Ook de Wet is Evangelie

Deze Dienst wordt uitgezonden door de lokale omroep ATOS

De verkondiging op de 18de Zondag na Trinitatis

Tekst: Matth. 22 : 34-46

preek in de Evang.-Lutherse Gemeente Dordrecht op 25 sep 2005


Luisteraars aan de radio en gemeenteleden hier, bijna iedereen heeft zich de vraag gesteld: wat wil God van mij?
Het is te begrijpen. De meeste gelovigen gaan er van uit, dat de Heere-God oppermachtig is – ja, en dat brengt met zich mee, dat Hij over hen iets te zeggen heeft, iets van hen verwacht.
Het zou gemakkelijke en prettig zijn, als we zo nauwkeurig mogelijk Gods verwachtingen onder woorden zouden kunnen brengen. Is daar iets op tegen?
Misschien wel, tenminste als u er naar zo'n samenvatting vraagt op de wijze van die wetsleraar. De wetsleraar in het Evangelie van deze zondag.
Wij horen duidelijk, dat deze wetsleraar Jezus wilde verzoeken.
Het was dus niet te goeder trouw, dat deze man aan Jezus om een samenvatting vroeg. De voedingsbodem van deze vraag is onzuiver. Onzuiver, net als de kijk op de Wet door velen van ons.
Ik zei u zo-even, dat wij graag zo nauwkeurig mogelijk willen weten wat God van ons vraagt. Ja toch, wie wil niet weten waar hij/zij aan toe is? Maar zijn we ook zo eerlijk om toe te geven waarom?

Is het uit angst, tekort te schieten? Twijfel aan onszelf, of twijfel aan God?
Er is bij velen een foute kijk op Gods Wet. De Wet wordt gezet tegenover het Evangelie. Maar dat is toch raar?
Zou het echt zo zijn, dat de Wet eerst komt en pas daarna het Evangelie? Dus dat God eerst komt met allerlei verplichtingen en geboden, en later met het Evangelie?

Bij Luther heb ik preken over Abraham gelezen, en weet u wat Luther zegt van Abraham? Abraham was net zo vrij en verlost als een christen nu mag zijn. Want ook hij leefde uit de liefde en de genade van de Heere-God. Hij beoefende een volwaardig vertrouwen.
Opmerkelijke woorden, als je bedenkt dat Abraham het Evangelie niet kende zoals wij.
Een evenzeer verrassende verhouding is er tussen Wet en Evangelie. Luther heeft die gezien. Zijn ze niet allebei gestalten van het ene Woord van God?
Dit ene Woord van God is niet neutraal. Het is positief op ons gericht. Dat geldt dus ook van de Wet...!
Toegepast op zo vele kerkmensen die gebukt gaan onder Gods Wet, is dit een evangelische kijk op de Wet.
Eigenlijk zou ik niet anders kúnnen dan evangelisch omgaan met de Wet. Wij hebben toch de Heere-God leren kennen als de God van liefde? Hoe is het dan mogelijk dat u de Wet ervaart als een gesel, als een schuld-opwekker...?

Kunt u het mij uitleggen, waar u het vandaan hebt; waar u uitgevonden hebt dat God met geboden en verplichtingen u onder de duim houdt?
U zegt misschien: uit de Bijbel natuurlijk ...!
Zou het? Een tekst hier, een tekst daar... zo gaat dat meestal.
Is het zo moeilijk om de hoofdlijnen te volgen, vooral in het Oude Testament? Brengt u zich te binnen al die mooie bijbelvertellingen die u vroeger op school hebt gehoord. Wat is de hoofdlijn?
In die verhalen is het de Heere-God die zichzelf een volk toe-eigent, een liefdesverbond opricht tussen Hem en dat volk. Vergeet dat niet, dit staat altijd voorop. Helaas is het toch vergeten...

Helaas, in Gods Kerk kreeg het individualisme vat op de Gemeente. Mensen in de Kerk kunnen zichzelf niet meer zien als een ledemaat van Christus' lichaam. Daarentegen zien ze zichzelf los van het volk Gods.
Los in die zin, dat ze zich gaan bekommeren om de eigen zaligheid.
Het is op dat moment dat u de Wet van God helemaal verkeerd gaat gebruiken.
Immers, individu als u bent, hebt u de behoefte om u te handhaven jegens God. U staat toch op u zelf?
Hier gaat u de Wet gebruiken om iemand te zijn ten overstaan van God. Hoor hoe de wetsleraar in de evangelielezing vandaag vraagt: ‘Wat is het grote gebod in de Wet?'
Ja... Wanneer je dat weet, dan sta je sterker, dan bén je iemand. Dan heb je nóg meer kans om uit te blinken in de godsdienst.
Hè bah, wat is dit voor een akelige, humorloze instelling... Hier regeert de doctrine, de zuivere leer van de godsdienstige individu. Humorloos ook.
Nee, dan de uitleg van Luther.
In zijn preken kwam ik teksten tegen waarin hij spreekt over de vreugde, over het genieten van de Wet en over het dansen omwille van de Wet.
Ja, bij hem is de Wet nooit los van het Evangelie!
Hij spreekt bijvoorbeeld over engelen die dansen van vreugde in de hemel. Ze dansen van vreugde over de Wet.
Luther zegt:
‘Als werkelijk de Heilige Geest onze ziel inspireert, dan kunnen we niet anders dan de Wet liefhebben. De Wet van God die zich altijd aan de belofte houdt. Met de Wet van God omgaan, betekent Gods werk doen. Ook bij de engelen in de hemel is louter vreugde en blijdschap. Zij springen en dansen omdat zij iets voor God kunnen doen. Hun hart brandt van verlangen om Gods wil te doen. Werkelijk, als ik de Wet zou kunnen bevatten, zou ik steeds huppelend en springend mijn weg gaan.'
Luther schrijft ook ergens dat Mozes en Paulus elkaar kussen om de vreugde van het over de kracht van de Wet uit te drukken. Hij kan zo schrijven, omdat hij de Wet nooit los van het Evangelie ziet.

