WRAAKPSALMEN  HOREN  ER  OOK  BIJ

 

De verkondiging op de 12de zondag na Trinitatis

Hoe functioneren de psalmen ?

 

preek in de Evang.-Lutherse Gemeente Dordrecht op 2 september 2001


Vele protestantse kerkgangers in ons land zijn opgegroeid met de psalmen. Op de lagere school moesten ze elke week één berijmd vers uit het hoofd leren. Maandagochtend werd het overhoord.
Wij zijn hier een Gemeente in de lutherse traditie. In die traditie ligt het wat anders, al is die ook protestants. Gedurende mijn opleiding kwam ik er achter dat het hebben in een liedboek van alle 150 psalmen zeer uniek is. De lutheranen in het buitenland begrijpen daar niet veel van. Zij hebben temidden van hun gezangen een klein aantal berijmde psalmen. Een voorbeeld daarvan is gezang 15; die is ook hier, in onze lutherse liturgie terechtgekomen.
Waarom gezang 15, dat een berijming van Psalm 103 is?
Eenvoudig is het antwoord: Psalm 103 spreekt onmiddellijk aan, het is een prachtige tekst met woorden van lofprijzing, van dankbaarheid en vertrouwen. Ja, zo'n psalm gaat er wel in, populair gezegd. En wat meer is: zo'n psalm komt er ook makkelijk uit, dat wil zeggen, die zingen we graag en gemakkelijk.
Het past ook goed bij de lutherse liturgische instelling, als u mij toestaat het zo te formuleren... De liturgische instelling van de lutheranen is toch, dat in de Liturgie alles moet gericht zijn op het Evangelie.
Dan is Psalm 103 annex gezang 15 vanzelfsprekend een hoofdlied. Een lied over de liefde en de trouw van de goddelijke Vader, en de dankbaarheid en wederliefde van zijn kinderen, ja het is een prachtig lied... . Zo zijn er nog wel meer, maar... Daar moet je wel naar zoeken in die 150 psalmen. 150 is wel een groot getal... .

Wat doen wij dan met al die minder mooie psalmen, wel meer dan 100 naar ik schat, al die psalmen met niet zo aansprekelijke en aanstekelijke inhoud?
Er zijn er die bikkelhard zijn. Vooral sommige koningspsalmen kunnen er wat mee... Daarin wordt gebeden dat de koning van Israël zijn vijanden de hersens inslaat. Maar ook psalmen van de enkeling, daarin vraagt de psalmist of de Heere-God krachtig wil optreden tegen mensen die de psalmist vijandig gezind zijn. Het liefst moest God het maar zelf doen, daar is Hij toch God voor! Hij moet mijn vijanden van de aarde wegdoen!
Een schokkend dieptepunt van wraakgevoelens vindt u in Psalm 137. De gedeporteerde joden zitten in de stad Babel, dat ligt in het huidige Irak. Zij bidden de Heer dat het maar slecht mag aflopen met de kinderen van hun vijanden. Ze zouden het beste tegen de rotsen te pletter gegooid kunnen worden.
Ja Gemeente, dat staat ook in de Psalmen...

Er zijn psalmen die wij 'mooi' vinden, er zijn psalmen waaraan we met onbegrip aan voorbij gaan. Kan dat eigenlijk wel? Ik vind dat wij zo eerlijk moeten zijn dat wij toegeven, dat persoonlijke smaak én onze visie op God, ofwel ons Godsbeeld, ons beïnvloeden.
Dat is menselijk en het is van alle tijden. In elke godsdienst hebben gelovigen de neiging, te selecteren uit de heilige boeken datgene wat in hun kraam te pas komt.

Toch wil ik pleiten voor het serieus nemen van álle psalmen. Ook die horen er bij, waarin de Heere-God wordt gebeden om met geweld de vijanden te vernietigen...
Zelfs uit de mond van Jezus zijn nooit woorden opgetekend waarin hij zegt, dat zulke psalmen maar het beste verwijderd kunnen worden. Jezus heeft die ook geleerd en gebeden in de synagoge.
Toch was hij het ook die gezegd heeft: 'Heb uw vijanden lief...'
Niettemin, die wraakpsalmen hoorden er bij, Jezus heeft ze gekend en gebeden.

Nu wij dit weten, kunnen wij een overstap maken naar onze eigen situatie. Want in deze tijd hebben wij geen vijanden meer die met messen of geweren ons naar het leven staan. Maar zouden wij als mensen in de kerk, willen beweren dat wij geen vijanden meer hebben?

In Luthers preken kun je hele reeksen aantreffen. Het begint meestal bij Turken en handlangers van de Paus. Die waren inderdaad échte vijanden, mensen van vlees en bloed die meestal wel wapens hadden. Maar in één adem noemt Luther ook de dood en het graf en de hel en de eigen zwarte gevoelens. Er zijn in Luthers beleving ook geestelijke krachten, boze gestalten van ons mensenhart, zwarte machten die diep in ons huizen.
Als dat geen vijanden zijn... ?!
Wie kan van zichzelf zeggen dat hij/zij altijd in een serene geestelijke rust verkeert? Iedereen die weet wat geestelijk leven is, kent ook de tijden van wanhoop, de zwarte nacht waarin alles zinloos lijkt.
In zo'n tijd krijgt het wraakgebed tegen onze vijanden weer nieuwe zeggenskracht.
Wie dan roept om Gods optreden, zijn wraak, is dán, op dat moment, eerlijk over de eigen machteloosheid. Je moet niet denken dat je álles aan kunt, dat je kunt omgaan met de diepste afgronden van je eigen hart.
In psalmen tegen de vijanden, daar is roepen tot God: teruggeworpen worden op jezelf, ervaren hoezeer je in de benauwdheid kunt terechtkomen.
Het is afdalen in jezelf, in de kuil die je zelf bent, afgrond van angst worden, vervreemden, nergens blijven, haten. Er wordt gehaat en gescholden in deze gebeden, tégen de vijanden buiten en binnen, tegen alles wat een mens verscheurt en in zijn eigen hart opstaat en losbreekt tegen hemzelf.
Zó kunnen wij luisteren naar een psalmgedeelte vol krasse taal waarin de vijanden niet gespaard worden:

