DOOP VAN JEZUS: ALLE WATEREN GEREINIGD ...

 

De verkondiging op de Eerste zondag na Epifaniën

Mattheüs 3: 13-17

 


preek in de Evang.-Lutherse Gemeente Dordrecht
op 11 januari 2004
 

De Doop is een waterbad tot afwassing van de zonden. De reiniging vindt plaats door middel van water.
Maar... water als zodanig doet dat niet. ‘Niet water slechts,' zongen wij in het zondagslied vandaag. Het water moet kracht krijgen.
Het wordt geen toverwater. Maar, zegt Luther, het Woord Gods komt bij het water. Of, zegt Luther: de H. Geest, de wind van God, blaast in het water, en zo wordt het levend water.

Doet u alstublieft geen poging om dit met uw verstand te doorgronden. Hier gaat het om een geheimenis, de doordringing van de geestelijke wereld in de zichtbare, stoffelijke wereld. Die geestelijke wereld kun je alleen geloven, en zo ook die doordringing. Gods H. Geest die zich bedient van water, wie zal dat begrijpen?
Evenzo is het gesteld met de zonden. Een begrip waarover veel misverstand is. We hebben de neiging, het alleen op menselijk gedrag toe te passen. Maar het gaat dieper, het is ook de vatbaarheid en kwetsbaarheid van ons mensen. Wij zijn niet slecht en kwaad van nature, nee, het is als het ware omgekeerd: onze natuur zit met duizend draden vast aan het corrupte, het kwaad. De wereld ook. Zo zegt de apostel Johannes het in zijn eerste brief:'‘De wereld ligt in het boze...'
Diezelfde wereld is volgens het oude Genesis-verhaal overspoeld door het water van de zondvloed. Toen kwam de wereld te liggen in het water. Het oude verhaal, zo bekend in het antieke Oosten, krijgt in Israël een nieuwe betekenis: een betekenis die verder reikt, op de toekomst ziet. De belofte dat de wereld niet meer in het kwaad zal liggen, maar in het water van Gods reiniging.

Het reinigende water... je zou het niet zeggen wanneer je eerst het scheppingsverhaal gehoord hebt. Ditzelfde water is niet positief.

Leviathan, het chaosmonster
gedood in Christus' Doop
 

De oosterlingen in de antieke oudheid zagen het water als een chaotisch element. Daar woonden volgens hen bedreigende monsters, chaosstichtende monsters, een bedreiging van de schepping.
De Heere-God van Israël spreekt de belofte, dat Hij de Leviathan, de grote kronkelende oerslang verslaan zal. De grote slang... dit serpent hoort bij andere vergelijkbare beelden zoals de oude slang in het Paradijs, de duivel als draak in het boek Openbaring van Johannes, en zo meer. De Heere-God belooft, dat Hij de oude slang in bedwang zal houden en eenmaal definitief zal verslaan.
Dit is in overeenstemming met zijn scheppende arbeid, want, zo luidt Genesis 1, het scheppingsverhaal: God maakte scheiding tussen het water en het land. De chaos van de onleefbaarheid werd bedwongen. Naar antiek-oosterse beleving zit die chaos als een oermonster op de bodem van de zee. Maar soms komt dat monster naar boven, en dan is het niet best. Het beest dat uit de zee opkomt, zo spreekt de Openbaring aan Johannes. Dan is het alsof de schepping teloor gaat en de chaos van in den beginne de kop opsteekt. De kop opsteekt, ja letterlijk in deze symbolische spreekwijze, want het monster steekt zijn kop omhoog, uit het water.
Hoe kan dit water ons reinigen van de zonden?
Hoor hoe de vroege christenheid daarover zong.

Aan het einde van de achtste eeuw kwamen Griekse monniken in een gezantschap naar Aken. Aken, residentie van keizer Karel de Grote.
Zij zongen de in Griekenland gebruikelijke teksten van het ochtendgebed, in hun eigen taal. Keizer Karel was daar zo van onder de indruk, dat hij zijn geestelijken opdracht gaf, deze teksten te vertalen. Eén daarvan luidt: 'De Heiland heeft de kop van de draak verbrijzeld in de rivier de Jordaan; uit zijn macht heeft Hij allen weggerukt.'
De ouderdom van deze antifoon wordt bevestigd door orthodoxe iconen waarop afgebeeld staat de Doop van Jezus in de Jordaan. Daar is dat waterbeest altijd onder het wateroppervlak zichtbaar.
‘De Heiland heeft de kop van de draak verbrijzeld in de rivier de Jordaan; uit zijn macht heeft Hij allen weggerukt.'

Wat onze Heere Christus hier gedaan heeft, is niet een feit zoals alle feiten in onze waarneembare werkelijkheid. Dit is verkondiging in een symbolische taal, een taal opgebouwd uit zeer oude beelden.
De kop van de slang verbrijzelen, het staat al in het eerste bijbelboek Genesis, hoofdstuk 3. Dit hoofdstuk is al 2.500 jaar oud! Het was voor de joodse schrijvers van die tijd een manier van beschrijven, van zeggen wat je eigenlijk niet in een redenering vatten kunt. Een positieve boodschap, dat de Eeuwige van Israël machtiger is dan het kwade, de instorting van de schepping, de dreiging van de terugval in de chaos.

Wij dénken maar dat wij zulke symbooltaal niet meer nodig hebben. Maar is water voor ons een neutrale term? Denken wij echt, dat de wetenschap alle werkingen van het water heeft ontrafeld?
Wat mij betreft, ik ben telkens weer verbijsterd door de onvoorspelbaarheid van de zeeën én van de aarde daaronder, dus van de zeebodem. Taifoens dat allesverwoestende golven van reusachtige hoogte veroorzaakt door zeebodem-bevingen – . Verder zijn er uitbarstingen van vulkanen, ook van vulkanen op de zeebodem, met al even rampzalige gevolgen. Sprekende voorbeelden van de risico's die de schepping loopt. Hier dreigen het droge en het natte weer helemaal door elkaar gegooid te worden.

Toch zijn wij allen met water gedoopt, in principe hetzelfde water dat vernieling en chaos veroorzaakt. Luther gebruikte een middeleeuws gebed in zijn doopdiensten, dat direct begint met de zondvloed. De zondvloed, die grote allesverwoestende watermassa over de aarde. Daarna noemt het gebed de Rode Zee en de Jordaan, en zegt, dat Christus door zijn Doop álle wateren heeft gereinigd. Zij zijn gereinigd, zodat zij nu gebruikt kunnen worden tot afwassing van onze zonden.

Achter dit gebed zit het besef dat gedoopt worden lijkt, alsof u en ik prijs gegeven worden aan het chaoswater. Je kunt ook zeggen: door de Doop word je in het diepe gesmeten, het diepe van deze wereld met al z'n dreiging. Dit is goed en gezond, want gedoopt-zijn is geen vlucht uit de wereld, geen ontsnapping aan de aardse werkelijkheid. Maar dat water, symbool van de oerchaos, de wanorde van vóór de schepping, dat water is getemd, ja, wat meer is, het is geheiligd. Geheiligd, apart gezet ten dienste van de Heere-God. Hij wijst het aan om daar in te gaan. En wij gáán niet alleen. ‘De Heiland heeft de kop van de draak verbrijzeld in de rivier de Jordaan; uit zijn macht heeft Hij allen weggerukt.'
In zijn Doop zijn wij gedoopt. Achter hem delen wij ook in de overwinning op de draak.

Ja, het allemaal wel bijzonder symbolisch, dat is zo. Maar het wordt menselijk, het is naar mensenmaat. In een lichaam zoals het onze, een levende ziel zoals wij, heeft Jezus de allesverwoestende macht van het boze onder zich gebracht.
Die overwinning betekent voor ons, dat wij vrije en hoopvolle mensen mogen zijn ten overstaan van de onberekenbare zee, de onvoorspelbare aarde.
De machten in de natuur, daarvan hebben we weer genoeg narigheid gehoord, in de afgelopen tijd in Iran, en eilanden in de Pacific.
De Christus Jezus heeft het watermonster verslagen, dat is een symbolische verkondiging dat deze kosmos eenmaal werkelijk schepping van God zal zijn. Onze Doop is een delen in het werk van Christus. Ook krijgen wij de belofte, dat door zijn ondergang in het water wij niet gedoemd zijn om ten onder te gaan.

Daarom kunnen wij zingen en bezingen, zijn geboorte en verschijning en heel zijn heilswerk, door gezang 159

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE