BASSET BLEU DE GASCOGNE

Mocca, foto M. de Haas-Hiemstra

Mocca van de Montalbaan - foto: M. de Haas-Hiemstra

Zoals bijna ieder ras een briquet heeft, zo is er ook vaak een kortbenige variëteit: de basset.

In 1893 werd de Basset Bleu voor het eerst genoemd in het Franse tijdschrift l'Eleveur, naar aanleiding van de aanschaf van een paar Bassets Bleus door Le Jardin d'acclimatation.

In het artikel werd vermeld dat de basset spontaan ontstaan was in een nest Gascons-Saintongeois. Broer en zus werd aan elkaar gepaard en de kinderen leken allemaal op de ouders.

Vele auteurs zijn echter van mening dat het een spontane mutatie kan betreffen, maar dat de kans veel groter is dat in de voorouders van de gekruiste Gascons een briquet voorkwam, afkomstig uit een kruising van een briquet en een basset.

In 1938 werd er in een artikel door een kynoloog het volgende over de Basset Bleu geschreven: "Basset ... soms, Bleu ... niet altijd, uit de Gascogne .. nooit". De strekking van het artikel was dat het ras niet bestond en dat de exemplaren die rondliepen afkomstig waren van een kruising tussen een Petit Bleu de Gascogne en een Basset d'Artois.

Er is inderdaad een moment geweest dat sommige fokkers van mening waren kruisingen met de Basset d'Artois te verrichten, maar om te zeggen dat deze kruising de oorsprong van het ras is, dat gaat te ver. Waarom zou de Basset Bleu een uitzondering zijn op de regel die opgaat voor bijna alle Franse brakken: een chien d'Orde (de Grand), een briquet en een basset.

Rond 1886 verschenen de eerste Bassets Bleu, maar er zijn mensen die beweerden ze al jaren daarvoor gezien te hebben. De bassets die zich in de kennel van de Jardin d'Acclimatation bevonden, waren afkomstig uit de kennel van d'Hendieres, die de honden samen met anderen meegenomen had uit het zuiden van Frankrijk, wat bevestigt dat de oorsprong van de Basset Bleu in Zuid-Frankrijk ligt.

Eigenlijk is het Alain Bourbon, die in 1920 het boek "Nos Basset Français" publiceerde, die aan de wieg van de Basset Bleu staat. Hij bezat een aantal bassets Saintongeois (al is niet iedereen het met deze benaming eens, omdat Bourbon de enige is die melding maakt van een basset Saintongeois) die hij kruiste met "blauwe" honden. Bourbon was de eerste die (rond 1900) een fokkerij opzette van dit ras. Dit was een moedige stap, daar het ras destijds niet erkend was. Bourbon was tevens degene die in eerste instantie trachtte de Basset Bleu weder op te bouwen door de overgebleven exemplaren te kruisen met de Basset d'Artois (al zijn er geschriften te vinden die spreken over een Basset Artésien-Normand in plaats van een Basset d'Artois). Nakomelingen uit deze combinaties zijn door commandant Malric en kolonel de la Burthe gebruikt om met hun Bleus verder te kunnen fokken.

Zoals bij vele andere rassen ook het geval was, bracht de Eerste Wereldoorlog veel schade toe aan de fokkerij van de Basset Bleu. Slechts enkele zuivere honden waren behouden gebleven.

Rond 1919 begon commandant Malric (Aude, Zuid-Frankrijk) zich eveneens voor de Basset Bleu te interesseren. Hij bezat een aantal honden afkomstig uit de kennel van Bourbon en een teefje dat een directe afstammelinge was van de honden van Baron De Ruble. Omstreeks dezelfde tijd hield ook kolonel de la Burthe (Vogezen) zich bezig met de Basset Bleu fokkerij. Malric en de la Burthe wisselden regelmatig fokmateriaal uit. De afstand deed hiertoe niet terzake. Rond 1935 verdwenen beide fokkers van het toneel.

De standaard werd in 1922 opgesteld en sprak van een schofthoogte van 30-35 cm, welke na de Tweede Wereldoorlog verhoogd werd tot 38 cm.

Aan het begin van de dertiger jaren brak in de voornaamste meute Hondenziekte uit. Er bleven bitter weinig honden over. Tussen de beide wereldoorlogen was de fokkerij van de Basset Bleu net voldoende om de officiëlle erkenning te blijven behouden. Eind veertiger jaren bevond het ras zich op een dieptepunt.

Rond het eind van de zestiger jaren (ten tijde van de wederopbouw van de club) wees de heer Jean Abadie op het bestaan van de Basset Bleu. Zijn fokkerij was gebaseerd op de bassets de pays (bij ons waarschijnlijk bastaarden genoemd) die hij in zijn streek had gevonden. Vele huidige Bassets Bleus hebben de honden van Abadie in hun voorouders.

Omdat er slechts weinig honden over waren en om te voorkomen dat te hoge inteelt plaatsvond, is beperkt gebruik gemaakt van de Petit Bleu. Een van de fokkers die het voorbeeld van Abadie volgde, was de heer Lagarde, die door strenge selectie geholpen heeft het ras op te bouwen tot de huidige kwaliteit.

De Basset Bleu heeft dezelfde nobele uitstraling en hetzelfde type (met uitzondering natuurlijk van de beenlengte) als de Grand Bleu. Het inkruisen van de Petit Bleu heeft wel tot gevolg gehad dat de Basset Bleu hoger geworden is. De standaard gaf een schofthoogte van 34-42 cm aan. Het nadeel van deze groei is dat dit uitsluitend de ledematen betreft en op geen enkele wijze invloed uitoefent op de rest van het lichaam. De basset is geen basset meer. Vandaar dat uiteindelijk besloten is de schofthoogte van de Basset Bleu terug te brengen naar maximaal 38 cm.

De Basset Bleu heeft een gevoelig karakter waardoor hij wat afstandelijk kan zijn ten opzichte van vreemden. Het is een actieve en vrolijke hond die indien hij in een dichtbebouwde omgeving wordt gehouden een strakke hand nodig heeft daar zijn machtig stemgeluid niet door iedereen gewaardeerd wordt.

De Basset Bleus is sinds 1970 in Nederland. Mej. Martin begon met honden van Abadie, Taruffe en Terese, waarmee het eerste nest in Nederland gefokt is. Vervolgens betrok zij haar honden van de heer Lagarde.

rasstandaard                                           FOTOGALERIJ