F.C.I. nr.: 21/14.05.2007/F

Naam van het ras: GASCON SAINTONGEOIS (1 ras - 2 variëteiten)

Land van oorsprong: Frankrijk

Datum van inwerkingtreding van de standaard: 14.05.2007

Gebruik:
Grand: hond voor de jacht onder het geweer, soms voor de lange jacht, op groot wild, maar ook voor de haas, meestal in meuteverband of individueel als speurhond.
Petit: veelzijdige hond gebruikt voor de jacht onder het geweer. Van oorsprong een specialist voor de hazenjacht, maar bejaagt ook goed het grofwild.


F.C.I. indeling
: Groep 6 Lopende honden, zweethonden en aanverwante rassen.
Grand: Sectie 1.1 hoogbenige lopende honden met werkproef.
Petit: Sectie 1.2 lopende honden van middelmatige grootte met werkproef.

Korte geschiedenis:
Grand: In het midden van de 19e eeuw wilde Comte Joseph de Carayon-Latour het uitstervende ras van de Saintongeois doen herleven met behulp van de Bleus de Gascogne van Baron du Ruble. Op deze wijze creëerde hij de Gascon-Saintongeois en liet de Saintongeois verdwijnen.
Petit: Aan het begin van de 20e eeuw selecteerden jagers in het Zuidwesten de kleinste honden uit hun nesten van de Grand Gascon Saintongeois om dit ras op te bouwen; voornamelijk bestemd voor de jacht op haas.

ALGEHEEL BEELD:
Grand: Goed gebouwde hond, een impressie gevend van kracht en elegantie. Frans getypeerd voor wat betreft hoofd, vacht en uitdrukking.
Petit: Hond van gemiddelde hoogte en goed geproportioneerd. Gedistingeerd.

BELANGRIJKE VERHOUDINGEN:
Verhouding schofthoogte / lengte schouder-bekken is 10 / 10,5.
De snuitlengte is gelijk aan de lengte van de schedel.

GEDRAG/KARAKTER
Gedrag: een uitmuntende chien d'ordre, fijn van neus, ondernemend, beschikt over een mooi keelgeluid. Groepeert op instinct.
Karakter: kalm, reageert makkelijk op bevelen.

HOOFD
De belijning van schedel en voorhoofd zijn verschillend.
Schedel
: van voren gezien gewelf en vrij smal; de achterhoofdsknobbel is duidelijk zichtbaar. Van opzij gezien is de achterzijde van de schedel spitsboogvormig.
Stop: weinig geaccentueerd.
Neus: zwart, breed, neusgaten goed open.
Lippen: de onderkaak net bedekkend; mondhoeken discreet. De lipranden zijn zwart.
Snuit: stevig, licht gewelfd.
Kaken: schaargebit. Snijtanden haaks in de kaken geïmplanteerd.
Wangen: droog.
Ogen: ovaal van vorm, bruin. Oogomranding zwart. Zachte en vertrouwelijke uitdrukking.
Oren: Ze zijn fijn, binnenwaards gedraaid en moeten minimaal de neuspunt bereiken. De aanhechting licht onder de ooglijn ligt en voldoende naar achteren, vrij van de schedel.
Hals: middelmatig lang, iets gebogen; iets keelhuid.

LICHAAM
Rug
: stevig, zonder overdrijving van lengte.
Lendenen: licht gewelfd, voldoende gespierd, niet te lang.
Romp: voldoende breed, licht wijkend.
Borst: diep, breed: ze komt onder elleboogniveau. Goed open.
Ribben: voldoende gerond en lang.
Flanken: licht aflopend.
Staart: stevig aangezet; fijn aan de punt, de punt van de sprongen bereikend, sabelvormig gedragen.

LEDEMATEN
Voorhand
Algeheel beeld
: krachtige voorhand.
Schouder: voldoende lang en gespierd, goed schuin.
Elleboog: dicht tegen het lichaam.
Onderarm: stevige botten.
Voeten: iets verlengde ovaalvorm, tenen droog en gesloten. Voetkussens en nagels zwart.

Achterhand
Algemeen beeld
: stevige achterhand.
Dijbeen: lang en gespierd.
Sprong: breed, goed gehoekt, goed aflopend. Goed gericht naar de as van het lichaam.

GANGEN: regelmatig en makkelijk.

HUID: Soepel en niet te dik. Wit met zwarte vlekken.

VACHT
Beharing
: kort en gesloten.

Kleur: wit met zwarte vlekken, soms gespikkeld, maar zonder overdrijving.
Twee zwarte vlekken aan weerszijden van het hoofd, de oren en ogen bedekkend en stoppend op de wangen. Deze laatste zijn van een tan kleur, bij voorkeur bleek. Twee tanaftekeningen boven de arcadeboog (quatroeille). Men treft tanaftekeningen eveneens aan aan de binnenkant van de oren en de ledematen. Enkele fauve-kleurige haren kunnen boven de oren zichtbaar zijn zonder het hoofd een driekleurig aspect te geven. Soms komt er onderaan de dij een bladvormig vlekje voor: het reeënteken.

SCHOFTHOOGTE:
Grand: reu  65 tot 72 cm
           teef 62 tot 68 cm
Petit:    reu  56 tot 62 cm
           teef  54 tot 59 cm.

FOUTEN: alle onderstaande punten moeten beschouwd worden als fout, die bestraft moet worden naar de ernst van de fout.
Hoofd:
kort,
schedel breed,
oren te hoog aangezet, te kort,
totale afwezigheid van tanaftekening.
Lichaam:
gebrek aan volume,
bovenlijn te zacht,
hellend kruis,
knikstaart.
Ledematen
beendergestel onvoldoende ontwikkeld,
schouder te schuin of te recht,
gedraaide voeten,
hoeking achter recht,
sprongen van achteren af gezien te nauw.
 

Diskwalificerende fouten:
- bange of agressieve dieren,
- gebrek aan type in het bijzonder een brede en ronde schedel,
- onder- of overbijten,
- licht oog,
- iedere andere vacht als genoemd in de standaard;
- iedere hond met een duidelijk anatomische afwijking of afwijkend gedrag dient gediskwalificeerd te worden.


 

 

 

 

N.B. mannelijke dieren moeten twee ingedaalde teelballen hebben.

 

terug