De Heere-God maakt ons zijn Wet bekend op evangelische wijze, namelijk als een goed en groot nieuws. Hij maakt daardoor zijn volk vrij van de boze machten en verdervende krachten. Nooit is de Wet door Hem bedoeld om zijn volk krachtig onder de duim te houden.
Zo mogen wij de Wet, en in het bijzonder de Tien Woorden (of Tien Geboden) zien: als bevrijdend Woord van God, en niet om er zelf aan te tillen. ‘De Wet doen' is allereerst luisteren. Luisteren naar de Heere-God die ze spreekt. Door te luisteren laten wij ons leven modelleren en plooien tot de gestalte die de Heer zelf op het oog heeft.
Het is een vreugdevol gebeuren, ondanks alles wat er mis kan gaan in ons gedrag. Maar aan Gods Wet ligt het niet, hoor Paulus hoe hij de Wet hoogschat: ‘Wat betreft mijn innerlijke drijfveer, verheug ik mij in Gods Wet.'
Die vreugde mogen wij ook ervaren, en reformator als Luther is ons daarin voorgegaan. In zijn nieuwe, frisse bijbeluitleg kwam zoiets naar voren. De vreugde over Gods Wet. Deze vreugde was de Kerk eeuwen lang kwijt, en, helaas, raakte die spoedig na Luther weer kwijt.

Komt het omdat Christus veel te weinig in het middelpunt van de prediking staat? In Christus is de Wet vervuld. We kunnen aan hem zien, hoe het scheppende Woord van God resultaat heeft gehad.
Christus wordt door de apostel Paulus genoemd: ‘Gods onuitsprekelijke gave.' En de naaste wordt door Luther genoemd: ‘Gods werk.'
Dit samengevat met de liefde als sleutelwoord: in de liefde die Christus bewezen heeft, ontmoeten wij God die liefde is. Dan komt ook de naaste in ons leven.
‘God liefhebben bovenal en uw naaste die aan u gelijk is,' dat is de samenvatting door Jezus gegeven.
Hij geeft die samenvatting, maar niet op vrijblijvende manier. Hij is niet als de wetsleraar die naar uitgebalanceerde formuleringen op zoek is. Jezus heeft zijn eigen samenvatting waargemaakt.
Het is juist daarom dat wij een vreugde scheppen in de Wet van God. Deze Wet is vervuld! De waarde en de kracht van Gods Wet hangen niet af van onze inspanningen.

Wanneer u wanhoopt aan uw vertrouwen op God, en zegt: ‘Ik kan niet geloven...' – en daarenboven ook nog met de naaste een moeizame verhouding hebt, en u kijkt alleen naar uzelf en ziet alleen maar schuld, ja dan is uw leven een zware last. Dan zal ook Gods Wet u veroordelen.
Maar nu komt het Evangelie tot ons en we horen dat ook de Wet deel uit maakt van Gods bevrijdend Woord. De Heere-God maakt door zijn Wet ons vrij!
Dan kan dat alleen maar door een vervulde Wet, dat wil zeggen, een Wet waaraan wij kunnen zien dat hij echt werkt. En hoe zien wij dat? Nee, beter gevraagd: aan wie zien wij dat?
Aan Christus! Hij wordt door de apostel Paulus verkondigd als de vervulling van de Wet. Dit is voor ons de basis van onze vreugde in de Wet.
Wij verheugen ons niet in de Wet omdat het een stapeltje papier is waarop staat hoe je leven moet.
Wij verheugen ons in het levende Woord, de vervulde Wet, het Woord van de Vader. Het is Christus!
Hier is de eenheid tussen God en mens die ons is beloofd. Hier raken elkaar ook: het mysterie van Gods dragende aanwezigheid en het gebod ten leven dat richting geeft aan ons leven.
Hij is heel dicht bij ons gekomen door ons in Christus zijn levende Woord te laten verkondigen. Levend is het, want door de eeuwen heen heeft het mensen geïnspireerd om op te staan uit hun doodse richtingloosheid.
Dit is allemaal waarachtig begonnen in de persoon en in het werk van onze Heer Jezus Christus.

In de liefde die Christus ons bewezen heeft, hebben wij een ontmoeting met een naaste die ons zo nabij is als geen ander mens kan zijn.
Aan Hem zien wij, dat de liefde een instelling, een houding is, een grondslag van onze daden.
Gemeente, wij moeten ons aldoor verdiepen in de persoon en het werk van Christus.
Het is méér dan ons een ideaal voorhouden. Hier is de volmaakte liefde die onder ons geopenbaard wordt. Daarin ons verwonderend en gelovig verdiepen, is het begin van een leven van liefde.

Christus is onze vreugde !

In Christus verblijden wij ons , met Gezang 428

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE