29 Want Hij die u het kwade deed overkomen,
Hij zal u eeuwige blijdschap doen overkomen
met uw bevrijding.
In die moeilijke tijd zo'n klemmende belofte opschrijven,
dat is letterlijk een gave. Een klemmende belofte, want dit is geen vrijblijvende
troost.
Volgens het besef van de gelovige Israëliet is het de Heere-God
zelf die de Babylonische legers heeft gestuurd en vele inwoners van Jeruzalem
in ballingschap heeft laten gaan.
Straf... Tuchtiging...? Veel indrukwekkender is het vertrouwen dat spreekt
uit de woorden van Baruch: diezelfde God zal de ballingen en inwoners
van Jeruzalem zeker bevrijden.
Dit is zo positief, daar valt dat eerdere, negatieve bij weg. Daaruit
kunnen wij horen, dat Baruch in zijn beschrijving van het leed dat zijn
volk draagt, – dat Baruch geen zogenaamde algemene waarheid verdedigt:
een zogenaamde waarheid als 'geloof jij niet in God? Dan zul je er van
lusten en zullen je allerlei rampen en ellende overkomen.'
Uitgangspunt is steeds de liefdevolle en genadige God van Israël.
Hij is altijd weer bereid om, na de bekering van zijn volk, het kwaad
weg te doen dat Israël draagt na een periode van eigenzinnig gedrag.
Hier is heilsgeschiedenis aan de orde. Heilsgeschiedenis is de opeenvolging
van gebeurtenissen die opgeschreven zijn; beschrijvingen van soms dramatische
gebeurtenissen, waaruit het volk Israël de heilzame wil en bedoeling
van de Heere-God heeft leren
kennen.
We raken hier aan de wortel van wat ook het christelijk geloof is. Vergeet
die joodse wortels nooit! Let u er maar op in gesprekken met religieuze
mensen die zeggen de kerk niet nodig te hebben voor hun persoonlijke spiritualiteit.
Spreek met hen over Jezus, en u komt er snel achter, dat zij het jood-zijn
van Jezus niet belangrijk vinden.
Nooit over nagedacht? Of is het een afkeer van een God die één
volk in het aanzijn roept en van dat ene volk verwacht, dat het Hem representeert
in deze wereld... ?
De klassieke christelijke Kerk heeft zich altijd verzet
tegen een algemene godsvoorstelling.
Niemand hier wordt gedwongen om één en dezelfde Godsidee
aan te nemen. Wel moeten we terwille van een zuivere discussie, –
moeten we inzien dat de oud-christelijke Kerk niet geloofd heeft in een
God die van algemeenheden aan elkaar hangt.
De eerste christenen hebben de God van Israël beleden als de Allerhoogste
God, en dat in navolging van het joodse volk. De God van Israël die
in een persoonlijke betrokkenheid tot zijn volk heeft willen staan. Dus
geen algemene godheid die overal is.
De kerkelijke belijdenis vooronderstelt een persoonlijke God – en
het kenmerk van persoonlijkheid is, dat die altijd bijzonder is, en niet
algemeen.
Trouwe kerkmensen hebben moeite met iets anders:
dat is de immer terugkerende nadruk op Israël.
Wanneer ik zeg: de God van Israël, bedoel ik dan met Israël:
land en staat? Moeten wij wel vanuit ons geloof de staat Israël steunen?
Kerkgangers nemen met verlegenheid kennis van het ongunstige nieuws, ongunstig
vanwege de aanvallen door het Iraelische regeringsleger op Palestijnen
en kortgeleden op Syriërs.
Er is daarom veel discussie geweest over het eerste kerkorde-artikel van
de fusiekerk die er aan zit te komen. In dat artikel wordt beleden, dat
de Kerk onopgeefbaar verbonden is met Israël...
Met Israël of met het volk Israël? Wat moest er staan?
Uiteindelijk werd het: 'Volk Israël,' en toen zaten ze weer met de
moeilijkheid, dat fundamentalisten en evangelikalen een =-gelijk teken
zetten tussen het volk Israël en de staat Israël. In het fundamentalistisch
blad van de beweging 'Christenen voor Israël' wordt weinig gesproken
over het militaire machtsvertoon van de staat Israël. Wel kunt u
lezen over een zogenaamde bedoeling van God, dat de joden eenmaal als
overwinnaars uit de strijd zullen komen. Uiteenlopende bijbelteksten,
kris kras genomen uit Oude en Nieuwe Testament, moeten het betoog ondersteunen.
Hier wordt de Heere-God
en zijn persoonlijke bemoeienis verlaagd tot een ordinaire beschermgod.
Ze weten het allemaal zo precies, en dat maakt de trouw van God tot een
afwikkeling van een plan. Dát is dat ordinaire...
Ook de afwikkeling van een vooraf bekend plan maakt God
ordinair, en dat is 'gewoon,' algemeen. Maar de Heere-God
is niet algemeen. Hij is een persoonlijke God — en het kenmerk van
persoonlijkheid is, dat het altijd bijzonder is. Bijzonder en dus niet
algemeen, is zijn relatie met vrouwe Jeruzalem, als het ware de moeder
van zijn volk. Daarom is het een stad met een ziel, een kloppend hart.
De Heer is de levende God
in haar. De kinderen van Moeder Jeruzalem krijgen uit haar kloppende hart
het leven.Een stad, een samenleving leeft, als God
in haar leeft. Hier is een solide basis waarop wij mensen elkaar kunnen
hoogachten, door de liefde elkaars vrijheid en geluk bevorderen.
En dan wat Israël
aangaat: niemand hoeft zich te storen aan het uitverkoren zijn van Israël,
alsof die uitverkorenheid een eerste-rangs status en een voorkeursbehandeling
inhoudt.
Niet een status maar een verantwoordelijkheid, een opdracht, dat is het.
Daar zijn de altijd terugkerende problemen (tot en met mislukking toe)
een gevolg van: het eigen land plus de staatsvormen van het joodse volk,
waarmee het zo vaak mis ging.
Erkennen wij de plaats van Israël als het van Godswege eerstgeboren
volk, dan wil dat niet zeggen dat we alles van de huidige staat Israël
goedpraten.
Het is eigenlijk heel triest. De Heere-God
heeft Israël en ook de hoofdstad Jeruzalem bedoeld als een soort
proeftuin. Jeruzalem als modelstad waaraan de hele wereld zich zou mogen
spiegelen.
Triest toch.... wat is het vaak misgegaan.
De wereldvolken hadden moeten kunnen zien, hoe goed de
Torah, het levensonderwijs van de Heere-God
is. Hadden dat moeten kunnen zien aan Israël en aan Jeruzalem.
Kunnen wij dan niets anders zeggen dan: 'jammer' - ?
Ook al is het joodse volk voor ons niet een voorbeeld, ons wordt verkondigd
die ene Zoon van Israël: Jezus van Nazareth. Hij wordt ons verkondigd
als de Messias der volkeren, ook van ons dus.
Wij schromen, na zo vele eeuwen antisemitisme en vervolgingen,
om tegen de joden een vermanende vinger op te heffen. Maar hoe dan verder?
Wij hebben door de Christus Jezus de Gód van Israël leren
kennen. Zo kunnen wij als wereldvolkeren, delen in de verwachting die
aan Israël geschonken is.
Aan Christus hebben wij de praxis der bevrijding herkend. Ons nieuwe leven
dat wij in Christus zien, mag vrij zijn van de machten van geweld, materieel
gewin en alles wat mensen opjaagt en benauwt.
Dit is onze hoop op een nieuwe stad, deel van de nieuwe hemel en een nieuwe
aarde.
Een nieuwe stad die weer moeder kan zijn. Die stad is vol liefde, vrede,
vreugde, en daarom pas echt sterk!
Van die sterke stad zingen wij nu, gezang 28