Vooroordelen zijn er ook in de Kerk. Zeker wanneer een vergelijking
wordt gemaakt tussen de woorden van Jezus en de woorden van Paulus.
Het heet dan, dat Jezus mooie, zuivere en oorspronkelijke woorden heeft
gesproken, dus, het échte evangelie. Maar toen kwam Paulus met
zijn ingewikkelde redeneringen en dogmatische uitspraken. Paulus is
de schuldige van de eenzijdigheid; de leerstelligheid die het echte,
spontane geloof ging overheersen.
Hier zou ik tegen in willen brengen, dat het niet eerlijk is om uit
het Nieuwe Testament te grabbelen wat naar onze gading is. Want dat
is het toch: het smaakt ons meer, datgene wat over Jezus wordt geschreven.
Daarentegen zijn de brieven van Paulus niet gemakkelijk te lezen. Hij
had een rabbijnenopleiding, en dat kunnen we merken.
Vandaag horen wij in zijn brief aan de christenen te Galatië een
soort samenvatting van wat hij ons te zeggen heeft. Het luidt als volgt:
'... de Schrift heeft alles onder de zonde ingesloten, opdat de belofte
uit het geloof van Jezus Christus aan de gelovigen zou gegeven worden.'
De apostel Paulus beroept zich hier op 'de Schrift,' en dat is zijn
Hebreeuwse bijbel, die wij kennen als Oude Testament. Het is de Schrift
zelf die álles, dus ook ons, insluit onder de zonde. Besluit,
of toesluit, insluit, gevangen zet.
Dit is wat anders dan vele van ons geleerd hebben, namelijk dat de mens
zondig is. Ik heb u vroeger al uitgelegd, dat dit door de meeste kerkgangers
als een soort algemene waarheid wordt aanvaard. Algemeen in die zin,
dat het los van het evangelie kan staan.
Dan raken we verstrikt in de uitpluizerij: het uitzoeken, wat in ons
slecht en zondig is, wat niet zo erg verkeerd is, wat er best mee door
kan en wat goed is.
Dit is geen vruchtbare manier van zelfonderzoek. Het is niet wat de
episteltekst hedenochtend zeggen wil. De apostel Paulus zegt: '... de
Schrift heeft alles onder de zonde ingesloten...'
Die woorden verwijten ons niet dat wij slechte dingen doen, of dat wij,
de één meer dan ander, zondaar zijn. Hier wordt de zonde
beschreven als een macht, een kracht die wij eigenlijk niet kunnen kennen.
Sommige christenen aan wie Paulus deze woorden schrijft waren van joodsen
huize. Onder ons zijn wel geen joodse Christenen, maar een vergelijk
is mogelijk.
Vele van ons zijn opgegroeid onder de Christelijke zede. Anderen hier
zijn vrijer opgevoed. Zij voelen minder verplichtingen.
Het is nuttig om te horen hoe Paulus omgaat met de tegenstellingen in
de gemeente der Galaten.
De Joodse Christenen zweren bij de Wet. Hun geloof in Christus brengt
geen verandering in de grote waarde die zij aan wetsonderhouding toekennen.
Onder u is ook zoiets! Er zijn er onder u die voluit geloven dat Christus
voor u geleden heeft en gestorven is. Maar u blijft vinden dat er heel
wat voor komt kijken om christelijk te leven. U denkt van uzelf, dat
u niet altijd de barmhartige Samaritaan bent. U schiet vaak tekort,
is het niet? Nou ja, u doet wat u kan... . Zo is de redenering.
Paulus heeft tégen op de Joden-Christenen, dat zij zoveel verwachten
van de werken der Wet.
Zij nemen daarbij het geloof in Christus, want: zo worden hun
zonden vergeven!
Zulk geloof keurt Paulus af. Hij weigert, de wetsonderhouding hoog aan
te slaan. Hard formuleert hij een stelling – en het is onze kanseltekst
nu: 'De Schrift heeft al wat is, ingesloten onder de zonde.'
Een radicale uitspraak. Want niets en niemand ontsnapt aan deze beoordeling.
De Schrift heeft alles wat is, ingesloten onder de zonde. Dat moet Joden
die met deze Schrift zijn opgegroeid, een schok geven.
Maar
is dat niet al te negatief? Mensen hebben toch ook goede eigenschappen,
doen soms veel goeds. Wat bedoelt Paulus dan wanneer hij zegt: 'De Schrift
heeft al wat is, ingesloten onder zonde?'
Paulus wil joods opgevoede christenen in zijn Galatengemeente onomwonden
zeggen: ‘U begint verkeerd. U start bij Gods wetten en geboden
en zegt: God eist van ons onderhouding. U probeert, doet uw best, bent
serieus, met vallen en opstaan.
Het Evangelie van Christus komt voor u als een welkome boodschap. Want
dan is er een uitweg, zodat u kunt zeggen: 'Wat mij mislukt, dat wordt
mij om Christus' wil vergeven .... .'
Paulus
accepteert het niet. Dit doet de allesomvattende volheid van het evangelie
van Christus tekort.
Hij zegt: de goede daden die wij doen, ja zelfs al wat wij zijn –
heeft de Schrift ingesloten onder de zonde.
Hij zegt dat niet om de gemeenteleden moedeloos te maken. Hij doet geen
algemene uitspraak over hen, in de trant van: U bent allen door en door
zondig.
Wat
hij bedoelt is dit: het gaat om machten die heerschappij over ons voeren.
Kwaad, of zonde, zit niet in ons. Wij kunnen niet door zelfbeschouwing
beoordelen hoe veel of hoe weinig slechtheid in ons zit...
Daarentegen is het een macht die gezag over ons wil uitoefenen.
Maar de Christus is een andere macht. Of nee, dit doet Hem tekort. Hij
is dé andere macht. Dé Heer.
Nu wij Christus hebben leren kennen, hebben wij pas echte zelfkennis.
Begin dus niet bij uzelf en de wet en uw wetsonderhouding.
U moet als Christenen leren een geloofsuitgangspunt te nemen in Christus.
De volgorde, zo klassiek, zo vertrouwd, de volgorde Wét-Evangelie
is misleidend.
Joden-christenen uit Paulus' tijd en u die christelijk bent opgevoed,
moeten afleren om te beginnen bij de Wet en de wetsonderhouding. Maar
ook de soepel-opgevoeden onder ons moeten leren, dat zij niet hun gelovige
ik in het middelpunt van hun leven mogen zetten, maar Christus.
Aan
onze kanseltekst gaat een heel betoog vooraf. Strekking is: het Evangelie
der beloften staat aan het begin. Voordat God zijn Wet uitvaardigde,
had Hij Abraham allang de Evangelische belofte van een groot nageslacht
gegeven. De wetten waren bedoeld om het volk Israël te behoeden
voor wegzakken bij de beloften vandaan.
De Wet was ondergeschikt aan het Evangelie. Dit geldt nog steeds.
Gods
wil is niet, dat wij ijverig in de weer zijn om zijn Wet te onderhouden.
Paulus schreef aan de Evangelist Timotheüs: 'God wil dat alle mensen
behouden worden.' Dáár hebben we Gods wil.
Wat
is uw uitgangspunt...? Niet evangelisch is, wat ik veel hoor: je moet
goed leven. Daarvoor hoeven wij niet naar het Evangelie te luisteren.
Paulus zegt: wij zijn niet onder de Wet, maar wij zijn onder de genade.
Wanneer hij in de kansel-tekst zegt: 'De Schrift heeft al wat is ingesloten
onder de zonde', dan kan hij laten volgen: '... opdat de belofte vanuit
het geloof in Jezus zou worden gegeven aan hen die geloven.'
Het gaat dus om de Evangeliebelofte: een belofte dat de Christus de
ware machthebber is, en niet de zonde. Dat is pas een echte belofte
van herstel van alle dingen!
Een
belofte! Daarin is Christus niet een plezierige aanvulling op onze goede
werken, om onze tekortkomingen te vergeven ... . Als we dat aanvaarden,
vanuit de belofte van het Evangelie, raken we die ellendige prestatiedwang
kwijt. Christus is mijn leven, uw leven. Dit mysterium is groot. Een
geheimenis waarmee we een mensenleven lang bezig zijn om het te doorgronden.
Is Christus ons leven, dan aanvaarden wij, dat ons leven in zijn dienst
dan geen prestatie meer is, maar een vrucht van zijn liefde.
Toch
niet meer door schuld bevangen als door een macht zingen wij
Gez. 360