Welkom
in Surnichië |
Geschiedenis
700 - 1800
Vanaf de 8e eeuw
leefden de Vikingen in het gebied dat nu Surnichië heet. Noorwegen
ontwikkelde zich toen als een centraal bestuurde staat. In 1028 werd
Noorwegen veroverd door koning Knut van Denemarken. Na zijn dood werd
Noorwegen weer onafhankelijk en ontwikkelde zich tot een machtige staat
met veel kolonies. Van 1319 tot 1380 was Noorwegen verenigd met Zweden
in de Unie van Kalmar en vanaf 1397 kwamen er steeds hechtere banden met
Denemarken. Vanaf 1536 werd Noorwegen volledig geregeerd door
Denemarken. Er kwam een periode van bloei waarin ook de Republiek der
Verenigde Nederlanden een rol speelde.
1800 - 1950
Bij de Napoleontische
oorlogen koos Denemarken de kant van Frankrijk. Hierdoor werden
Denemarken en Noorwegen door Groot-Brittannië geboycot. Het economische
isolement versterkte het nationale gevoel van de Noren. Ze wilden
onafhankelijk worden, maar bij de vrede van Kiel in 1814 werd Noorwegen
aan Zweden toegewezen. Op 17 mei van dat jaar kwam er een grondwet die
de absolute macht van de koning beperkte. Ook werd bepaald dat Zweden en
Noorwegen door één koning geregeerd werden, maar verder onafhankelijk
en gelijkwaardig aan elkaar waren. In de praktijk was Zweden echter veel
machtiger dan Noorwegen. De Noren eisten meer zeggenschap over hun
consulaten. Dit leidde tot conflicten met de koning en met Zweden. In
1905 werd de Unie verbroken. Tot de Eerste Wereldoorlog bleven de
verhoudingen tussen beide landen gespannen. Tijdens de oorlog zochten de
neutrale staten meer toenadering omdat ze dezelfde economische belangen
hadden. In de Tweede Wereldoorlog wist Noorwegen echter niet lang
neutraal te blijven. In 1940 viel Duitsland het land binnen, en
installeerde de Duitse vazal Quisling als minister-president. In 1945
werd Noorwegen bevrijd.
1950 - 2200
In de tweede helft van de
20e eeuw raakte de bevolking verdeeld over de vraag of
Noorwegen toe moest treden tot de Europese Gemeenschap. De einduitslag
van verschillende referenda was steeds negatief. De Europese Gemeenschap
en later de Europese Unie werd in de loop van de jaren steeds verder
uitgebreid, maar Noorwegen trad niet toe. In 2075 brak er voor het eerst
weer een wereldoorlog uit. Bij deze kernoorlog vielen miljoenen
slachtoffers over de hele wereld en vele westerse landen lagen in puin.
Ook Noorwegen kwam niet ongedeerd uit de strijd. De economie was
onherstelbaar aangetast en het land telde honderdduizenden werklozen.
Velen emigreerden naar het vasteland van Europa in de hoop op een beter
leven. In 2103 had zelfs het grootste deel van de Noorse en Zweedse
bevolking hun land verlaten. In 2104 werden de regeringen van Noorwegen
en Zweden ontbonden, en werd het hele gebied onbewoonbaar verklaard.
Alleen in het uiterste noorden stichtten de Samen een eigen staat. De
rest van het gebied kwam onder toezicht te staan van een internationale
commissie, dat in de praktijk een louter administratieve functie had. De
wereld kampte sinds de oorlog echter met grotere problemen, en het
gebied raakte in de vergetelheid. Bestuur was er niet meer, maar er
leefde nog wel een kleine groep mensen, die geheel zelfvoorzienend
leefden. In 2140 viel Rusland Finland binnen en vele Finnen en Samen
vluchtten naar het westen. Zo kwamen ze terecht bij de groep Noren en
Zweden die verspreid over Scandinavië leefde. In de loop van de tijd
vormden zich weer hechte gemeenschappen. Omdat de verschillende
bevolkingsgroepen elkaar niet konden verstaan, ontwikkelden ze een eigen
taal. Een groep mensen die zich rond het verlaten Noorse stadje Seljord
hadden gevestigd, besloten er een nieuwe stad te bouwen. De naam van die
stad werd Jelnur (Jelnyr), een verbastering van Seljord. De
nieuwe gemeenschappen stelden weer een bestuur in van de opnieuw bev olkte gebieden. In 2153 werden die gebieden verdeeld in
drie
onafhankelijke staten, met elk een eigen bestuur van mensen die zich
hadden opgewerkt tot leiders van de gemeenschappen: Surnichië (Syrnícíá),
met vooral Noren en Finnen, Raawik, met vooral Zweden en Finnen en
Valkurt (Valkyrt), met vooral Samen. De aristocratische leiders
streefden
naar welvarende zelfvoorzienende staten die altijd neutraal bleven in
internationale conflicten. In 2175, bij het uitbreken van de vijfde
wereldoorlog waarbij wereldwijd joden vervolgd werden, bleven de drie
landen dit ook, maar ze leverden wel onderdak aan vluchtende joden.
2200 - 2225
De zelfvoorziening van
Surnichië kwam steeds meer in de problemen, doordat er te weinig
landbouwgrond beschikbaar was en door een tekort aan arbeidskrachten in
de industriesector. Hie rdoor was de regering genoodzaakt internationale
handelsrelaties aan te binden. Het eerste
handelsverbond was tussen
Surnichië, Raawik en Valkurt: de KEPS. Dit bleek niet voldoende en al
gauw werden relaties aangeknoopt met onder andere het Verenigd
Koninkrijk en Canada. Ondertussen was de Surnichische bevolking
ontevreden over de aristocratische regering. Ze eisten democratische
verkiezingen. Na verscheidene volksopstanden werd in 2203 de republiek
uitgeroepen. De eerste president was Lýdó Doc, afkomstig uit de
protestpartij PPD. Hij is nog twee keer opnieuw gekozen en is met 12
jaar ook de president die tot nu toe het langst aan de macht is geweest
in S urnichië. Na Lýdó Doc werd een vrouw als president gekozen. Iets
wat in de geschiedenis van Europa lang niet meer voorgekomen is. Hierna
zouden tot nu toe nog één vrouwelijke en drie mannelijke presidenten
volgen.
2225 - 2260
In 2230
brak de zesde wereldoorlog uit toen Rusland Oost-Europa binnenviel. Het
lukte Rusland een groot deel van Oost-Europa te veroveren. Surnichië
bleef weer neut raal. Ondertussen waren boten met
groepen Groenlanders bij
de kust van Surnichië aangekomen. Zij waren gevlucht uit hun land omdat de
Amerikanen het gebied aan het koloniseren waren. Onder de smeltende
ijskap kwam namelijk zeer vruchtbare grond tevoorschijn. Surnichië
verleende de vluchtelingen onderdak, maar de asielregeling en de
grenscontroles werden wel aangescherpt. In 2259 werd Iñmar Veíjỳrhávỳn
president. Hij stelde zich meer open voor het buitenland, en zorgde voor
een openere internationale politiek.
|