 

"Gij kent ze bij name, allen die tegen mij opstaan,

sla ze met blindheid, verlam hun lenden voor eeuwig,

stort uw vloeken als vlammen over ze uit,

laat ze maar branden in het vuur van uw woede,

veeg hun namen weg uit het boek van het leven."

Een vervloekingspsalm die niet mis is. Die was in die tijd echt wel tegen concrete mensen gericht. En wij maar denken, dat we daar overheen zijn, met onze cultuur en ons nieuwe testament, met onze humaniteit en zo.
De man die dit gebed voor het eerst durfde te bidden, heeft zichzelf ontmaskerd, heeft gezien en geweten: dit ben ik, zo gekweld en agressief en behoeftig, dit alles is in mij.

tekening van:
Elganan Jelsma
uitg. Skandalon

Nú kunnen we zeggen: er is meer dan een aantal mensen die wij niet zo zien zitten.
De vijanden zitten in mij, die zijn pas een echte bedreiging. Vijandige mensen kan ik nog zien; maar de zwarte krachten die in mij huizen en mij verscheuren, houden zich schuil. Diep in mij zitten zij.

Kritiek op deze gedachtegang is niet moeilijk. Ik kan het zelfs tegen mezelf zeggen: dit is psychologie en geen christelijke verkondiging.
Misschien zou ik dit kunnen antwoorden: Elke godsdienst heeft een psychologische zijde, dat wil zeggen: bestrijkt ook het terrein van de menselijke ziel.

De godsdienst van het oude Israël begint in een punt des tijds, zoals dat heet. De Heere-God laat zich ontmoeten in historische gebeurtenissen, daden van bevrijding. Dit gaat verder in de verschijning van de Christus Jezus. Maar net als in elke godsdienst, komt er in het jodendom én in het christelijk geloof aandacht voor de beleving, de ervaring, de gestalten van de ziel, het geestesleven.
W
raak- en vervloekingspsalmen, psalmen die de Heere-God oproepen om de vijanden neer te slaan, het zijn uitingen van eigen agressie, het eigen onvermogen, het eigen ik dat geen raad weet met zijn machteloosheid en opborrelende gevoelens.
Maar wat doet de psalmenbidder? Hij gaat met al die gevoelens tot God. Is dat niet verreweg te verkiezen boven het zelf aangaan van de strijd tegen al wat een mens bedreigen kan? Een eigengekozen gevecht met het risico, ten onder te gaan?
De psalmenbidder brengt alle gemoedsgestalten en hartstochten tot God. Zo kunnen zij worden gezuiverd. Er is een fraai slot van de 139ste psalm, waarin eerst de dichter zegt dat Gods vijanden zijn vijanden zijn, en omgekeerd, en vraagt of God ze van de aarde weg wil doen. Maar dan dat slot, dat getuigd van zelfkennis, dat komt uit een zuiver hart: Doorgrond mij, o God! en ken mijn hart; beproef mij, en ken mijn gedachten. En zie, of bij mij een schadelijke weg is; en leid mij op den eeuwigen weg.
Die woorden kunnen klinken omdat de bidder van zijn hart geen moordkuil heeft gemaakt, maar dat hart wel heeft geopend voor het Woord van God.
Er is her en der in de wereld verbijsterende bitterheid en diepgewortelde onverzoenlijkheid. In Den Haag zit de Servische ex-president Milosovic gevangen, en het is goed dat deze gewetenloze moordenaar voor het tribunaal komt. Maar zijn tegenstanders zijn zo onverzoenlijk, dat je je afvraagt: waar blijft hier het Evangelie? Of moeten we dat in het licht van die gruwelen door de Serviërs gepleegd, maar even vergeten?
Jezus heeft, aan het kruishout geslagen, gebeden voor zijn vijanden. 'Vader, vergeef het hun, zij weten niet wat zij doen'. Dat is een oprecht gebed, dat getuigt van verwerking, het verwerkt hebben van de psalmen. Natuurlijk zijn er vijanden, natuurlijk stond Jezus op gespannen voet met hen die hem overgaven om gekruisigd te worden, en met hen die de kruisiging voltrokken. Maar deze vijanden had hij lief want hij kon voor hen bidden.
Het Evangelie is dat, de goede en verrassende boodschap dat de Heere-God het kwade goedmaakt. Dat is verzoening, daad van goddelijke liefde. Misschien moeten we kwaad en gruweldaden op een schaal zoals Milosovic ze gepleegd heeft, maar aan God overlaten.
Wij doen er op onze eigen schaal het beste aan, open te staan voor het levengevende Woord van God. Elk van ons, elk op zijn/haar eigen plaats, kunnen op onze eigen schaal ons wraakgebed tot God brengen en de vergelding in zijn hand leggen. Alleen dan leren wij ook vergeving.

Van dat Woord zingen wij, gezang 7

W. Baan

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE