MOEDER JERUZALEM SPREEKT

 

De verkondiging op de 17de zondag na Trinitatis

Baruch 4:27-29

 

preek in de Evang.-Lutherse Gemeente Dordrecht op 12 oktober 2003


Gemeente, kunt u de stad Dordrecht, of de stedelijke omgeving waarin u woont, zien als een moeder?
Wij zijn deze symbolische betiteling kwijtgeraakt. Komt dat vanwege de verloedering, bijvoorbeeld de onveiligheid, de smerigheid, de terugloop van arbeid? Het gaat dieper, het is erger.
Het is vooral omdat heel weinig mensen nog liefde voor hun stad voelen. Zij zijn het die nog ervaren, dat zij geworden zijn tot wie ze zijn door de stedelijke gemeenschap. Hun ambacht, hun scholing, hun vrije tijdsbesteding, ja hun persoonlijkheid is door die stedelijke gemeenschap gebaard.
Overdreven? In Zierikzee is een lutheraan die vaak met vochtige ogen door de stad loopt. De stenen spreken tot hem...

Met dit in gedachten luisteren wij opnieuw naar woorden van Baruch, schrijver van de profeet Jeremia. Deze Baruch had Jeruzalem lief, de stad ooit door koning David tot zijn residentie gemaakt, de stad van de tempel van de Heer. Maar Jeruzalem had geen koning zoals David meer en de tempel lag in puin. Vele inwoners waren in ballingschap.
De stad Jeruzalem heeft niets moederlijks meer. De leefgemeenschap is onvruchtbaar geworden.

Dan ineens krijgt Baruch iets van de profetische inspiratie van zijn werkgever Jeremia. Hij laat moeder Jeruzalem spreken! Hoort u maar:

27 Vat moed kinderen, en roept tot God om hulp.
     Er zal gedachtenis aan u zijn,
     bij Hem die u dit (dat is de ballingschap) heeft laten overkomen.
28 Want zoals uw plan is geweest om weg te dwalen van God
     doet tienmaal meer moeite om door bekering Hem te zoeken.

Baruch
secretaris van
Jeremia
 

29 Want Hij die u het kwade deed overkomen,
     Hij zal u eeuwige blijdschap doen overkomen met uw bevrijding.

In die moeilijke tijd zo'n klemmende belofte opschrijven, dat is letterlijk een gave. Een klemmende belofte, want dit is geen vrijblijvende troost.
Volgens het besef van de gelovige Israëliet is het de Heere-God zelf die de Babylonische legers heeft gestuurd en vele inwoners van Jeruzalem in ballingschap heeft laten gaan.
Straf... Tuchtiging...? Veel indrukwekkender is het vertrouwen dat spreekt uit de woorden van Baruch: diezelfde God zal de ballingen en inwoners van Jeruzalem zeker bevrijden.
Dit is zo positief, daar valt dat eerdere, negatieve bij weg. Daaruit kunnen wij horen, dat Baruch in zijn beschrijving van het leed dat zijn volk draagt, – dat Baruch geen zogenaamde algemene waarheid verdedigt: een zogenaamde waarheid als 'geloof jij niet in God? Dan zul je er van lusten en zullen je allerlei rampen en ellende overkomen.'
Uitgangspunt is steeds de liefdevolle en genadige God van Israël. Hij is altijd weer bereid om, na de bekering van zijn volk, het kwaad weg te doen dat Israël draagt na een periode van eigenzinnig gedrag.
Hier is heilsgeschiedenis aan de orde. Heilsgeschiedenis is de opeenvolging van gebeurtenissen die opgeschreven zijn; beschrijvingen van soms dramatische gebeurtenissen, waaruit het volk Israël de heilzame wil en bedoeling van de Heere-God heeft leren kennen.
We raken hier aan de wortel van wat ook het christelijk geloof is. Vergeet die joodse wortels nooit! Let u er maar op in gesprekken met religieuze mensen die zeggen de kerk niet nodig te hebben voor hun persoonlijke spiritualiteit. Spreek met hen over Jezus, en u komt er snel achter, dat zij het jood-zijn van Jezus niet belangrijk vinden.
Nooit over nagedacht? Of is het een afkeer van een God die één volk in het aanzijn roept en van dat ene volk verwacht, dat het Hem representeert in deze wereld... ?

De klassieke christelijke Kerk heeft zich altijd verzet tegen een algemene godsvoorstelling.
Niemand hier wordt gedwongen om één en dezelfde Godsidee aan te nemen. Wel moeten we terwille van een zuivere discussie, – moeten we inzien dat de oud-christelijke Kerk niet geloofd heeft in een God die van algemeenheden aan elkaar hangt.
De eerste christenen hebben de God van Israël beleden als de Allerhoogste God, en dat in navolging van het joodse volk. De God van Israël die in een persoonlijke betrokkenheid tot zijn volk heeft willen staan. Dus geen algemene godheid die overal is.
De kerkelijke belijdenis vooronderstelt een persoonlijke God – en het kenmerk van persoonlijkheid is, dat die altijd bijzonder is, en niet algemeen.

Trouwe kerkmensen hebben moeite met iets anders:
dat is de immer terugkerende nadruk op Israël.
Wanneer ik zeg: de God van Israël, bedoel ik dan met Israël: land en staat? Moeten wij wel vanuit ons geloof de staat Israël steunen?
Kerkgangers nemen met verlegenheid kennis van het ongunstige nieuws, ongunstig vanwege de aanvallen door het Iraelische regeringsleger op Palestijnen en kortgeleden op Syriërs.
Er is daarom veel discussie geweest over het eerste kerkorde-artikel van de fusiekerk die er aan zit te komen. In dat artikel wordt beleden, dat de Kerk onopgeefbaar verbonden is met Israël...
Met Israël of met het volk Israël? Wat moest er staan?
Uiteindelijk werd het: 'Volk Israël,' en toen zaten ze weer met de moeilijkheid, dat fundamentalisten en evangelikalen een =-gelijk teken zetten tussen het volk Israël en de staat Israël. In het fundamentalistisch blad van de beweging 'Christenen voor Israël' wordt weinig gesproken over het militaire machtsvertoon van de staat Israël. Wel kunt u lezen over een zogenaamde bedoeling van God, dat de joden eenmaal als overwinnaars uit de strijd zullen komen. Uiteenlopende bijbelteksten, kris kras genomen uit Oude en Nieuwe Testament, moeten het betoog ondersteunen.
Hier wordt de Heere-God en zijn persoonlijke bemoeienis verlaagd tot een ordinaire beschermgod.
Ze weten het allemaal zo precies, en dat maakt de trouw van God tot een afwikkeling van een plan. Dát is dat ordinaire...

Ook de afwikkeling van een vooraf bekend plan maakt God ordinair, en dat is 'gewoon,' algemeen. Maar de Heere-God is niet algemeen. Hij is een persoonlijke God — en het kenmerk van persoonlijkheid is, dat het altijd bijzonder is. Bijzonder en dus niet algemeen, is zijn relatie met vrouwe Jeruzalem, als het ware de moeder van zijn volk. Daarom is het een stad met een ziel, een kloppend hart. De Heer is de levende God in haar. De kinderen van Moeder Jeruzalem krijgen uit haar kloppende hart het leven.Een stad, een samenleving leeft, als God in haar leeft. Hier is een solide basis waarop wij mensen elkaar kunnen hoogachten, door de liefde elkaars vrijheid en geluk bevorderen.

En dan wat
Israël aangaat: niemand hoeft zich te storen aan het uitverkoren zijn van Israël, alsof die uitverkorenheid een eerste-rangs status en een voorkeursbehandeling inhoudt.
Niet een status maar een verantwoordelijkheid, een opdracht, dat is het. Daar zijn de altijd terugkerende problemen (tot en met mislukking toe) een gevolg van: het eigen land plus de staatsvormen van het joodse volk, waarmee het zo vaak mis ging.
Erkennen wij de plaats van Israël als het van Godswege eerstgeboren volk, dan wil dat niet zeggen dat we alles van de huidige staat Israël goedpraten.
Het is eigenlijk heel triest. De Heere-God heeft Israël en ook de hoofdstad Jeruzalem bedoeld als een soort proeftuin. Jeruzalem als modelstad waaraan de hele wereld zich zou mogen spiegelen.
Triest toch.... wat is het vaak misgegaan.

De wereldvolken hadden moeten kunnen zien, hoe goed de Torah, het levensonderwijs van de Heere-God is. Hadden dat moeten kunnen zien aan Israël en aan Jeruzalem.
Kunnen wij dan niets anders zeggen dan: 'jammer' - ?
Ook al is het joodse volk voor ons niet een voorbeeld, ons wordt verkondigd die ene Zoon van Israël: Jezus van Nazareth. Hij wordt ons verkondigd als de Messias der volkeren, ook van ons dus.

Wij schromen, na zo vele eeuwen antisemitisme en vervolgingen, om tegen de joden een vermanende vinger op te heffen. Maar hoe dan verder?
Wij hebben door de Christus Jezus de Gód van Israël leren kennen. Zo kunnen wij als wereldvolkeren, delen in de verwachting die aan Israël geschonken is.
Aan Christus hebben wij de praxis der bevrijding herkend. Ons nieuwe leven dat wij in Christus zien, mag vrij zijn van de machten van geweld, materieel gewin en alles wat mensen opjaagt en benauwt.
Dit is onze hoop op een nieuwe stad, deel van de nieuwe hemel en een nieuwe aarde.
Een nieuwe stad die weer moeder kan zijn. Die stad is vol liefde, vrede, vreugde, en daarom pas echt sterk!
Van die sterke stad zingen wij nu, gezang 28

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE