VERGEVING EN GENEZING

 

De verkondiging op de 19de zondag na Trinitatis

Tekst: Matth. 9:1-8

preek in de Evang.-Lutherse Gemeente Dordrecht op 14 oktober 2007


Er wordt een verlamde voor Jezus' voeten neergelegd. Niet meer kunnen lopen, niet de armen kunnen bewegen en de handen gebruiken.
Volkomen hulpeloos. Zo iemand moet worden gedragen, aangekleed, gevoed...
In de beleving van het bijbelse Israël was dit gelijk aan het einde van het leven, een soort levend gestorven zijn.

Jezus zegt tot de verlamde: ‘Houdt moed, mijn kind, uw zonden worden vergeven.'
Dít is opmerkelijk. Jezus wil de man bemoedigen die voor hem ligt in zijn ellende... maar, is het niet onhandig van Jezus om de zonde van die man ter sprake te brengen? Je zou toch zeggen, die verlamde ligt te wachten op het: Sta op en wandel!
... door het dak
naar beneden.

‘Zonde' – het is een woord dat ons snel op een dwaalspoor brengt. Je hoort wel eens zeggen: ‘Alle mensen zijn zondaars' ... Tja, maar wat de spreker bedoelt is: ‘Alle mensen zijn slecht', en dat is toch wat anders dan ‘zondaars'.
Maar ook de zonde kan als iets algemeens worden voorgesteld. Eer dat je het weet kom je terecht in gedachten zoals: deze man is verlamd omdat hij wordt gestraft vanwege zijn zonden. Dit heeft met het Evangelie niets meer te maken, dit is denken in termen van oorzaak en gevolg. Gevaarlijk, als er filosofisch denken komt binnensluipen, wijsgerig redeneren over een god die oorzaak van alles is.
Minstens zo erg is de moralistische vrucht hiervan: omdat wij slecht zijn worden gestraft met ziekten.
Dit genezings-evangelie is niet moralistisch. Jezus gaat niet in een opwelling van medelijden de verlamde genezen nadat hij die man eerst heeft gewezen op zijn slechtheid...
Slecht zijn, dat hoort thuis bij het moralisme. Zonde is een bijbels woord, het is allereerst de hapering en storing in de band met de Heere-God.
Zondaars zijn wij voor God, en u kunt dat pas zeggen als u de Heere-God kent. Waarachtige zelfkennis is een vrucht van de kennis van de Heer. Daarom is het, dat Jezus tegenover de verlamde over diens zonde begint – maar er tegelijkertijd bij zegt, dat ze vergeven wordt

Jezus gooit hem niet voor de voeten dat hij verlamd is omdat hij zware zonden heeft gedaan. Maar hij moet wel weten, dat de zonde ons aller eigenlijke en meest verborgen nood is.
Jezus wil de verlamde duidelijk maken: denk toch niet, dat de genezing van uw lichaam de oplossing is van wat u benauwt.
Genezing los van vergeving blijft ongezond !
Wij als westerse kerk, zijn de eenheid van vergeving en genezing kwijtgeraakt.

Ik herinner mij uit mijn studententijd in Utrecht een gastcollege van Dr. C. Aalders, pastoraats-theoloog en psycholoog in Den Haag. Hij deed ons verbaasd staan door zijn opmerking: ‘Een gelovige Christen mag eigenlijk niet ziek zijn'.
Vooral de oudere studenten protesteerden. Vergis ik mij wanneer ik zeg: veel ouderen zijn in hun hart trots op hun levenservaring, en daar horen ook hun ziekten bij – ?
Goed, het gaat heel ver wat Aalders heeft gezegd...
Toch, onzin is het niet. Er is een eenheid van vergeving en genezing in Jezus' werk. Let ook eens op de eerste Christengemeenten.
Paulus verwijt de Korinthiërs dat ze geen goede gemeente zijn, en daarom, zegt hij, ‘zijn er onder u velen zwak en ziekelijk, en er ontslapen er niet weinigen'.
Jakobus zegt in zijn brief: ‘Is iemand bij u ziek? Laat hij dan de oudsten der gemeente tot zich roepen, opdat zij over hem een gebed uitspreken en hem met olie zalven in de Naam van de Heer. En het gelovige gebed zal de lijdende gezond maken, en de Heer zal hem oprichten. Als hij zonden heeft gedaan zal hem vergiffenis worden geschonken. Belijdt daarom aan elkaar uw zonden, en bidt voor elkaar, opdat u genezing ontvangt.'
Tot zover Jacobus. In die eerste christengemeente moet er een harmonische eenheid mogelijk zijn geweest tussen geest en lichaam. Vergeving en genezing gingen gelijk op.
Dit besef is grotendeels verloren gegaan in onze kerken. Hoe gaan wij daar mee om?
In ieder geval zal de Kerk allereerst de vergeving van zonden en de verzoening moeten verkondigen. Jezus liet dit ook voorop gaan. Zonder dat is deze wondere genezing enkel een magisch-medisch gebeuren... .

Wanneer er in onze kerkelijke Gemeente spanningen zijn, en we voelen ons er ellendig bij – ja, dan komen ook lichamelijke gevolgen. Overspannenheid, vage pijn, oude kwaaltjes, het zijn allemaal symptomen van verstoorde verhoudingen.
Let wel, het gaat er nu niet om, wie de schuldigen zijn. Het gaat om de erkentenis dat een kerkelijke gemeenschap niet in harmonieuze verhouding tot de Heere-God staat. Er is immers zo grote menselijke blokkade opgeworpen, en samen hebben wij het niet tegen kunnen houden...
Hier is de eenheid van vergeving en genezing hard nodig.
Vergeving is: van Godswege een nieuw begin mogen maken; vernieuwing van het verbond, herstel van relaties.
Genezing hoort daarbij: breuken worden hersteld, wonden worden geheeld, de pijn verzacht en gestild.

Onder ons heeft het tijd nodig. Maar het zal komen.
Een vergevings- en genezingsverhaal als dat van hedenochtend geeft ons daarvan de belofte.
Het is bij de Christus één doorgaande handeling; de vergeving en de genezing zijn tegelijk realiteit.
Zo is het bij de Christus Jezus, daar komt alles tegelijk, in hem is immers Gods koningsregering present!

Vergeving en genezing moeten echt bij elkaar blijven!
De band tussen beide is later veel losser geworden. Toch heeft de Oud-Christelijke Kerk geprobeerd genezing en vergeving liturgisch bij elkaar te houden.
Het sacramentele lichaam en het bloed van Christus noemde de Kerk: pharmakon athanasias, een geneesmiddel tot onsterfelijkheid. Het lichaam en bloed verbroken en vergoten om onze zondenvergeving, geven ons ook genezing.
Dit is geen magie, maar het werk van de Heilige Geest. Zijn helende aanwezigheid in ons leven.
De gemeenschap met het lichaam en bloed van Christus is een realiteit, een tastbare werkelijkheid, en dat brengt ons in het krachtenveld van Gods Rijk. De belofte van de eenheid van vergeving en genezing wordt dés te krachtiger medegedeeld in het Heilig Avondmaal.

In Christus zijn wij een nieuw schepsel... want hij was zelf zoals God zijn volk maken wil: gave mensen voor zijn aangezicht.
Die eenheid van vergeving en genezing hebben wij als belofte. Door die belofte heeft het zin om door te gaan, ook al lijkt die eenheid ver weg. Door het werk van Jezus op aarde, en door de eerste christengemeenten zien wij wat de Heer voor heeft met zijn Kerk op aarde. Dat vieren wij in het Heilig Avondmaal: de maaltijd in het Rijk Gods, van vrije en gelukkige mensen. Zo zijn wij gemeente op deze aarde en ten behoeve van deze aarde..
Hij die ons daarin voorgaat is Christus. Hij is de gastheer in het H. Avondmaal, een gastheer die zichzelf geeft. Hij kan dat omdat hij een vrij mens is, gaaf en onberispelijk voor zijn hemelse Vader. Hij wordt ons verkondigd door het Evangelie als iemand die zelf geen vergeving en verzoening nodig had, en ook nooit ziek geweest is. Zo stelt het Evangelie hem ons voor, als een mens die in de eenheid van vergeving en genezing leeft.
Zijn wij ziek of diep mistroostig, verblijden wij ons dan in hem
Omwille van hem zingen wij ons lied van blijdschap in hem: gezang 428

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE