Libelle
Klasse: Insecta
(insekten)
|
|
Kenmerken |
Het lichaam is bij alle libellensoorten langgerekt en slank. Ze hebben vier
grote vliezige (doorzichtige) vleugels en grote samengestelde ogen. Hun
bonte kleuren veranderen steeds. Voor een vergelijkingstabel klik hier. |
Biotoop |
Bij water, moerasgebied, vochtige gronden, maar ook verder van het water op grasvlakte, in heidegebied, bij struikgewas. |
Verspreidingsgebied |
Hele wereld, behalve poolgebieden en woestijnen. |
Maten en gewichten | Spanwijdte vleugels van Europese soorten tot 11 cm. |
Voortplanting | Hebben een onvolledige ontwikkeling (zonder verpopping); levenscyclus van 1jaar (in onze streken) : ei - nymf - insekt |
Leefgewoonte |
Jagen overdag op insekten bij water, maar ook landinwaarts op vlakten en in struikgewas |
Voedsel | Insekten |
Libellen of waterjuffers?
Libellen leefden al zo'n 300 miljoen jaar (Carboontijd) geleden hier op aarde. Sommige soorten konden toen een vleugelspanwijdte van 70 cm bereiken. Libellen kunnen onderverdeeld worden in echte libelles en waterjuffers.
Echte libellen kunnen goed vliegen en zijn veel forser dan waterjuffers. De achtervleugels zijn breder dan de voorvleugels en de ogen raken elkaar gewoonlijk boven de kop. Echte libellen vangen hun prooi meestal tijdens de vlucht en verslinden deze dan vaak ook onmiddellijk.
De waterjuffers zijn slanke dieren met 4 gelijkvormige vleugels. De ogen zijn duidelijk van elkaar gescheiden. Het zijn matige vliegers Ze fladderen wat heen en weer in de buurt van planten of ze wachten hier op vliegen en muggen.
|
|
libelle |
waterjuffer |
Leeft het langst onder water
Libellen paren meestal terwijl
ze vliegen. Het mannetje vliegt tijdens het leggen van de eitjes mee, hij houdt
het vrouwtje vast met de tang van zijn achterlijf. Samen vormen ze dan een soort
wiel (paringswiel of -rad). Na de bevruchting worden de eitjes meteen gelegd.
Vooral waterjuffers plaatsen hun eitjes met hun legboor in plantenstelen die
half onder water en half boven water zitten. Sommige libellesoorten laten de
eitjes in de modder van beekjes achter. Soorten, die geen legboor of angel
hebben, laten hun onderlijf in het water zakken en geven daar dan één of
meerdere eitjes af. Vaak eten vissen de eitjes op, maar er blijven er meestal
genoeg over.
Uit de eitjes komen larven (nymfen), die tijdens hun leven 6 tot 15 keer
vervellen in het water.
In het water kunnen de larven ademhalen doordat ze water door de endeldarm
pompen. Hierdoor krijgt de zogenaamde tracheekieuw (darmkieuw) van zuurstof. De
larven komen vooruit door op ritmische wijze het water weer naar buiten te
persen (straalaandrijving). Afhankelijk van de soort
leven de larven enkele maanden tot enkele jaren in het water.
Enkele dagen voor ze uitkomen kruipen de larven langs plantenstengels
omhoog. Ze ademen niet meer in het water. De ademhalingsgaten worden boven de
wateroppervlakte gebracht, het chitine omhulsel barst geleidelijk open en na de
poten, die dienen om zich aan de planten vast te houden, komt ook het achterlijf
te voorschijn. De vleugels worden opengevouwen door de vleugeladeren met bloed
vol te pompen. De libelle krijgt zijn steeds veranderde kleuren pas na enkele
dagen.
In vergelijking met het larvestadium duurt het leven van een volwassen libelle
maar kort. Afhankelijk van de soort is dit van 2 weken tot enkele maanden.
|
|
paring (paringswiel) waterjuffer (lantaarntje) |
larve (nimf) waterjuffer (lantaarntje) |
Gemaskerde jeugdige moordenaars
De larven vangen hun prooi met het zogenaamde masker. Dit is een vergrote onderlip, waar haken aan zitten. Als er een prooi in de buurt is schiet het masker naar voren en grijpen de haken als een tang de buit vast. De larven eten andere waterinsekten, kikkervisjes en zelfs kleine visjes. Libellelarven bewijzen ook hun nut, want ze ruimen grote hoeveelheden muggelarven op.
|
|
levenscyclus libelle: ei - nymf - insekt (1 jr) |
van larve tot libelle (blauwe glazenmaker): in 7 uur |
Snelste insekt ter wereld
Libellen kunnen de vleugels onafhankelijk van elkaar bewegen. Ze kunnen
net als een helikopter op een plek stil te staan, achteruit of opzij vliegen,
loodrecht omhoog of naar beneden vliegen.
De vleugelslag is in vergelijking met sommige andere insekten betrekkelijk laag
(20 tot 40 slagen per seconde).
Sommige muskieten halen bijvoorbeeld wel 1000 slagen per seconde.
Grote libellen kunnen een snelheid halen van ruim 50 km per uur. Dit maakt ze
tot de snelst vliegende insekten ter wereld.
Waterjuffers vliegen veel langzamer en rusten vaker uit. Waterjuffers worden
daarom makkelijker door vogels gevangen.
Vooral de mannetjes verdedigen een eigen territorium tijdens de jacht.
Libelles jagen vooral op het "gezicht" (met hun ogen) en grijpen tijdens de
vlucht hun prooi. Een libelle kan op 12 m afstand een bewegende prooi zien.
|
jagende libelle (blauwe glazenmaker) |