zou naar St Croix gaan. 
Een van de "American Virgin Islands." Ons handboek leerde ook, dat er op St Croix uitstekende rum gestookt werd en nog wat andere interessante zaken te bezichtigen vielen. Hanny en ik besloten naar St Croix te vliegen. Puerto Rico zouden we later nog wel eens gaan bekijken. We boekten de vlucht voor zondag half drie. In Isabel I vonden we nog een man die bereid was voor een paar dollar zijn paarden te verhuren, maar uiteindelijk bleek hij toch geen zin te hebben in een paar extra centen. 
Hij kwam namelijk niet opdagen op het afgesproken tijdstip. Na veel vragen vonden we iemand die weer iemand anders wist die fietsen had. We liepen met hem mee, naar het adres. Daar bleek een van de fietsen in de revisie te zijn. Alle onderdelen lagen over de garagevloer verspreid. Het zou nog wel tot zondag duren voordat de fiets weer gemonteerd was. We liepen terug naar de camping. 
De dagen dat we moesten wachten brachten we door met luieren, zwemmen in de zon liggen en praten met studenten. 
Het zou een lang weekend zijn, omdat er een feestdag op Puerto Rico was. Vrijdag avond werd het leuk druk en gezellig op de camping. We hadden twee dagen stageld vooruit betaald, maar nu we langer bleven, hadden we verwacht dat de geldinzamelaar wel langs zou komen. We zagen hem wel naar alle andere tenten gaan, maar ons sloeg hij elke keer over. Nu hadden Hanny en ik het afgeleerd om geld naar iemand toe te brengen, dus lieten we het maar zo. Zou de geldophaler geen Engels spreken? "Hoi no hablo Espanjol, hoor?!" Een van de studenten haalde een vis uit het water. Aan de reacties te horen bleek het een kanjer te zijn. Ik ging eens kijken en zag dat hij een haai van ongeveer een meter uit het water gehaald had! Nu werd het duidelijk waarom er zo weinig gezwommen werd. Een van de studenten wist ons met zekerheid te vertellen, dat haaien alleen bij zonsopkomst en zonsondergang dicht bij de kust komen. Wij wisten echter niet zeker of de haaien die stelling ook kenden. We probeerden het maar niet. 

"Sinjor de Vriess, partirra"

Omdat we er rekening mee hielden, dat we de afstand naar het vliegveld moesten lopen, gingen Hanny en ik die zondag vroeg op pad. We waren nog maar net van de camping of er stopte een auto. Een Amerikaan vroeg of hij ons naar het vliegveld kon brengen. Dit bevestigden wij en we stapten in. Ruim vier uur voordat., we zouden vertrekken, waren we op "de airport" aanwezig. Het was een komen en gaan van allerlei vliegtuigjes. Cessna's, prop-jets en andere soorten een en twee motorige kisten. We hadden onze bagage al afgegeven en onze tickets af laten stempelen. Hanny en ik waren inmiddels in een interessant gesprek gewikkeld met een piloot. Hij vloog al 18 jaar tussen de eilanden in het Caribisch gebied. 
Hij vloog overal heen en het maakte niet uit waarmee. De ene keer waren het mensen, dan weer post en een andere keer vracht. Hij was wel in vaste dienst van een maatschappij. Via een werknemersbond, mocht hij niet meer dan een bepaald aantal uren vliegen. De tijd daartussen "kluste" hij wat voor rijke Amerikanen, Mexicanen of lieden uit Latijns Amerika. Cocaïne, goud, diamanten en andere smokkelwaar. 
Criminelen, rijke toeristen, alles vloog hij tijdens zijn "klus tijd". Het vliegtuig huurde hij voor een "mats prijs" van zijn maatschappij. In het Caribisch gebied heb je geen vluchtplan nodig. Je vliegt gewoon wanneer je zin hebt en er bestaat geen vluchtleiding. Je moet goed uit je ogen kijken. Behalve op de grotere eilanden, daar heb je wel radar, maar daar viel onderdoor te vliegen. Met één eenmotorige Cessna kon je op korte "strips" landen en opstijgen. In de 18 jaar dat hij vloog was hij al vele malen op een stuk strand geland. Hanny en ik genoten kostelijk van zijn verhalen. Hij had al zoveel meegemaakt, dat we merkten dat hij niet hoefde te overdrijven. Tijdens ons gesprek kwam er een twee-motorige "prop-jet" binnen. 
"Ha, zei hij, "dat is mijn vliegtuig". Een collega had hem even geleend om iemand naar Puerto Rico te brengen en was nu eerder terug dan hij had verwacht. "Onze piloot" verdween in de houten schuur die als aankomst- en vertrekhal dienst deed. Wij bestelden nog een kola, bij het restaurant van "Viegues International Airport". Nauwelijks hadden we een glas volgeschonken of een kreet kwam uit de houten schuur. "Sinjor die Vrriess, partirra!!!!" Zo snel we konden dronken we onze kola op en liepen naar de "aankomst cq. vertrekhal". Daar zagen we iemand met onze rugzakken lopen en deze in het bagageruim van een vliegtuig gooien. "Onze" piloot kwam naar ons toe en vertelde, dat we wel met hem mee konden vliegen. Twee uur eerder dan gepland vertrokken we van Vieges. Wat heet vliegplan?? Hanny kon op de stoel van de co-piloot plaats nemen. Zij moest echter wel beloven overal af te blijven. Onder het opstijgen vertelde onze piloot dat er onder de stoelen reddingsvesten behoorden te zitten. Nu zouden we in geval van nood deze toch niet nodig hebben, want wanneer de motoren uit zouden vallen, dan zou het vliegtuig langzaam naar beneden zweven. Wanneer het vliegtuig niet zou blijven drijven en we moesten zwemmen, dan had dat ook niet veel zin, want er zaten toch teveel haaien. De kans om dus veilig een kust te bereiken zou vrij klein zijn! In de 18 jaar dat hij vloog, was hij echter nog nooit "gecrashed". Een keer moet echter wel de eerste keer zijn. Ik heb het nooit zo op vliegen gehad en zal het nooit leuk vinden ook. 
Hanny genoot echter met volle teugen. Zij liet zich van alles uitleggen. Plotseling draaide de piloot zich om met de vraag: "Jullie moeten toch wel naar St Croix?" Wat heet vliegplan?" Na ruim een half uur landden we gelukkig veilig op St Croix. De volgende keer toch maar kijken of we met een boot naar een ander eiland konden komen.
Bij de informatiedesk op het vliegveld informeerden we naar de goedkoopste overnachtingsplaats op het eiland. Dat bleek een "guest house" te zijn op zeven kilometer van de vlieghaven. De prijs was 20 dollar per nacht!! Bussen reden er niet en een taxi kostte te veel geld. Dat betekende lopen. 
Direct na het landen merkten we al een verschil met Puerto Rico. De bewoners van St Croix waren hoofdzakelijk zwart. Toen we later ons handboek er op na sloegen werd duidelijk hoe dat kwam. Vroeger, toen de Denen (!) het voor het zeggen hadden op St Croix en het eiland overdekt was met suikerriet plantages, werkten op deze plantages zwarten als slaven. Deze zwarten werden door Nederlanders (!) uit Afrika gehaald. Na de afschaffing van de slavernij vertrokken de Denen, maar de zwarten hadden geen land om heen te gaan. Zij zijn gebleven. Een andere belevenis kregen we toen we ontdekten dat het verkeer links was. Nog een invloed van de Engelsen? We probeerden een lift te krijgen, maar dat ging niet. Bij het "guest house" aangekomen, zagen we, dat er aan de zijkant een uitstekende gelegenheid was om de tent op te zetten. Wij vroegen dat aan een vrouw die er werkte. Zij had geen bezwaar, maar vertelde wel, dat zij niet de baas was. De manager zou binnen een paar uur terug komen. Volgens haar zou ook hij geen bezwaar hebben. Wij zetten alvast de tent op en richtten deze in. Terwijl wij zaten te wachten kwamen er een paar neger-kinderen naar ons toe. Zij waren nieuwsgierig en vroegen waar wij vandaan kwamen. Wij vertelden zo het een en ander. Toen hun nieuwsgierigheid bevredigd was vertrokken zij weer. Een paar minuten later kwam een van de meisjes terug en gaf ons een paar overheerlijke mango's. Na een uur of drie reed er een grote limousine het terrein op. Een dikke neger stapte uit en kwam op ons toe. Wij stelden ons netjes voor en vroegen beleefd of hij de manager van het "guest house" was. Hij bevestigde dit en wij vroegen hem of wij een paar dagen op zijn terrein konden overnachten. Hij vertelde, dat hij slechts de manager was en hij moest eerst toestemming vragen aan de baas. Hij zou deze wel bellen en dan zouden wij het wel horen. 
Binnen een paar minuten kwam de dame die ons eerst te woord had gestaan naar ons toe. 
Zij vertelde, dat de manager geen toestemming gaf om te blijven staan. Zij kon geen reden noemen. Het bleek dat hij de baas niet om toestemming had gevraagd. 
Wel vertelde de vrouw, dat de manager een "ass-hole" was. Ik ging met haar mee en probeerde de manager te overreden. Hij vertelde mij dat hij niet voor onze veiligheid wilde instaan en het risico niet wilde lopen dat ons wat overkwam. Hij zou er gedonder mee krijgen. Ik kon praten wat ik wilde. Zelfs bood ik aan een paar dollar te betalen. Ook dat lukte niet. Wij konden wel een kamer nemen, maar dat zou ons 20 dollar gaan kosten. Hanny en ik baalden als een stier. Het volgende hotel was nog eens 5 kilometer lopen en zou 22 dollar per nacht kostten. We belden om daar een kamer te reserveren. Toen de vrouw ons uitliet, vertelde zij, dat het allemaal "bullshit" was wat de manager vertelde. Hij had gewoon een hekel aan blanken. 
De "roots" zijn nog vers in het Caribische gebied. Gelukkig hadden we in het andere hotel wel een kamer met airconditioning en een koelkast. In een dorpje in de buurt deden we wat boodschappen en ploften vermoeid neer op het bed. 

De ontdekking van de "Pina Collada"

De volgende dag bezochten we Frederiksted. We maakten een stadswandeling en proefden de Deense sfeer die er nog steeds hing. De houten huizen en de Deense straatnamen. Dat we echter in het Caribisch gebied waren merkten we aan de keiharde reggeamuziek die overal klonk. Helaas waren bijna alle winkels in Frederiksted dicht. We zouden later nog wel terug komen. We namen een publico naar de andere kant van het eiland, naar Christiensted. Daar was ook alles gesloten. 
Gelukkig was het fort nog open en daar kwamen we in gesprek met een ranger. Wij beklaagden ons bij hem over het feit, dat alle overnachtingsplaatsen zo duur waren. Hij wist gelukkig nog een goedkopere mogelijkheid. Een padvinders kamp op de zuidkant van het eiland. Na een paar telefoontjes had hij de beheerder daarvan te pakken en kreeg het voor elkaar dat wij op het kamp mochten komen. Ik had de ranger verteld, dat ik 11 jaar "boy-scout" was geweest en Hanny ook 4 jaar op de "girl-gides" had gezeten. 
Daarnaast wilde ik wel een verhaal schrijven over de padvinderij op de American Virgin Islands. 
Wij maakten de afspraak dat we de volgende dag zouden komen. Verder reserveerden we, op aanraden van de ranger, een kampeerplaats in het Nationale Park op het eiland van St John, een van de "American Virgin Islands". We reserveerden voor twee weken. Of we die tijd op St Thomas door zouden brengen wisten we nog niet. De rest van de dag gebruikten we om het fort van Christiensted te bekijken en naar Cane Beach te liften. We wandelden wat rond en via de Mahogany road, een laan met mahonie bomen, kwamen we weer terug bij ons hotel. 
Die avond was er een feest in ons hotel. Knalharde reggeamuziek en wij waren de enige twee blanken. Stil in een hoekje bekeken we de feestvierende negers. Dat was puur ritme, dat was soul. De volgende dag uitgeslapen en op pad naar het padvinderskamp. We waren hartelijk welkom, maar de donatie was wel 10 dollar per nacht! De dagen op St. Croix brachten we door met een bezoek aan de botanische tuin, met de daarbij gelegen ruïne van suikerrietplantagegebouwen. We bezochten het destilleerders museum, het Whim museum, en we zagen daar een echte Hollandse windmolen staan. Deze had gediend om het suikerriet te malen zodat het sap, de melasse genaamd, eruit kwam. Deze melasse werd in grote destilleerkolommen tot alcohol gestookt. 
We slenterden door Frederiksted en Christiensted en bezochten de rum destilleerderij van de Cruzian Rum. Hier ontmoetten we twee Engelse mariniers. Zij waren net de haven van Frederiksted binnen gevaren en waren nu een paar dagen vrij. 
We praatten wat en het werd steeds gezelliger. "Schuld" daar aan was wel de bijzonder goed geprepareerde "pina collada." De juffrouw achter de bar bleek een meesteres in het "shaken" te zijn. We lieten ons de -gratis- cocktails goed smaken en de "shakester" kreeg steeds meer lol in het bedienen. Maar aan alles komt een eind. De mariniers moesten terug naar hun schip en wij wilden weer naar onze tent. Hanny en ik werden door de twee mariniers uitgenodigd om de volgende dag op het schip te komen. 
We spraken een tijd af. In opper beste stemming keerden Hanny en ik terug op het "boy scouts camp." Die avond gingen we maar vroeg naar bed. Wij hadden vanwege de hitte geen binnentent opgezet, maar alleen de klamboe gespannen. 
Midden in de nacht werd ik wakker doordat ik iets voelde in mijn gezicht. Half slaap- of rum dronken knipte ik de zaklantaarn aan om te kijken wat dat was. Plotseling lag ik oog in oog met een vuist grote kreeft, met scharen van wel 10 centimeter. Ik schrok mij dood. Dit dier had juist een slaapplek uitgekozen net boven mijn gezicht. Met een ferme tik sloeg ik hem van de klamboe. We besloten alsnog de binnentent op te zetten. Dat was wel wat warmer, maar we waren er tenminste van verzekerd, geen ongewenste gasten op bezoek te krijgen. Later hoorden we, dat het gebied van het padvindersterrein bekend stond om zijn grote kreeften. Ze zijn een delicatesse. 
Had ik dat geweten, dan had ik onze nachtelijke bezoeker gestraft met een langzame kookdood, om daarna de inwendige mens te versterken. Wanneer iemand of iets ons wakker maakt zonder aanwijsbare reden, dan staat daar deze straf op. 
De volgende dag waren we op de afgesproken tijd bij het marineschip en Martin en Jeff stonden ons al op te wachten. We hadden een uitstekende middag. Het bleek het oudste schip van de Engelse marine te zijn en het had nog meegevochten in de Falkland oorlog. Ook Martin en Jeff waren daar "van de partij" geweest. Een zeeslag voeren met een oude schuit, dat was geen pretje. Te lichte wapens, geen luchtafweer geschut en een oude, trage motor. Gelukkig was het schip degelijk gebouwd en veel minder kwetsbaar en gevaarlijk dan de andere schepen van de Engelse marine. Daarom waren zij er met een paar lichte treffers afgekomen. Als afscheidscadeau kregen we een paar echte "Navy" petroleum aanstekers. Deze gingen met de andere souvenirs, per zeepost naar Nederland. Wanneer je met de rugzak reist telt elke gram. Geen souvenirs meeslepen, maar direct naar huis sturen. Dat weekeinde hadden we het geluk een "special" te kunnen kopen naar St. Thomas. Daarvandaan zouden we dan de boot moeten nemen naar St. John. 
Al met al waren we dan 20 dollar goedkoper uit. De tijd die we nog over hadden verbrachten we op de camping. 
Ik schreef wat verhalen en we bekeken onze uitrusting.

Een mes kon weg, ik gebruikte mijn dolk wel. Een handdoek kon weg, een stuk laken kon uitstekend als handdoek gebruikt worden en was nog sneller droog ook. Een bord kon weg. Het dekseltje van de pan kon als bord dienen. We besloten geen kruiden meer te kopen. Zout en peper waren voldoende. We kochten geen suiker. De zoetjes waren een uitstekende vervanger. Opgelost in water konden zij ook dienen als suiker voor beslag. Het driepoot statiefje werd naar Nederland gestuurd, weer 300 gram minder. Het zeepdoosje werd vervangen door een plastic zakje. De klamboe werd uit elkaar gehaald en er werd een stuk van dit muskietengaas voor de ingang van de binnentent genaaid. Weer een paar gram minder. 


Onderwater wandel paden

De dag dat we naar St. John zouden vliegen, waren Hanny en ik vroeg op. Het was ruim 7 kilometer lopen, naar de dichtstbijzijnde opstapplaats voor een publico, die ons naar de vlieghaven zou kunnen brengen. We besloten de laatste nacht maar niet te betalen. We hadden de "boy-scouts" van St. Croix genoeg gesponsord. 
De padvinderseer heeft ook zijn grenzen. De eerste auto waar we de duim voor op staken stopte en de -blanke- man bracht ons naar de vlieghaven. "Hij had toch niets beters te doen en voor "friends from Europe" had hij dat wel over." Weer waren Hanny en ik uren te vroeg op een vlieghaven. We vroegen aan de balie van de maatschappij of wij de vlucht niet eerder konden maken. Dat was geen enkel probleem. 
We werden overgeboekt en drie uur eerder dan gepland landden we op St. Thomas. Onze beschermheilige St. Michelin, had ons weer geholpen. Met een lift, een publico en een boottocht van een half uur kwamen we op St. John aan. Daar namen we een taxi naar de camping in het National Park. In korte tijd hadden we de tent opgezet en kon de ontdekkingstocht over St. John beginnen. 
Hanny en ik ontdekten toen, waarom het National Geographic St. John tot een van de mooiste plekken ter aarde heeft uitgeroepen. Het gehele eiland is bijna tot Nationaal park verklaard. Het bestaat hoofdzakelijk uit regenwoud, dat op de heuvels groeit. De stranden worden vaak gebruikt voor reclamefilms en zijn zoals ze op de folder staan. 
Honderd jaar geleden was het eiland nog bedekt met suikerrietplantages, maar daar is op een enkel stuk na niets meer van te zien. De nederzetting waar de planter met zijn gezin woonde en de vele slaven die hij had, is veranderd in een ruïne en dank zij restauratie heeft men nog iets weten te behouden. 
Er zijn ook enkele plekken die in particuliere handen zijn. Een daarvan is van een rijke oliemagnaat uit Amerika. Hij heeft er een huis neergezet wat een slordige 5 miljoen(!) dollar heeft gekost. Ook meneer Nixon heeft op St. John een aardig optrekje van een paar miljoen staan. En dan te bedenken dat deze mensen er maar een paar weken per jaar verblijven. 
Het Trunk Bay hotel is het duurste hotel van het eiland. De goedkoopste kamer kost 350 dollar. Het gehele jaar is het hotel volgeboekt! Vooral veel mensen op hun eerste of tweede of zoveelste huwelijksreis komen naar de Maagden Eilanden. 
De combinatie van naam en reden is leuk gevonden. We maakten een rondrit mee over het eiland, die georganiseerd was door een ranger van het Nationaal park. Uit verhalen van haar leerden we veel over het eiland. Haar opa en oma waren nog slaven geweest. 
Hanny en ik gingen in Nationale parken altijd mee op een "ranger talk walk", een wandeling door een bepaald gebied van het park onder leiding. 
Op St. John konden we mee met een "ranger talk dive." We huurden zwemvliezen en snorkels en gingen met een ranger in zee. Al snorkelend, watertrappelend en zwemmend leidde zij ons van de ene onderwater bezienswaardigheid, naar de andere. 
Tijdens korte watertrappel sessies legde zij uit wat we hadden gezien en wat we nog gingen zien. We liftten naar "Trunk Bay" omdat het strand van deze baai, volgens National Geographic, het mooiste van de wereld moet zijn. Wij vonden van niet, maar smaken verschillen. In de Trunk Bay is een onderwater "trail" uitgezet. 
Via bordjes die op de bodem waren geplaatst kreeg je uitleg wat er in de buurt te zien was. 
De nummering en de pijlen op de bordjes gaven de route aan die je moest zwemmen. Alles was goed te doen met zwemvliezen en snorkel. Met flessen duiken zou ideaal zijn. 
Deze worden echter niet verhuurd aan mensen die geen duikcertificaat hebben. 
Een duikcertificaat halen zou ons ruim 300 dollar gaan kosten. 's Avonds brachten we onze tijd door bij filmvoorstellingen over de flora en fauna van het Virgin Island gebied of spraken met andere kampeerders. Zo kwamen we in contact met een jong Amerikaans duo dat meedeed aan een windsurfmarathon van 100 mijl. Ik mocht hun oefenplank lenen. 
Daar maakten we dankbaar gebruik van en na enige uren van in het water vallen en weer opstaan gelukte het ons aardig om met de surfplank vooruit te komen. 
We wandelden door de plaats Cruz Bay en kwamen tot de ontdekking dat de prijzen van de etenswaren even hoog waren als die in de kampwinkel. We kwamen ook in contact met een jonge Amerikaan die op de camping werkte. De huurprijzen van kamers op St. John en St. Thomas waren zo hoog, dat hij besloten had een zeilboot te kopen en daar in te gaan wonen. 
Hij had de boot van een Duitser gekocht en wilde er dolgraag mee zeilen. Hij kon echter de handleiding niet lezen, omdat deze in het Duits was. Toen hij ontdekte dat wij uit Nederland kwamen vroeg hij of wij misschien de handleiding konden vertalen. Dat vonden wij geen probleem, maar wij zagen het meer zitten om hem in de praktijk alles uit te leggen. 
Ik had lang geleden eens met een éénmaster gezeild en ik vond dat ik het zeilen met zo'n "11 voeter" nog wel kon. Daarbij was er in het Caribisch gebied altijd oosten wind. 
Mocht het helemaal niet meer gaan, dan bracht de dieselmotor uitkomst.

 
       
lekker op/in de boot  

 

We maakten een afspraak en dat resulteerde in een heerlijke zeildag rond St. John, Tortolla, Jos van Dyke en andere eilanden in de buurt. 
We besloten niet naar de "British Virgin Islands" te gaan. Een tijdelijke verblijfsvergunning voor ons en de boot zou 35 dollar kosten. Voor een paar uur was dat te veel.

Snert met gebak

De week op St. John vloog voorbij. Ondanks het feit dat we "opgevreten" werden door de zandvlooien en muskieten en hosten. Alles is duur op de Virgin Islands. 
Hanny en ik hadden de pest in. In de afgelopen maand hadden we vier keer zoveel uitgegeven als normaal. Wanneer dit zo door ging, zouden we het financieel niet al te lang meer "uit kunnen zingen." We brachten onze bagage naar een Hospitality Lounge en kwamen daar in gesprek met een Amerikaanse vrouw die zich voorstelde als "D.D." Ook zij deed alle moeite om voor ons een goedkoop onderkomen te vinden. 
Uiteindelijk kwam zij op een camping. Daar zouden we voor 10'% dollar per nacht een tent kunnen huren. Wanneer wij onze eigen tent zouden opzetten moesten we ook tien dollar betalen. Daarbij kwam dan nog de taxi van 9 dollar per rit. Kortom te duur. 
Ook D.D. was geschrokken van de hoge prijzen. Normaal komen er alleen dollarzwaaiende toeristen uit Amerika en Europa naar het bureau. 
Deze mensen hoeven niet op een dollar meer of minder te kijken, want zij zijn met vakantie. 
Er ontwikkelde zich een interessant gesprek tussen ons. Vol verwondering hoorde zij de verhalen over de wereldreis aan. Uiteindelijk vroeg zij of wij om een uur of drie weer konden komen. Zij zou intussen zien wat ze voor ons kon doen.
We liepen wat door het stadje en om drie uur waren we weer bij D.D. 
Zij had met haar man gesproken en wij konden wel bij hun thuis logeren. Dat kostte niets en goedkoper kon zij het niet voor elkaar krijgen. Wij vonden het uitstekend en gingen dankbaar op het aanbod in. Nu bleek ons waarom zij niet direct dit aanbod had gedaan. 
Zij hadden geen logeerbed. Toen D.D. echter onze verhalen had gehoord, was zij tot de conclusie gekomen dat wij overal konden slapen. Toch moest zij het wel eerst met haar man overleggen, want gasten op de grond laten slapen, dat deed men niet. We werden opgepikt door haar man die zich voorstelde als John. Na een korte rit kwamen we bij hun huis aan. 
Wat we toen zagen overtrof onze verwachtingen. Het bleek dat John en D.D. op een van de duurste plekken van St. Thomas woonden. 
Een mooi uitzicht op de Trunk Bay en in de verte zagen we St. John liggen. Toen we het huis bezichtigden vielen Hanny en ik van de ene verbazing in de andere. Gelijk een sprookje, zo mooi. 
John was ex-marine officier en had geluk gehad in de handel met onroerend goed. Eenvoudige, lieve mensen die het door hard werken gemaakt hadden. Alles super de luxe met een zwembad. Koken deed D.D. niet meer. Ze had daar altijd een enorme hekel aan gehad en nu ze geld hadden hoefde dat ook niet meer. Voor de "snelle trek" was er een diepvrieskist vol eten en een grote magnetronoven. Verder gingen ze altijd uit eten. 
D.D. had echter een gerecht wat ze wel moest koken, omdat ze dat nergens kon kopen. 
Dit was het lievelingsgerecht van John en dat stond juist op het menu die avond. 
Daar baalde John wel een klein beetje van, want nu moest hij het met ons delen. 
Een grote pan werd op tafel gezet en wat bleek er in te zitten? Snert!!! John en D.D. 
begrepen niets van ons enthousiasme. Zij hadden verwacht dat wij een beetje teleurgesteld waren. Zo'n mooi huis en dan geen logeerbed en geen uitgebreid eten, maar alleen een grote pan met 'home made soup." Hanny en ik vonden het uitstekend en John en D.D. 
vertrouwden het niet helemaal. Zij dachten dat wij hen "in de maling namen". 
Vol enthousiasme vertelde ik hoe wij dat in Nederland maakten en dat snert onze nationale winterkost was. Heel langzaam begrepen zij, dat ze ons een plezier deden met deze maaltijd en we merkten, dat John en D.D. steeds meer plezier in ons kregen. 
Bij de snert kregen we slagroom gebak. Roggebrood kennen ze blijkbaar niet op St. Thomas

"Bartalk" bij de Jachtclub

Om een uur of 9 trokken John en D.D. zich terug en wij konden in de "library" T.V. blijven kijken. De volgende dag stonden we vroeg op om zo met John naar Charlotte te rijden. 
Hij bood ons wel aan om een auto van hen te gebruiken, maar dat aanbod namen wij niet aan. Ik hou er niet van om in andermans auto te rijden en daarbij kwam ook nog dat het verkeer op St. Thomas links is en overeenkomt met de "broeders" uit Afrika: De "kamikaze piloten" op de weg. 
We namen een lift naar de westpoint en liepen daar een beetje rond. Na lang wachten kregen we een lift naar de noordkant van het eiland. Hier moesten mooie stranden zijn volgens de folder. Helaas waren Hanny en ik niet de enigen die de folder lazen. 
De stranden waren overvol met Amerikanen. Dat viel tegen. Nadat wij onze boterhammen gegeten hadden besloten we terug te liften van Mayens Beach naar Charlotte. Daar bezochten we het museum in het oude slot en namen de bus terug naar het huis van John en D.D. Zo snel we konden doken we in het zwembad. 
Het klimaat op de Virgin Islands is in de zomer ongezond. Heet en vochtig. 
Om een uur of zeven keerden John en D.D. terug. Zij vertelden ons, dat er die avond de wekelijkse "meeting" was van de jachtclub. Of wij zin hadden om mee te gaan. Daarna zouden zij ons meenemen naar een exclusief "grill" restaurant. Dat zagen Hanny en ik wel zitten. We trokken onze netste kleren aan, haalden een kam door het haar, maar op aanraden van John lieten we het daar bij. We waren wereldreizigers en zo moesten we er ook uit zien. 
Bij de jachtclub aangekomen bleek onze aanwezigheid bij John en D.D. al bekend te zijn. 
We moesten weer vertellen van onze belevenissen en avonturen. We vonden het allemaal prima. We konden zo tenminste iets terug doen voor de gastvrijheid van John en D.D. Hanny en ik waren de komende weken de "bar talk" van de jachtclub. We hoorden nu ook, dat de volgende dag een boot naar Puerto Rico zou vertrekken. 
Dit was de legendarische Jenni I. Dit schip stond ook in ons handboek beschreven. 
Een charterboot uit Farjardo die op een dag heen en weer vaart tussen Puerto Rico en St. 
John. De Puertoricanen kopen op St. John ladingen drank en andere luxe artikelen. 
Door het interessante belasting klimaat op St. John zijn deze zaken goedkoper dan op Puerto Rico. Er werd ons verteld dat er soms passagiers mee konden. 
Dit zou veel goedkoper zijn dan vliegen. Hanny en ik besloten met de Jenni I terug naar Puerto Rico te gaan en dat eiland verder te verkennen. Daarbij wilden we het avontuur van de Jenni I wel eens meemaken. 

 

Jenni, Samba en een vrachtwagen vol rum

Het etentje bij de "exclusieve grill room" viel ons tegen. Het eten was te weinig en helemaal niet exclusief volgens ons. De prijs was wel exclusief. 30 dollar per couvert!!!!! Zou dat de reden zijn dat het eten Hanny en mij niet smaakte? John en D.D. vonden het geen punt, wie het breed heeft, laat het breed hangen. 
Zij vonden het wel jammer dat wij de volgende dag al vertrokken, maar de Jenni I gaat slechts een keer per week en dat is ook nog niet zeker. We namen hartelijk afscheid van John en D.D. We informeerden bij de haven of de Jenni vandaag zou aankomen. 
Niemand kon het echter bevestigen. We moesten maar gewoon wachten. 
Om een uur of twee vertelde men ons, dat de boot in aantocht was. Opgelucht haalden we adem. Nu maar hopen dat we mee konden. 
Dat zou dan 30 dollar schelen op de overtocht naar Puerto Rico. De Jenni was nog maar net afgemeerd of drommen opgetogen Puertoricanen stroomden van de boot af. 
Allemaal in opperbeste stemming en ze werden al opgewacht door mensen die hen wel naar winkels zouden brengen. Toen de meesten weg waren gingen Hanny en ik naar de kapitein om te vragen of wij mee konden. Dat was geen enkel probleem. 
Hij stopte de 10 dollar in zijn zak. Het kaartje zou later wel komen. 
Om een uur of vijf kwamen de meeste Puertoricanen weer terug. Van de 130 mensen waren er misschien 10 nuchter, de rest had hem "aardig geraakt." Even later kwam een kleine vrachtwagen bij de Jenni staan. Deze wagen zat tot de nok vol met dozen drank. 
Per persoon mag je 6 flessen sterke drank invoeren in Puerto Rico. Dat betekende een lading van ruim 700 flessen. Daarnaast nog de ontelbare sloffen sigaretten, radio's en t.v.'s. 
Nu begrepen Hanny en ik waarom de Jenni I een apart verhaal was geworden op St. Thomas. Het laden duurde ruim een half uur, daarna kon de Jenni vertrekken. 
De "steel-band" begon te spelen en het werd bijzonder gezellig. 
Door het hossen en de langzame deining van de zee, werd het mij weer steeds groener voor de ogen. Gelukkig kon ik nog van de zonsondergang genieten, maar daarna ben ik in een hoekje gaan zitten en de minuten gaan tellen. Zou er nu niets tegen zeeziekte zijn?
Hanny vermaakte zich weer kostelijk met al die halfzatte, feestvierende Puertoricanen.
Tamelijk laat kwamen we in Fajardo aan. De douanecontrole duurde vrij lang, maar om een uur of tien stonden we buiten. We vroegen de weg naar het ons bekende "Expresso Guest House" in Playa Fajardo en dat resulteerde in een lift tot de voordeur. 
De eigenaresse stond op het punt naar bed te gaan, maar omdat zij ons nog kon herinneren kregen wij de sleutel van de kamer. De volgende ochtend zouden we wel af rekenen. 

Overnachting in een "hoerenkast"

De volgende dag liepen we naar Fajardo, om daar vandaan te gaan liften. Na lang wachten kregen we een lift van een dame in een enorme Buick-stationcar. Zij vertelde, dat het gevaarlijk was om op Puerto Rico te liften. Maar het was zondag dus de publico's reden niet. Wat moesten we dan?
De volgende lift liet lang op zich wachten. We konden meerijden met Tom, een Amerikaanse marinier, gelegerd op de Navybasis aan de oostkant van Puerto Rico. 
Hij bracht ons naar het huis van zijn vriend Steve. Daar zouden we die nacht wel kunnen blijven. Vijf en zestig kilometer in 7 uur! Liften op zondag op Puerto Rico ging niet zo geweldig. Bij Steve waren we hartelijk welkom. Al snel bleek dat hij anders was dan de meeste jonge Amerikanen die wij tot nu toe hadden ontmoet. Voor een marinier was hij goed te "pruimen". Hij was dan ook broeder in het hospitaal op de Navy-basis. 
We mochten zo lang blijven als we wilden. De volgende dag had hij vrij genomen om ons beter te leren kennen. We bezochten enkele bekenden en pratten over allerhande interessante zaken. 
In de dagen die we bij Steve bleven, maakten we ritten door de omgeving. We bezochten de regenwouden op de El Yunque en liepen naar de watervallen. 
We bezochten het hospitaal waar Steve werkte en hij liet ons de basis zien. We luierden, sliepen uit en keken veel t.v. 
Na vier dagen wilden Hanny en ik verder. We spraken met Steve en Tom af hen het weekeind in Ponce te ontmoeten. Dan zouden we samen een weekeind in de regenwouden van de Torro Negro kamperend doorbrengen. We namen afscheid en gingen op pad.
Al snel kregen we een lift naar Humacao, waar we publico's namen totdat we via Yabucoa, Mannabo en Patillas in Guayama aan kwamen. 
Rechtstreeks naar deze stad komen ging niet. 
In elke plaats moet je weer een andere publico nemen. Deze moet eerst vol zijn, voordat hij vertrekt. Je kan natuurlijk twee stoelen kopen, maar dat is vrij prijzig. 
Het reizen met de publico's kan veel tijd kosten. In Guayama wilden we overnachten, maar alle hotels zaten vol doordat er de jaarlijkse fiesta gehouden werd. We moesten verder. Vlak voor Salinas zou een betaalbaar motel zijn. 
Wij namen de publico en lieten ons voor dit motel uitzetten. Nu bleek dat het motel van eigenaar gewisseld was en de prijs was drie maal zo hoog geworden. De doelstelling van het hotel werd ons duidelijk toen we bemerkten dat je de kamers per uur moest betalen! 
Dit was een van de weinige keren dat de informatie uit het "South American Handbook" niet klopte. Na lang wachten kregen we een publico naar Santa Isabel. Hier vonden we geen hotel, dus moesten we door naar Ponce. 
Het was inmiddels al zo laat geworden, dat er geen publico's meer reden. We waren gelukkig niet de enigen die nog naar Ponce moesten. Met nog twee anderen overlegden we wat we moesten doen. Er kwam een taxi langsrijden. We zagen aan het kenteken, dat hij uit Ponce kwam. Hij had net iemand afgeleverd en zou leeg naar Ponce moeten rijden. Voor de prijs van de publico wilden hij ons wel meenemen. 
Daar hadden wij natuurlijk geen bezwaar tegen. Net voor dat het donker was kwamen we in Ponce. Uit het handboek haalden we het adres van het goedkoopste hotel. Dat bleek Belgique te heten. Een goor, smerig en onguur hotel, wat vroeger misschien wel mooi geweest zou zijn, maar nu vervallen was. We sliepen in onze slaapzakken, want de lakens die we vonden vertrouwden we niet helemaal. 
De deur sloten we met een van de kettingen en een hangslot die we altijd bij ons hadden. De rugzakken bonden we met de andere ketting en hangslot aan het bed vast. Een knappe jongen die onze bezittingen nu nog mee kon nemen. 
Waardevolle papieren had ik altijd in een tasje "op mijn lijf". De travellerscheques en wat "cash" geld hadden we verdeeld en weggestopt in zakjes die Hanny aan de binnenkant van de broeken had genaaid. Daar zaten ook fotokopieën in van al onze belangrijke papieren. Hanny droeg een setje van mij en ik een setje van haar. 
Voor het "snelle" betaalwerk hadden we wat kontanten in onze portemonnee. Kochten we echter iets wat boven onze "quick pay rate" uit ging, dan moest ik mij eerst deels uitkleden om bij het geld te komen. We aten snel een hamburger om daarna weer terug te keren naar ons "hotel" annex pakhuis, bordeel. 
We voelden ons er echt niet thuis en gingen daarom maar vroeg slapen. Om een uur of tien werden we echter wakker door een enorm kabaal. De nachtclub was opengegaan. Meer slapend dan wakker vertrokken we vroeg uit het hotel. 
We nuttigden het ontbijt op een plein. We bestudeerden ons handboek nog eens en kwamen zo achter het adres van een studentenkamer bemiddelingsbureau. Hier kregen we enkele adressen van Hospedajes. Na enkele bezichtigd te hebben besloten we in een ervan te blijven. Het was een gezellig huis, schoon en veilig en dat voor 10 dollar per nacht.
Die slag was gewonnen en nu konden we de stad en zijn omgeving verkennen. De volgende dag informeerden we naar de camping op de Torro Negro. Het was noodzakelijk dat je van te voren de plaats besprak en dat kon alleen in San Juan. We zouden wel zien. Met veel moeite vonden we een publico naar Tibes. Hier lagen de overblijfselen van een ceremonieplaats van Indianen die ongeveer 300 na Christus op Puerto Rico hadden geleefd. 
Ponce was wel een leuke stad, maar had ons verder niet veel te bieden. Die vrijdagavond hadden we om zes uur met Steve en Tom afgesproken op een plein in het centrum. Om een uur of negen kwamen zij eindelijk aan. Steve had pech met zijn auto gehad. We reden direct naar "ons" hospedaje en zij namen ook een kamer voor een nacht. De volgende dag vroeg op pad naar de Torro Negro. 
Het was een prachtige rit door de regenwouden van het natuurgebied. Het kantoor van de parkrangers was gesloten en het hek naar de camping ook. We besloten eerst te gaan eten. Op een parkeerplaats haalden we de b.b.q. voor de dag en nauwelijks hadden we de hamburgers op de grill liggen of de regen kwam met bakken naar beneden. Gelukkig hadden Hanny en ik een paraplu bij ons, dus konden we de hamburgers droog houden.
Nadat we gegeten hadden keken we weer of we nu de camping op konden. Alles bleek nog steeds gesloten te zijn. De regen hield maar niet op en we besloten naar de kust te rijden. Steve wist een andere kampeergelegenheid. 
Daar aangekomen bleek het een of ander "ressort" te zijn en we kregen geen toestemming om onze tenten op te zetten. We reden verder langs de kust richting het huis van Steve. Onderweg zagen we nog een uitstekende plaats om te kamperen, maar toen we uitstapten om de plaats te verkennen, bleek er in de buurt een riool op zee uit te komen. We zouden daar letterlijk "de tent uit stinken". 
Dus reden we maar in een ruk door naar Steve's huis. Gas op de plank en karren maar. Om 9 uur zaten we op de veranda hot dogs te roosteren. Tot diep in de nacht dronken we op het succes van ons geslaagde "kampeerweekeind". De volgende dag trommelde Steve een paar kennissen op om een "beach party" te houden op het strand van de marinebasis. 
We reden nog even langs de "base shop" om nieuwe voedselvoorraad in te slaan en met z'n zevenen gingen we naar het strand. We grilden steaks en hamburgers, dronken bier en "having fun". Later op de avond gingen we naar het huis van Mel. 
Hij is radiolaborant in het hospitaal en een van de weinige mariniers die op het in bezit hebben van "dope" betrapt is en niet uit het leger werd ontslagen. Hij was Vietnam veteraan en had uit die tijd een "tik" overgehouden. Zijn Vietnamtijd kon hij dubbel rekenen en daarom stond hij op het punt om met "VUT" te gaan. Twee en veertig jaar en een vorstelijk pensioen, dat is ook mijn ideaal. Om dat te bereiken met 8 jaar verschrikkingen te doorstaan van een oorlog zoals die in Vietnam gevochten is, nee, dat maar niet. 
Hij bleek echter wel een uitstekend radiolaborant te zijn. Hoeveel drank hij ook achter zijn knopen had of hoe "stoned" hij ook was, hij kon zijn werk doen!? We keken die avond naar twee videodisks. De SF-film "Close encounter" en "For your eyes only" van James Bond. Laat die avond keerden we terug naar het huis van Steve.

We gaan naar huis!

 

De volgende dag hielden Hanny en ik rust. Steve moest werken, dus hadden wij het rijk alleen. We lagen op het terras in de zon en onder het genot van pina collada's lieten we de afgelopen jaren de revue passeren. Ruim drie jaar waren we nu onderweg. We hadden veel gezien, beleefd en geleerd. Toch merkten we dat er een verzadigingspunt was bereikt. Weer een Indianenmarkt, weer politieke onlusten, weer moeilijkheden met een verblijfsvergunning. Het globetrotten met de rugzak beviel ons bovendien niet. Ondanks het feit, dat het totale gewicht slechts 23 kilo was, leek het wel of bij elke stap de rugzakken zwaarder werden. We "verdeden" meer dan de helft van onze reistijd met wachten op vliegtuigen, bussen of boten. Dat hadden we er niet voor over. Het rugzakreizen kostte ons ook meer geld dan we hadden verwacht. De vliegprijzen namen elke keer een grote hap uit ons budget. De bodem van onze reiskas kwam al in zicht. Was het allemaal nog wel de moeite waard. Had het globetrotten ons nog wel wat te bieden. Latijns-Amerika lag nu voor ons. Uit de media vernamen we, dat er in dat gebied politieke instabiliteit was. Daar een staatsgreep, daar een burger oorlog en in een ander land weer een actieve ondergrondse verzetsbeweging. Inflaties van over de 200 procent. Hanny en ik hadden er geen zin meer in. Via de Wereldomroep en uit brieven van kennissen en vrienden, leerden we dat het in Nederland ook niet al te best meer ging. Ruim 800.000 werklozen. Zouden wij nog wel "aan de bak" komen? Moesten we het geld dat we nog over hadden gebruiken om door te gaan, of zouden we het beter kunnen bewaren om de start in Nederland gemakkelijker te maken. De "oh's en ah's" van het globetrotten was er af. We gingen naar huis!!

Een slecht goed begin

De kogel was door de kerk. We hadden de beslissing genomen. Nu we er vrij met elkaar over konden praten, bleek dat er bij ons, sinds de verkoop van Tiemen in Miami al een soort "reismoeheid" was ontstaan. Hanny en ik wilden er toen niet over spreken, omdat we van elkaar dachten dat we door wilden gaan. We wilden er geen van beiden over beginnen, omdat we het er zelf ook nog niet over eens waren. Nu het "hoge woord" er uit was, leek er een grote last van ons af te vallen. We gingen voorbereidingen treffen voor de terugreis. Nu we toch "in de buurt" waren wilden we nog het Caribische gebied "afmaken." We bestudeerden ons handboek, maar kwamen er niet uit. We moesten eerst langs enkele reisburo's in San Juan om te informeren naar de prijzen. We schreven brieven naar huis met de mededeling dat we er aan kwamen. Toen Steve thuis kwam, vertelden we hem over onze beslissing. Hij gaf ons groot gelijk, maar vond het jammer, dat we al zo snel wilden vertrekken. De volgende dag namen we afscheid van hem en dank zij een drietal publico's kwamen wij terug in de wijk Rio Pedras, bij San Juan. We boekten een kam er in het ons bekende hotel en gingen reisburo's af om naar prijzen en mogelijkheden te informeren. Na lang wikken en wegen, kwamen we uit op een 2 weekse rondvlucht van Puerto Rico via Curaçao, Aruba terug naar Puerto Rico. We moesten echter nog een week wachten, voordat we konden vertrekken. 
Die avond vierden we onze beslissing in een uitstekend Taco Restaurant in de oude stad van San Juan. "Nederland, we kwamen er aan!!" 
De volgende dag gingen we "verkassen." De universiteit was gesloten wegens de zomervakantie en vele studenten hospedajes in de wijk Rio Pedras stonden leeg. 
Na hier en daar geïnformeerd te hebben vonden we een hospedaje, waar we voor 10 dollar per nacht een kamer konden huren. Een vrij grote kamer, met balkon, een keukentje en douche. Alles net weer in de verf gezet in afwachting van de nieuwe studenten. We boekten deze kamer voor een week. In die week namen we het er van. 
Luieren op het strand bij Holiday Inn, zwerven in de oude stad van San Juan en we brachten een bezoek aan de rumdestilleerderij van Bacardi. In de late namiddag van 26 juli vertrokken we naar Curaçao. Het vliegtuig had een paar uur vertraging, dus ons avondmaal was er bij in geschoten. We vroegen aan de stewardess of wij een dubbele portie "plastic plane food" mochten hebben. Tot onze verbazing was dat geen enkel bezwaar. Er waren blijkbaar mensen die het nog wel een uur "uit konden zingen" en een goed maal op Curaçao verkozen boven het "magnetron" eten in een vliegtuig. De smaakpapillen van een globetrotter stompen af en honger maakt rauwe bonen zoet. Na een rustige vlucht kwamen we vrij laat in Curaçao aan. Weer zwichtte ik voor de mooie ogen van een vrouwelijke douanebeambte. Hanny volgde mij, omdat er geen wachtenden voor ons stonden en wij direct aan de beurt waren. Was ik maar naar een van haar mannelijke collega's gelopen. 
We kregen van haar een verblijfsvergunning voor tien dagen! Verontwaardigd vroeg ik haar waarom we van haar maar 10 dagen op de Antillen mochten blijven. Onze ticket was toch 14 dagen geldig? Daarbij kwam ook nog dat Antillianen zo naar Nederland komen en direct gebruik maken van onze sociale voorzieningen en wij zouden maar 10 dagen op de Antillen kunnen blijven? Dat was klinkklare onzin. Deze ingebeelde "trut" vond het toen noodzakelijk ons "de broek van de kont" te vragen. Wat waren we op de Antillen van plan? Hoe lang wilden we blijven? We wilden zeker werken en hadden we wel genoeg geld bij ons? Ik vroeg haar, wat zij nu van ons wilde? Wij waren Nederlands staatsburger en de Antillen was een onderdeel van de Staat der Nederlanden en ze zouden pas ver in 1990 onafhankelijk worden. Dank zij Nederlandse ontwikkelingshulp en de Shell, konden ze het hoofd boven water houden. Hanny kon mij nog net afremmen, anders was de ruzie tussen deze "tante" en mij zo hoog opgelopen, dat wij de kans hadden helemaal niet meer toegelaten te worden. We zouden het met de vreemdelingenpolitie in Willemstad wel verder zien te regelen. Zo snel als het ging verlieten we het douane gebied. Als alle Antillianen zo waren, dan konden we onze lol wel op. I
k beloofde Hanny bij al mijn snorharen nooit meer naar een vrouwelijke douanebeambte te gaan. Al was ze nog zo mooi. 
We vroegen aan een andere douanier of er een bus naar Willemstad ging. Deze man werd bijna wit van schrik. Wij moesten vooral geen bus nemen. Dat was nu veel te gevaarlijk. Wij waren onbekend in Willemstad en nu het donker was, zou het niet veilig zijn om over straat te lopen, op zoek naar een hotel. We moesten een taxi nemen. 
Onze "zwarte broeder" had mooi praten, maar dat zou ons bijna 20 dollar gaan kosten. Hij zou die niet betalen. Akkoord, maar we moesten vooral doen wat hij zei. Willemstad was te gevaarlijk in het donker. Hij had zeker aandelen in het taxibedrijf. 
We liepen de aankomsthal uit en vroegen aan een toevallige voorbijganger waar de busstop was naar de stadswijk Otra Banda. Deze bleek 100 meter van de aankomsthal te zijn. We liepen naar de halte en vroegen een mevrouw, die ook op die bus stond te wachten, of wij in de bus ook met dollars konden betalen. Ik weet niet of zij helemaal begreep wat ik bedoelde, maar zij pakte haar portemonnee en gaf mij 2 Antilliaanse guldens. 
Dat zou wel genoeg zijn om de rit te betalen. Zij vertelde ons ook, dat zij helaas in een te klein huis woonde, anders mochten we wel bij haar in komen wonen zolang. Het speet haar oprecht. Hanny en ik waren verbouwereerd over zoveel gastvrijheid. Aan de manier waarop deze mevrouw gekleed was konden we merken, dat zij het niet ruim had. We wilden haar dan ook twee dollar geven als wisselgeld voor die 2 gulden. 
Daar wilde zij echter niets van weten. Ze vond het al erg genoeg dat zij ons geen onderdak kon geven. De vrouw straalde zoveel gastvrijheid uit, dat het hele voorval bij de douane vergeten was. Vooral toen bleek dat de bus gewoon in dollars betaald kon worden, waren we helemaal overdonderd. Zo werd een slecht begin weer goed gemaakt.

Nederland in de Caribic

Om een uur of tien die avond arriveerden we in Willemstad. Uit ons handboek haalden we enkele adressen van hotels en gingen op zoek naar de goedkoopste. We konden uit drie kiezen en uiteindelijk viel de keuze op het eerste hotel wat we bezochten. Dat kostte ons 25 dollar, maar we waren te moe om nog verder te zoeken. De volgende dag verkasten we naar een ander hotel, dat 18 dollar per nacht zou kosten. Dat zou die tien dagen een aardig kapitaal gaan kosten. Wat kon het ons eigenlijk nog schelen? We waren "op weg naar huis" en we zouden de lol niet laten bederven door teveel op de cent te letten. We gingen op verkenning in Willemstad. We voelden ons direct thuis. 
Hollandse DAF/VOLVO stadsbussen, ANWB wegwijzers, Hollandse richtingaanwijzers en straatnaam-borden. Er was weer volop shag, drop en hagelslag te koop en De Telegraaf was slechts een dag oud in plaats van twee weken. Huizen in de winkelwijk Punda deden ons denken aan de grachtenhuizen van Amsterdam. 
De lichte pastelkleuren kwamen vriendelijk over. Er was ooit een gouverneur geweest die van de witte kleur van de huizen zware hoofdpijn kreeg. Hij heeft toen een wet gemaakt, die het wit schilderen van huizen verbood. Lichte pastel-tinten waren het juiste alternatief. Die avond bestudeerde ik ons "South American Handbook" nog eens uitvoerig en kwam in de kleine lettertjes een naam van een pension tegen. 
Dat zou wegens de vervallen staat waarin het verkeerde vrij goedkoop zijn. De volgende dag gingen wij op onderzoek uit. Zo kwamen wij bij pension Bolivar, nabij het grote voetbal stadion in de wijk Otra Banda. We merkten duidelijk, dat Bolivar vroeger een gerenommeerd pension was geweest. 
Een dik maar versleten tapijt, twee grote spiegels en twee grote houten beelden in de hal, deden denken aan glorierijke tijden. De eigenaar van het pension vond het allemaal wel best. Hij had op de binnenplaats ongeveer 20 gebruikte auto's staan. De handel in occasions leverde hem veel geld op. Daarbij had hij op het terrein een schuur gebouwd, die hij omgetoverd had tot kroeg. Daar had hij een paar mooie dames in zitten en de kamers van Bolivar waren ook per uur te huur! De kamers waren niet zo geweldig, maar de prijs was dan ook 7 dollar per nacht. 
Daarbij stond hij persoonlijk voor onze veiligheid en die van onze spullen in. Hij toonde ons een grote revolver die hij tussen zijn broekriem gestoken had. Daadwerkelijk hadden we de dagen dat wij in Bolivar bleven alleen last van muskieten en vlooien. 


Gevangenis als hoerenkast


De dagen die wij op Curaçao waren, deden we het rustig aan. We gingen nog wel naar de vreemdelingen politie om onze verblijfsvergunning te verlengen. Daar kon men mij niet vertellen wat de douanier op de vlieghaven had gemankeerd. Het was normaal, dat Nederlanders een verblijfsvergunning voor drie maand kregen. Daarna werd deze altijd zonder problemen verlengd. In ieder geval hadden we weer een stempel in ons paspoort er bij. We bezochten het stadsmuseum en sliepen lang uit. We merkten dat de recessie op Curaçao hard had toegeslagen. 
De Venezolaanse geldeenheid, de Bolivar, was gedevalueerd. Het was voor de Venezolanen nu niet meer interessant om inkopen op de Antillen te doen. Voor de devaluatie kwamen er per dag honderden Venezolanen even "overwippen" om goedkope dingen te halen. 
De devaluatie van de Bolivar had veel middenstanders de kop gekost. Nog steeds waren er opheffings uitverkopen aan de gang. De Shellraffinaderij draaide volgens zeggen, met grote verliezen en moest werknemers ontslaan. 
Wij vonden het allemaal minder interessant. Wij hingen de toerist uit en keken T.V. Uit het handboek haalde ik de tip van het Campo Allegro en wij gingen daar op bezoek. Vroeger was Campo Allegro de staatsgevangenis van de Antillen. 
Enige jaren geleden is er een nieuwe gevangenis in gebruik genomen en de Antilliaanse regering zat met het Campo "in de maag." Een ander groot probleem was de overlast van hoeren en pooiers in het centrum van Willemstad. Te vaak werden met dollars zwaaiende toeristen uit de U.S. en Venezuela lastig gevallen door criminele figuren. De handel in verdovende middelen en alle randverschijnselen die daarbij komen, wekte steeds meer ergernis bij de overheid. Men had een plan. Met een grote actie, werden alle hoeren en pooiers opgepakt en in Campo Allegro gestopt. 
De pooiers werden, of het land uitgezet of in de nieuwe gevangenis gestopt. De hoeren konden kiezen. Of het land uit, of hun beroep uitoefenen onder staatstoezicht. Zo veranderde het Campo Allegro in een door de overheid gecontroleerd bordeel. De cellen werden "wip kamers" er kwam een dokter in staatsdienst en er stonden politieagenten bij de poort. Hanny en ik vonden dat zeer interessant en we wandelden dan ook zonder verder na te denken naar binnen. 
We wilden een Cola drinken in een van de kroegen in het Campo, om daarna onze zwerftocht over het eiland voort te zetten. We hadden nog geen drie passen in het Campo gezet of een schrille fluit deed ons stoppen. Een druk gebarende agent kwam op ons toe. Hij vroeg wat wij wilden. 
Ik vertelde, dat wij het Campo wilden bekijken. Even een Cola drinken en dan weer verder gaan. Dat kon beslist niet. Het Campo Allegro was alleen voor mannen toegankelijk. Er viel ook niets te bekijken, alleen maar te "neuken". Dat was duidelijke taal. We wensten de agent een prettige dag en wij maakten rechtsomkeer. We namen de bus naar "West Point" en liepen terug richting Willemstad. Op deze wandeling bezochten we enkele ruïnes van landhuizen. 
We zwommen in de Knipbaai en namen de late bus terug naar "huis." Die avond hadden we een interessant gesprek met een Groninger. Hij was al ruim 30 jaar gast in Bolivar en had het pension nog in zijn glorietijd meegemaakt. 
Deze man was in de oorlog "fout" geweest en daar was hij nog trots op ook. De oorlog had hem in ieder geval geen windeieren gelegd en hij had na de oorlog niet meer hoeven werken. Hij had de wijk genomen naar Latijns-Amerika en sleet zijn laatste dagen op Curaçao. We bezochten de likeurdestilleerderij van Willemstad en maakten een bustocht naar de Oostpunt. 
Een van die dagen was een van de "oerbewoners" van pension Bolivar jarig. Deze man had geen familie of vrienden meer. Wij waren "uitverkorenen" om met hem zijn verjaardag te vieren. Hij trakteerde op koekjes, koffie en snoepgoed. Daarnaast had hij voor Hanny een paar Libelles en Margrieten gekocht. Lang zal hij dus leven. 
Zondag gingen we naar het landhuis Savonet. In ons handboek lazen we dat er een maal per maand een kerkdienst voor Nederlanders gehouden werd. Wij mochten dat niet missen. Je wist nooit wat er van zou kunnen komen. Maar snel hadden we in de gaten, dat deze bijeenkomst werd gehouden, om de roddel weer bij te houden! Er werd gesproken over de nieuwe auto, over de nieuwe T.V. en over het zwembad in de tuin. 
De Antilliaanse bediendes waren geen knip voor de neus waard en de huisbewakers jatten als raven. Het kolonialisme is ook op de Antillen nog niet uitgestorven. Een groep muzikanten probeerde met Mexicaanse fiësta muziek er nog een beetje sfeer in te brengen, maar dat lukte niet. Met een rare smaak in de mond namen we de bus naar Willemstad. We "sloegen een dag over" op het strand van het Holiday Beach hotel annex casino. We namen met een "ik hoor hier thuis" -gezicht de gratis bus van het centrum naar dit hotel en met dat zelfde gezicht liepen we naar het strand. We zagen de man aan de deur nog even twijfelen. "Horen die hier nu wel of niet?" Ons gezicht overwon. We namen frisse duiken in het zwembad en gingen uitgebreid onder de warme douche. Die was beter dan de douche in Bolivar.

Rood water uit de kraan

We hadden het na tien dagen op Curaçao wel gezien. In de vroege ochtend van de 9e juli vertrokken we naar het vliegveld. We "vergaten" de laatste drie nachten maar te betalen. Dit zagen we als loon voor het schoonmaken van de kamer, douche en keuken. Het vliegtuig vertrok op tijd en binnen de 20 minuten zaten we op Aruba. We gingen eerst naar het toeristenbureau om naar betaalbare hotels of pensions te informeren. Die bleken er niet te zijn, maar op het strand voor de bar van de Nederlandse mariniers konden we kamperen. Dat werd vaker gedaan en het was veilig. Wij namen de bus naar dit strand en zagen dat er nog een tent stond. Na even gepraat te hebben met die kampeerder en met wat mariniers, besloten we daar onze tent op te zetten. 

 
   
ons onderkomen op het strand..  
   

Water konden we halen bij de mariniersbar. We hadden net ons eten op 't vuur staan, toen we bezoek kregen van een Nederlandse Belg. Hij was uit Latijns-Amerika gekomen en op weg naar Noord-Amerika. Hij was ruim een half jaar onderweg en met de rugzak begonnen. Inmiddels was hij zo vaak bestolen, dat al zijn bezittingen in een reistas pasten. De verhalen die hij ons vertelde bevestigden onze stelling om niet naar Latijns-Amerika te gaan. Natuurlijk had hij ook positieve dingen meegemaakt. 
Toch was het hem allemaal tegengevallen. Tot diep in de nacht praten wij door over onze ervaringen als globetrotters. Niets overdrijven en niets aandikken. De globetrotter beleeft genoeg om te vertellen zonder te hoeven fantaseren. Na twee dagen op het strand besloot Hanny dat zij toe was aan een nacht hotel. Wij pakten ons boeltje in en namen de bus naar Oranjestad. Na even zoeken vonden we een redelijk onderkomen en besloten daar een kamer te nemen. We deden wat kleren in de was en gingen op pad om het eiland te verkennen. Aruba is ongeveer zo groot als Texel, dus dat hadden we snel bekeken. De cactussen waren hetzelfde als die op Curaçao en het landschap was misschien nog troostelozer. We "deden" Aruba liftend. Dat ging bijzonder goed. 
Elke keer wanneer wij onze duim op staken, stopte de eerste auto die langs kwam. Steenvast kregen wij dan het verhaal te horen dat liften op Aruba "oh zo gevaarlijk" was. Daarom had de man of vrouw ons maar meegenomen! Uitstekend, we hopen dat het liften op Aruba "oh zo gevaarlijk" blijft. We bezochten de "Natural bridge" aan de noordkant van het eiland. Het beukende water van de oceaan heeft het zachte gesteente weggesleten en het harde is blijven staan. Dit is een overspanning geworden die veel op een brug lijkt. Wanneer je zo'n "natural bridge" nooit eerder hebt gezien is het een bijzonderheid. Wij hadden in Amerika tientallen van deze bruggen gezien, dus wij hadden meer interesse in de kroeg die er naast stond. We liepen terug, richting Oranjestad, tot we moe werden. Duim omhoog en "hup" weer een lift. Moe maar voldaan kwamen we in het hotel terug. Hanny was van plan uitgebreid onder de douche te gaan.
Ze draaide de kraan wijd open. Op een gegeven moment gaf ze een gil. De kleur van het water was veranderd in roestbruin. Het laken wat zij aan het uitspoelen was had ook die oranje-bruine kleur gekregen evenals de haren van Hanny. Wat we ook probeerden, we kregen de kleur er niet uit. Het gaf Hanny een heel ander uiterlijk. Toen zij eenmaal over de schrik heen was moesten we er enorm om lachen. De kleur zou er wel weer uit groeien. 
Van een van onze liftgeefsters kregen we de tip dat er die avond een feest zou zijn in een van de grote hotels. Hanny en ik hadden wel weer zin in een feest, dus met onze nette kleren aan namen we de bus naar het hotel. Na gevraagd te hebben bleek het feest door gebrek aan belangstelling niet door te gaan. 
Later hoorden we dat de slechter wordende service van het hotelpersoneel steeds meer rijke Amerikanen er van weerhoudt naar Aruba te komen. De volgende dag wilden we via een omweg naar St. Nicolas gaan. Dit is de tweede stad op Aruba en draait helemaal op de LAGO-raffinaderij. We wilden via de oostkust naar de stad, maar toen de man van wie wij een lift kregen hoorde dat we naar St. Nicolas wilden, stond hij er op ons naar de hoofdweg te brengen. We konden praten wat we wilden. 
Aan de oostkust was niets te zien en hij had het beste met ons voor. Hij woonde zijn hele leven al op Aruba en kende het eiland. Wij lieten het maar en dankten hem hartelijk voor de moeite. Wij moesten nu wel de 12 kilometer terug liften. Dat deed ons denken aan die padvinder die het oude omaatje de straat over hielp, terwijl ze helemaal niet oversteken wou. Na een flinke wandeling langs de oostkust, kwamen we dorstig in St. Nicolas aan. We zochten een plaats waar we een Colaatje konden drinken. De eerste kroeg die we binnengingen verkocht alleen bier en sterke drank. 
Ook de tweede had geen alcoholvrije dranken. De baas van de derde kroeg vertelde ons dat in heel St. Nicolas geen alcoholvrije drank te koop was. Na nul op het rekest gekregen te hebben bij de vierde kroeg gingen we hem bijna geloven. Na een vijfde kroeg geprobeerd te hebben namen Hanny en ik het besluit om toch maar heel voorzichtig een pilsje te drinken. Wetende dat dit funest kan zijn voor lijf en benen. Ten einde raad vroegen we een voorbijganger of hij een kroeg wist waar ze alcoholvrije drank verkochten. Hij raadde ons Charlies bar aan. Gelukkig, daar hadden ze Cola. 
Het was een leuke tent en we babbelden wat met de eigenaar. Rotterdammer van geboorte. Na 17 jaar gevaren te hebben, was hij die kroeg begonnen. 
Hij verklaarde ons ook waarom er in geheel St. Nicolas geen cola te koop is. St. Nicolas wordt hoofdzakelijk bewoond door mannen die op de LAGO-raffinaderij werken. Die drinken geen Cola. De prostituees ook niet en de paar andere vrouwen die er in St. Nicolas wonen komen nooit in kroegen. Waarom zouden ze dan Cola verkopen? Charlies bar stond echter bekend als de netste kroeg van St. Nicolas en daarom kwamen er geregeld "normale" mensen eten. Hij had dus alcoholvrije dranken in huis. We gingen terug naar onze "stek" op het strand. Het was de laatste nacht van onze wereldreis en die wilden we op een waardige manier doorbrengen. Op een strand, bij een kampvuur, opgevreten door de muskieten. 


Het dagboek leest 13 juli 1983. 


Om 7 uur de volgende ochtend stonden we bij de bushalte. We wilden de bus nemen om er zeker van te zijn, dat we op tijd op het vliegveld waren. We staken toch onze duim omhoog en bij de eerste auto was het raak. We waren dus weer veel te vroeg. We namen een kop koffie en gingen in de toiletten het strandzand uit onze oren spoelen. Ruim een uur voor vertrek gingen we onze bagage inboeken. Bij de controle van onze biljetten bleek er iets fout te zijn. De manager van de ALM werd er bij gehaald. Hij vertelde ons, dat we niet mee konden met de vlucht. We hadden geen ticket om Puerto Rico te verlaten. De Puertoricaanse douane liet geen mensen toe die geen "onward ticket" konden laten zien. Hanny en ik maakten ons erg kwaad. Wat een gelul. We hadden genoeg geld bij ons om een ticket te kopen direct naar vliegveld Twente, wat zeurde hij nou. Het speet hem erg, maar regels waren regels. Hij mocht geen mensen meenemen naar Puerto Rico die geen "onward ticket" hadden. Wij konden bij de ALM een ticket kopen naar Miami, dat bleek het goedkoopste te zijn. Dan zouden we wel in Puerto Rico worden toe gelaten. Wij wisten inmiddels via het reisburo waar we deze rondtocht hadden geboekt, dat het voor ons het goedkoopst zou zijn vanuit San Juan via New-York stand-by naar Brussel te vliegen. Zouden we nu een -duur- kaartje kopen naar Miami, dan waren we veel meer geld kwijt. Het was ons ook duidelijk geworden dat de ALM met grote verliezen draait. Elke dollar die ze konden meepikken was er een. Wij vertelden die man dat wij er niet over peinsden een ticket te kopen bij de ALM. Onze verblijfsvergunning voor de US -dus ook voor Puerto Rico- was nog drie maanden geldig. Hij was echter niet om te praten. De rugzakken werden uit het depot gehaald en daar zaten we dan. Hanny en ik vonden het allemaal te belachelijk om ons kwaad te maken. Ik liep nog een paar keer het buro van de manager binnen, om tegen die man aan te praten. Even later kwam er een andere hoge ALM-pief naar ons toe. Ik legde hem het geval uit, liet hem al onze travellerscheques zien en vertelde de geweldige smoes, dat wij in San Juan al een vlucht geboekt hadden naar New York. Hoe ik daar zo plotseling op kwam weet ik niet, maar het verhaal had succes. Ik gaf hem het adres van dat reisbureau. Dat had Hanny gelukkig op een vloeipapier dekseltje geschreven en we hadden niet zoveel gerookt, dus het adres hadden we nog. Hij zou contact opnemen met dit bureau via de ALM in San Juan. 
Een kwartier voor vertrek van onze vlucht kwam de man naar ons toe. Alles was in orde wij konden nog mee. De rugzakken werden met een sneltreinvaart naar het al gereedstaande vliegtuig gebracht. Ik moest eerst nog even het instappen van Hanny filmen en nam daar uitgebreid de tijd voor. De hoofdsteward begon al te schelden en ons tot spoed te manen. Met een kwartier vertraging vertrokken we naar Puerto Rico. Ik heb laten uitrekenen hoeveel een kwartier vertraging kost voor een vliegmaatschappij. Prima, eigen schuld dikke bult. De koude "prak" die we nu in het vliegtuig kregen was zelfs voor een afgestompte globetrotter te veel. We zouden in San Juan wel ontbijten.
In San Juan aangekomen deponeerden we onze bagage in een depot en namen de bus naar de stad om onze reis naar New York te boeken. Het vliegtuig zou om half negen vertrekken. We boekten de vlucht en hadden nog even tijd om souvenirs te kopen. We hadden met een verkoopster op het strand van Holiday Inn al afgesproken dat we op de terugweg langs zouden komen om haar van een hele partij spullen af te helpen. Zij zou ons dan een leuke korting geven. Speciaal voor dit doel hadden we op Curaçao een tas gekocht. Deze bleek bijna te klein te zijn voor de enorme hoeveelheid houtsnijwerk, sieraden en andere dingen uit Haïti, de Dominicaanse Republiek, Jamaica en andere eilanden in het Caribisch gebied. 
We hadden nu genoeg kadoos voor iedereen. Vroeg in de avond gingen we weer terug naar het vliegveld, boekten en op tijd vertrokken we richting New York. Het was een redelijke vlucht. Alleen moesten we een omweg maken. De piloot wilde niet over een onweersbui heen vliegen. Dat was te gevaarlijk. Het was zeer boeiend een onweersbui van de bovenkant af te zien. Uit de reacties van de stewardessen merkte ik dat het hen niet lekker zat. Een blikseminslag had meestal niet zulke leuke gevolgen. Vliegen is toch al niet mijn grootste hobby. Hanny vond het weer prachtig. Van haar wordt onze volgende wereldreis met een vliegtuig gemaakt. Om een uur die nacht kwamen we in New York aan. 
De douanepassage was nog even spannend, want we hadden nog steeds die boete van 75 dollar lopen. Deze was na een jaar vast wel opgelopen tot een astronomisch hoog bedrag. Ik zag mij al in de gevangenis zitten. Gelukkig kwamen we zonder problemen door de douane. We zochten een vrij stuk vloer op in de aankomsthal en spreidden daar onze slaapmatten uit. De vloer was een beetje harder dan het strandzand op Aruba, maar we waren te moe om daar op te letten. De volgende ochtend ging ik naar een "stand-by" mogelijkheid informeren bij de maatschappijen die op Europa vertrokken. Uiteindelijk had Britisch Airways een Stand-by regeling. Om de twee dagen vlogen er twee vliegtuigen naar Brussel. Een stand-byticket kostte ons 102 dollar per persoon inclusief luchthaven belasting. Die avond zouden er twee vluchten zijn, maar de kans dat we daarmee mee konden, was gering. Om 7 uur zou de stand-by-inschrijving open gaan voor die twee vluchten. We hadden dus nog wel even de tijd om Manhattan in te gaan. Ik liep al enige tijd met de gedachte rond contactlenzen te kopen en die waren in de U.S. goedkoop. Ik had gehoopt dat er op John F. Kennedy airport douches waren, maar helaas. Hanny en ik waren nu al drie dagen niet uit de kleren geweest, dus stonken een uur in de wind. In de subway naar Manhattan hadden we ondanks de drukte genoeg plaats om te zitten. We stonken zeker te hard. We belden een paar contactlenzen verkopers op. We maakten een keuze en drie uur later had ik mijn lenzen. We wandelden nog wat rond en aten een grote hamburger bij Mc Donalds. 
Om 7 uur stond ik bij de balie van Britisch Airways om ons op de stand-by lijst te laten zetten. We waren de eersten en wie het eerst komt, het eerst maalt. En nu maar met spanning wachten of er op de twee vluchten van tien uur en half elf nog plaatsen waren. Om kwart voor tien kregen we de mededeling dat de stand-byers naar de balie moesten komen. We zagen nog zeven andere "rugzakkers" naar de desk toekomen. Er werd verteld, dat we mee konden. Met welke vlucht wist ze nog niet, maar onze bagage konden we in ieder geval inboeken. Onze beschermheilige St. Michelin was ons weer goed gezind. Uiteindelijk konden we kiezen, de eerste vlucht of de tweede. 
We hadden gezien dat de eerste vlucht vrij vol zat, dus besloten we de tweede te nemen. Dat bleek een uitstekende beslissing te zijn. De vluchten werden uitgevoerd met DC-10. Het eerste vliegtuig zat bijna vol met passagiers die het "volle pond" hadden betaald. 
Alle stand-byers en een paar normale passagiers hadden de beschikking over de tweede DC-10. 
Inclusief de bemanning zaten we met 28 mensen in het vliegtuig. Iedereen had 6 stoelen tot zijn beschikking en genoeg dekens om lekker warm te kunnen liggen. De bemanning had het uitstekend naar de zin. Film kijken, kranten lezen of slapen. Het kon niet beter. 

Welkom thuis


We waren om een uur of elf uit New York vertrokken, maar door het tijdsverschil waren we al om vijf uur 's morgens in Brussel. Dat betekende voor Hanny en mij een kort nachtje. 
We waren echter te opgewonden om moe te zijn. Na twee jaar hadden we weer Europese bodem onder onze voeten. De bagage werd opgehaald en we wisselden dollars voor Belgische franken. 
We liepen naar het perron en zagen dat de trein naar het hoofdstation al stond te wachten. We vroegen een kaartje naar Almelo. 
Dat was snel gekocht en zonder dat we tijd hadden naar huis te bellen, vertrokken we richting Roosendaal. Stil lieten we België aan ons voorbij glijden. We reden Nederland in. Het was ruim drie jaar geleden dat we vertrokken. De drie jaren waren snel voorbij gegaan. We waren blij de trein genomen te hebben. Zo konden we alles langzaam op ons in laten werken. De zon, de weilanden, de koeien en in de verte een windmolen. Wat vonden we Nederland opvallend schoon! In Roosendaal lieten we een trein schieten om de ouders te vertellen, dat "we er aan kwamen". Die hadden dat helemaal niet verwacht en dachten dat we nog ergens in Amerika zouden zitten. Nu ja ze zouden wel zien en we moesten maar rustig aan doen. We gaven de tijd op dat we in Almelo aan zouden komen en zij zouden op het perron staan. We stapten weer de trein en steeds dichter kwamen we bij het eind van onze wereldreis en bij het begin van een nieuw avontuur. Het begin van de opbouw van een toekomst. Hoe zou dat gaan? Zouden Hanny en ik werk kunnen vinden? We wilden een gezin stichten, zou ons dat lukken? 

Nawoord


U heeft het tweede deel van een "Dagboek van een globetrotter" gelezen. Hanny en ik zijn weer terug in Nederland.
En daar stonden we dan in Almelo. We moesten helemaal opnieuw beginnen. We gingen aan de slag, er moest brood op de plank komen.
We konden de eerste tijd bij mijn ouders intrekken.
Binnen een week kregen we een huis toegewezen door de gemeente Almelo.
Hanny vond vrij snel werk als plaatsvervangend fysiotherapeute. Geen vaste baan, maar een goed begin is nog steeds het halve werk.
Nadat wij van zolders bij ouders en vrienden onze paar spullen verzameld hadden en deze geinstalleerd hadden in ons nieuwe huis, stortte ik mij op de "naweeen" van de wereldreis.
Dia- en filmseries werden gemaakt en er worden nu met behulp van deze series, lezingen door het gehele land gehouden, met als thema: "Dagboek van een globetrotter."
Een van de opdrachten die ik mijzelf gegeven had, was het schrijven van een boek, een dagboek.
Het dagboek dat Hanny gedurende de reis had bijgehouden, werd uitgewerkt en verwerkt tot een manuscript. Het "Dagboek van een globetrotter" ontstond.
Al snel bleek, dat wij zoveel hadden meegemaakt, dat ik al de belevenissen niet in 1 deel kwijt kon. Ook om de kosten te drukken besloot ik 2 delen te schrijven.
Deel 1 beslaat de eerste twee jaar van onze tocht over de wereld.
Ondertussen was ik met een studie informatica begonnen. Computers en alles wat erbij komt. Het vak van de toekomst.
Nadat Hanny een jaar gewerkt had, was ik aan de beurt om "kostwinner" te worden. Daar kwam ook bij, dat zij zwanger was. Dit "avontuur" resulteerde in een prachtige dochter.
Nadat ik mijn studie beëindigd had vond ik een "part-time" betrekking als docent toegepaste automatisering.

Geen 40-urige betrekking, want er was inmiddels een oud huis gekocht en dit moest gerenoveerd worden. De lezingen die ik regelmatig hield, namen tijd in beslag, deel twee van het "Dagboek" moest geschreven worden, er werd gestudeerd en de dochter kreeg zoveel mogelijk aandacht. We waren "zo druk als een klein baasje."
Ook dit boek is in eigen beheer en met eigen middelen uitgeven. Geschreven met behulp van enkele computersystemen en met zo min mogelijk fouten.
Hierbij wil ik mijn vader hartelijk bedanken voor het feit dat hij zoveel geduld heeft weten op te brengen, mijn taal- en stijlfouten uit dit werk te halen.
Jan en Joke Versluis uit Den Haag dank ik ook hartelijk voor de tijd die zij in dit boek hebben gestoken, door het concept in een weekeind door te lezen en taalfouten er uit te halen.
Ook aan Hanny moet ik mijn dank en bewondering kwijt. Zij heeft het geduld gehad mij mijn gang te laten gaan. Zij nam het huishouden en andere minder plezierige werkzaamheden op zich, zodat ik alle tijd aan het schrijven van dit boek kon besteden.
Ik heb dit boek zo nauwkeurig mogelijk "ingevoerd", maar hier en daar kan er toch een foutje zijn blijven zitten. U moet het mij vergeven.
De eerste oplage van dit deel zal 600 stuks beslaan. Loopt dit net zo goed als deel 1, dan komt er een herdruk. Loopt het niet, jammer, dan heeft het veel geld en tijd gekost. Maar niet geschoten is zeker mis.
Wat de toekomst ons brengen zal? We weten het niet. We denken nu al aan ons volgende "projekt". De wereld is groot en boeiend en er valt nog zoveel te zien. We zullen niet meer zo lang op reis gaan. Hooguit een jaar. Het voorjaar van 1989 is een tijd waar wij naar uitkijken. India, Pakistan, richting oosten dus. Eerst geld zien te sparen, een kampeerauto bouwen en zorgen dat de gezondheid goed blijft.

Dat we weer op reis gaan is in ieder geval zeker.
Mocht u na het lezen van dit boek nog vragen hebben, of het eerste deel willen ontvangen, Hanny en ik reageren graag.
Even een schrijven naar Chris en Hanny de Vries. 7605 CP 4 te Almelo en we nemen contact met u op.

Chris de Vries.

 
Chris en Hanny de Vries, een echtpaar dat op 30 april 1980 de wereld in trok. Ruim drie jaar zwierven ze over de globe. Het Oost-blok, het Midden-Oosten, een deel van Azie, Noord- en West Afrika, Canada, Verenigde Staten, Centraal Amerika en het Caribische gebied.
Gedurende deze monsterrit, die ze met een Volkswagenbus maakten, hielden ze een dagboek bij. Dat dagboek is nu verwerkt tot dit "Dagboek van een Globetrotter." Een goed leesboek met handige tips voor de globetrotter.
De ervaringen, belevenissen en avonturen in Canada en de Verenigde Staten. De oorlogsdreiging en corruptie in Centraal Amerika. De armoede en decadentie in het Caribische gebied. Een kennismaking met de Nederlandse Antillen. 
Het tweede deel van een "Dagboek van een Globetrotter", van Afrika tot en met de terugkeer.
 
 
Recentie Nederlandse Boeken Dienst.

Vries, Chris de. Dagboek van een Globetrotter: Een droom wordt werkelijkheid. Deel I.

De auteurs beschrijven in dit deel de eerste twee jaar van hun wereldreis per Volkswagenbus. Het boek is in eigen beheer uitgegeven en eenvoudig uitgevoerd. De beschrijving is boeiend en vlot leesbaar. Het handelt over het begin van de reis door Oost-Europa, Zuid-Europa, het Midden-Oosten en Afrika. De foto's zijn door het echtpaar zelf genomen en zijn functioneel. Een goed geschreven boek, dat "kriebels" geeft om zelf ook eens op reis te gaan. Dit Dagboek is gebaseerd op het bijgehouden dagboek en geeft ook tips voor hen die het ook eens willen proberen. Voor allen die van avontuur, reizen en spanning houden.

J.W. Engelenburg.
 
Lees vooral verder in "Dagboek van een Globetrotter deel III, Met de kinderen naar India"
 
 
   
Terug naar de website van firma De Vries